Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Koekkoek over het verschijnen van de Annual Review of the Human Rights Situation of Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex People covering events that occurred in Europe and Central Asia between January-December 2021 van ILGA Europe
Vragen van het lid Koekkoek (Volt) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Buitenlandse Zaken, van Justitie en Veiligheid, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het verschijnen van de Annual Review of the Human Rights Situation of Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex People covering events that occurred in Europe and Central Asia between January–December 2021 van ILGA Europe (ingezonden 18 februari 2022).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Ministers van Justitie en Veiligheid, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 11 juli 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2122.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de inhoud van deAnnual Review of the Human Rights Situation
of Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex People covering events that occurred
in Europe and Central Asia between January–December 2021 van ILGA Europe?
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Bent u op de hoogte van de inhoud van de specifieke passages over de Nederlandse situatie
voor LHBTI-personen uit het rapport?
Antwoord 2
Ja
Vraag 3
Kunt u zich herkennen in de algemene conclusies van het rapport? Zo nee, op welke
punten niet en waarom?
Antwoord 3
Het kabinet vindt het belangrijk dat iedereen kan houden van wie hij, zij of hen wil.
Zoals in het coalitieakkoord is afgesproken blijft het kabinet werken aan de acceptatie,
veiligheid en emancipatie van de lhbti+ gemeenschap. Het Regenboogakkoord is hiervoor
de basis. Daarbij kan het rapport, dat de voor lhbti+ personen relevante ontwikkelingen
beschrijft die zich in 2021 op diverse terreinen hebben voorgedaan, in sommige gevallen
aanknopingspunten bieden voor de verbetering van de positie van lhbti+ personen. Het
kabinet herkent zich in de beschrijving die het rapport geeft van de ontwikkelingen
in Nederland. Voor wat betreft specifieke onderwerpen wordt verwezen naar het antwoord
op vraag 5.
Vraag 4
Kunt u zich vinden in de conclusie uit het rapport dat LHBTI-asielzoekers in meerdere
EU-landen te maken hebben met discriminatie en onveiligheid in verschillende vormen
in en/of rond de asielprocedure, zoals het over onvoldoende toegang beschikken tot
(transgender specifieke) zorg (zoals in Denemarken), asielprocedures die de onveiligheid
van LHBTI-asielzoekers vergroten (zoals in Duitsland) en het toevoegen van zogenaamd
veilige landen waarnaar afgewezen LHBTI-asielzoekers teruggestuurd kunnen worden (zoals
in Frankrijk, Malta en Griekenland)? Bent u bereid deze onderwerpen te bespreken met
uw Europese collega’s in de Raad van Ministers?
Antwoord 4
Het rapport is breed opgezet en kan voor verschillende landen verschillende aanknopingspunten
bieden om ervoor te zorgen dat de mensenrechten van lhbti+ personen gewaarborgd zijn.
Daarbij past terughoudendheid bij het reageren op geuite kritieken die een ander land
betreffen. Het is primair aan die andere landen om te reageren op kritieken betreffende
hun nationale (asiel)procedure. Daarbij kan iemand die zich in zijn rechten geschaad
ziet, zich wenden tot de nationale (rechterlijke) autoriteiten om zijn rechten te
effectueren. Ook kan de Europese Commissie in haar rol van «hoedster van de verdragen»
actie ondernemen als een EU-land de EU-wetgeving waaraan deze gebonden is niet correct
toepast.
Ik vind het dan ook niet aan mij om nu een appreciatie te geven over de wijze waarop
andere lidstaten voldoen aan EU-regelgeving en zie geen aanleiding om deze onderwerpen
te bespreken binnen de Raad van Ministers.
Vraag 5
Kunt u zich herkennen in de schets van de specifiek op Nederland gerichte situatie
voor LHBTI-personen? Zo nee, op welke punten niet en waarom?
Antwoord 5
Het rapport beschrijft de voor LHBTI personen relevante ontwikkelingen die zich in
2021 op diverse terreinen hebben voorgedaan. Ik herken mij in de beschrijving die
het rapport geeft van de ontwikkelingen in Nederland.
Ten aanzien van de sociale veiligheid en sociale bescherming van lhbti+ personen wordt
in het rapport opgemerkt dat een shelter voor jonge lhbti+ personen is geopend in
Utrecht, maar dat er behoefte is aan meer van dit soort opvangplaatsen. Het is belangrijk
om in dit verband te weten dat in Nederland het uitgangspunt geldt dat mensen zoveel
mogelijk direct een eigen woonplek (al dan niet met begeleiding) krijgen en als dat
niet mogelijk is, opvang krijgen in één of tweepersoonskamers die maximaal drie maanden
duurt.1 Grootschalige opvang draagt niet bij aan veiligheid en wordt daarom in alle regio’s
om- en afgebouwd. De beweging naar kleinschalige opvang en realiseren van woonunits
zal deze sociale veiligheid sterk verbeteren, samen met het toerusten van professionals
om gender- en lhbti+ sensitief te werken. In het Actieprogramma dak- en thuisloze
jongeren (2019–2021) zijn acties ondernomen om beter inzicht te krijgen in de extra
kwetsbare groep lhbti+ jongeren. Movisie heeft in opdracht van het Ministerie van
VWS een verkenning gedaan naar de situatie van dak- en thuisloze lhbti+ jongeren in
Nederland.2 Naar aanleiding hiervan is geïnvesteerd in het vergroten van het handelingsperspectief
van professionals, zodat deze jongeren beter geholpen worden. Dit moet ervoor zorgen
dat lhbti+ jongeren overal in Nederland terecht kunnen en zo direct de juiste ondersteuning
en hulp ontvangen.
Vraag 6
De fractie van Volt heeft, samen met de fractie van BIJ1, het vorige kabinet gevraagd
om een reflectie op het rapportTranscript of the margins aangaande de behandeling van trans personen uit Latijns-Amerika en de Cariben. Welke
beleidsacties heeft het kabinet sinds het verschijnen van dit rapport ondernomen ter
verbetering van de positie van transgender asielzoekers uit bovengenoemde gebieden?
Welke beleidsacties staan op de planning ter verbetering van hun positie?
Antwoord 6
Het belang van een zorgvuldige behandeling van de aanvragen van lhbti+ asielzoekers
in zijn algemeenheid en transgender personen specifiek is van groot belang voor de
personen die het betreft. Het kabinet vindt het belangrijk te werken aan de emancipatie
van o.a. transgenderpersonen. In het regenboogstembusakkoord, dat als basis dient
voor het werk aan de emancipatie van de lhbti+ gemeenschap in Nederland, is benadrukt
dat de mensenrechten van lhbti+ personen prioriteit is in het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Een specifieke benadering, afhankelijk van het land van herkomst, draagt daaraan bij.
Zoals mijn voorganger ook heeft aangegeven in de reactie op de vragen van BIJ1 en
Volt3 gebeurt er al veel ten aanzien van het beleid voor lhbti+ asielzoekers in zijn algemeenheid
maar ook voor transgender personen specifiek. In het landgebonden asielbeleid kunnen
transgender personen worden aangemerkt als risicogroep of als kwetsbare personen die
geen bescherming van de autoriteiten en/of internationale organisatie kunnen krijgen.
Wanneer uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat specifiek transgender personen worden
gediscrimineerd door de autoriteiten en door medeburgers, waardoor de bestaansmogelijkheden
dusdanig worden beperkt dat zij niet op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren,
zal in het landgebonden asielbeleid worden opgenomen dat transgender personen uit
dat land een specifieke benadering horen te krijgen. Zo zijn transgender personen
na het laatste algemeen ambtsbericht over Venezuela aangemerkt als risicogroep. Maar
ook wanneer transgender personen niet zijn opgenomen in het landgebonden asielbeleid
of er geen landgebonden asielbeleid is, moet de IND bij de behandeling van de aanvraag
zich vergewissen van beschikbare landeninformatie over deze specifieke groep. Dit
houdt in dat de IND-medewerker landeninformatie kan opvragen over de specifieke positie
van transgender personen in het land van herkomst van de vreemdeling, bij de eigen
landenexperts van de IND. Deze informatie wordt betrokken bij de beoordeling van de
asielaanvraag.
Daarnaast vindt het kabinet het belangrijk om meer bewustwording over transgender-gerelateerde
zaken te creëren en de deskundigheid over de ervaringen en behoeften van transgender
asielzoekers verder te bevorderen. Bij de IND is met het aanstellen van lhbti+ coördinatoren
al meer aandacht voor het verspreiden van kennis en kunde over lhbti+ onderwerpen,
waaronder ook transgender gerelateerde zaken. De coördinatoren gaan specifieke uitleg
geven over deze doelgroep en zullen dat ook blijven doen. Naar aanleiding van dit
rapport hebben de IND en het Ministerie van Justitie en Veiligheid op ambtelijk niveau
contact gehad met het Transgender Netwerk Nederland en zijn de medewerkers uitgenodigd
om in gesprek te treden met de lhbti+ coördinatoren om de specificiteit van de situatie
van transgenderasielzoekers te belichten. Verder wordt als onderdeel van de uitwerking
van het coalitieakkoord momenteel gekeken hoe er opvolging gegeven kan worden aan
de passage over het betrekken van externe expertise bij het versterken van de expertise
van de IND bij de beoordelingen van lhbti+ asielzoekers. De genoemde acties zijn daar
al mee in lijn.
Vraag 7
Kunt u aangeven of u, in tegenstelling tot uw voorganger4, bereid bent om de veiligheidssituatie van transgender personen in Latijns-Amerikaanse
en Caribische landen waar specifieke transgender-beschermende wetgeving ontbreekt,
nogmaals te analyseren? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Voor veel landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied zijn geen recente ambtsberichten
beschikbaar omdat de situatie in deze landen niet vraagt om specifiek landgebonden
asielbeleid. Dit betekent echter niet dat in de behandeling van de asielaanvragen
van transgender personen afkomstig uit deze landen geen aandacht bestaat voor hun
unieke situatie en de algemene situatie voor transgender personen in hun land van
herkomst. Zoals uitvoerig aangegeven door mijn ambtsvoorganger in de beantwoording
van de vragen van BIJ1 en Volt wordt alle relevante informatie betrokken bij de beoordeling
van de asielaanvraag en vindt dit altijd op individuele basis plaats. Hierbij zal,
op basis van de mensenrechten die over vluchtelingenstatus gaan, vooral de vraag relevant
zijn of een transgender persoon in geval van dreigende vervolging in het land van
herkomst voldoende beschermd kan worden tegen deze vervolging. De aanwezigheid anti-transgenderwetgeving
of juist het ontbreken van beschermende transgenderwetgeving kan onderdeel uitmaken
bij het beantwoorden van deze vraag. Dit hoeft echter niet per definitie te betekenen
dat dit tot gevolg heeft dat alle transgender personen in een dergelijk land onveilig
zijn. Ik zie dus geen aanleiding om de veiligheidssituatie buiten de individuele gevallen
in deze landen nogmaals te analyseren.
Vraag 8
Vooruitlopend op de media-monitor van Transgender Netwerk Nederland; signaleert het
kabinet (uit eigen ervaring) een toename van het aantal mediaberichten, zowel nationaal
als Europees, waarin de emancipatie van trans vrouwen (ten onrechte) gekoppeld wordt
aan mogelijke toename van onveiligheid tegen vrouwen in het algemeen door (cisgender)
mannen die zich voordoen als vrouw? Wat is de visie van het kabinet op de toename
van dit soort berichten? Is het kabinet bereid hier stelling tegen te nemen? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, hoe?
Antwoord 8
Het uitgangspunt van het emancipatiebeleid van het kabinet is dat iedereen in Nederland
gelijkwaardig is en de vrijheid heeft om te houden van wie je wilt en om zichtbaar
jezelf te kunnen zijn. Wat betreft het kabinet gaat de emancipatie van de ene groep
niet ten koste van de andere groep. Daar is in het emancipatiebeleid veel aandacht
voor. Het gaat om gelijkheid en vrijheid voor iedereen. Vrouwenemancipatie en de emancipatie
van transgender personen staan elkaar dus niet in de weg. Eerder gaan ze hand in hand.
Bij beide zijn stereotiepe opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid van invloed.
Het kabinet is bekend met de zorg die er bij sommigen in de samenleving bestaat dat
de emancipatie van trans vrouwen gevolgen zou hebben voor de veiligheid van vrouwen
in het algemeen door (cisgender) mannen die zich voordoen als vrouw. Het kabinet ziet
dit onder meer terug in de reacties op en berichtgeving rondom het wetsvoorstel Wijziging
vermelding geslacht in geboorteakte (Kamerstuk 35 825). Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel,
ziet het kabinet geen enkel verband tussen het – kort gezegd – oneigenlijk gebruik
maken van vrouwenfaciliteiten of zelfs het lastig vallen van een andere persoon en
het formeel wijzigen van de geslachtsregistratie op de geboorteakte (Kamerstuk 35 825, nr. 7, p. 12, 13). Een dergelijk verband blijkt ook niet uit de evaluatie van de Transgenderwet5 of enige ander bij het kabinet bekend wetenschappelijk onderzoek.
Vraag 9
Hoe beziet het kabinet de risico’s voor (de veiligheid van) trans personen als gevolg
van een dergelijke toename in kritische berichten over de emancipatie van transgender
vrouwen (of transgender personen in het algemeen)?
Antwoord 9
Het kabinet blijft werken aan de acceptatie, veiligheid en emancipatie van de lhbti+
gemeenschap. Het kabinet streeft ernaar dat iedereen zichzelf kan zijn in de maatschappij,
ongeacht iemands geslachtskenmerken, genderidentiteit of genderexpressie. Helaas krijgen
transgender personen in Nederland vaker te maken met geweld dan gemiddeld, voelen
ze zich twee keer zo vaak onveilig en worden zeven keer zo vaak mishandeld of met
mishandeling bedreigd. Deze gegevens laten zien dat er nog een wereld te winnen valt
wat betreft de sociale veiligheid van deze groep. Daarom is het kabinet bezorgd over
de gevolgen die de kritische berichtgeving over de emancipatie van transgender personen
kan hebben voor de veiligheid van transgender personen zelf. Er is in de afgelopen
jaren gezocht naar verschillende manieren om de veiligheid van transgender personen
te bevorderen. Zo vond op 13 en 14 mei 2022 een internationaal congres plaats over
transfobie. Het kabinet zal het aantal meldingen geregistreerd bij antidiscriminatievoorzieningen
(ADV’s), het aantal incidenten (zowel meldingen als aangiften) bij de politie, het
aantal specifieke discriminatiefeiten en codis-feiten6 waarbij de discriminatiegrond «transgender» is geregistreerd door het OM en meldingen
die binnenkwamen bij Transgender Netwerk Nederland (TNN) nauwlettend blijven monitoren.
Vraag 10
In navolging van het voornemen uit het coalitieakkoord om het COC Regenboogakkoord
ten uitvoer te brengen; door middel van welke concrete beleidsmaatregelen zal het
kabinet het toenemende geweld jegens LHBTI-personen bestrijden? Kunt u een tijdlijn
schetsen met betrekking tot deze aankomende beleidsmaatregelen? Zo nee, wanneer verwacht
u een dergelijke tijdlijn wel te kunnen schetsen?
Antwoord 10
Het kabinet blijft werken aan de acceptatie, veiligheid en emancipatie van de lhbti+
gemeenschap. Het kabinet streeft ernaar dat iedereen zichzelf kan zijn in de maatschappij,
ongeacht iemands geslachtskenmerken, genderidentiteit of genderexpressie of welke
grond dan ook. Helaas is dit niet altijd het geval. Transgender personen krijgen in
Nederland vaker dan gemiddeld te maken met geweld, voelen zich twee keer zo vaak onveilig
en worden zeven keer zo vaak mishandeld of met mishandeling bedreigd. Het kabinet
ondersteunt daarom onder andere de alliantie «Gedeelde trots, gedeeld geluk» van het
COC, TNN en NNID7. Deze alliantie richt zich op de sociale acceptatie en veiligheid van lhbti+ personen.
Er worden binnen deze alliantie verschillende preventieve activiteiten uitgevoerd
om de veiligheid van transgender personen te vergroten, bijvoorbeeld door in te zetten
op voorlichting en bewustwording op scholen. Een ander voorbeeld is de jaarlijkse
aandacht voor de slachtoffers van transfobie en geweld rondom de Transgender gedenkdag.
Daarnaast heeft de Minister van OCW TNN ondersteund bij het organiseren van een internationaal
congres over transfobie en geweld tegen transgender personen dat onlangs plaats heeft
gevonden. Ook werkt de Minister van OCW samen met Regenboogsteden aan meer veiligheid
van lhbti+ personen. Hierbij werken gemeenten met een maatwerk aanpak aan de veiligheid
in de wijk van lhbti+ personen. Bovenop de preventieve maatregelen bevat het Actieplan
Veiligheid LHBTI 2019–2022 verschillende initiatieven die zich richten op de vergroting
van de veiligheid van lhbti+ personen. Zo worden in het samenwerkingsverband aanpak
discriminatie tussen OM, politie, en anti-discriminatievoorzieningen (ADV’s) de politiesystemen
continu landelijk gescreend om zicht te krijgen op de aard en omvang van discriminatie-incidenten,
waaronder de incidenten die lhbti+ gerelateerd zijn. Alle eenheden ontvangen tweewekelijks
een overzicht hiervan en de politie neemt deze informatie mee naar het reguliere regionaal
discriminatieoverleg met het OM en de ADV’s.
Daarnaast werkt de Minister van Justitie en Veiligheid aan een onderzoeksvoorstel
dat zich richt op daderprofielen van daders van geweld tegen lhbti+ personen. Hierbij
wordt de Minister van OCW betrokken. De resultaten van dit onderzoek worden later
dit jaar verwacht. Deze kennis kan bijdragen aan verder beleid en initiatieven gericht
op het tegengaan van geweld tegen transgender personen.
Het kabinet zal, gelijktijdig met het versturen van de Emancipatienota, een planning
voor aankomende beleidsmaatregelen op het gebied van veiligheid schetsen.
Vraag 11
De leden van de Volt-fractie zijn verheugd over het feit dat de overheid excuses heeft
gemaakt voor de voormalige transgender wet, maar vraagt zich af of de compensatie
voor slachtoffers als gevolg van deze wet voldoende is. Hoe weegt het kabinet de bezwaren
tegen de (ontoereikendheid) van de compensatie? Hoe weegt het kabinet het bedrag van
5.000 euro ten opzichte van het viervoudige bedrag dat in Zweden werd geboden aan
slachtoffers van een soortgelijke wet?
Antwoord 11
De tussen 1985–2014 geldende Transgenderwet bevatte zeer ingrijpende wettelijke voorschriften
voor het wijzigen van de geslachtsregistratie, die een ingrijpende factor zijn geweest
in de levensloop van vele transgender personen. Het kabinet is ervan overtuigd dat
het stellen van deze voorwaarden veel verdriet heeft veroorzaakt bij transgender-
en intersekse personen. Daarom zijn er excuses gemaakt en is er een onverplichte tegemoetkoming
beschikbaar gesteld. Daarbij realiseert het kabinet zich dat de hoogte van een onverplichte
tegemoetkoming nooit in verhouding kan staan tot het aangedane leed. Datzelfde geldt
voor het maken van excuses.
Als uitwerking van de erkenning voor het leed dat transgender personen is aangedaan
door toepassing van die wet, is op 18 oktober 2021 de tegemoetkomingsregeling in werking
getreden. Bij het vormgeven van de regeling is gekeken naar vergelijkbare regelingen
in Nederland en daarbuiten, waaronder de Zweedse regeling. Voor het bepalen van de
hoogte van de tegemoetkoming is specifiek de aansluiting gezocht bij een eerder toegekende
onverplichte tegemoetkoming in Nederland, de tegemoetkoming naar aanleiding van de
commissie De Winter. Ook voor de onverplichte tegemoetkoming aan Dutchbat III-veteranen
is gekozen voor het bedrag van € 5.000,–. Daarmee sluit de regeling aan bij eerdere
Nederlandse regelingen.
Vraag 12
In het COC Regenboogakkoord, dat volgens het coalitieakkoord «zorgvuldig» uitgevoerd
zal worden, staat de maatregel om tot een wettelijk verbod te komen op non-consensuele,
niet-noodzakelijke medische interventies bij intersekse kinderen te komen. In welke
mate hangt het voornemen van het kabinet inzake deze maatregel af van de uitkomsten
van het onderzoek dat hiernaar plaatsvindt? In het geval dat de onderzoeksresultaten
overwegend negatief uitvallen, hoe verhoudt dit zich dan tot de positieve ervaringen
in landen waar een dergelijk wettelijk verbod reeds in werking is getreden?
Antwoord 12
Kinderen hebben een bijzondere en kwetsbare positie: zij zijn afhankelijk van (het
oordeel van) hun ouders of degene onder wiens gezag zij vallen. Kinderen zijn bovendien
lichamelijk en geestelijk volop in ontwikkeling. Een behandeling kan onomkeerbare
lichamelijke en psychische effecten hebben die de rest van het leven persisteren.
Dit betekent dat op ouders én zorgverleners bij het nemen van dergelijke beslissingen
een belangrijke verantwoordelijkheid rust. Als het om op genezing gerichte zorg gaat,
zijn niet noodzakelijke medische interventies reeds verboden op grond van de Wet kwaliteit,
klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Als het gaat om uitstelbare medisch noodzakelijke
behandelingen moet niet alleen voorkomen worden dat een vroegtijdige ingreep tot vermijdbare
schade leidt, maar moet ook voorkomen worden dat uitstel op zichzelf tot schade leidt.
De Minister van VWS hanteert het uitgangspunt dat een medisch oordeel over ingrepen
bij DSD8-kinderen altijd aan de medische professionals is. Beslissingen over operatief ingrijpen
worden binnen een multidisciplinair team individueel zorgvuldig afgewogen en zijn
soms medisch noodzakelijk. Er bestaat een multidisciplinaire professionele richtlijn
Diagnostiek bij Disorders/Differences of Sex Development (DSD). Deze is ontwikkeld
op initiatief van de Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN) in samenwerking
met o.a. kinderendocrinologen, kinderurologen, laboratoriumspecialisten, klinische
genetica en klinisch genetici. Doel van de richtlijn is het optimaliseren van verantwoorde
diagnostiek bij DSD. Op dit moment is de Minister van VWS in gesprek over de totstandkoming
van een multidisciplinaire kwaliteitsstandaard met zowel generieke als ook conditie-specifieke
modules voor de behandeling van personen met een DSD/intersekse conditie. Zie ook
het antwoord op een eerdere commissiebrief (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019 3110, Aanhangsel) en Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nrs.
2281 en 2217, Kamerstuk 33 826, nr. 28). Het onderzoek waarnaar de vraag verwijst, richt zich op het verkrijgen van een
genuanceerd inzicht in het aantal genitale operaties bij kinderen met DSD/Intersekse
in Nederland. Met het oog op duiding van deze cijfers wordt beoogd trends in de cijfers
te ontdekken en te verklaren door kwalitatief onderzoek. Aanvullend heeft het onderzoek
tot doel door casuïstiekbeschrijvingen inzicht te geven in factoren die hebben geleid
tot het besluit tot een operatie, of tot het uitstellen of afzien ervan. De uitkomsten
van het onderzoek en de werkzaamheden m.b.t. de kwaliteitsstandaard Intersekse betrekt
het kabinet bij de afspraken die opgenomen zijn in het Coalitieakkoord (en Regenboogakkoord).
Het kabinet vindt het te vroeg om op de uitkomsten van deze trajecten vooruit te lopen.
Het is van belang om bij de besluitvorming over een eventueel wettelijk verbod zorgvuldige
afwegingen te maken.
Vraag 13
Wanneer verwacht het kabinet de resultaten van het onderzoek naar medische noodzakelijkheid
van geslachts-correctieve, non-consensuele operaties bij intersekse personen?
Antwoord 13
ZonMw faciliteert (in opdracht van het Ministerie van OCW) een onderzoek naar de prevalentie
van (onnodige) medische ingrepen bij kinderen met DSD/Intersekse. Dit ter uitvoering
van de motie Bergkamp/Van den Hul (Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 131). Het onderzoek dat door het NIVEL wordt uitgevoerd is gestart in september 2021
en zal naar verwachting in het najaar 2022 gereed zijn. Ook patiëntenverenigingen
en NNID zullen hierbij betroken worden. Ik zal uw Kamer t.z.t. informeren over de
resultaten van het onderzoek. Het inzicht in aard en omvang van medisch ingrijpen
is ook van belang voor het opstellen van de multidisciplinaire kwaliteitsstandaard
DSD/Intersekse die momenteel ontwikkeld wordt met ondersteuning van het Kennisinstituut
van de Federatie Medisch Specialisten.
Vraag 14
Is het kabinet het eens met de leden van de Volt-fractie dat, indien het onderzoek
wijst op grote schade onder slachtoffers door gaten in de wetgeving, er zo snel mogelijk
beleidsmatig op gehandeld dient te worden vanuit het kabinet ter voorkoming en/of
beperking van additionele schade onder intersekse personen? Op welke manier wordt
er (beleidsmatig) voorgesorteerd op de mogelijke (te verwachten) uitkomsten van dit
onderzoek? Heeft het kabinet daarbij in kaart laten brengen hoe vaak dergelijke operaties
momenteel – of over de afgelopen jaren genomen – plaats hebben gevonden?
Antwoord 14
Het kabinet betracht zorgvuldigheid en sorteert op dit moment niet voor op enige uitkomst
van het onderzoek. Het doel van het onderzoek is juist om voor de Nederlandse situatie
in kaart te brengen hoe vaak dergelijke operaties momenteel – en over de afgelopen
jaren genomen – plaats hebben gevonden én tot een beschrijving van de casuïstiek te
komen (incl. inzicht in factoren die hebben geleid tot wel opereren/uitstel/afzien
van operatie). Zie ook mijn antwoord op vraag 12.
Vraag 15
In navolging van het voornemen uit het coalitieakkoord om het COC Regenboogakkoord
ten uitvoer te brengen; kunt u een tijdlijn schetsen met betrekking tot het voornemen
om te komen tot een wettelijk transitieverlof van transgender personen? Kunt u de
eerste contouren schetsen van dergelijke wetgeving? Zo nee, wanneer verwacht u een
dergelijke tijdlijn en contouren wel te kunnen schetsen?
Antwoord 15
Het kabinet is een voorstel voor het transitieverlof aan het uitwerken en is hiervoor
in gesprek met de betrokken organisaties. Voor het eind van het jaar zal er een schets
voor de invoering van het transitieverlof met de Kamer gedeeld worden.
Vraag 16
Is het kabinet voornemens excuses te maken voor de systemische discriminatie van homoseksuelen
tussen 1945–1971, in navolging van het rapport van het Verwey-Jonker Instituut aangaande
dit onderwerp?
Antwoord 16
Het kabinet heeft met zorg kennis genomen van de uitkomsten van het rapport, waaruit
blijkt dat het Rijk niet systematisch discrimineerde, maar wel bijdroeg aan het systeem
in de maatschappij waarbij discriminatie kon plaatsvinden. Zoals de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijkrelaties bij de in ontvangst name van het rapport van het Verwey-Jonker
Instituut aangaf wil het kabinet vooral vooruit kijken. Het huidige kabinet zal de
conclusies van het rapport bespreken met belangenorganisaties van LHBTI-personen.
Hierover zal u later nader worden geïnformeerd.
Vraag 17
Op welke manier zal het nieuwe kabinet (aanvullend) gehoor geven aan de roep om een
vergroting van de zichtbaarheid van biseksuele personen?
Antwoord 17
Het kabinet ondersteunt Stichting Bi+ Nederland die zich inzet voor een bi+ inclusievere
samenleving. Het komende jaar werken zij voor wat betreft het vergroten van de zichtbaarheid
van bi+ personen o.a. met een netwerk van bi+ ambassadeurs en het organiseren van
sociale events als meet-ups. Op social media voeren zij de campagne «1 van 1 miljoen»
die ook gericht is op het laten zien van de diversiteit van bi+ personen.
Verder zet het kabinet zich vooral in op het zichtbaar maken van de problematiek van
bi+ personen, omdat die vaak nog onzichtbaar is. We weten dat bi+ personen kampen
met een slechtere gezondheid, veiligheid en arbeidspositie dan heteroseksuele, lesbische
en homoseksuele personen. Er is meer onderzoek nodig om zicht te krijgen op mogelijke
oplossingsrichtingen voor deze problematiek.
De afgelopen jaren heeft Stichting Bi+ Nederland kwantitatief en kwalitatief onderzoek
laten uitvoeren door 6 universiteiten en kenniscentra naar de ervaringen en gevoelens
van bi+ personen en een kennissynthese uitgevoerd. Onderzoeken die nu lopen en dit
voorjaar verwacht worden zijn het onderzoek naar wat werkt om bi+ discriminatie te
verminderen en het onderzoek vanuit VWS naar de ervaringen, risicofactoren, hulpverlening
en preventie van lhbti+ personen en huiselijk en seksueel geweld.
Vraag 18
In navolging van het voornemen uit het coalitieakkoord om het COC Regenboogakkoord
ten uitvoer te brengen; welke concrete acties zal het nieuwe kabinet ondernemen ter
verkorting van de wachtlijsten in de transzorg? Kunt u een tijdlijn schetsen met betrekking
tot het voornemen om dergelijke beleidsmaatregelen te nemen? Zo nee, wanneer verwacht
u een dergelijke tijdlijn wel te kunnen schetsen?
Antwoord 18
Het kabinet vindt het belangrijk dat iedereen in Nederland de ruimte krijgt om zichzelf
te zijn. Daarbij hoort ook passende medische zorg om het eigen lichaam in overeenstemming
te brengen met de eigen genderidentiteit en psychische zorg en begeleiding waar dat
nodig is. De gevolgen van de wachtlijsten voor transgender personen zijn groot en
het kabinet vindt het aanpakken van de wachtlijsten en het toekomstbestendig maken
van deze zorg dan ook van groot belang. Mede daarom hebben de Minister van VWS en
Zorgverzekeraars Nederland hun opdracht aan de kwartiermaker transgenderzorg verlengd
tot eind 2022; deze zomer zal de kwartiermaker advies uitbrengen voor de periode na
2022. De kwartiermaker stimuleert onder meer de uitbreiding van het zorgaanbod door
zorgverzekeraars en zorgaanbieders en de vorming van zorgnetwerken. Ook organiseert
de kwartiermaker transgenderzorg in 2022 en 2023 in opdracht van de Minister van VWS
enkele webinars voor het nascholen van huisartsen op het gebied van de transgenderzorg.
Maar de aanpak van de wachttijden in de transgenderzorg is een meersporenbeleid. Zo
worden er stappen gezet gericht op het terugdringen van de wachttijden in de volwassenen
ggz. Ook heeft de Staatssecretaris van VWS, samen met de kwartiermaker, contact met
de VNG en bovenregionale expertisenetwerken over de psychologische transgenderzorg
voor jongeren. (Mede) gelet op het feit dat met name de wachttijden voor psychologische
zorg lang zijn, en een indicatie van een psycholoog, psychiater of orthopedagoog een
voorwaarde is voor toegang tot somatische transgenderzorg, is er momenteel veel aandacht
voor de psychische evaluatie die nodig is voor een indicatiestelling voor somatische
transgenderzorg. Omdat de veldpartijen zelf gaan over de vraag wat kwalitatief goede
transgenderzorg is, heeft VWS hen gevraagd om de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg
Somatisch te evalueren. Daarbij kijken de betrokken veldpartijen onder meer naar de
rol van de psycholoog/psychiater in de transgenderzorg. Het is de verwachting dat
het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten dit evaluatietraject in
de zomer van 2023 zal afronden. Verder onderhoudt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
vanuit haar verantwoordelijkheid op de zorgplicht intensief contact met de zorgverzekeraars
voor wat betreft de transgenderzorg. Ook heeft VWS subsidie verstrekt aan ZonMw ten
behoeve van extra wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de transgenderzorg,
met betrekking tot 1) de sterke toename van de behandelvragen in de afgelopen jaren,
en 2) de omvang van de vraag naar transgenderzorg nu en in de komende jaren. Het streven
is dat deze onderzoeken eind 2022 worden afgerond.
Zo lang de wachttijd voor een intake voor transgenderzorg bij de psycholoog zo lang
is, vindt de Minister van VWS het extra van belang dat transgender personen tijdens
hun wachttijd op verzoek ondersteuning kunnen krijgen en/of dat er een luisterend
oor wordt geboden. Vanuit de gemeenten kunnen cliënten in het kader van diverse initiatieven
ondersteuning krijgen bij hun zelfredzaamheid en participatie. Denk daarbij aan herstelwerkplaatsen,
inloophuizen en de inzet van ervaringsdeskundigen. Ook kunnen cliënten een onafhankelijke
cliëntondersteuner benaderen wanneer zij hulp nodig hebben bij het regelen van zorg
en ondersteuning mocht dit nodig zijn. Verder heeft het Ministerie van VWS een opdracht
aan Transvisie en TNN verstrekt voor onderzoek naar de inzet van ervaringsdeskundigen
binnen de transgenderzorg. Daarnaast financiert het Ministerie van VWS «Genderpraatjes»,
een chatservice van Transvisie en TNN voor jongeren en jongvolwassenen die vragen
hebben rondom gender en genderidentiteit. Tenslotte zet het kabinet in op betere acceptatie
van, en daarmee het verhogen van het welzijn van lhbti+ personen. De Minister van
OCW ondersteunt daarom de alliantie «Gedeelde trots, gedeeld geluk» van het COC, TNN
en NNID om samen te werken aan de sociale veiligheid en acceptatie van lhbti+ personen.
Gezien het belang van het onderwerp is en blijft het kabinet graag in gesprek met
de betrokken partijen en belangenorganisaties over de transgenderzorg.
Voor meer informatie verwijs ik graag naar de voortgangsbrief transgenderzorg die
de Minister van VWS recent aan uw Kamer heeft toegezonden (Kamerstuk 31 016, nr. 349).
Vraag 19
Wat zijn de voornemens van het kabinet om de geslachtswijziging in het paspoort naar
een «X» mogelijk te maken? Kunt u, in lijn met het voornemen van de coalitie om dit
specifieke punt uit het COC Regenboogakkoord uit te voeren, de termijn schetsen waarop
dit mogelijk zal worden?
Antwoord 19
Het kabinet vindt het belangrijk dat Regenboogakkoord 2021 zorgvuldig wordt uitgevoerd.
Bij het wetsvoorstel tot Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband
met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht
in de akte van geboorte (Kamerstuk 35 825) is door het Lid Van Ginneken (D66) een amendement ingediend, dat strekt tot het
regelen van een non-binaire geslachtregistratie, de zogenoemde «X», in de geboorteakte
in plaats van een «M» of «V» (Kamerstuk 35 825, nr. 10).
Zoals meegedeeld aan uw Kamer op 17 december 2021 (Kamerstuk 35 825, nr. 11) betekent het amendement een substantiële wijziging van het wetsvoorstel en heeft
het kabinet eind vorig jaar de VNG, de NVVB, de Staatscie. Internationaal Privaatrecht
en de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit
gevraagd hun zienswijze uit te brengen om een zo voortvarend mogelijke behandeling
van het wetsvoorstel te waarborgen. Daarnaast is een interdepartementale inventarisatie
gaande om de gevolgen voor wet- en regelgeving en de consequenties voor uitvoeringsorganisaties
incl. kosten in beeld te brengen. Recent is de Raad van State gevraagd advies uit
te brengen over het amendement. Na ontvangst van het advies van de Raad van State
zal een nader rapport worden opgesteld. Op basis van de zienswijzen, de uitkomsten
van de interdepartementale inventarisatie en het advies van de Raad van State zal
het kabinet een oordeel geven over het amendement. Wat betreft de termijn waarop het
mogelijk zal zijn een «X» in de geboorteakte te laten opnemen kan op dit moment nog
niets worden gezegd. Dit hangt enerzijds af van de behandeling van het wetsvoorstel
Wijziging Transgenderwet en anderzijds van de kabinetsappreciatie van het amendement.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.