Lijst van vragen : Lijst van vragen inzake samenhangende Nederlandse inzet in het kader van de collectieve verdediging en in missies en operaties ter bevordering van de internationale rechtsorde 2022-2025
2022D31180 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van de Minister inzake de Samenhangende Nederlandse inzet in het kader van de collectieve verdediging en in
missies en operaties ter bevordering van de internationale rechtsorde 2022-2025.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Westerhoff
Nr
Vraag
1
In hoeverre ziet u een rol voor (civiele) missies ter ondersteuning van migratiebeheersing,
gelet op het feit dat het woord migratie niet voorkomt in de plannen en dat migratie
ook in uw hoofdlijnenbrief van maart onderbelicht bleef en ervan uitgaande dat het
gewenst is dat het kabinet een visie heeft op migratie(beheersing), gebruikmakend
van alle instrumenten van het buitenlandbeleid, inclusief internationale missies?
2
Kunt u concreter aangeven wat het relatieve gewicht is van de twee hoofdtaken van
de «samenhangende inzet», in termen van geld, menskracht en politieke prioriteit?
En hoe ziet u dit voor zich op de middellange termijn?
3
Kunt u garanderen dat, waar u spreekt over verdringingseffecten, de Nederlandse inzet
in missies en operaties ten behoeve van de internationale rechtsorde nooit ten koste
zal gaan van de eerste hoofdtaak, te weten de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk
grondgebied?
4
Waarom lukt het op dit moment niet om proportioneel en in verhouding met vergelijkbare
partners bij te dragen aan alle gewenste verbanden? Wat zijn daar de gevolgen van?
Wanneer verwacht u dat dit wel weer kan?
5
Op welke wijze werkt Nederland militair samen met Australië en welke toekomstplannen
liggen er voor militaire samenwerking? Welke rol ziet Nederland weggelegd voor Australië
als strategische partner bij (voornemens tot) bijdragen in de Indo-Pacific?
6
Hoe worden de drie geleerde lessen die in de brief worden benoemd (geen quick fixes,
voldoende lokaal eigenaarschap en een realistisch ambitieniveau), geformaliseerd in
de besluitvorming? Kunt u deze verder operationaliseren? Wat is bijvoorbeeld «voldoende»
eigenaarschap? Hoe wordt dat geconstateerd, aangezien de wil van een (al dan niet
gekozen) regering één ding is, maar de verwelkoming door de bevolking vaak iets anders?
Wat is ten aanzien van «quick fixes» een redelijke termijn voor een missie? Is het
opstellen en toetsen van een aannemelijke «theory of change», waarin onder meer rekenschap
wordt gegeven van de grenzen van maakbaarheid, standaardprocedure bij elke missie?
Worden in het NIOD-rapport over Afghanistan dergelijke lessen verder verdiept?
7
Op welke manier beoordeelt u «effectiviteit en meerwaarde»?
8
Hoe wordt het belang van Nederland meegewogen bij het afwegen voor welke missies Nederland
zich zal inzetten?
9
Is het (mogelijk in de toekomst) ontstaan van grote migratiestromen en het voorkomen
hiervan een criterium dat overwogen wordt bij de keuze aan welke missies Nederland
zal bijdragen? Waarom?
10
Op welke manier worden er prioriteiten gelegd binnen een 360-graden benadering? Hoe
wordt bepaald welke missies een zwaartepunt krijgen?
11
Hoe zal de inzet van Nederland aan de NAVO-oostflank worden gebalanceerd met toekomstige
wapenleveranties aan Oekraïne?
12
Kunt u aangeven in welk gebied de Nederlanders die naar Oekraïne terugkeren om deel
te nemen aan de EU Advisory Mission (EUAM), worden gestationeerd? Blijven deze Nederlanders
ver weg van de frontlinie en kunnen zij in geval van nood snel geëvacueerd worden?
13
Hoe lang levert Nederland al een bijdrage aan de EU Monitoring Misson (EUMM) in Georgië
en welke tastbare resultaten zijn er tot nu toe behaald? Op wiens initiatief is besloten
tot het verhogen van het aantal Nederlandse functionarissen van tien naar vijftien?
14
Wanneer verwacht u de Kamer verder te kunnen informeren over de nieuwe inzet van een
Forensisch- en Opsporingsteam in samenwerking met het ICC?
15
Wat zijn de precieze werkzaamheden van de genderadviseur bij de VN-missie UNIFIL in
Libanon en hoe helpen deze werkzaamheden bij het «beëindigen van vijandelijkheden
in het grensgebied tussen Israël en Libanon en het ondersteunen van de inzet van de
Lebanese Armed Forces»?
16
Kunt u aangeven welke impact de financiële crisis in Libanon heeft op de staat en
paraatheid van de Lebanese Armed Forces?
17
Kunt u enig inzicht geven in de staat, omvang en het functioneren van de Palestijnse
civiele politie die door Nederlanders wordt getraind en geadviseerd in het kader van
EUPOL COPPS?
18
Welke landen leveren een personele bijdrage aan EUPOLL COPSS en wat is de totale omvang
van deze missie?
19
Welke landen leveren een financiële bijdrage aan EUPOL COPPS, voor welk bedrag dragen
zij bij, en wat is het totale budget van deze missie?
20
Zal de Kamer over de precieze invulling van het toekomstige mandaat in Irak worden
geïnformeerd via een artikel 100 procedure? Zo nee, waarom niet?
21
Op welke manier probeert de EU de welwilligheid tot samenwerking van Libische zijde
te motiveren?
22
Welke «actoren» accepteren het mandaat van EUNAVFOR MED Irini niet? Aan welke capaciteit
ontbreekt het de missie en heeft het feit dat «actoren» het mandaat niet accepteren
bijgedragen aan het tekort aan capaciteit, omdat landen daardoor terughoudender zijn
geworden capaciteit beschikbaar te stellen?
23
Op welke manier wordt er ingezet op accountability van mensenrechtenschendingen aan
Malinese en Russische zijde in de Sahel?
24
Waarom bevestigt u de aanwezigheid van Russische paramilitairen van de Wagner Group
in Mali nog steeds niet volmondig, maar acht u hun aanwezigheid in Mali slechts waarschijnlijk?
Is deze formulering een politieke keuze of is de Nederlandse informatiepositie in
Mali minder florissant dan ons wordt voorgeschoteld?
25
Wat is de status van de onderhandelingen tussen de EU en Mali omtrent veiligheidsvoorwaarden
voor een EU-inzet?
26
Op welke manier is er sprake van een toenemende bemoeienis en interesse van «non-like-minded»
landen? Welke landen zijn dit? Kan er op EU-niveau overleg plaatsvinden met deze landen
om dit te voorkomen?
27
Kunt u – al dan niet met een kaart – aangeven welk gebied u precies bedoelt als noordwestelijke
Indo-Pacific en welk gebied dus is aangewezen als «maritime area of interest» (MAI)?
28
Waarom is de vooruitgang van de EUCAP-missie beperkt gebleven?
29
Op welke manier kan de fysieke en informatieveiligheid van een Nederlandse inzet in
de Indo-Pacific worden gegarandeerd?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.