Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 30 juni 2022, over Staat van de volkshuisvesting
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
30 995
Aanpak Wijken
Nr. 933
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 11 augustus 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 30 juni 2022 overleg gevoerd met
de heer De Jonge, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, over:
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 25 mei
2022 inzake vooraankondiging Woningbouwimpuls vierde tranche en rapport Versnellen
voorfase gebiedsontwikkelingen (Kamerstuk 32 847, nr. 910);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 11 mei
2022 inzake programma «Een thuis voor iedereen» en rapport Voorrang bij toewijzing
sociale huurwoningen (Kamerstuk
32 847, nr. 883);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 19 april
2022 inzake publicatie advies Raad van State over wijzigingsbesluit maximering WOZ
in het woningwaarderingsstelsel (WWS) en reactie op verzoek commissie om technische
briefing over mogelijke miljardenclaim (Kamerstuk 32 847, nr. 881);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 15 april
2022 inzake afschrift reactie op de brandbrief van het collectief Woonopstand: «Stop
en keer de huurexplosie» (Kamerstuk
27 926, nr. 364);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 14 april
2022 inzake Leefbaarheid in Nederland 2020 (Kamerstukken
32 847 en 30 995, nr. 880);
– de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 31 maart
2022 inzake antwoorden op vragen commissie over leningruil, splitsing en saneringsbesluit
Vestia (Kamerstuk
29 453, nr. 550).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos
Voorzitter: Den Haan
Griffier: Honsbeek
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Beckerman, Boulakjar, Geurts, Grinwis,
Peter de Groot, Den Haan, Van Haga, Klaver, Kops en Nijboer,
en de heer De Jonge, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Aanvang 13.30 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Aan de orde is het debat over de staat van de volkshuisvesting.
Wij horen officieel om 13.30 uur te beginnen, maar de Minister is er nog niet. Het
is een beetje lastig om het debat zonder de Minister te beginnen, dus ik schors de
vergadering totdat de Minister er is.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Ik had de vergadering net al geopend. Aan de orde is het commissiedebat
over de staat van de volkshuisvesting. Ik heet de Minister voor Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening en zijn ambtenaren van harte welkom. Ik heet welkom links van
mij de heer Van Haga van de Groep Van Haga, meneer Geurts van het CDA, meneer Kops
van de Partij voor de Vrijheid, mevrouw Beckerman van de SP, meneer De Groot van de
VVD en meneer Nijboer van de Partij van de Arbeid. Ik heet de mensen op de publieke
tribune van harte welkom en de mensen die aan de andere kant van het scherm met ons
meekijken. We hebben vier minuten spreektijd. Ik wil de collega's voorstellen om te
beginnen met twee interrupties bij elkaar en drie interrupties bij de Minister.
Mevrouw Beckerman (SP):
Is dat dan drie vragen, of drie keer twee?
De voorzitter:
Drie woordmeldingen. Dat doen we bij de commissie VWS. Dat zijn drie vragen. Dan geef
ik nu eerst het woord aan de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. De crisis op de woningmarkt is een van de meest beschamende resultaten
van de ruïnes van vier kabinetten-Rutte. Tien jaar geleden waren vraag en aanbod nog
netjes in balans. Door allerlei beslissingen is er inmiddels geen sprake meer van
een functionerende woningmarkt. De vraag is geëxplodeerd omdat er honderdduizenden
migranten per jaar bij komen, die bovendien voorrang krijgen op onze sociale woningen.
Dit jaar koerst ons land zelfs af op een migratierecord. Het aanbod groeide niet,
doordat tien jaar geleden een bouwstop werd ingevoerd, toen D66 en GroenLinks de gemeenteraadsverkiezingen
wonnen. Door een stapeling van overheidsmaatregelen op het gebied van stikstof, pfas,
CO2, verplichte warmtepompen en het onzinnige gasloos bouwen kwam de particuliere markt
voor nieuwbouw volledig tot stilstand. Door een wispelturige overheid die ieder jaar
met nieuwe regels kwam, weken de financiers uit naar Duitsland en België. Toen in
2013 VVD-Minister Stef Blok de verhuurderheffing invoerde, stopten ook woningcorporaties
volledig met bouwen. Een volledige crisis, geheel te wijten aan de besluiten van het
kabinet. Kan de Minister uitleggen hoe hij nu in, al deze ellende, vraag en aanbod
op de woningmarkt weer in balans gaat brengen? Wat zijn de langetermijnaspecten van
de ongebreidelde bevolkingsgroei voor de woningmarkt in ons land?
In dat kader is het een schande dat de Minister statushouders gelijkstelt aan mensen
die een urgentieverklaring hebben gekregen op medische gronden, door overlijden of
door dakloosheid. Kan de Minister uitleggen waarom statushouders met dezelfde urgentie
gehuisvest moeten worden als mensen met een medische indicatie?
Voorzitter. De twee pijlers onder het beleid van deze Minister, namelijk de Woningbouwimpuls
en de ingreep op de vrije huurmarkt zijn al volledig aangetast door betonrot. Laat
ik beginnen met de eerste. De Minister heeft geen idee of de Woningbouwimpuls daadwerkelijk
tot meer woningen gaat leiden, zo concludeert de Algemene Rekenkamer in een vernietigend
rapport. Graag hoor ik van de Minister hoeveel meer woningen het plan nou concreet
gaat opleveren.
Voorzitter. Dan kom ik op de marxistische ingreep van de Minister waarmee hij de vrijehuursector
aan banden wil leggen. Ondernemers worden verantwoordelijk gesteld voor het woningtekort
en de hoge huren. Dat is echt schandalig, want we hebben het hier slechts over 7%
van de woningmarkt. Het gaat over 800.000 ondernemers die hun pensioen hebben geregeld
via een verhuurde woning, voor een laag en stabiel rendement. Als de liberalisatiegrens
wordt opgetrokken naar 232 punten, is dat een enorme staatsingreep in het eigendomsrecht.
Hoe verhoudt zich dit tot artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens? Bovendien verdampt er dan een paar honderd miljard aan
ondernemerspensioenen. Graag hoor ik van de Minister wat het dekapitalisatiebedrag
is dat berekend is door zijn eigen ambtenaren voor deze ingreep.
Voorzitter, tot slot de oplossingen. Die zijn simpel. AOW'ers en mensen met een bijstandsuitkering
die willen samenwonen, doen dat nu niet omdat ze dan geld moeten inleveren. Als mensen
gaan samenwonen, komen er huizen vrij. Is de Minister bereid om de kostendelersnorm
ook te schrappen voor mensen boven de 27 jaar?
Ouderen moeten steeds langer thuis blijven wonen en nu ze dat doen, zijn ze ineens
de oorzaak van de woningnood. Is het kabinet bereid tot het heropenen van gesloten
bejaardentehuizen of het realiseren van nieuwe, zodat er woningen vrijkomen voor jongeren?
Uit een peiling van Maurice de Hond bleek dat 87% van de 28 respondenten dit voorstel
steunt.
Dan zijn er 130.000 recreatiewoningen in Nederland. Wat bezielt ons eigenlijk om deze
woningen leeg te laten staan? Is de Minister bereid om permanente bewoning van recreatiewoningen
toe te staan?
Hoeveel levert het splitsen van grote woningen in meerdere kleine woningen op? Waarom
staan we woningdelen niet gewoon toe? Waarom passen we de bestemmingsplannen niet
gewoon aan, zodat we overal een verdieping op kunnen zetten? Waarom staan we niet
gewoon toe dat we de hoogte in bouwen, in plaats van het land van de boeren te stelen?
Voorzitter. Als we de migratie stoppen en een miljoen woningen bijbouwen, komen we
in dit land een heel eind, maar laten we dat op een manier doen waarbij respectvol
wordt omgegaan met bestaande rechten, in het belang van Nederland.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga. Dan geef ik nu het woord aan meneer Geurts van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. De Romeinse filosoof Seneca zei ooit eens: «Wie iets groots probeert
te bereiken, is bewonderenswaardig.» We hebben net een kabinetsbrief gekregen over
de prestatieafspraken. Ik vind dat bewonderenswaardig. Ik weet dat het niet op de
agenda staat, maar het dreunt wel overal doorheen vandaag, denk ik. Ik zou de Minister
willen uitnodigen om kort op hoofdlijnen even uit te leggen wat die prestatieafspraken
zijn, voor zover we dat allemaal nog niet gelezen hebben. Want de opgaven – daar gaan
we wat aan doen – in de volkshuisvesting zijn groot. Te veel Nederlanders kunnen op
dit moment geen betaalbare woning vinden. Jongeren en starters vissen steeds achter
het net en wonen langer thuis dan de generaties voor hen. De steden zijn voor gewone
inkomens onbetaalbaar geworden. De wachttijd voor een huurhuis loopt op tot vele jaren.
Dat is een groot sociaal-maatschappelijk vraagstuk.
Ik weet dat de Minister voortvarend aan de slag is gegaan. Aan ambitie geen gebrek.
Dat juich ik toe. Tegelijkertijd maak ik me wel zorgen of we niet een Haagse werkelijkheid
creëren en of we niet te hoge verwachtingen scheppen. Ik zie namelijk veel obstakels
in de uitvoering. Denk alleen al aan de stikstofproblematiek, maar ook aan de hoge
grondstoffenprijzen c.q. de beschikbaarheid van grondstoffen, weinig betaalbare bouwlocaties,
het grote tekort aan arbeidskrachten dat er al is en dat verwacht wordt en de stijgende
rente die we recent gezien hebben. Als je dat bij elkaar optelt, zou je kunnen zeggen
dat alle seinen op rood staan. Er verschijnen inmiddels berichten over bouwprojecten
die in de knel komen door de oplopende kosten. In een bericht in de NRC werd vorige
week het voorbeeld gegeven van een bouwproject in Noordwijk, dat onbetaalbaar is geworden.
Ook het bouwbedrijf dat erbij betrokken is, vreest dat dit geen losstaand geval is,
maar dat er meer projecten zijn waarbij het moeilijk wordt om ze rond te krijgen vanwege
de gestegen bouwkosten. Ik zou de Minister willen verzoeken om hier eens op te reflecteren.
Wat zijn de gevolgen hiervan voor de woningbouwambities die nu door het kabinet worden
uitgesproken? Wordt goed in kaart gebracht wat die gevolgen bij elkaar allemaal zijn?
Voorzitter. Dan de huisvestingsproblematiek van studenten. Ik heb hier eind vorig
jaar vrij indringend over gesproken met de voorganger van deze Minister. Destijds
konden honderden studenten geen woonruimte vinden, terwijl het schooljaar al was begonnen.
Vooral internationale studenten waren de dupe. Ze sliepen op campings, maar ook in
bushokjes en in noodopvangen. We hebben toen als commissie geconcludeerd dat dit niet
meer mag gebeuren, maar het gevoel bekruipt me dat we weer op hetzelfde scenario afstevenen.
Universiteiten mogen voorlopig niets doen tegen de onwerkbare toename van het aantal
internationale studenten. De Minister van Onderwijs, de heer Robbert Dijkgraaf, wil
eerst een heldere visie uitwerken, heb ik begrepen. Ik vind dat onbegrijpelijk. We
lopen wéér achter de feiten aan. Ik vind dat we nu moeten handelen. Ik zou de Minister
willen vragen wat hij van zijn kant hieraan kan doen.
Voorzitter. De Minister en ik zijn ook gecharmeerd van verkoop-onder-voorwaardenproducten
om sociale koopwoningen te bouwen.
De voorzitter:
Meneer Geurts, u heeft een interruptie van meneer Boulakjar van D66. Die is inmiddels
ook binnengekomen, evenals meneer Klaver van GroenLinks. Van harte welkom.
De heer Boulakjar (D66):
Dank u wel, voorzitter. Excuus dat ik iets later binnenkwam. Ik kwam uit een ander
commissiedebat sprinten en ik moest nog een sanitaire tussenstop maken.
De voorzitter:
Meneer Boulakjar, het is misschien wel even goed...
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is superinteressant.
De voorzitter:
Dat is inderdaad interessant. De Minister was net ook één minuut te laat. Hij had
als straf twintig keer opdrukken gekregen. Hij vroeg mij dus even: moeten zij niet
opdrukken, en dan 30 keer? Maar dat doen we dan na het commissiedebat. Is dat goed,
Minister?
Minister De Jonge:
Ja, dat is goed.
De voorzitter:
Dan gaan we nu gewoon door.
De heer Boulakjar (D66):
Ik zal die straf ondergaan. Meneer Geurts had het over studentenwoningen. Dat is een
belangrijk punt. Ik kom daar straks ook uitgebreid op terug in mijn bijdrage. De heer
Geurts vraagt de Minister om een reactie. Het leek erop dat hij verwees naar de instroom.
Heeft hij daar zelf een idee over? Roept hij de Minister ertoe op om de instroom van
buitenlandse studenten of Europese studenten te beperken?
De heer Geurts (CDA):
Dat is natuurlijk best een aardige discussie. Voordat ik in een heel onderwijsdebat
verzeild raak: we hebben het kabinet er vorig jaar als commissie al nadrukkelijk op
gewezen dat het toen al een probleem was. Het kabinet heeft toen aangegeven dat het
hier actie op zou ondernemen. En ik neem nu waar dat er te weinig actie op ondernomen
wordt, en zelfs dat een lid van het kabinet zegt: universiteiten, u hoeft niks te
ondernemen, want ik ga eerst een heldere visie uitwerken. Dat vind ik echt onbegrijpelijk.
De heer Boulakjar vraagt om een oplossingsrichting. Ik vind dat universiteiten ook
medeverantwoordelijk zijn voor het huisvesten van de studenten die ze in hun opleidingen
naar zich toe halen, want buitenlandse studenten betalen forse bedragen om hier te
mogen studeren.
De voorzitter:
Meneer Boulakjar, we hadden afgesproken dat u twee woordmeldingen heeft en dus twee
vragen aan elkaar kunt stellen. Dan slaat u over? Kijk, dat helpt. Mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
De heer Geurts had het net terecht over het grote gebrek aan betaalbare woningen.
De heer Geurts zei ook dat hij blij was met de nationale prestatieafspraken die vandaag
zijn getekend. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft in reactie daarop gezegd
dat ze heel erg bang zijn dat er veel te weinig sociale huurwoningen bij komen. Zij
zeggen dat er netto maar 100.000 woningen bij komen. Dat is veel en veel en veel te
weinig. Is de heer Geurts het daarmee eens?
De heer Geurts (CDA):
Ik vind het wel van belang... Het akkoord is natuurlijk gesloten met de woningcorporaties,
met Aedes. Het is terecht ook gesloten met de VNG en met de overheid, maar ook met
de Woonbond. Ik zie dat de Woonbond best wel positief reageert. Ik zeg in alle eerlijkheid:
ik heb de brief gescand. Ik heb dus niet de getallen bij elkaar opgeteld of gekeken
wat er netto onder de streep allemaal overblijft. Dat was volgens mij wel de hoofdmoot
van de brief. Ik heb aan de Minister gevraagd of hij daar een korte toelichting op
kan geven, met de nadruk op kort. Misschien kan hij die getallen gewoon even met ons
doornemen. Ik ben het wel met mevrouw Beckerman eens dat er niet genoeg gebouwd kan
worden in het sociale domein.
De voorzitter:
Meneer Geurts, vervolgt u uw betoog.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ik was bij de verkoop-onder-voorwaardenproducten om sociale koopwoningen
te bouwen. De Minister en ik zijn daar allebei van gecharmeerd. Daar kwam ik achter.
Echter, er is een belemmering, omdat in 2014 besloten is om een fiscale bovengrens
van de verkoopprijs vast te stellen op 240.000 euro zonder indicatie. Ondertussen
zijn de huizenprijzen zo'n beetje verdubbeld. Bovengenoemd product werkt daarom niet
meer. Mijn vraag aan de Minister is: is hij bereid om de fiscale grens te koppelen
aan de nationale hypotheekgrens van 355.000 euro?
Mijn laatste punt, voorzitter, is de packagedeal in de haven van Amsterdam. De gemeente
heeft grote woningbouwplannen in de haven. Havenondernemers staan niet onwelwillend
tegenover deze ontwikkeling, maar willen wel graag dat er zekerheden worden ingebouwd
voor bedrijven die daar nu gevestigd zijn. Ze zetten in op een packagedeal waarin
de investeringen in de woningbouw en de infra hand in hand gaan met een nieuwe locatie
voor bedrijven. Ik zou graag horen van de Minister of hij dit kan ondersteunen en
wat hij daarvan vindt.
Voorzitter. Ik ben aan het eind van mijn spreektijd. Ik ga zo meteen even wegrennen,
maar ik kom wel weer terug. Ik heb namelijk ook nog een commissiedebat bij IenW over
het MIRT.
De voorzitter:
Ik zie dat u nog wel drie interrupties heeft. Heeft u daar nog tijd voor?
De heer Geurts (CDA):
Voor collega's maak ik tijd.
De voorzitter:
Dat is heel fijn. Eerst meneer Van Haga, vervolgens meneer Kops en daarna meneer De
Groot. Nee, u wilt allebei niet? O, dan is er maar één interruptie, namelijk van meneer
Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dan kan de heer Geurts zo weg.
Ik vind het goed om te horen dat het CDA inmiddels weer wat pragmatischer te werk
gaat. In mijn inbreng heb ik een aantal voorbeelden genoemd van dingen die de woningmarkt
echt weer een stimulans kunnen geven, zoals het schrappen van de kostendelersnorm
voor mensen boven de 27 jaar, het bouwen van 130.000 recreatiewoningen, het splitsen
van woningen, het verhogen van gebouwen met een verdieping en het aanpassen van bestemmingsplannen.
Is het CDA bereid om daarin mee te gaan? Daar kun je namelijk honderdduizenden extra
woningen mee vrij krijgen binnen het stedelijk gebied. Daar hoef je geen boeren voor
van hun land te jagen. Ik ben benieuwd wat het CDA daarvan vindt.
De heer Geurts (CDA):
Ik wil met het laatste beginnen. Ik vind de term «boeren van hun land jagen» echt
verkeerd. Dat is gewoon populistische taal. Dat biedt geen oplossing voor de problematiek
die we op dit moment in Nederland aanschouwen. Dat wilde ik even zeggen als aftrap.
Het splitsen van woningen en overal een verdieping erop zetten waar dat mogelijk is,
zou best bij mij bespreekbaar zijn. Ik vind wel dat als je gaat splitsen, je goed
moet opletten dat de leefbaarheid van de appartementen of de wooneenheden ook goed
blijft. Je kunt niet overal een verdieping op zetten, omdat de bouwkundige staat van
een huis zich daar niet overal voor leent. Als het mogelijk is, vind ik het een aangelegenheid
voor de gemeente om daar mogelijkheden voor te bieden. U had nog één punt. Dat ben
ik even kwijt.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De kostendelersnorm.
De heer Geurts (CDA):
Daar wordt in onze gelederen wel over gesproken, met name rondom de fiscaliteit. Ik
zie die problematiek ook. We hebben als CDA een visiestuk gemaakt, samen met ons wetenschappelijk
instituut. Daarin hebben we aangegeven dat we het mogelijk willen maken dat generaties
bij elkaar kunnen wonen of dat er nieuwe vormen kunnen ontstaan van mensen die bij
elkaar willen wonen. Alleen, hier heel snel zeggen dat ik het helemaal met de heer
Van Haga eens ben, zonder een heel uitgewerkt plan, lijkt me wat moeilijk. Ik zie
dat er in de praktijk ook onverwachtse problematiek om de hoek komt kijken die negatief
voor de nieuwe samenlevingsvorm zou kunnen zijn. Ik ben wel een groot voorstander
van bijvoorbeeld knarrenhofjes, waar ouderen samenwonen. We zijn daar ook bij betrokken
geweest. Dat komt echt uit de christendemocratie.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Kops van de PVV.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter, dank u wel. We hebben het vandaag over de staat van de volkshuisvesting.
Mijn conclusie is: die staat er slecht voor. De oorzaken daarvan zijn jarenlang verkeerde
keuzes, verkeerd beleid, maar ook verkeerd besteed geld. Het woningtekort bedraagt
op dit moment bijna 300.000. De verwachting is dat dat zeker tot 2024 nog verder zal
oplopen. De ellende op de woningmarkt wordt de komende jaren dus nog erger, ondanks
dat we weer een Minister voor Volkshuisvesting hebben. Er zijn heel veel mooie plannen.
Er zijn heel veel mooie woorden. Die heeft de Minister zeker wel. In het coalitieakkoord
staat bijvoorbeeld dat er 100.000 nieuwe woningen per jaar bijgebouwd moeten worden.
Die belofte breekt hij vervolgens direct, want: «De 100.000 gaat niet direct lukken.
Het zijn wel hele grote aantallen. Ik kan niet toveren. We moeten geduld hebben.»
Voorzitter. Daar doet hij nu een schepje bovenop, want hij wil dat corporaties twee
keer zoveel sociale huurwoningen gaan bijbouwen, namelijk 250.000 tot 2030. De Kamer
heeft heel vaak geroepen om meer regie vanuit het Rijk op de woningmarkt. We hebben
nu weer een Minister voor Volkshuisvesting. Waar blijkt die regie concreet uit? De
Minister heeft enige tijd geleden heel stoer gezegd: desnoods gaan we met dwang woningbouwlocaties
aanwijzen. Hoe dan? Wat komt er van die regie terecht? Het is namelijk aan gemeenten
om de bouwlocaties voor die 250.000 sociale huurwoningen aan te wijzen.
Feitelijk wordt het bij de gemeenten over de schutting gekieperd. Laten we eerlijk
zijn: daar zat de afgelopen jaren juist het grote probleem. Gemeenten en provincies
overleggen en vergaderen eindeloos lang. In de praktijk wordt er echter veel te weinig
gebouwd. In het eerste kwartaal van dit jaar hebben gemeenten 13% minder bouwvergunningen
afgegeven ten opzichte van vorig jaar. Daar zit het probleem. Hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat als hij het overlaat aan de gemeenten, ze wel meer bouwvergunningen
gaan afgeven?
Dan kom ik op de Woningbouwimpuls van 1 miljard. De Rekenkamer is daar snoeihard over.
Die zegt dat dat miljard waarschijnlijk niet heeft geleid tot meer woningen. Er is
grote twijfel over de effectiviteit van dit bestede belastinggeld. De Rekenkamer spreekt
zelfs over een «cadeaueffect», een cadeautje voor de gemeenten. Het heeft dus geen
concreet effect. Toch wil de Minister de Woningbouwimpuls gewoon doorzetten. Hoe dan?
Wat gaat hij concreet anders doen zodat het geld wel goed terechtkomt?
Voorzitter. Hoe gaat de woningbouw er überhaupt de komende tijd in de praktijk uitzien?
Ik doel op het stikstofdossier. De Minister voor Stikstof heeft gezegd: we moeten
eerst zien of de natuur herstelt en we moeten daarna pas nieuwe bouwvergunningen afgeven.
Bouwbedrijven spreken zelfs van een «bouwinfarct». Zij waarschuwen ervoor dat de bouw
compleet stil komt te liggen. Dat strookt toch niet met de wilde bouwplannen van deze
Minister. Deze Minister wil graag bouwen, maar zijn collega-minister steekt daar een
stokje voor.
Voorzitter. Voor wie zijn al die ...
De voorzitter:
Meneer Kops, u heeft een interruptie van meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De heer Kops ging door op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Is dat onderzoek
niet net iets te makkelijk en te oppervlakkig? Emeritus hoogleraar Conijn zegt: dit
onderzoek is veel te oppervlakkig, want het effect kan in zo'n snel onderzoek door
de Rekenkamer niet worden vastgesteld. Dat is wat anders dan dat het geen effect heeft.
Het heeft wel degelijk geleid tot versnelling, zegt hij. Ik zeg even uit mijn eigen
ervaring als voormalig gemeenteraadslid van de gemeente Den Haag dat er in de Binckhorst
een gepland woningbouwproject was. Daar zouden heel veel woningen gebouwd moeten gaan
worden, maar de asfaltcentrale met een enorme stankcirkel die daar stond, zou een
enorme showstopper gaan worden. Dat zagen we allemaal aankomen. De gemeente had niet
de mogelijkheid om dat op te lossen.
Daar is de Woningbouwimpuls voor gebruikt. Zo kan ik elke gemeente waar die is toegepast,
gaan langslopen. Als je met je voeten in de klei gaat staan en kijkt wat er daadwerkelijk
aan de hand is, dan is het onderzoek van de Rekenkamer iets te snel, iets te oppervlakkig
en gaat het voorbij aan de daadwerkelijke waarde van versnelling en betaalbaarheid
van de woningbouwimpuls. Dat ben ik met de heer Conijn eens. Is de heer Kops dat met
mij eens? Zou hij daar ook eens naar willen kijken? Zou hij daar ook eens op in willen
gaan?
De heer Kops (PVV):
Ik constateer dat de heer Grinwis het rapport van de Rekenkamer dus in twijfel trekt.
Laten we dat doorgeleiden naar de Rekenkamer. De conclusies zijn gewoon snoeihard.
Het heeft niet geleid tot meer woningen. In het onderzoek staat ook dat er per woning – u
kunt «nee» schudden, meneer Grinwis – een dermate laag bedrag is uitgegeven dat die
woning zonder dat geld ook gebouwd had kunnen worden. Dat zijn keiharde conclusies.
De Minister zegt nu doodleuk: joh, ik ga de Woningbouwimpuls gewoon doorzetten. Op
wat voor manier dan? Dat heb ik nu aan hem gevraagd. Wat gaat hij dan concreet anders
doen zodat het geld wel goed wordt besteed?
De voorzitter:
Meneer Grinwis, u heeft twee vragen. Dit is dus uw laatste interruptie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
O, is dat zo? Dan laat ik het hierbij.
De voorzitter:
Meneer Kops, vervolgt u uw betoog.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter. Voor wie zijn al die woningen die bijgebouwd gaan worden eigenlijk bedoeld?
Het is al eerder gezegd: 1 miljoen woningen moeten erbij in 2030. De Minister van
Binnenlandse Zaken heeft vorig jaar aangegeven dat driekwart van die nieuwe woningen
tot 2030 bedoeld zijn voor immigratie. Driekwart! Slechts een kwart is voor de Nederlanders
bedoeld. Er wordt dus voornamelijk gebouwd voor immigratie. Ondertussen krijgen statushouders
op de woningmarkt nog altijd met voorrang een sociale huurwoning, terwijl de Nederlanders
jarenlang, soms wel 20 tot 22 jaar, op de wachtlijst moeten staan. Dat is eindeloos
lang! Er moeten nu dus twee keer zo veel sociale huurwoningen worden bijgebouwd. Maar
als de grenzen wagenwijd open blijven staan en die woningen met voorrang aan statushouders
worden weggegeven, wat hebben de Nederlanders daar dan concreet aan?
Voorzitter, de conclusie. Dan ga ik afronden. Enerzijds werd er over dat hele bijbouwen
de afgelopen jaren continu gezegd dat het allemaal lastig en moeilijk is, en dat stikstof
dwarszit. Maar als we midden in een asielcrisis zitten en er statushouders moeten
worden gehuisvest, dan is blijkbaar alles mogelijk en worden de meest wilde plannen
uit de kast getrokken. Samenvattend: de woningmarkt is één groot drama, waarbij het
kabinet niet de oplossing heeft maar zelf het probleem is.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kops. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Beckerman. U heeft vier
minuten.
Mevrouw Beckerman (SP):
Morgen is het 1 juli, de dag dat huurders weer een huurverhoging krijgen: een huurverhoging
die bij velen hard aankomt. Want deze huurverhoging komt bovenop de enorme stijging
van de brandstofprijzen, de enorme stijging van de energierekening en de stijging
van de kosten voor boodschappen. Terwijl het Nibud waarschuwt dat 2,5 miljoen mensen
niet meer rond dreigen te kunnen komen, doet het kabinet er nog een schepje bovenop
en komt het morgen weer met een huurverhoging. Wij vinden dat onbegrijpelijk en vragen
opnieuw om een reactie.
Zojuist leek er goed nieuws te komen voor een deel van de huurders: een huurverlaging
volgend jaar. Maar voor het grootste deel van de huurders komt er in 2023, in 2024
en in 2025 een huurverhoging. De eerder aangekondigde huurbevriezing vervalt. De huren
gaan stijgen, met de gemiddelde stijging van de lonen min 0,5%. Klopt dit werkelijk,
terwijl we midden in een wooncrisis en een bestaanszekerheidscrisis zitten? Het is
echt angstaanjagend voor veel mensen dat de huren jaar op jaar op jaar op jaar stijgen,
zeker bijvoorbeeld voor groepen die geen stijging meer zien van hun cao-loon, omdat
ze dat niet meer hebben. De SP zal blijven komen met voorstellen om de huren te bevriezen
en te verlagen.
Dan de aantallen betaalbare woningen; collega's voor mij begonnen daar ook al over.
In ronkende taal kondigde de Minister aan de volkshuisvesting weer serieus te gaan
nemen. Maar als we de reactie van de VNG op de prestatieafspraken lezen, dan blijkt
dat er tot 2030 netto slechts 100.000 sociale huurwoningen bij dreigen te komen. Ja,
er worden er 250.000 gebouwd, maar tegelijkertijd gaan de verkoop, liberalisatie en
sloop door. Dan hebben we in 2030 dus evenveel sociale huurwoningen als in 2013, terwijl
er veel meer mensen een sociale huurwoning willen of nodig hebben. Graag een reactie.
Woonopstand reageerde al op deze prestatieafspraken dat het een verdere marginalisering
van de sociale huursector dreigt te zijn. Ze zeggen: dit zorgt voor verdere flexibilisering
van huur en verslechtering van de positie van huurders. Ook hier graag een reactie
op. Deze Minister sprak al heel veel over het recht op wonen. Maar dit staat daar
toch haaks op? Want op deze manier nemen de wachtlijsten verder toe. Volgens onderzoeker
Cody Hochstenbach zijn er 100.000 dak- en thuislozen, waaronder duizenden jongeren.
Volgens de verklaring die Nederland in Lissabon getekend heeft, moet dakloosheid in
2030 uitgebannen zijn. Hoe kunt u dit doel halen als u tot 2030 netto maar 100.000
sociale huurwoning toevoegt?
Voorzitter. De wooncrisis gaat niet alleen over aantallen woningen en de betaalbaarheid
ervan, maar ook over kwaliteit; we zeggen het hier ongeveer in elk debat. Een heel
pijnlijk voorbeeld hiervan zijn de horrorflats in Amersfoort: afbrokkelende muren,
stutten omdat de balkons anders instorten – maar die stutten vallen vervolgens ook
alweer om – en ziekmakende schimmels. Woningcorporatie de Alliantie zegt trots te
zijn op deze flats. Ik ben trots op de bewoners van die flats die in actie komen.
Maar deze bewoners verliezen nu wel hun hoop. Mijn vraag is: wat gaat de Minister
voor hen doen? Ons land kent nog circa 740.000 huurwoningen met vocht en schimmel.
We zagen in de prestatieafspraken dat daar geld voor komt: heel terecht. Maar wanneer
zijn al deze problemen nou opgelost? Bovendien is het voor de SP cruciaal dat we huurders
meer rechten en macht geven, ook om gebreken aan te laten pakken. Dan kun je daar
ook echt iets aan laten doen als je in zo'n woning zit. Nu kun je naar de Huurcommissie
en verlaagt die je huur, maar vervolgens zit je nog steeds in zo'n ziekmakende, gebrekkige
woning. Bent u bereid om juist ook te zorgen dat huurders meer rechten krijgen?
Voorzitter, een laatste zin. We hebben het al vaker gevraagd. De campings en recreatieparken
worden massaal opgekocht door beleggers. Dat is alleen maar urgenter geworden nu blijkt
dat criminelen huisjes en parken kopen. Er zou een onderzoek komen naar aanleiding
van twee aangenomen SP-moties. Dat zou in juni af zijn. Krijgen we dit onderzoek vandaag
nog?
Dank u wel.
De heer Kops (PVV):
Denk het niet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Meneer De Groot, aan u het woord.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Een thuis voor iedereen: natuurlijk, dat willen we allemaal.
Dat is niet alleen een stapel stenen; het is meer dan dat. Het is een huis waar je
graag wilt wonen, dat voldoet aan jouw woonwensen en waar je fijn en veilig woont.
Als we nu kijken naar de woningmarkt in Nederland, dan kunnen we alleen maar concluderen
dat er nog veel moet gebeuren. Daarom heb ik een aantal punten ter versterking van
de beschikbaarheid van sociale huur en betaalbare woningen voor alle aandachtsgroepen,
zodat iedereen fijn en betaalbaar kan wonen.
Als eerste de verdeling van sociale woningen over Nederland. De Minister heeft daar
sterke ideeën over. 27% van de 900.000 te bouwen woningen moeten sociale huurwoningen
zijn. Gemeenten met een laag aandeel moeten meer bijdragen. In de praktijk zal dit
nog een hele uitdaging worden. Maar daardoor ontstaat er voor gemeenten met een hoog
percentage sociale huurwoningen ruimte om meer middenhuur en goedkope koop te bouwen
of, zoals opgenomen in de zojuist gepubliceerde prestatieafspraken, door sociale huurwoningen
te verkopen. Zo brengen we de woningmarkt ook in die gemeentes in balans en komt de
doorstroom op gang. De vraag is: hoe gaat de Minister ook hierop sturen? Want dat
betekent bijvoorbeeld dat een stad als Amsterdam een lager percentage sociale huurwoningen
moet bouwen en de gronden en gelden die beschikbaar zijn juist moet inzetten voor
middenhuur en goedkope koop. Maar hoe werkt dat dan in de praktijk? Dat ziet de VVD
niet terug in het programma van de Minister. Daarom graag een reactie van de Minister.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik besef dat de interrupties vandaag heel schaars zijn, maar ik waag me er toch wel
even aan. In het coalitieakkoord hebben we namelijk afgesproken: twee derde betaalbaar.
Hoe dat dan precies over sociale huur en middenhuur verdeeld moet worden, is dan vervolgens
onderwerp van discussie. Maar als je kijkt naar de onderbouwing van die twee derde
betaalbaar, dan zit dat redelijk in de buurt van fiftyfifty. Die 30% komt dus ergens
vandaan. Ik ben het helemaal met collega De Groot eens dat 30% per gemeente heel ingewikkeld
is. Is de VVD het met de ChristenUniefractie eens dat het veel verstandiger en beter
is om 30% per project te hanteren? Want dat is een veel hanteerbaarder principe dan
op gemeenteniveau. De ene gemeente kan dan een soort van achterover gaan leunen, terwijl
de andere gemeente, die nooit gewend is geweest om bijvoorbeeld meer dan 20% sociale
huurwoningen te bouwen, in één keer misschien zelfs wel 40% moet gaan doen om aan
die 30% te komen. Is een gouden regel van 30% per woningbouwproject dan niet een veel
verstandigere maatstaf? Dan kun je altijd zeggen waar de ondergrens ligt als het bij
vijf, tien of twintig woningen moet liggen. Maar dan is de gouden regel in ieder geval
30% per project. Wat vindt de VVD-fractie van dit verstandige ChristenUnie-idee?
De heer Peter de Groot (VVD):
De VVD is het er wel over eens dat de ChristenUnie regelmatig verstandige dingen zegt,
hoor, meneer Grinwis, ook hierover wel. Ik heb daar eigenlijk twee reacties op. De
programmering van de Minister bevat natuurlijk maar 27% sociale woningbouw. Dus nu
zeggen «laten we 30% doen», is dan een plus daarop. Ik vind het idee dat de Minister
op tafel legt best wel een interessant idee, namelijk om te kijken hoe gemeenten die
op dit moment niet zo veel sociale woningbouw hebben, kunnen bijbouwen. Daarmee kunnen
ze zich dan wellicht een beetje ontdoen van de plicht om ook sociale huurwoningen
te bouwen. Waarom vindt de VVD dat een interessant idee? Omdat juist in de gemeentes
waar de sociale voorraad nu groot is – neem Amsterdam, Groningen of Rotterdam; dat
maakt niet zo veel uit – de mogelijkheid vrijkomt om ervoor te zorgen dat we meer
middenhuur en goedkope koopwoningen kunnen bouwen. Want je kunt je geld uiteindelijk
maar één keer inzetten. Als je als gouden regel zegt dat 30% sociale woningbouw moet
zijn, zoals de ChristenUnie voorstelt, dan gaat daar dus ook altijd veel geld heen.
Dan wordt het in die gemeenten heel moeilijk om te zeggen: we moeten meer toevoegen,
misschien wel 40% middenhuur of goedkope koop. Dan reken je dat soort businesscases
gewoon kapot en komen die woningen er niet. De VVD voelt er dus best wel wat voor
om mee te gaan met de voorstellen van de Minister en te zeggen: spreid dat nou op
een goede manier. Want daarmee komt er ook ruimte voor die andere woningen; dan komt
er ook ruimte voor bewoners in Amsterdam om een woning te kunnen kopen. Dat is nu
nagenoeg niet mogelijk; dat zien we allemaal. Laat gemeentes meedingen die zich nu
eigenlijk verstoppen onder het tafelkleed, zou ik bijna zeggen, zodat die ook een
bijdrage leveren.
De voorzitter:
U heeft ook nog een interruptie van meneer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik dacht even: ho eens even! De bedoeling van de Minister met die 30% is natuurlijk
om het aantal sociale huurwoningen in gemeenten die er te weinig hebben, op te krikken.
Dat heb ik tenminste wel goed begrepen. Nou hoor ik van de VVD de redenering andersom:
o nee, er zijn misschien ook gemeenten die, vanuit VVD-perspectief, te veel sociale
huurwoningen hebben. Dat is niet de bedoeling. We hebben een enorm tekort. Ook in
die gemeenten is er een enorme wachtlijst. In Amsterdam, in Groningen, waar ik zelf
vandaan kom, in de steden die u noemt, zijn er enorme wachtlijsten voor sociale huurwoningen.
Ik mag toch hopen dat de VVD niet op de lijn zit dat de aantallen in die gemeenten
naar beneden moeten, want dan komen we nog verder in de prut.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dat heeft u mij ook niet horen zeggen. Ik ondersteun wel degelijk het pleidooi dat
de Minister houdt om bij te bouwen, maar ik lees toch ook echt in het programma van
de Minister dat gemeentes die boven dat streven zitten, gewoon minder sociale huurwoningen
kunnen bouwen. Dat staat letterlijk in de tekst van het programma van de Minister.
Ik vind dat best een goed voorstel, want daarmee komen er voor die gemeentes middelen
vrij – geld dus – die ze anders misschien zouden besteden aan het goedkoper maken
van gronden voor sociale woningbouw, maar die ze dan kunnen inzetten voor het bouwen
van goedkope koopwoningen of middenhuurwoningen, waar we ook heel veel behoefte aan
hebben in Nederland. Dus nee, het pleidooi van de VVD is hier niet dat de gemeentes
die er veel hebben, de sociale voorraad maar moeten laten krimpen. Nee, dat is het
voorstel niet. Maar ze hoeven niet 30% bij te bouwen. Ze kunnen misschien wel 15%
bijbouwen en dan hun geld inzetten voor andere segmenten. Daar komt bij dat de VVD
heel erg kijkt naar de beschikbaarheid van woningen. Er ligt hier een soort aantallendiscussie
op tafel, maar volgens mij is het veel socialer om te zeggen: goh, voor de mensen
die zitten te wachten op een sociale huurwoning maken we die woningen beschikbaar.
Doorstroom is dus ook belangrijk. Daar zal ik zo nog een aantal voorstellen voor doen.
De heer Nijboer (PvdA):
Bij die beschikbaarheid van de VVD weet ik wel wat er gebeurt: dat is gewoon de huren
zo ver omhooggooien dat je mensen hun huis uit jaagt terwijl ze nergens anders terechtkunnen.
Ik maak me hier toch wel echt zorgen over. De VVD is altijd van de aantallen. De voorganger
van de heer De Groot zei altijd: bouwen, bouwen, bouwen. En nu is het vliegen, vliegen,
vliegen, maar goed. Dat ging eigenlijk alleen maar over volume. Hij deed eigenlijk
niet anders dan alleen maar drukken op volume. Flexwonen, van alles moest er gebeuren.
De PvdA vindt het een enorm probleem dat er te weinig betaalbare huurwoningen zijn.
Er moeten er veel meer gebouwd worden. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten – daar
moet het toch gebeuren, in de gemeente – zegt nu al: dit gaat niet goed zo; de afspraken
zijn niet hard genoeg; er worden woningen geliberaliseerd, verkocht en gesloopt en
als we niet uitkijken, zijn het er straks maar 100.000. Dan hou ik mijn hart vast
als de VVD daarnaast ook nog zegt: nou, in sommige gemeenten kan de ambitie wel wat
naar beneden, want daar gaat het wel goed. Het gaat nergens goed, ook niet in die
steden waar de sociale woningbouw boven de 30% zit.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik hoorde niet echt een vraag van de heer Nijboer van de PvdA, maar ik wil hem wel
in herinnering brengen dat betaalbare woningen niet alleen sociale huurwoningen zijn.
Betaalbare woningen zijn ook middenhuurwoningen en ook goedkope koopwoningen. Deze
coalitie en de VVD hebben de ambitie om twee derde – je ziet nu vaak dat dat in gemeentes
maar een derde is – betaalbaar te bouwen. Je kunt je geld maar één keer inzetten hier
in Nederland. De VVD is het dus helemaal met de Minister eens dat de gemeentes die
veel sociale huurwoningen hebben, hun geld kunnen inzetten voor middenhuurwoningen
en goedkope koopwoningen.
De voorzitter:
U heeft nog twee interrupties, een van mevrouw Beckerman en een van meneer Van Haga.
En ik zie meneer Klaver ook nog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Een paar weken geleden hebben we een wet verdedigd – de heer Nijboer, mevrouw Bromet
en ikzelf – met als doel dat het aantal sociale huurwoningen in een gemeente niet
mag dalen door sloop, liberalisatie of verkoop. «Dat is allemaal onzin,» zei de coalitie,
«want dat gebeurt helemaal niet». En nu zegt u hier in dit debat: ik vind het eigenlijk
wel prima als dat gebeurt. Er zijn nu prestatieafspraken, waarvan de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten zegt: het klinkt mooi hoeveel we gaan bouwen, maar op deze manier
komen we misschien wel uit op hetzelfde percentage als in 2013. En dat terwijl er
veel meer mensen zijn die recht hebben op een sociale huurwoning. Is dat voor u nu
werkelijk genoeg, netto maar 100.000 erbij tot 2030?
De heer Peter de Groot (VVD):
In het debat waar mevrouw Beckerman van de SP aan refereert, heb ik nooit de woorden
in de mond genomen dat ik het onzin vond wat er voorgesteld werd. Ik was het alleen
niet eens met het ingezette middel. Dat heb ik net ook in mijn pleidooi richting de
heer Nijboer van de Partij van de Arbeid gezegd. Het is de VVD erom te doen dat die
woningen gewoon beschikbaar komen. Dat is het sociale uitgangspunt. Dat betekent dat
doorstroming heel belangrijk is. De VVD heeft in het debat waar mevrouw Beckerman
aan refereert, ook gezegd dat er ook bijgebouwd moet worden, zeker. U zult van de
VVD niet horen dat in de totale bouw van die 900.000 woningen geen sociale huurwoningen
moeten worden gebouwd, want dat moet wel degelijk. Maar het is niet alleen bouwen.
Ik heb in dat debat niet alleen een pleidooi gehouden voor bouwen, maar ook voor doorstroming.
We moeten zorgen dat de woningmarkt weer op gang komt en dat er meer sociale huurwoningen
beschikbaar komen.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Uw voorganger, Daniel Koerhuis, had het inderdaad continu over «bouwen, bouwen, bouwen»
en dat is helemaal terecht. Als we naar hem hadden geluisterd, hadden we nu een veel
kleiner probleem gehad, want dan hadden we waarschijnlijk een miljoen extra woningen
gehad. Bent u het met me eens dat de huurprijzen vanzelf wel gaan dalen als de markt
weer in balans is en er voldoende woningen zijn? Dan gaat het om sociale woningen,
maar ook om middenhuur; alles moet gebouwd worden. Godzijdank is de verhuurderheffing
eraf, want dan gaan de corporaties ook weer bouwen, maar nu zie je dat heel veel partijen
kiezen voor een andere aanpak om de huren omlaag te krijgen: niet door een surplus
te hebben, dus door leegstand te hebben, waardoor je gewoon een onderhandeling krijgt
met een lagere huur, maar door bijvoorbeeld de liberalisatiegrens omhoog te trekken
naar 232 punten, waardoor in uw achterban voor 800.000 mkb'ers gewoon het pensioen
verdampt. Wat vindt de VVD daarvan?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik ben het met de heer Van Haga eens dat de enige echte oplossing is – dat blijkt
uit alle onderzoeken – dat je het aanbod vergroot. Dat gaat over bouwen. Daar was
mijn voorganger heel duidelijk over. Eigenlijk kun je het probleem van het woningtekort
alleen maar oplossen door te bouwen, maar dat heb je niet zomaar gedaan. Daarom doen
we ook een aantal andere dingen in deze oververhitte woningmarkt om een aantal excessen
weg te nemen. Die zitten bijvoorbeeld in het middenhuursegment. Ik ben het ook met
de heer Van Haga eens dat we wel goed moeten kijken – daar kom ik zo in mijn bijdrage
nog op terug – wat het betekent als we het puntenstelsel doortrekken. Blijft er dan
nog voldoende ruimte voor investeerders om te blijven investeren in middenhuurwoningen?
Is het wel een passende manier om hiermee om te gaan? Ik kom daar zo in mijn bijdrage
nog op terug.
De heer Klaver (GroenLinks):
Nog niet zo lang geleden heeft Follow the Money – en volgens mij ook Investico – een
artikel gepubliceerd over de grote lobby om in vier polders te gaan bouwen, iets waar
de Tweede Kamer niet over gaat, iets wat een lokale aangelegenheid is, maar waar de
VVD-fractie een groot pleitbezorger van is in zo ongeveer ieder debat waarin het gaat
over bouwen. Daar heb ik de VVD-fractie nog niet over gehoord. Ik heb twee korte,
concrete vragen. Eén: is er contact geweest met deze projectontwikkelaars en zo ja,
hoe vaak? Twee: zijn deze projectontwikkelaars ook lid van de bedrijvenvereniging
die jullie hebben, van jullie bedrijvenclubje, van jullie aanmoedigingstafels of hoe
je het ook noemt?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik snap de eerste vraag van de heer Klaver niet helemaal. Over welke bedrijven gaat
dat precies? Bedoelt hij de projectontwikkelaars zelf?
De heer Klaver (GroenLinks):
Ja.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik kan alleen maar voor mezelf spreken. Het is waar dat ik in deze Kamer een motie
heb ingediend die onder andere ging over Rijnenburg, maar ook over Pampus, wat rijksbezit
is, vanuit het perspectief dat we grote uitleglocaties nodig hebben in Nederland om
te bouwen. In generieke zin heb ik daarbij gezegd: ik wil niet dat gemeentes vanuit
hun grondexploitaties theaters en zwembaden betalen, maar woningen bouwen. In dat
debat heb ik ook gezegd: ik wil niet dat winsten in de zakken van projectontwikkelaars
verdwijnen. Dat heb ik in het debat ook al eerder gezegd. Ik heb zelf geen contacten
met de projectontwikkelaars gehad.
In antwoord op uw tweede vraag: daar heb ik geen inzicht in. Ik heb geen idee of bedrijven
lid zijn van welke vereniging dan ook.
De voorzitter:
Uw tweede vraag.
De heer Klaver (GroenLinks):
Het gaat hier niet over de heer De Groot. Ik vroeg naar de VVD. Wie de vorige woordvoerder
was, maakt ook niet zo veel uit. Het gaat om de opstelling van uw partij. Mijn vraag – misschien
wilt u daar dan op een ander moment op terugkomen – is: welke contacten zijn er met
deze projectontwikkelaars geweest, concreet over deze casussen? U kunt wel zeggen
dat u niet wilt dat ze eraan gaan verdienen, maar ze gaan er groot op cashen als daar
gebouwd wordt.
Ten tweede. Ik vind het wel degelijk uw verantwoordelijkheid om te weten of ze lid
zijn van de VVD-kringen, omdat er aan die tafels gewoon betaald wordt om met politici
te kunnen praten. Ik vind het nogal wat als hier een pleidooi wordt gehouden om in
vier polders te bouwen en als blijkt dat vertegenwoordigers van deze projectontwikkelaars
bij jullie aan tafel zitten, waar ze gewoon dik geld betalen om met Kamerleden en
Ministers te kunnen praten. Bent u bereid om bij de partij op te vragen of deze mensen
daarbij betrokken zijn en daar in een volgend debat op terug te komen?
De heer Peter de Groot (VVD):
Nee, ik ga dat hier niet toezeggen, vooral ook omdat ik hier een pleidooi houd op
de inhoud, over wat wij in Nederland moeten doen op het gebied van de woningbouw.
Mijn pleidooi spitst zich toe op afspraken die wij in het coalitieakkoord hebben gemaakt
over binnen- en buitenstedelijk bouwen. Ik ben er echt van overtuigd, vanuit de inhoud,
dat die buitenstedelijke locaties, niet alleen locaties die in handen zijn van projectontwikkelaars,
maar ook locaties die in handen zijn van het Rijk, een toevoeging zijn als het gaat
om wat wij te doen hebben in Nederland voor de woningbouw. Dat moeten we goed en zorgvuldig
doen. Dat is hoe we hier het debat met elkaar voeren.
De voorzitter:
Meneer De Groot, gaat u door met uw betoog.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik kom toe aan mijn tweede punt. Ik heb er net al op gehint: dat gaat over de doorstroming
van sociale huur naar betaalbare middenhuur. De Minister wil corporaties 50.000 huurwoningen
voor middeninkomens laten bouwen. Ik vraag me daarbij af: waarom alleen die corporaties?
Er zijn toch juist ook de maatschappelijk betrokken partijen, zoals onze pensioenfondsen,
ABP bijvoorbeeld, die op dit moment veel huurwoningen onder de € 1.000 verhuren? Waarom
komen deze partijen niet voor in dit plaatje? Dat zou gewoon een extra toevoeging
zijn op de aantallen die nu gehaald worden. Zijn deze partijen al door de Minister
afgeschreven of kunnen ze ook een rol spelen in het investeren in het maatschappelijk
belangrijk huursegment? Ik heb daar nog wel een paar vragen over openstaan. Is het
huidige woningwaarderingsstelsel geschikt om door te trekken bij de regeling van de
huurprijzen in dit segment? Wat doen de stijgende materiaalprijzen voor deze opgave?
Is er voldoende ruimte voor deze partijen om ook te blijven investeren in de doorstroming?
De door de Minister aangekondigde botsproeven gaan slechts over de bestaande huurvoorraad
en niet over nieuwbouw. Graag een reactie hierop van de Minister.
De heer Boulakjar (D66):
Dit is mijn laatste interruptie. De heer De Groot maakt zich volgens mij terecht zorgen
over het aantal middenhuurwoningen. Hij zegt: «50.000, dat is een fors aantal; kan
het niet meer, met name door commerciële partijen?» Hij heeft eerder in zijn bijdrage
ook aangegeven dat die commerciële partijen zich zorgen maken over hun investeringscapaciteit
en uiteindelijk het aantal. Eigenlijk zegt hij aan de ene kant dat hij zich zorgen
maakt dat die commerciële partijen te weinig gaan bouwen, en aan de andere kant zegt
hij dat de woningbouwcorporaties dat aandeel van 50.000 niet moeten verhogen. Dat
strookt niet helemaal met elkaar.
De voorzitter:
Er wordt een glas water omgestoten. Het water loopt over de schoenen, maar onze bode
schiet te hulp, dus het komt goed.
De heer Peter de Groot (VVD):
Wat een consternatie hier. Er loopt hier water het stopcontact in. Eens even kijken
of dat goed gaat. Ik probeer de apparatuur niet meer aan te raken, zodat ik niet onder
stroom kom te staan. Ik hoor dat er beveiliging op zit. Hartstikke goed. Dat is een
hele geruststelling om te weten.
Voorzitter. Dan een antwoord op de vraag van de heer Boulakjar van D66. Mijn vraag
is bedoeld als misschien wel een extraatje. Zo zou ik het willen neerzetten. Ik vind
eigenlijk niet zo veel van het gegeven dat corporaties 50.000 middenhuurwoningen moeten
gaan bouwen. Ik denk dat het een prima ambitie is van deze Minister om met die corporaties
aan de slag te gaan. Volgens mij zit er daardoor gewoon onderbenut potentieel. Ik
weet geen aantallen, maar volgens mij bezitten de Nederlandse pensioenfondsen op dit
moment 150.000 middenhuurwoningen, die zij voor goede prijzen – 75% onder de € 1.000,
heb ik me laten vertellen – verhuren in Nederland. Het zou toch een gemiste kans zijn
als het investeringsklimaat van vooral deze pensioenfondsen en mogelijk verzekeraars
dusdanig afneemt dat ze niet meer bouwen. Dat zou gewoon een gemiste kans zijn. Vandaar
mijn vraag aan de Minister. Ik weet niet of dat een antwoord op de vraag van collega
Boulakjar is.
De voorzitter:
Die zie ik knikken. Vervolgt u uw betoog. Hij is helemaal van slag. Hij moet nog even
bijkomen van al dat water.
De heer Peter de Groot (VVD):
Voorzitter. Dan mijn derde en laatste punt. De Minister heeft per brief laten weten
niet verder te gaan met het door deze Kamer doorlopen van het traject met betrekking
tot het Besluit omgevingsrecht recreatiewoningen. Na jaren van werk door mijn fractiegenoot – ik
heb hem net al genoemd; u kent hem wel – is dat een teleurstelling, aangezien dit
voorstel naar de Eerste Kamer was gezonden. Maar goed nieuws: de Minister kan het
goedmaken. Er zijn in Nederland namelijk verschillende soorten vakantieparken. Eén
categorie daarin betreft parken die qua opzet en karakter zo door zouden kunnen als
woonwijk. Er staan goede vaste huizen op die nagenoeg al voldoen aan het Bouwbesluit.
Recreatieve onderdelen zoals een kampwinkel, een zwembad of een ander vertier zijn
daar gewoon niet aanwezig en er worden veelal ook geen woningen verhuurd. Herkent
de Minister deze beschrijving van parken die met een zorgvuldig traject rondom geluidsregels,
veiligheidseisen en het Bouwbesluit omgezet kunnen worden naar woonwijken, waarmee
die mensen er definitief kunnen gaan wonen? Dat is nu nog niet het geval. Daarmee
komen woningen vrij voor wachtenden, die nu misschien bij ouders thuis wonen of bijvoorbeeld
op een wachtlijst staan. We moeten er namelijk alles aan doen om de doorstroming te
stimuleren – alle stappen hierin helpen – zodat iedereen fijn en betaalbaar kan wonen
in Nederland.
Voorzitter. Dit waren de punten van de VVD in de eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Dan geef ik nu het woord aan meneer Boulakjar van D66.
De heer Boulakjar (D66):
Voorzitter. Mijn microfoon gaat gewoon aan.
We presteren het tot nu toe in ieder commissiedebat over wonen om het over Daniel
Koerhuis en «bouwen, bouwen, bouwen» te hebben. Ik zou echt willen vragen om dat na
het reces niet meer te doen.
De heer Nijboer (PvdA):
Net weer.
De heer Boulakjar (D66):
Aan ons allen dus de uitdaging om het niet meer over «bouwen, bouwen, bouwen» te hebben.
Voorzitter. Debatteren is ook kiezen uit vele belangrijke thema's. Vandaag wil ik
drie thema's aanstippen: studentenhuisvesting, wonen en klimaat, en de impact van
de oorlog in Oekraïne op onze volkshuisvestelijke ambities.
Voorzitter. We zien dat studenten het steeds moeilijker hebben op de woningmarkt.
Met grote regelmaat ontvang ik hier mails over. D66 is dan ook blij dat zij een plek
hebben gekregen in het programma van de Minister, Een thuis voor iedereen, maar er
zijn ook nog wel wat zorgen. We staan nu vlak voor het zomerreces. Vanaf augustus
en september komen er weer duizenden nieuwe studenten bij. Een groot deel van hen
gaat natuurlijk op zoek naar een fijne woning. Ik heb er al eerder aandacht voor gevraagd:
wat D66 betreft zijn flexibele woningen voor studenten hele goede oplossingen tegen
het grote tekort. Ik wil de Minister nogmaals oproepen om vooral te kijken naar de
mogelijkheid om tijdelijke woningen, flexibele woningen voor studenten te realiseren,
eventueel langs kansrijke spoorzones. Aedes heeft onlangs een handreiking gedaan waarin
zij stellen op de korte termijn 10.000 flexibele woningen te kunnen plaatsen. Gaat
de Minister op dit aanbod in? Kan hij toezeggen hierbij goed te kijken naar de woningen
van studenten? Graag een reactie.
Voorzitter. Onlangs heeft de Raad van State een streep gezet door de realisatie van
2.500 studentenwoningen bij Uilenstede in Amstelveen. Dit vanwege het geluid rondom
Schiphol. Nu Schiphol de komende tijd de groei moet remmen en zelfs gaat afschalen,
ziet mijn fractie kansen voor woningbouw. Mijn vraag aan de Minister is: heeft het
krimpen van Schiphol op de korte termijn positieve gevolgen voor de bouw van bijvoorbeeld
studentenwoningen? Wil de Minister samen met de gemeente Amstelveen om tafel gaan
zitten om te kijken of de 2.500 woningen niet alsnog gerealiseerd kunnen worden? Het
gebouw staat er al, maar er is maximale inspanning en rek nodig van alle partijen.
Voorzitter. Dan wonen en klimaat. We hebben torenhoge bouwambities, maar ook onze
klimaatambities zijn hoog. Dat is goed. Dat juichen we toe. Maar er zijn wel grote
uitdagingen en zorgen. Zo waarschuwen verschillende experts dat binnen enkele jaren
het CO2-budget voor de bouw op kan raken. Dat kan weer het volgende slot op de woningbouwambitie
zijn, naast de stikstofcrisis. De experts stellen als oplossing: zet vooral in op
duurzame materialen, met name houtbouw. Ik roep de Minister op om daar vol op in te
zetten, zodat we niet in een CO2-lockdown geraken. Hoe kijkt de Minister naar de waarschuwing van de verschillende
experts? Erkent hij deze problemen? Heeft hij dit scherp? Graag een reactie.
Over houtbouw gesproken: het is prima materiaal voor het optoppen van woningen, voor
het aanplakken van woningen. Het kan echt een bouwversneller zijn, omdat de grond
vaak al van de gemeente is. De grond hoeft niet meer bouwrijp gemaakt te worden. De
voorzieningen zijn al in de buurt. Er is ruimte voor. Ook hier graag een reactie op.
Voorzitter. We hebben stevige ambities op het gebied van wonen, maar we hebben tegelijkertijd
ook te maken met een verschrikkelijke oorlog in Europa, met grote gevolgen. Ook in
Nederland zien we dat de energieprijzen stijgen, dat de grondstoffen duurder worden
en dat de materialen schaarser worden. De hypotheekrente stijgt in rap tempo. Dat
is vooral voor starters enorm problematisch. Ze worden geconfronteerd met maandlasten
die nu zomaar € 400, € 500, € 600 hoger kunnen zijn dan als zij hun hypotheek eerder
dit jaar hadden afgesloten. Ik vraag om een brief. Kan de Minister met een integrale
brief komen – dat kan na het reces of in het reces – over wat de impact van de ellendige
situatie in Oekraïne, in Europa is op volkshuisvestelijke ambities de komende jaren?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boulakjar. Dan geef ik nu het woord aan meneer Nijboer van de Partij
van de Arbeid.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de actualiteit: de afspraken die de Minister
heeft gemaakt met woningcorporaties en andere partijen. Op zichzelf staan daar best
mooie dingen in, zoals de afschaffing van de verhuurderheffing. Daar is de PvdA-fractie
een groot voorstander van. Ik wil echter wel een paar punten aanstippen waar ik zorgen
over heb.
Allereerst wijzen de gemeentes ons erop dat er door sloop, door liberalisering en
door verkoop van sociale huurwoningen wellicht maar 100.000 sociale huurwoningen bij
komen in de komende jaren. Mevrouw Beckerman wees er al op: we hebben zelf een wet
gemaakt om dat te voorkomen. Met verve hebben we geprobeerd die te verdedigen. Daar
heeft de coalitie van gezegd: bedankt, maar we gaan hier niet mee in zee. Ik zou toch
zeggen: als je dit hoort, was er alle reden om dat wel te doen. Ik vraag de Minister
om toch eens in te gaan op hoe hij dat gaat voorkomen. Er zijn ook heel veel zorgen – daar
las ik zo snel niets over – over nep-sociale huur. Dat gaat als volgt. Je bouwt in
het begin betaalbare woningen. Na tien jaar worden die dan weer verpatst. Die wijk
lijkt dus heel gemengd, maar na tien jaar blijft er niets van over. Tien, vijftien
jaar is ook niets op een huizenleven.
Mijn tweede voorstel is het stimuleren van gemeenten om meer te bouwen op het aantal
bouwvergunningen. Ik heb dit niet zelf bedacht. Dit heb ik van Ed Groot. Hij heeft
er ook een artikel in Het Financieele Dagblad over geschreven. Dat vond ik een goed
idee. Ed denkt altijd goed na over de vraag: wat helpt nou? Gaan we ambities afspreken
of gaan we ergens op afrekenen waar ze én invloed op hebben, namelijk bouwvergunningen
afgeven, én wat leidt tot bouw? Ik vind dat een goed idee. Ik vraag de Minister dat
over te nemen.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb een interruptie over het vorige punt, over de vermaarde nettotoevoeging van
100.000 huurwoningen. Ik hoorde u zeggen dat daar ook een groot deel verkoop in zit.
Als het goed is, gaan wij binnenkort met z'n allen in Oostenrijk kijken. Dat doen
wij op uw voorstel. Daar is de sociale huurwoningensector namelijk veel kleiner. Het
woningprobleem is daar ook kleiner. U refereerde aan de wet die we behandeld hebben.
100.000 huurwoningen erbij is niet minder, zoals u doet voorkomen. Ik ben dus benieuwd
naar uw mening over mijn verhaal over het beschikbaar krijgen van voldoende woningen
voor de aandachtsgroep die de Minister goed beschreven heeft. Dat gaat niet alleen
over bijbouwen. Dat gaat ook over ervoor zorgen dat de doorstroming echt op gang komt.
Hoe kijkt u aan tegen het idee dat de doorstroming door verkoop op gang komt? Daardoor
kunnen er misschien wel meer dan 250.000 sociale huurwoningen gebouwd worden door
corporaties.
De heer Nijboer (PvdA):
Daar is veel over te zeggen. Ik ben helemaal niet tegen doorstroming. De VVD en andere
rechtse partijen vinden het een groot probleem dat mensen met te hoge inkomens in
sociale huurwoningen zitten. Daar ben ik het niet mee eens. Die mensen kunnen helemaal
nergens terecht. Er is een enorm tekort aan woningen voor alle groepen: voor ouderen,
voor jongeren, voor starters en voor middeninkomens. Dan kan je wel de huur omhoog
doen, maar die mensen kunnen geen kant op. Er zal toch eerst veel en veel meer gebouwd
moeten worden, voordat je daaraan begint.
Ik ben wél groot voorstander van het reguleren van huren. Daar kent u mij ook van.
Ik heb een keer een wet door de Kamer geloodst. Dat is een heel klein stapje in het
grote dat nodig is. Ik ben dus groot voorstander van de voorstellen van het kabinet,
van de Minister, om het puntenstelsel door te trekken. Dat zou enorm helpen. Eerlijk
gezegd maakt het mij niet zo heel veel uit of een woningcorporatie of een pensioenfonds
die woningen aanbiedt, want als je een normale huur hebt voor een normale woning,
dan zou ik zeggen: we hebben iedereen nodig. Dat vind ik hartstikke goed.
Het gaat mij er dus helemaal niet om dat de woningcorporatiesector per se groter moet
worden, maar ik denk wel dat als je de woningnood nu ziet, je daar alles voor nodig
hebt en dat je geen woningen moet gaan verpatsen en boven de liberalisatiegrens moet
brengen. Dat gebeurt nu wel.
De voorzitter:
Meneer De Groot? Nee, niet meer?
De heer Nijboer (PvdA):
Hij is overtuigd. Nee, dat is flauw.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
In Wenen gaan we zeker kijken hoe dat daar is geregeld. Ik zie daarnaar uit. Dat is
alweer in september.
Ik heb ook zorgen over de vrije sector en de normhuren die worden verhoogd. Mijn vorige
deel ging natuurlijk over de sociale sector en de afspraken die de Minister heeft
gemaakt. Als we mijn wet volgend jaar niet in de werkelijkheid brengen, wordt het
gezien de inflatie plus 10%. Dat kan niet zo. Ik vraag de Minister daar wat aan te
doen. Het wetsvoorstel voor normhuren zie ik liever niet verschijnen.
Voorzitter. Ik zou een pleidooi willen houden voor grondpolitiek. Daar zijn weleens
kabinetten op gevallen. Op zichzelf wens ik dit kabinet dat ook wel toe, maar dat
is niet de aanleiding om hiervoor te pleiten. Als je zo veel wilt bouwen – de heer
Klaver refereerde net ook al aan een artikel – dan ontkom je er niet aan om ook over
de grond, de bestemmingsplanwijzigingen en de baten die daaruit voortvloeien, te praten.
We hebben een enorme discussie over stikstof. Daar gaan we het nu niet over hebben.
Er zal ook landbouwgrond omgebouwd worden tot woningbouwgrond. Dat zijn schatkamers,
zoals we dat nu hebben geregeld. Er moet dus een planbatenheffing komen. Er moeten
bouwplichten komen. Er moet ingegrepen worden. Is de Minister daartoe bereid? Wil
hij een visie op grondpolitiek maken? Mijn visie is dat een bestemmingsplanwijziging
nut heeft voor iedereen. De baten daarvan moeten voor ons allen zijn, of dat nu voor
infrastructuur is, voor betaalbare woningbouw of anderszins. Dat moet niet in private
zakken of in zakken van speculanten belanden. Is de Minister dat met mij eens?
Dan zou ik nog aandacht willen vragen voor doelgroepen. Dat vind ik eigenlijk geen
goede term. Een van de belangrijkste groepen vind ik de daklozen. De dakloosheid is
de afgelopen tien jaar verdubbeld. Ik weet dat dat het kabinet ook aan het hart gaat,
maar ik zie nog niet zozeer hoe het kabinet dat oplost, zeker nu met de toestroom
van nieuwe mensen die ook een dak boven het hoofd nodig hebben. Ik zou graag doelstellingen
zien, bijvoorbeeld een halvering voor de komende jaren of van de nu ongeveer 40.000
naar 5.000 of 10.000 over... Dat mis ik echt. De Minister is daar op zichzelf meestal
wel voor geporteerd. Hij heeft doelen en daar wil hij dan naartoe. Ik vraag hem om
die ook voor dakloosheid te stellen.
Voorzitter. Als ik daar nog gelegenheid voor heb, wil ik tot slot de Minister op het
hart drukken om gemengde wijken mogelijk te maken. Dat kan natuurlijk door die 30%,
maar het geldt wel breder dan alleen maar voor nieuwbouw. Het blijft een zorg, wat
ook te maken heeft met de toewijzing van sociale huurwoningen. Dat dreigt nog steeds
mis te gaan en de problemen dreigen steeds meer bij elkaar te komen. Ik vraag de Minister
daar aandacht voor te blijven hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nijboer. Dan is het woord aan meneer Klaver.
De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter, dank. Onze volkshuisvesting verkeert in grote problemen. Er is sprake
van een fundamenteel probleem. Ik ga straks in op een aantal voorstellen van de Minister,
maar we komen er niet met alleen een paar kleine incrementele stapjes te zetten. Het
grote probleem is heel ingewikkeld, maar de simpele analyse is volgens mij eenvoudig.
Het betekent dat mensen met de allerlaagste inkomens via de huurtoeslag gesubsidieerd
worden om te wonen. Het betekent dat mensen die het geluk hebben gehad om een huis
te kunnen kopen via de hypotheekrenteaftrek, ook gesubsidieerd worden om te wonen.
Maar iedereen die daartussen valt, dat is misschien wel de grootste pechgeneratie
van allemaal. Zolang we dat niet aanpakken, gaat er iets goed mis. We praten daar
eigenlijk de hele tijd aan voorbij.
Een van de vragen die ik namelijk ook eerder in het debat heb gesteld, is: kan je
nou eens ingaan op welke rol de sociale woningbouw, de woningbouwcorporaties kunnen
spelen om dit probleem op te lossen? De focus ligt heel erg op meer middenhuurwoningen
bouwen. Je zou ook kunnen zeggen: we moeten de liberalisatiegrens optrekken, we moeten
ervoor zorgen dat meer mensen... Waarom is niet alle woningbouw in Nederland of 90%
daarvan sociale woningbouw? Er is toegezegd dat de Minister voor het reces daarop
zou terugkomen. Ik had dus verwacht dat het in de brief van vandaag zou staan, maar
ik zie het daar niet in terug. Ik denk dat het belangrijk is om te blijven focussen
op die bredere reflectie, zodat we niet alleen van puntje naar puntje en van actieplan
naar actieplan blijven lopen.
Dat gezegd hebbende, wil ik wel een paar van de punten langslopen die de Minister
in zijn brieven heeft aangegeven, ten eerste de normhuren. Ik sluit graag aan bij
de heer Nijboer. Ons grootste probleem op de korte termijn is de stijging van de huren.
Wat vandaag is aangekondigd voor de sociale huren, is een stap vooruit, maar daarmee
hebben we nog een heel groot segment van de vrije huursector niet te pakken. Als we
de normhuren gaan aanpassen, dan gaat dat in sommige gevallen leiden tot enorme huurprijsstijgingen
voor individuen. Ik vind het dan ook een buitengewoon slecht plan om de normhuren
te verhogen. Ik zie wel wat er is gebeurd. Ik heb hier het regeerakkoord voor me.
Op pagina 4 van de bijlage zie je staan «verhogen wml» en daarachter «(en vereenvoudiging
huurtoeslag)». Die zijn ordinair tegen elkaar uitgeruild. Ik vraag aan de Minister
wat het precieze budgettaire beslag van de vereenvoudiging van de huurtoeslag en de
normhuren is, want die zie ik niet uitgesplitst staan in het regeerakkoord. Dan zal
je zien dat het een bezuiniging is op de huurtoeslag en dat die ertoe gaat leiden
dat mensen in individuele gevallen echt in de problemen komen.
Dan zou ik het graag nog willen hebben over de huurkorting bij niet-verduurzaming.
Ik ben blij dat de Minister heeft gezegd dat in 2030 heel duidelijk moet zijn dat
als de verhuurder niet voldoende zijn best heeft gedaan om te verduurzamen, je recht
hebt op een huurkorting. Maar 2030 is nog heel ver weg. Ik wil toch echt kijken wat
we op de korte termijn kunnen doen, ook omdat de verhuurders al echt de tijd hebben
gehad om daaraan te werken. Ik zou dus zeggen: wat is er al mogelijk om daar komend
jaar aan te werken?
Dan nog even het rapport van de ARK over de Woningbouwimpuls. Ik vond het oprecht
een leuk debat tussen de collega's Grinwis en Kops: wat wordt er nou precies gezegd
door de Algemene Rekenkamer, waar wordt naar gekeken en kan het toch tot een versnelling
hebben geleid? De Algemene Rekenkamer wijst er terecht op: wat zijn nou de waarborgen?
Als we geld uitgeven, moet je zeker weten waar dat toe leidt en welke doelen we stellen.
Dus als het een woningbouwimpuls is, dan proberen we daar meer woningen mee te creëren.
Als dat niet lukt, dan moet je wel duidelijk zijn over je doelen. Je wil bijvoorbeeld
bestaande projecten versnellen of prijzen verlagen. Het gaat mij om het volgende.
Als we geld uitgeven, welke harde doelen zetten we dan daartegenover en welke waarborgen
zitten erbij om ervoor te zorgen dat je die doelen haalt? Want uiteindelijk gaat het
er wel over of we dit geld effectief uitgeven. Daarom wil ik nogmaals zeggen: ik zeg
niet dat ik tegen deze Woningbouwimpuls ben, maar ik vind de kritiek van de Algemene
Rekenkamer zeer terecht. Als Kamer moeten we die ook zeer ter harte nemen, omdat we
in het kader van – ik durf het bijna niet te zeggen – de nieuwe bestuurscultuur voortdurend
hebben gezegd dat we waarschuwingen van bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer veel serieuzer
moeten nemen. Dit is een serieuze waarschuwing. Dit is serieus geld. Het gaat over
een miljard euro waarvan we niet precies kunnen vaststellen wat hiervan het effect
is geweest. We zijn het al bijna vergeten, maar dit kabinet geeft zo ongelofelijk
veel geld uit, ook als het gaat over de woningbouwportefeuille, dat we daar gewoon
bovenop moeten zitten. Ik wil dus dat daar echt duidelijkere doelen en meer waarborgen
in zitten.
Ik zie dat de voorzitter mij zegt dat het genoeg is, dus ik sluit af.
Dank u wel.
Tot slot, voorzitter. Ik kreeg zojuist een bericht dat ik naar een andere vergadering
moet. Het was niet gepland, maar ik moet dus helaas zo de vergadering verlaten.
De voorzitter:
U bent geëxcuseerd Dank u wel.
Minister De Jonge:
U kijkt het vanavond na, voor het slapengaan.
De heer Klaver (GroenLinks):
Zeker. Als ik wil slapen, lees ik altijd de antwoorden van de Minister terug, ja.
De voorzitter:
De heer Grinwis heeft het woord.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Het slot van het betoog van de heer Klaver was volgens mij
een mooie symbiose van het interruptiedebatje tussen de heer Kops en mij. Daar sluit
ik me dus bij aan. Naar mijn idee zijn de doelen inderdaad versnelling en betaalbaarheid
en zijn die doelen wel degelijk dichterbij gekomen. Maar we gaan zo het verlossende
woord van de Minister horen.
Voorzitter. Er gloort weer enige hoop aan de horizon voor starters en andere woningzoekenden
die dringend behoefte hebben aan huisvesting. Het afgelopen halfjaar is namelijk het
aantal hypotheekaanvragen door jonge mensen onder de 35 jaar gestegen met 17%. Een
kanttekening is natuurlijk wel dat hypotheken pijlsnel duurder worden, maar dit geeft
wel iets aan van de krachtverdeling op de woningmarkt tussen enerzijds starters en
anderzijds bijvoorbeeld beleggers. Er is nog wel een flinke weg te gaan. Ik denk aan
de uitwerking van de uitgebreide huurprijsbescherming, het wetsvoorstel over goed
verhuurderschap en het Nationaal Isolatieprogramma, dat natuurlijk zo snel mogelijk
uitgevoerd moet worden.
Voorzitter. Ik ga het hebben over tijdelijke contracten en betaalbare huren. Eerst
even het uitgangspunt, zoals ook in het coalitieakkoord staat. Vaste huurcontracten
blijven de norm. Maar dan de werkelijkheid. In maar liefst 29% van de nieuwe overeenkomsten
in de private huur is er sprake van een tijdelijk contract. Maar liefst 74% van de
verhuurders maakt er gebruik van. Afgelopen maand was ik weer eens in Hoogvliet en
Carnisse, ofwel in het mooie Rotterdam. Ik sprak daar onder anderen een vrouw die
haar huis uitgezet wordt omdat haar tijdelijke contract afloopt. Zij is ook nog eens
een toeslagengedupeerde et cetera, dus ellende alom. De nieuwe bewoner betaalt zo
meteen een veel hogere huur. Ondanks dat zij diezelfde huur ook wilde betalen, weigert
de verhuurder dat. Dan krijgt ze tenslotte huurrechten als haar contract wordt verlengd.
Met een tijdelijk huurcontract ben je vogelvrij, net als met een flexcontract op de
arbeidsmarkt.
Ik ben blij dat Minister De Jonge actie onderneemt richting de private sector met
de uitbreiding van het woningwaarderingsstelsel, de invoering van de verhuurvergunning
en de mogelijkheid dat het woningwaarderingsstelsel wordt gehandhaafd. Maar het handhaven
van dat woningwaarderingsstelsel wordt maar beperkt mogelijk. In alle gevallen is
het namelijk aan de gewone man of vrouw om naar de Huurcommissie te stappen. Met een
tijdelijk contract doet natuurlijk bijna helemaal niemand dat. Je verkeert immers
in de hoop dat de verhuurder wel over zijn hart strijkt en je verlenging aanbiedt.
Hoe dan ook is de machtsverdeling tussen de twee partijen zo ongelijk dat je het gewoon
niet durft. De ChristenUnie stelt voor, geruggesteund door Aedes en de VNG die dit
ook bepleiten, om het aanbieden van tijdelijke contracten te beperken tot specifieke
gevallen en situaties, zoals ook voor corporaties is vastgelegd in de Woningwet. Tijdelijke
contracten blijven dan mogelijk voor bijvoorbeeld een kort verblijf vanwege werk of
studie, of wanneer er sprake is van een wisselwoning, maar het vaste contract blijft
daadwerkelijk de norm. Wat vindt de Minister van dat voorstel? Hoe is hij anderszins
van plan om het vaste contract weer het nieuwe normaal te maken? Alleen uitbreiding
van het woningwaarderingsstelsel is daarvoor echt te weinig.
Voorzitter. Over het toe te voegen aantal sociale woningen maak ik me nog wel wat
zorgen. Klopt dat die 250.000 te bouwen sociale woningen inderdaad bruto zijn en dat
er ongeveer 100.000 woningen worden toegevoegd tot 2030? Ik ben bang dat dit klopt.
Dit vind ik toch best teleurstellend weinig. Ik begrijp dat de financiële armslag
van woningcorporaties beperkt is, ook al schaffen we de verhuurderheffing af. Maar
ik vraag de Minister om vanuit zijn regierol toch maximaal te sturen om zo veel mogelijk
sociale en betaalbare woningen toe te voegen in de komende jaren. En worden die woningen
wel echt door corporaties gebouwd? Met andere woorden: schiet het op met de strakke
definitie van sociale verhuur, zodat er tussen het wat ons betreft iets te lage aantal
extra sociale huurwoningen geen nepsociale huur zit? Laag is natuurlijk relatief,
want de afgelopen jaren hebben we het qua sociale huur laten afweten, dus dit is echt
al een vooruitgang, maar het blijft natuurlijk best wel moeizaam als je kijkt hoeveel
vraag naar betaalbare huur er is.
Voorzitter. Bovendien heb ik wat vragen over het voorstel van de Minister voor de
norm van 30% sociale huur voor gemeenten. In gemeenten waar weinig sociale voorraad
is, wordt het een enorme opgave om dit voor elkaar te boksen terwijl gemeenten met
een stevige sociale voorraad een leunstoel kunnen bestellen waarin ze de komende jaren
toch een beetje achterover kunnen gaan leunen.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, wilt u afronden? Ik merk dat u al veel sneller gaat praten.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Is het niet een veel beter idee om die 30% sociale huur te verplichten bij projecten?
Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over de verhuurderheffingkorting. Ik begrijp van
corporaties dat er nog huizen worden opgeleverd tussen augustus 2022 en januari 2023,
maar dat ze vanwege boekhoudkundige redenen niet meer een beroep kunnen doen op de
beloofde korting op de verhuurderheffing terwijl het geld daarvoor er wel is in de
begroting. Mijn oproep aan de Minister is: los dat op.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis. U heeft nog een interruptie van meneer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ja, ik heb deze interruptie voor de heer Grinwis bewaard, want ik was al bang dat
hij de woorden in de mond zou nemen: dan gaan ze in de...
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Leunstoel.
De heer Peter de Groot (VVD):
... in de leunstoel hangen. Maar we hebben met elkaar afgesproken om twee derde betaalbaar
te bouwen, dus er is toch totaal geen sprake van achteroverleunen? We hadden daar
net al een interruptiedebatje over. Dat kunnen we nu mooi voortzetten, want ik heb
er nog een vraag over. Hoe kijkt de heer Grinwis van de ChristenUnie aan tegen het
feit dat je je geld maar één keer kan uitgeven? Ik heb het daarnet ook al gevraagd.
Op het moment dat je je geld uitgeeft aan die 30% sociale huurwoningen, kun je het
niet meer besteden aan 40% betaalbare koop. Daar hoor ik de ChristenUnie niet over.
We hebben in het coalitieakkoord afgesproken dat dat segment, dat er nu niet is, heel
erg belangrijk is en dat er ook in grote steden een toevoeging zal moeten komen.
De voorzitter:
Ik ben benieuwd. Het is mij nog nooit gelukt om mijn geld twee keer uit te geven,
maar misschien meneer Grinwis wel.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Geld is schaars. Daarom moet je er buitengewoon goed mee omgaan. Maar even een schaalniveautje
hoger. Mijn ideaal, het ideaal van de ChristenUnie is: leefbare steden waarin we gemeenschappen
bouwen – huizen bouwen is tenslotte gemeenschappen bouwen – waarin we naar elkaar
omzien. Dat betekent dat je gemengde wijken bouwt, met sociale huur, met middenhuur,
met betaalbare koop en met iets duurdere koop. Dat moet je oplossen in zowel de wijken
die nu misschien heel veel sociale huur hebben als de rijke wijken van de steden zoals
Den Haag. Daar streef ik naar. Ik weet dat het er best wel sombertjes voorstaat bij
een aantal woningcorporaties, zeker als je de cijfertjes op hun balansen met verschillende
indicatoren van hun solvabiliteit, return on investment en weet ik allemaal wat langer
doortrekt richting 2030. Maar soms wordt de soep niet zo heet gegeten als die wordt
opgediend. Mijn oproep aan de Minister is om maximaal te sturen om die twee derde
betaalbaar uit het coalitieakkoord, wat nu wordt ingevuld als een brutogetal, zo veel
mogelijk een nettogetal te laten worden, zodat we zo veel mogelijk betaalbare woningen
gaan toevoegen. We kunnen eindeloos twisten of het nou 30% sociale huur moet zijn
per project of totaal per gemeente. Totaal per gemeente zou ideaal zijn, of het nu
28% is of 32%. Uiteindelijk willen wij dat mensen die behoefte hebben aan een betaalbare
woning, die ook krijgen. Op dit moment moeten we constateren dat heel veel mensen
dringend op zoek zijn naar een betaalbare woning, maar dat die er gewoon niet is.
Ik zie ook wel dat de marges smal zijn en dat het voor veel woningcorporaties de komende
jaren sjacheren wordt, maar de komende jaren kunnen corporaties echt wel meer sociale
huurwoningen bouwen dan ze nu doen. Wie weet vallen de kengetallen over een jaar of
wat mee. Mijn oproep aan de Minister is: stuur daar maximaal op, laat je niet gevangennemen
door kengetallen in 2030, waardoor je nu al minder gaat doen. Nee, zet alles op alles
om én sociale huur én wat duurdere huur én betaalbare koop te bouwen. Dat is mijn
pleidooi. Ik heb liever dat er nu een extra sociale huurwoning wordt gebouwd dan dat
aan de achterkant wat geld is overgebleven en we te weinig hebben gedaan.
De voorzitter:
Dank u wel voor dit uitgebreide antwoord, meneer Grinwis. U bent bijna net als de
Minister; die kan dat ook heel erg goed. Ik heb als voorzitter ook nog een eigen bijdrage.
Ik zal proberen het kort te houden en wil graag het voorzitterschap even overdragen
aan collega Kops.
Voorzitter: Kops
De voorzitter:
Zeker. Dan is het woord aan mevrouw Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, voorzitter. Gemakshalve zal ik me maar aansluiten bij een aantal zaken
die gezegd zijn over de Woningbouwimpuls en zeker over de 1 miljard waar meneer Klaver
het ook over had.
Om fijn te kunnen leven en uiteindelijk ook goed ouder te kunnen worden, heb je in
verschillende fases van je leven een fijn huis en thuis nodig dat betaalbaar is, dat
veilig is, dat goede voorzieningen heeft in de buurt en dat aansluit op jouw wensen
op dat moment. Hiertoe is ook een goede probleemanalyse van de woningmarkt essentieel.
Je moet het probleem wel in kaart brengen, want alleen dan weet je of de oplossing
die je aandraagt, ook echt aansluit op het probleem. Je zou denken dat dat logisch
is, maar in de technische briefing van de Algemene Rekenkamer vorige week bleek dat
zij vonden en concludeerden dat er rondom de Woningbouwimpuls geen goede probleemanalyse
is gemaakt van de woningmarkt. Dat vind ik eerlijk gezegd toch wel ingewikkeld.
Toen Minister De Jonge aantrad als Minister voor VRO, was ik ontzettend blij dat hij
aangaf dat er landelijke regie zou komen op de woningbouwopgave en de problemen daaromheen.
Maar nu blijkt eigenlijk dat gemeenten zelf mogen bepalen welke projecten in aanmerking
komen voor het extra geld dat beschikbaar is gesteld. Zou de Minister het toch niet
verstandiger vinden om ook die regie zelf te nemen? Ik weet dat er nog een nadere
reactie komt op het rapport van de Algemene Rekenkamer, maar ik wil hem toch vragen
of hij nu al iets kan zeggen over de aanbevelingen uit dat rapport die hij gaat meenemen
voor de komende jaren.
Voorzitter. Het is de bedoeling dat vanaf 2024 gemeenten verplicht zijn om een woonzorgvisie
op te stellen. Dat is mooi, maar ik heb het al vaker aangegeven: laten we het nu toch
ook hebben over een woonleefvisie. Zo'n visie moet niet alleen maar gaan over wonen
en zorg, maar ook over welzijn, onderwijs en veiligheid. Wat ik nu terughoor, is dat
er een enorm verschil zit in de woonzorgvisies die er al zijn. Ik vraag me af of sommige
al voldoende zijn om omgezet te worden in concrete prestatieafspraken. Welke eisen
worden er gesteld aan die visies? Ik hoor ook vaak dat doordat de portefeuilles wonen
en zorg vaak bij verschillende wethouders liggen, dit lastig is en dat het schort
aan samenwerking op dit vlak. In gemeenten waar één wethouder over beide portefeuilles
gaat, gaat het vaak veel beter. Gaat de Minister nog hierover in gesprek met gemeenten?
Moet er geen regie worden gevoerd door bijvoorbeeld een aantal eisen te stellen waaraan
zo'n woonleefvisie moet voldoen?
Voorzitter. Dan nog iets heel specifieks. Het lijkt misschien heel klein, maar het
heeft toch wel een bijzonder grote impact op een grote groep. Als je ouder wordt of
een kwetsbare gezondheid hebt, is het heel fijn om bepaalde voorzieningen in de buurt
te hebben. Een daarvan is de huisarts. Maandag heb ik een bezoek gebracht aan een
huisartsenpraktijk. Inmiddels heb ik vele huisartsen gesproken. Er zijn veel mooie
praktijken die ondanks alle problemen met passie vertellen dat zij het mooiste beroep
van de wereld hebben. Maar een van de problemen waar ze tegenaan lopen, met name in
de Randstad, is huisvesting. Deze huisartsen willen heel graag hun praktijk uitbreiden
en meer personeel aannemen. Ondanks alle personeelsproblemen kunnen de meesten met
waarnemers, aio's, semiartsen en coassistenten dat wel realiseren, maar door ruimtegebrek
lukt het niet. Alle nieuwe panden die worden gebouwd en die geschikt zouden zijn,
worden voor hun neus verkocht aan partijen die veel meer kunnen bieden en ook qua
huur zijn de prijzen vaak veel te hoog voor de huisartsen. Heel veel gemeenten werken
ook niet mee. Moeten we daar met gemeenten geen bindende afspraken over maken, wil
ik graag van de Minister weten.
Tot slot, voorzitter. Om de woningmarkt van het slot te halen, moet je starten met
het bouwen voor oud. De doorstroming komt daarmee op gang, waardoor meer woningen
vrijkomen voor jongeren en gezinnen. Ik vind het daarom nog steeds gek dat het programma
wonen en zorg voor ouderen als laatste wordt gepubliceerd. Ik vraag graag aan de Minister
wanneer we dit programma nu eindelijk kunnen verwachten en of de Minister de bouw
van ouderenhuisvesting en geclusterde woonzorgprojecten niet kan versnellen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan is het voorzitterschap weer aan u.
Voorzitter: Den Haan
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kops. Ik heb net even overleg gehad met de Minister. Hij heeft
twintig minuten nodig om antwoord te kunnen geven op onze vragen. Ik schors tot 15.05
uur.
De vergadering wordt van 14.47 uur tot 15.06 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. De mensen die meegekeken hebben, hebben gezien dat een aantal Kamerleden
te laat was. Datzelfde geldt voor de Minister. Wij hebben aangegeven dat er voor straf
een aantal push-ups gedaan moeten worden. Om het vertrouwen in de politiek weer terug
te winnen, lijkt het mij goed dat de heren hun belofte nakomen. Er zijn er maar twee
aanwezig: meneer Boulakjar van D66 en Onze Minister. Ik zou zeggen: het is aan u.
Laten we zeggen: geen twintig push-ups, maar vijf.
Minister De Jonge:
Volgens mij moeten we eerst even het debat doen. Dan kijken we daarna verder.
De voorzitter:
Maar dan aan het eind?
Minister De Jonge:
Als de heer Klaver ook meedoet.
De voorzitter:
We gaan regelen dat meneer Klaver dan terug is.
Minister De Jonge:
Samen uit, samen thuis.
De voorzitter:
Zeker. En meneer Grinwis moet trouwens ook meedoen.
Minister De Jonge:
Zeker.
De voorzitter:
Goed, fijn. Ik kom hierop terug. Fijn dat u er weer bent, Minister. Het woord is aan
u.
Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Dank voor de vele vragen die zijn gesteld. Dat zou het zomaar
eens tot een boeiende middag kunnen maken. We gaan het in drie blokken doen. Ik begin
met de woningbouw. Daarna gaan we naar de betaalbaarheid. Bij de start van het blokje
betaalbaarheid wil ik graag de prestatieafspraken met de woningcorporaties, de Woonbond
en de gemeenten toelichten. Dan gaan we tot slot naar alle vragen die raken aan de
aandachtsgroepen. Ik heb dus geen blokje overig. Dat is toch wel een doorbreking van
een trend. Dat komt doordat u gewoon buitengewoon heldere en geordende vragen heeft
gesteld. Die waren zeer to the point.
De voorzitter:
Dat is fijn. Ik wil nog even met de collega's afspreken dat ik vier interrupties toesta.
Is dat oké? Prima.
Minister De Jonge:
Voorzitter. Allereerst het punt van de woningbouw, van de regie op de woningbouw.
Dat brengt mij eigenlijk bij datgene wat ik de vorige keer heb gezegd. Ik vind dat
wij met z'n allen veel meer regie te nemen hebben, dat wij met meer tempo meer betaalbare
woningen moeten neerzetten, en dat wij ons veel drukker moeten maken over de vraag:
gaat het ons lukken of niet?
Dat is de reden dat ik ben gestart met het schetsen van de analyse van de afgelopen
tien jaar. Ik ben gestart met het neerzetten van de Nationale Woon- en Bouwagenda,
waarin we het bouwen van de 900.000 woningen en het bouwen van twee derde betaalbare
woningen tot de kern van de beleidsagenda rondom de volkshuisvesting hebben gemaakt.
Ik heb daarin zes volkshuisvestelijke programma's aangekondigd, waarvan woningbouw
het eerste programma is. Het tweede programma is de betaalbaarheid. Zo werken we alle
volkshuisvestelijke thema's die de komende jaren prioriteit hebben, af in een programmatische
sturing. Dat is de manier waarop we regie nemen.
Waar heeft dat concreet al toe geleid sinds de start van deze kabinetsperiode? Dat
heeft geleid tot het maken van indicatieve afspraken ten aanzien van de woningbouw
per provincie. Die heeft u gekregen. Die afspraken zijn op 1 juni van kracht geworden.
Die worden nu definitief gemaakt onderweg naar 1 oktober, om in het laatste kwartaal
van het jaar te worden vertaald naar 45 regionale woondeals. Daarin worden heel concreet
afspraken gemaakt over aantallen woningen, de betaalbaarheidstypologieën, de doelgroepen
en de locaties. Zodoende weten we: zijn we daadwerkelijk bezig de klus die we hebben,
waar te maken of niet?
Er komen 900.000 woningen tot en met 2030. Daarvan moet twee derde betaalbaar zijn.
Dat valt uiteen in twee delen: 350.000 voor middengroepen, middenhuur en betaalbare
koop, en 250.000 voor sociale huurwoningen. Dat telt op tot 600.000 woningen, dus
twee derde van de 900.000 betaalbare woningen. Zo voldoe ik aan de opdracht die ik
heb meegekregen uit het regeerakkoord. Dat is de lijn van de bestuurlijke afspraken.
De tweede lijn is de budgettaire ondersteuning, dus de financiële ondersteuning. Ook
dat is een vorm van het voeren van regie. Dat betekent bijvoorbeeld rondom de WBI – ik
kom daar later op terug – dat de vierde tranche wordt opengesteld net na de zomer.
Dat betekent dat de vijfde tranche nog voor het einde van het jaar moet worden opengesteld.
7,5 miljard aan inframiddelen moet in het laatste kwartaal worden beschikt. We hebben
een deel van de besluitvorming daarover naar voren getrokken. Dat is ook al een concrete
stap naar het resultaat. 1,2 miljard van de 7,5 miljard is al weggezet. De overige
middelen op infragebied die we nodig hebben om woningbouwprojecten los te trekken,
zullen in het laatste kwartaal van het jaar worden beschikt.
Dan de prestatieafspraken met de woningcorporaties. Ik licht die zo meteen toe. We
hebben die prestatieafspraken gelukkig vandaag kunnen ondertekenen met de woningcorporaties,
de Woonbond en de gemeenten. Die prestatieafspraken zijn de basis voor de lokale prestatieafspraken,
die vaak in december worden gemaakt met de lokale woningcorporaties en de huurders.
Zodoende hebben we een daadwerkelijke doorvertaling van de afspraken die we maken
per provincie, per regio en lokaal tussen gemeenten, woningcorporaties en huurders.
Dat maakt dat we de regie hernemen op de lijn van de bestuurlijke afspraken en op
de lijn van het geld. Dat kan gezien worden als een trendbreuk met de afgelopen jaren.
Zo hebben wij nooit gestuurd in de afgelopen jaren, maar zo hadden we wel moeten sturen
omdat we daarmee veel concreter inzetten op resultaat. Het resultaat is namelijk het
enige wat ons daadwerkelijk verder helpt en waar de mensen die zitten te wachten op
een betaalbare woning daadwerkelijk behoefte aan hebben.
De heer Van Haga vroeg hoe je vraag en aanbod in evenwicht brengt. Dat is een zeer
terechte vraag. Die 900.000 is de uitkomst van een onderzoek dat we hebben gedaan.
Daarin zijn de demografische ontwikkeling en de huidige stand van het woningtekort
meegenomen. Ik vrees dat we inmiddels door de 4% woningtekort heen gaan. Het laatste
officiële cijfer is 3,9%, maar je moet niet uitsluiten dat we inmiddels de 4% hebben
aangetikt. Dat moet je terugbrengen naar 2%. Waarom 2%? Waarom niet 0%? Omdat er altijd
iets van marktspanning moet zijn, want anders zouden de prijzen opeens heel erg kunnen
gaan kelderen. Dan zou je een overschot hebben en dat moet je ook niet willen. Vraag
en aanbod moeten inderdaad in evenwicht zijn. Een gezond evenwicht, een gezonde marktspanning,
is 2%. Daar sturen we op. Het is nu 900.000, maar de demografische ontwikkeling, bijvoorbeeld
als gevolg van migratie, is natuurlijk geen statisch gegeven. Die zou ook tot een
ander getal kunnen leiden. Dat betekent dat je de peilstok er jaarlijks in moet steken.
Alleen, we maken de beslissingen tot en met het einde van dit jaar op basis van die
900.000. We gaan dat getal niet de hele tijd ter discussie stellen. Dat doen we op
basis van die 900.000.
De heer Kops zegt: u heeft ook nog gezegd dat die 100.000 niet in één jaar te bereiken
zijn. De heer Kops dicht mij kennelijk een bijna Bijbelse scheppingskracht toe. Uiteraard
niet, zou ik willen zeggen. We werken toe naar 100.000. Zo staat het ook in het regeerakkoord.
Er staat: 900.000, twee derde betaalbaar en toewerken naar 100.000. Ik heb gezegd:
het eerste jaartal waarin dat reëel zou zijn, als we heel erg hard werken, is 2024.
Maar ik benadruk ook dat dat heel hard werken is. Ik heb inderdaad gezegd dat ik niet
kan toveren, maar ik kan wel heel hard werken.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik vind dat eigenlijk wel een heel goed antwoord. Er wordt toegewerkt naar 2% met
900.000 extra huizen. Maar ik ben benieuwd of de ambtenaren ook hebben bekeken aan
welke extra knoppen we zouden kunnen draaien en hoeveel dat zou uitmaken, bijvoorbeeld
de kostendelersnorm, die 130.000 recreatiewoningen, het splitsen, het delen van een
woning of een verdiepinkje erbovenop. Daar komt u nog op terug? Sorry.
Minister De Jonge:
Daar kom ik allemaal nog op terug. Ik heb die vragen goed gehoord.
De voorzitter:
Minister, u heeft ook nog een interruptie van meneer Kops.
De heer Kops (PVV):
Ja, over de 900.000 te bouwen woningen in 2030. De Minister van Binnenlandse Zaken
heeft vorig jaar laten weten dat maar liefst driekwart van die woningbehoefte bedoeld
is voor migratie. Een kwart daarvan is bedoeld voor natuurlijke aanwas, het verschil
tussen geboorte en sterfte. Erkent de Minister – die vraag kan hij met ja of nee beantwoorden – dat
immigratie de woningnood juist alleen maar verder aanjaagt en dat we zonder immigratie
een veel kleinere woningbouwopgave hadden gehad? Erkent hij dat?
Minister De Jonge:
U kijkt mij een beetje bezwerend aan, alsof er iets heel spannends te ontdekken valt,
maar natuurlijk is dat zo. Demografische groei wordt voor een belangrijk deel bepaald
door het migratiesaldo en daarnaast door het feit dat er baby's geboren worden. Dat
is een heuglijk feit. Vaak worden er meer baby's geboren dan er mensen overlijden.
Dat leidt ertoe dat de bevolking groeit. Dat is al sinds jaar en dag de demografische
ontwikkeling, de demografische implicatie. In de afgelopen tien jaar is het migratiesaldo
een aantal keer naar boven bijgesteld. Het migratiesaldo is door het CBS vaak lager
ingeschat dan het in werkelijkheid was. Dat is natuurlijk een hele bepalende factor,
maar los daarvan is er in de afgelopen jaren ook gewoon veel te weinig gebouwd. We
hebben het over de analyse om 900.000 woningen in de komende tien of negen jaar toe
te voegen – hoe langer we erover praten, hoe minder tijd we hebben om ze neer te zetten – maar
we moeten eerst een tekort van rond de 300.000 woningen wegwerken. Daar moeten we
mee beginnen.
Daarnaast is er een aanname gedaan ten aanzien van het migratiesaldo. Welk migratiesaldo
dat is, laat zich vaak moeilijker voorspellen dan je vooraf zou willen. Dat heeft
er alles mee te maken dat arbeidsmigratie vaak de resultante is van de vraag op de
arbeidsmarkt, die door werkgevers wordt ingevuld. Voor kennismigratie geldt hetzelfde,
plus de mensen die worden uitgenodigd door de kennisinstellingen. Daarnaast kan de
asielmigratie natuurlijk fluctueren. Ik heb u in uw betoog horen zeggen dat er simpele
oplossingen zijn, namelijk: je zou de immigratie kunnen stoppen. Ik denk dat het niet
zo zit en u weet dat ook, want er zullen altijd mensen naar Nederland komen. Maar
we zullen met elkaar wel veel meer grip moeten krijgen op migratie, of het nu gaat
om arbeidsmigratie, kennismigratie of asielmigratie. We zullen met elkaar veel meer
grip moeten krijgen op migratie, omdat migratie een enorme impact heeft op de demografische
ontwikkeling.
De demografische ontwikkeling wordt eigenlijk door twee impactvolle pijlers gedreven:
het migratiesaldo en de vergrijzing. Die twee demografische pijlers zijn zeer bepalend
voor de woningbehoefte in de komende tien, twintig jaar. Het is niet zo makkelijk
om meer grip te krijgen op de vergrijzing, want die mensen zijn natuurlijk al een
tijdje geleden geboren. Maar op migratie zouden we meer grip moeten willen krijgen,
omdat we daarmee sturender kunnen zijn op de demografische ontwikkeling. Het regeerakkoord
heeft niet voor niks benoemd dat je een beleidsmatig richtgetal zou moeten hebben
voor migratie, want migratie is bepalend voor de demografische groei en de demografische
groei is ongelofelijk bepalend voor onder andere de woningbouw en de zorg. Nul migratie
kan niet; dat is gewoon niet te organiseren. Maar dat zou een land ook niet moeten
willen, want geen migratie zou krimp betekenen en krimp leidt tot economisch verval.
Je zou eens naar Japan moeten kijken. Daar zie je demografische krimp. Dat is niet
mogelijk. Aan de ene kant zullen we migratie dus gewoon nodig hebben, maar je zou
daar wel selectiever in willen zijn. Je zou daar veel gerichter keuzes in willen maken
of in ieder geval meer grip op migratie willen organiseren opdat die keuzes ook mogelijk
zijn en opdat je kunt voorzien in wat dat vervolgens vraagt. We zullen het dus nodig
hebben, ook voor onze arbeidsmarkt, maar selectiever dan nu en met meer grip op het
migratiesaldo dan we op dit moment hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, Minister. Gaat u verder. Het korte antwoord was ja geweest. U heeft nog
een aanvullende vraag, meneer Kops?
De heer Kops (PVV):
Als ik de Minister goed heb begrepen, dan zei hij dat we dat tekort van 300.000 woningen
moeten wegwerken voor onze eigen mensen, voor de Nederlanders. Dan zou het opgelost
zijn. Alle woningen die we in de komende tien jaar extra gaan bijbouwen, zouden voor
immigratie zijn. Dat vind ik nogal wat. De Minister heeft ons recent, een paar weken
geleden, een rapport gestuurd, het WoonOnderzoek. Daarin staat een grafiek. Die laat
ik hier zien, ook al is die waarschijnlijk niet heel goed te zien op de camera. Die
is echt schokkend. Die stijgende lijn omhoog is het migratiesaldo: 108.000 mensen.
Die dalende lijn is de natuurlijke aanwas: dat zijn er maar 8.000. Dat is nogal wat:
een migratiesaldo van 108.000 en een natuurlijke aanwas van 8.000. Dan moet de Minister
toch de conclusie trekken dat we in de komende jaren feitelijk alleen maar voor migratie
aan het bouwen zijn? En dat in combinatie met de voorrang die statushouders krijgen.
De Minister heeft het erover dat er 250.000 sociale huurwoningen moeten worden bijgebouwd.
Hoeveel dat netto gaat opleveren, moeten we nog maar afwachten. Maar als die met voorrang
worden weggegeven aan statushouders, aan de asielzoekers die maar blijven binnenstromen,
wat hebben de Nederlanders daar dan in vredesnaam aan?
Minister De Jonge:
De conclusie die u trekt in uw eerste zinnen, over het tekort dat we moeten wegwerken
en over dat alles wat we daarbovenop bouwen voor het migratiesaldo is, is onjuist.
Dat kunt u zo niet zeggen. Er zijn mensen die nu nog geen huis willen kopen, maar
over drie jaar wel. Die komen er dan weer bij. Het woningtekort is geen statisch gegeven.
Er is ook geen sprake van een gelijkblijvende bevolking, noch door natuurlijke aanwas,
noch door het migratiesaldo. De demografische ontwikkeling laat sowieso groei zien.
In de afgelopen tien jaar heeft de demografische ontwikkeling groei laten zien en
dat zal ook in de komende tien jaar zo zijn. En gelukkig maar, want een demografische
ontwikkeling met krimp leidt tot een enorme economische recessie en tot arbeidsmarkttekorten,
die we ons helemaal niet kunnen veroorloven. We zullen arbeidsmigratie dus nodig hebben,
maar we zullen er ook meer grip op moeten hebben. Daarover ben ik het wel met u eens.
Waarom hebben we meer grip nodig? Om daarmee veel beter dan we in de afgelopen jaren
in staat zijn geweest, te kunnen voorzien in de woningbehoefte die dat met zich meebrengt.
Ik noem als voorbeeld arbeidsmigratie. Als de resultante van het aantal arbeidsmigranten
dat naar Nederland komt, puur gebaseerd is op de vraag van werkgevers, zonder dat
daarbij een toets plaatsvindt om te zien of dat eigenlijk wel kan, of dat wel voldoende
selectief is en of die mensen eigenlijk wel ergens kunnen wonen, dan zit het halve
Westland vol met arbeidsmigranten en dan wonen die allemaal op Rotterdam-Zuid of in
Den Haag Zuidwest. Natuurlijk heeft dat een impact op de lokale woningmarktsituatie
in die steden. We moeten dus toe naar meer grip en naar een meer selectieve benadering.
Niet voor niets spreekt het regeerakkoord de opdracht aan het kabinet uit om te komen
tot een beleidsmatig richtgetal. Dat is één element.
Het tweede is dat u zo'n scherp onderscheid maakt tussen bouwen voor de Nederlanders
en voor de statushouders. Dat heb ik u vorige week ook horen doen bij het bespreken
van uw initiatiefwet. Dat vind ik om een aantal redenen problematisch. Allereerst
zijn de mensen die een status krijgen, gevlucht. Zij hebben hun vluchtverhaal gedaan.
Daar is een toets op geweest en die heeft uitgewezen dat zij, op grond van alle wetten
die we hier met elkaar hebben aangenomen, het recht hebben om hier te zijn. Daarmee
vallen ze gewoon onder mijn en ook uw grondwettelijke opdracht om te zorgen voor en
te voorzien in voldoende huisvesting. We mogen er echt niet van uitgaan dat ze daar
zelf in kunnen voorzien. Dat kan ook niet, want ze hebben zich niet tien jaar geleden
op een wachtlijst kunnen laten plaatsen. Het scherpe onderscheid dat u aanbrengt tussen
statushouders en Nederlanders, is op die manier niet te maken als het gaat over onze
grondwettelijke opdracht.
De COA-opvang zit heel erg vol. Waarom zit die zo vol? Omdat het heel moeilijk is
om statushouders daadwerkelijk uit te plaatsen. Omdat dat zo moeilijk is, is er steeds
meer opvang nodig. Als je niet voorziet in die huizen, dan is de impact daarvan dat
je veel meer asielopvang moet creëren. Ik denk dat geen enkele gemeente en geen enkele
politieke partij daarop zit te wachten. Kortom, we zullen überhaupt moeten bouwen
voor de woningbehoefte die we in Nederland hebben. Die woningbehoefte is enorm. Het
tekort is enorm en het is enorm dringen in de sociale huisvesting. Daarom ben ik ook
heel blij met het akkoord dat we vandaag hebben gesloten – dat zal ik zo toelichten – omdat
we heel veel meer sociale huisvesting nodig hebben.
De voorzitter:
Meneer Kops?
De heer Kops (PVV):
Heel kort, voorzitter. De Minister zegt dat ik, net zoals ik vorige week blijkbaar
zou hebben gedaan, een onderscheid maak tussen Nederlanders en statushouders. Het
tegendeel is waar. De Minister zegt dat we een grondwettelijke taak hebben om te voorzien
in huisvesting, ook voor statushouders. Dan verwijs ik graag naar de Vreemdelingenwet
2000, waarin staat dat statushouders die een status hebben gekregen, dezelfde rechten
en plichten hebben als Nederlanders. Zij hebben dezelfde rechten en plichten. Waarom
wil de Minister die statushouders dan toch voorrang blijven geven, waarmee hij statushouders
voortrekt ten opzichte van Nederlanders? Als hij zegt dat ze gelijk moeten worden
behandeld, waarom krijgen statushouders dan voorrang op basis van een status die een
Nederlandse woningzoekende niet heeft en ook nooit zal kunnen krijgen?
Minister De Jonge:
Ook dit elementje hebben we vorige week uitbundig uitgeboord in het debat dat ik met
u had. Het woord «voorrang» of «voortrekken» ten opzichte van Nederlanders, waarmee
u overigens weer dat onderscheid maakt, terwijl u in een zin eerder nog ontkende dat
u dat onderscheid maakt, is een onjuiste weergave van de werkelijkheid. Iedereen die
niet de kans heeft gehad om op een wachtlijst te staan en iedereen die dringend behoefte
heeft aan een nieuwe woning, bijvoorbeeld omdat hij een plekje van een ander bezet
houdt... Denk aan iemand die uit de ggz komt en terug naar huis kan. Als die niet
terug naar huis gaat, dan kan er ook geen nieuwe instroom in de ggz zijn. Dan heb
je meer ggz-plekken nodig omdat de uitstroom niet op orde is. Daarom hanteren de meeste
gemeenten voorrang voor mensen die uitstromen uit zorginstellingen. «Urgentie» is
eigenlijk een beter woord dan «voorrang». «Voorrang» suggereert dat deze groep helemaal
aan de beurt moet zijn geweest voordat alle anderen aan de beurt komen. Dat is niet
zo. Er is vaak sprake van urgentie in het toewijzingspercentage. Dat betekent dat
we meestal tussen de 5% à 10% van de woningen ter beschikking stellen aan statushouders,
omdat ze anders in de asielopvang blijven zitten. Nogmaals, dat heeft als effect dat
je de hele tijd nieuwe asielzoekerscentra moet bijbouwen. En dat wil niemand, dus
het is fijn als ze kunnen doorstromen naar een woning. Daar zorgen we dus ook voor.
Dat doen we voor alle andere groepen die niet kunnen blijven op de plek waar ze op
dit moment zitten ook. Daarin wordt dus juist geen onderscheid gemaakt. Daarin behandelen
we statushouders juist op dezelfde manier als andere groepen die met grote urgentie
aan een woning moeten komen.
De voorzitter:
Meneer Van Haga, en daarna meneer De Groot.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik begrijp die angst voor een beetje krimp niet. We zitten nu namelijk in een totaal
overspannen markt. Het land is voller dan vol. Er is een enorme druk op de zorg, het
onderwijs, het verkeer en de woningmarkt. De eigen bevolking krimpt, dus de aanwas
komt door migranten. Dan zegt de Minister ook nog dat we arbeidsmigranten nodig hebben.
Het zijn helemaal niet alleen maar arbeidsmigranten. We hebben heel veel mensen die
hier asiel zoeken op basis van ons Vluchtelingenverdrag. Ik zou dus zeggen: probeer
nou om dat systeem iets te dempen door wél een aantal jaar krimp te accepteren. Ik
begrijp dus niet helemaal waarom we zo bang zijn voor krimp. Misschien kan de Minister
dat nog eens uitleggen.
Minister De Jonge:
Het is heel interessant om de demografische scenario's goed op je in te laten werken.
Bij krimp weten we welk deel van de bevolking krimpt. We hebben namelijk een demografische
groei, die voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door een migratiesaldo, maar
daarnaast hebben we natuurlijk een enorme vergrijzing. Overigens hebben we ook nog
steeds groei door natuurlijke aanwas, zij het veel kleiner. Als je die bewegingen,
dus migratie en vergrijzing, optelt, dan zie je dat de impact daarvan op een samenleving
enorm is. We zeggen dus ook als kabinet dat we meer grip op migratie moeten organiseren.
We zeggen als kabinet ook dat we toe moeten naar een beleidsmatig richtgetal.
Iedereen die denkt dat het met nul migratie ook wel goed gaat, moet zich alleen wel
realiseren dat we nu al echt in werkelijk alle sectoren tekorten hebben op de arbeidsmarkt,
en dat je met nul arbeidsmigratie en een daadwerkelijk krimpscenario met name krimp
hebt van het bevolkingsdeel dat van toegevoegde waarde kan zijn op de arbeidsmarkt.
Dat is iets wat we ons gewoon niet kunnen veroorloven. In alle landen met een demografische
krimp zie je dat de kosten, zeker die van vergrijzing, veel hoger zijn dan de productiviteit
of de opbrengsten van de mensen die op de arbeidsmarkt actief zijn. Dat maakt dat
de krimp eigenlijk in alle gevallen een buitengewoon zorgelijk scenario zou zijn,
waarin de verzorgingsstaat, onze zorg en onze uitkeringen eigenlijk gewoon niet meer
betaalbaar zouden zijn. We kunnen dat dus op die manier echt nooit voor onze kap nemen,
dus je zult altijd moeten groeien. De vraag is alleen met hoeveel. Daarom zeg ik ook:
ik ben het eens met degenen die zeggen dat je meer grip op migratie moet organiseren.
We zullen toe moeten naar een beleidsmatig richtgetal voor migratie. En ja, dat moeten
we ook doen omwille van de enorme impact op de woningbouw.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik begrijp dat de demografische opbouw een bepaalde structuur heeft, maar er werd
net ook gerefereerd aan Japan. Japan vergrijst, maar Japan zit al jaren in situatie
waarin de bevolking wat afneemt. Is dat heel erg? Ik ken Japan en het is helemaal
niet zo erg. Je moet alleen wat slimmer omgaan met alles waar je mee bezig bent. Dat
is helemaal niet erg, en zeker in een overspannen situatie als die in Nederland, zou
ik er toch voor pleiten dat je niet tegen de klippen op blijft insteken op bevolkingsgroei.
Dat is namelijk geen houdbaar systeem, dus dat moet ergens stabiliseren. Dan lijkt
me de makkelijkste knop waar je aan kan draaien de migratieknop. Dan stabiliseert
het wat meer en heb je in ieder geval wat meer rust in de zorg, het onderwijs, het
verkeer en de woningmarkt.
Minister De Jonge:
Voordat we hier als halve Japandeskundigen door het leven denken te kunnen gaan, zeg
ik: ik ben geen groot Japankenner. Ik ben er wel geweest en ik heb daar toen ook veel
contact gehad met collega's. Men maakte zich waanzinnig veel zorgen over de vergrijzing
en over de ontgroening, die tegelijkertijd plaatsvindt. Sterker nog, daar waar Japan
altijd een zeer, zeer restrictief migratiebeleid had, hebben ze voor het eerst alsnog
aan een migratiebeleid gedaan omdat ze anders hun arbeidsmarkt niet meer overeind
konden houden. Dat leidt gewoon tot economische krimp. Economische krimp maakt dat
je de verzorgingsstaat niet meer kunt financieren. Iedereen die pleit voor nul migratie,
pleit de facto dus voor krimp. En krimp is desastreus. Tegelijkertijd betekent dat
ook niet dat je migratie ongeremd kunt laten doorgaan, want ook dat kan bijvoorbeeld
vrij desastreus uitpakken en zorgen voor verdringing in de sociale huur en voor een
groei die je niet kan accommoderen. Dat ben ik dus weer wel met u eens. Ongeremd kan
het niet. Je zult toe moeten naar meer grip op migratie, op de demografie en op de
implicaties van de demografische ontwikkeling. Het is eigenlijk best heel gek dat
wij zo weinig politiek debat wijden aan de demografische ontwikkeling, omdat die een
geweldige impact heeft op de manier waarop we ons land kunnen organiseren.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Tot slot. Ik denk dat het helemaal niet zo'n groot probleem is. Als de samenleving
meer welvaart heeft, dan zie je het aantal kinderen omlaaggaan en dat vergrijst de
bevolking. Dan heb je een waterhoofd aan oudere mensen. Dat is een periode waar je
even doorheen moet. Als je daar doorheen gaat, krijg je weer een normale opbouw en
dan is er niks aan de hand. Ja, je zult daar met innovatieve oplossingen wat aan moeten
doen, maar je land zakt dan niet helemaal in elkaar, natuurlijk niet.
De voorzitter:
Heeft u nog een vraag voor de Minister? Oké. Wilt u daar nog op reageren?
Minister De Jonge:
Ik ben het echt niet eens met deze analyse. Als je kijkt naar de bevolkingsopbouw,
dan zie je dat ongelofelijk veel mensen zijn geboren in de periode na de oorlog. De
babyboomgeneratie is zo'n grote generatie dat het niet even een tijdelijk waterhoofd
is. «Waterhoofd» vind ik overigens een heel lelijk woord. Maar dat is gewoon een hele
grote generatie die zorg nodig zal hebben en die natuurlijk moet kunnen leunen op
de verzorgingsstaat die we met elkaar hebben opgebouwd. Als je onvoldoende daadwerkelijk
kunt voorzien in die zorg, bijvoorbeeld in voldoende mensen in de zorg die dat aankunnen,
of in het op een goede manier realiseren van voldoende woningen, dan hebben we, denk
ik, met elkaar echt een enorme zorg te pakken. Dat kunnen we ons dus echt niet veroorloven.
Ik ga het experiment ook niet aan.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik sluit even aan op het interruptiedebatje tussen de Minister en de heer Kops van
de PVV. Dat ging over het huisvesten van statushouders, maar zoals de Minister weet,
is de VVD er pleitbezorger voor om ook vooral, met name voor de korte termijn, flexwoningen
te realiseren. Afgelopen dinsdag is er nog een motie over aangenomen om dat ook vooral
te inventariseren, overigens niet alleen voor statushouders, maar ook voor andere
wachtenden, zoals studenten of andere spoedzoekers. Gezien de hausse aan tekorten
die we hebben, schuilt daarin misschien een oplossing die we snel kunnen realiseren.
Mijn vraag aan de Minister is echter de volgende; die schoot me eigenlijk net te binnen.
De prestatieafspraken zijn natuurlijk net gepresenteerd. In het coalitieakkoord hebben
we inderdaad afgesproken dat we per jaar 15.000 tijdelijke woningen gaan plaatsen.
Dat vind ik in die prestatieafspraken eigenlijk niet terug, en ook op een ander tableau
niet. Dus mijn vraag aan de Minister is: hoe gaat hij die stroom van 15.000 tijdelijke
woningen per jaar op gang brengen? Ik snap dat het antwoord op mijn vraag misschien
niet voorbereid is, maar misschien kan de Minister daar nog wat over zeggen.
Minister De Jonge:
Ik doe dit werk nu een tijdje en dit is ongeveer mijn dagelijkse werk, dus dat komt
wel goed. Er is de afspraak gemaakt met Aedes, de Woonbond en de gemeenten om te voorzien
in die 250.000 van de 900.000 nieuw te bouwen sociale woningen. Dat zouden voor een
deel flexwoningen kunnen zijn. Sterker nog, de snelste toevoeging van sociale woningbouw
is flex. Dat is niet de enige toevoeging aan de sociale woningbouw, maar wel de snelste.
Dus boven op de plannen zoals die er nu al zijn, is dit de snelste manier van toevoeging.
Wat ik daar op dit moment mee doe, ook vandaag weer, is dat ik met bouwers, woningcorporaties
en gemeenten, dus met de taskforce die we daarvoor hebben ingericht, om de tafel zit
omdat we hen nodig hebben om die versnelling maximaal te realiseren.
Aan de kant van de bouwers betekent dat het maximeren van het toevoegen van de opdrachten
om de fabriekscapaciteit ten volle te benutten en op te schalen. Daarover zeggen bouwers:
prima; als je ons die opdracht geeft, dan kunnen we het maximale doen. Ook zij hebben
natuurlijk te maken met een krappe arbeidsmarkt en zo, maar daar zit echt nog wel
rek en ruimte in. Ik wil heel precies met hen afspreken welke rek en ruimte dat dan
is. U heeft gezien – de heer Boulakjar refereerde daar ook aan – dat Aedes samen met
de meer conceptuele bouwers heeft gezegd: wij zouden er wel 10.000 kunnen realiseren.
Dat ben ik met ze aan het uitlopen. Is dat dan 10.000 ten opzichte van wat er nu al
in de pijplijn zit, is dat 10.000 dit jaar of 10.000 onderweg naar de zomer van 2023?
Die getallen dubbelen nog een beetje, dus ik pas er zelf nog eventjes voor een spannender
getal te noemen dan ik tot op heden heb gedaan. 5.000 waren we sowieso al van plan.
Ik vind dat 2.500 daarbovenop in de tweede helft van dit jaar zou moeten kunnen, dus
mijn sommetje loopt nu tot 7.500, maar ik ben aan het kijken of ik dat verder kan
verhogen. Bouwers zeggen dat zij best een hele hoop kunnen doen, maar dat zij zekerheid
nodig hebben in de opdrachtverlening. Dat is een.
Twee is het volgende. Je zou denken dat corporaties nu geld hebben omdat de afschaffing
van de verhuurderheffing echt serieus meer investeringsvolume betekent, en zeggen:
doe dat dan. Maar corporaties zeggen: wij willen die woningen wel bestellen, maar
dan moeten ze wel ergens kunnen staan; als ze nergens kunnen staan, dan kunnen wij
namelijk geen huur innen, en dan gaat iedere businesscase natuurlijk mis. We moeten
woningbouwcorporaties dus middels het beschikbaar stellen van voldoende ruimte de
zekerheid geven dat ze die woningen kwijt kunnen.
Tot slot is er nog de kant van de gemeenten. Die hebben inderdaad vaak wel grond.
Heel veel grond is overigens natuurlijk helemaal niet van de gemeenten. Maar die hebben
vaak echt wel de behoeften aan tijdelijke woningen, overigens niet alleen voor statushouders,
maar voor alle spoedzoekers. Meer tijdelijke woningen toevoegen willen ze best. Maar
procedures zijn vaak ingewikkeld en de bemanning bij gemeenten houdt niet over. Dit
betekent heel veel nieuwe procedures opstarten en heel veel nieuwe vergunningen verstrekken
in een hele korte tijd. Hoe zijn de regels op dit moment exact? Hoe kun je die regels
zo praktisch mogelijk toepassen in zo'n flexibele woningbouwsituatie?
Kortom, dat is allemaal het werk van die taskforce. Dat proberen we aan alle kanten
te versnellen. Er is ook extra geld ter beschikking gesteld om aan garantieregelingen
te doen voor de opdrachtgevende partijen in de richting van hun bouwers. Ik wil dat
ook echt een beetje coördineren, want als we dat zo ongeveer laten gebeuren, dan verwacht
ik dat iedereen toch onzekerheid op onzekerheid stapelt en dat er uiteindelijk een
suboptimaal resultaat wordt bereikt. Dus we moeten dat resultaat maximeren en de snelheid
waarmee dat wordt gerealiseerd maximeren. Dat is precies de taak van de taskforce.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik ben echt heel erg blij met het enthousiasme van de Minister over dit onderwerp.
Complimenten daarvoor. Mijn afdronk van het antwoord van de Minister is als volgt.
We gaan de komende acht jaar 250.000 woningen bouwen. Als het dit jaar al 7.500 corporatiewoningen
zijn, dan kunnen we misschien weleens richting de 100.000 corporatiewoningen gaan,
die dan tijdelijk of flex zijn. Om de Minister misschien ook een beetje te helpen,
heb ik een vraag. De Minister heeft de plancapaciteit in Nederland geïnventariseerd.
Best wel veel van de plancapaciteit moet misschien nog wel tien jaar of langer wachten
voordat er echt een permanente ontwikkeling kan komen. Is dat ook juist niet iets
wat ingezet kan worden voor die locaties? Want dan sla je eigenlijk twee vliegen in
één klap. Dan ga je eerst tijdelijkheid ontwikkelen en daarna permanente woningen
maken.
Minister De Jonge:
Dit is helemaal hoe het gaat. Gemeenten hebben vaak wel het idee: «Daar zouden we
wel iets willen, maar het duurt nog wel even voor we het hele plan daadwerkelijk hebben
ontwikkeld en ook voordat we het met de buurt en de gemeenteraad goed hebben gedaan.
Daar kunnen tijdelijk best wel een paar honderd woningen komen te staan. Laten we
dat doen.» Maar goed, wat dan? Hoe ga je dan verder? Daar moeten we het treintje goed
op gang krijgen, met het maximeren van de opdrachten aan de bouwers, met het in beheer
durven nemen van die woningcorporaties – daarvoor moeten ze dus voldoende garantstelling
hebben – en met hulp aan de kant van de gemeente bij het doorlopen van alle procedures.
Dat is precies de taak van die taskforce. Maar het klopt helemaal: de locaties die
ter beschikking worden gesteld, zijn vaak locaties waar op enig moment een woonwijk
moet verrijzen, maar die nu tijdelijk, voor de korte termijn, met flexibele bouw kunnen
worden ingericht.
Ik wil uiteindelijk naar een soort flexibele schil toe. We hebben nu een sociale woningvoorraad
van 2,1 tot 2,2. We willen natuurlijk dat de sociale woningvoorraad groeit, maar ik
denk dat het daarnaast heel zinvol is om daar ook een soort flexibele schil omheen
te hebben. We hebben bijvoorbeeld altijd veel spoedzoekers, die op korte termijn even
een huis nodig hebben. Misschien zou je het met die flexibele schil zo kunnen afspreken
dat, wanneer een locatie die nu tijdelijk kan worden gebruikt op enig moment moet
worden benut voor woningbouw, een volgende gemeente dat deel van de flexibele woningen
overneemt. Zo spreid je de mogelijkheden die je hebt om tijdelijke woningen te plaatsen.
Ik denk dat het voor het überhaupt functioneren van de sociale huur dus zeer zinvol
is om toe te werken naar een flexibele schil van enige omvang.
De heer Boulakjar (D66):
Inderdaad complimenten aan de Minister voor zijn inzet op dit thema rondom flexibele
woningbouw. Ik spreek veel corporaties die aangeven: we hebben het geld en de wil,
maar we wachten nog even met bestellen vanwege locaties bij gemeenten. De Minister
somde de woningbouwers, de woningbouwcorporaties en de gemeenten op, maar het Rijksvastgoedbedrijf
heeft zelf natuurlijk ook heel veel grond. Dat mis ik een beetje in zijn antwoord.
Misschien kan hij daar nog een toelichting op geven.
Minister De Jonge:
Die had ik er ook bij kunnen noemen. Toen ik net om de tafel zat, waren daar de corporaties,
de bouwers, de gemeenten en ons eigen Rijksvastgoedbedrijf. Het heeft panden om te
transformeren. Dat is natuurlijk een mogelijkheid en dat gebeurt ook volop. Daarnaast
heeft het gronden om tijdelijke woningen op te kunnen plaatsen.
De heer Boulakjar (D66):
Dan is de vraag als volgt. Daar kun je dus snelheid mee creëren. We hoeven niet te
wachten op allerlei procedures of op de wil vanuit gemeenten. De grond is in handen
van Minister Hugo de Jonge zelf. Dus misschien kan daar de focus op komen de komende
jaren.
Minister De Jonge:
Niet de focus. Wij hebben echt tientallen locaties nodig, zo niet honderden locaties.
Het RVB heeft grond, maar voor het RVB geldt deels ook gewoon hetzelfde. Je zult namelijk
misschien wel degelijk een bestemmingsplanprocedure moeten doorlopen. Heel veel van
onze grond is agrarische grond. Op heel veel agrarische grond lopen overigens nog
gewoon koeien, dus het duurt eventjes voordat je er flexibele woningen kunt neerzetten.
En het is ook niet zo dat die agrarische grond opeens onder de grond een riool heeft
zitten dat je zou kunnen gebruiken. Dus het is niet morgen af. Maar het is waar, het
RVB heeft grond. Het RVB heeft ook best heel veel grond, namelijk 12.000 hectare.
Daar kun je dus wel een paar woningen op kwijt. En we maken daar ook gebruik van.
Maar voor een deel loopt het RVB natuurlijk tegen dezelfde belemmeringen aan als de
gemeenten. En we zullen gewoon veel locaties nodig hebben en de locaties waar dat
het snelst kan, als eerste moeten ontwikkelen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister De Jonge:
Ja. De VVD noemde zeer terecht de doorstroming naar de middenhuur. Want ja, we hebben
250.000 sociale woningen nodig, maar we hebben daarnaast ook een veel groter middensegment
nodig. Want als je dat hebt, bied je ook de mogelijkheid voor doorstroom. Het punt
is op dit moment natuurlijk dat die doorstroom niet mogelijk is. De heer Nijboer zegt
dat ook heel vaak. De term «scheefwonen» vindt hij sowieso een gekke term. Maar als
we ervoor willen zorgen dat mensen uit de sociale huurwoning gaan om plek te maken
voor een ander, dan betekent dat dat die andere woning er wel moet zijn. Die kan eigenlijk
op twee manieren beschikbaar komen, namelijk door of de woning te bouwen, of door
ervoor te zorgen dat er een woning vrijkomt. En hoe kan zo'n woning in de middenhuur
vrijkomen? Dat kan weer door in die andere segmenten te bouwen, waardoor ook de doorstroom
in het middensegment plaatsvindt. Daarom hebben we gezegd: van die 900.000 woningen
is twee derde betaalbaar, namelijk 250.000 sociaal en 350.000 midden. Van die 350.000
midden, worden er 50.000 gebouwd door de woningcorporaties.
Maar dat middensegment is veel groter en veel breder dan dat. De heer De Groot noemde
bijvoorbeeld IVBN. Ik hoop dat IVBN er veel voor haar rekening gaat nemen. Dat maakt
ook dat ik altijd wat behoedzaam ben als er al te zeer wordt afgegeven op «de belegger»,
want we hebben die beleggers wel gewoon nodig. We hebben die beleggers ongelofelijk
hard nodig om dat segment van de middenhuur ook te laten groeien. Dus ja, we gaan
die middenhuur reguleren, om huurders te beschermen. Maar dat doen we wel op een verstandige
manier, waarbij het voor institutionele beleggers, bijvoorbeeld pensioenfondsen, wel
gewoon mogelijk blijft om nieuwbouwwoningen te realiseren. Dit zijn beleggers met
echt wel de rust in het lijf om te wachten op een rustig rendement. Zij hoeven echt
niet de hoofdprijs. Maar er moet wel rendement zijn, want anders kán een pensioenfonds
daar niet in investeren. Pensioenen moeten immers nu eenmaal renderen. Kortom, we
geven dat op een verstandige manier vorm.
Dat brengt mij bij het botsproeven-experiment. Daar zit ook de nieuwbouw in. Dat is
dus ook de nieuwbouw. Voor mij is dat natuurlijk heel belangrijk. Dus de uitkomsten
van die botsproeven zijn voor mij heel belangrijk, en ook bepalend voor de vormgeving
van de regulering van de middenhuur. Ik heb de Kamer toegezegd om in het vierde kwartaal
met dat wetsvoorstel te kunnen komen, zodat het in kan gaan per 2024. We zullen dat
op zo'n manier doen dat het nog steeds een verstandig idee blijft voor een pensioenfonds
om in de middenhuur te investeren. Want dat moet. Als we daar te veel onzekerheid
creëren, dan nemen investeringsbeslissingen af. Dat kunnen we ons niet veroorloven,
want dat leidt tot vertraging. En je moet ook niet willen dat de middenhuur helemaal
publiek gefinancierd moet worden, upfront. Ik vind het wel heel fijn dat we met de
corporaties hebben kunnen afspreken dat zij in ieder geval 50.000 middenhuurwoningen
voor hun rekening nemen. Dat doen zij «in ruil» voor het afschaffen van de verhuurdersheffing,
zou je kunnen zeggen.
Ik kom bij de bouwvergunningen. Er is op dit moment eigenlijk geen landelijk, eenduidig,
goed beeld van de teruggang van de afgifte van bouwvergunningen. Maar ik ben er ook
niet gerust op, zeg ik er eerlijkheidshalve bij. Ik ben er niet gerust op, gewoon
op basis van de signalen. Die signalen krijgt u en die krijg ik ook. Het zou weleens
kunnen komen door verhoogde bouwkosten, waardoor een businesscase niet meer uitkomt.
Het zou weleens kunnen komen door de stikstofproblematiek, waardoor de vergunning
niet kan worden afgegeven. Dus we houden heel erg goed de vinger aan de pols.
Met betrekking tot stikstof hebben we zoals u weet een bouwvrijstelling. Die ligt
natuurlijk op tafel bij de rechter, maar we hebben een bouwvrijstelling. We hebben
daarnaast een stikstofregistratiesysteem dat verder wordt gevuld met stikstofruimte
voor onder andere de woningbouwprojecten. We weten dat intern salderen en extern salderen
in heel veel gevallen helpt. Met name in Noord-Holland en Zuid-Holland zijn er de
grootste problemen met stikstof, omdat daar eigenlijk heel weinig compensatie mogelijk
is. Dus het extern salderen is daar heel erg ingewikkeld. U kent de discussies over
de gebiedsgerichte aanpak. U kent ook de ideeën van provincies over de versnelde maatregelen
die op dit moment door collega Van der Wal worden bekeken. Zij bekijkt of die inderdaad
ook versneld kunnen worden uitgevoerd. Dat moet stikstofruimte maken. Daarmee zullen
we het moeten doen. Maar ik geloof zeker dat stikstof inderdaad voor een aantal projecten
best een vertraging zal kunnen betekenen. Daarom zeggen we ook: zorg dat je echt meer
dan 100% aan plancapaciteit realiseert, zodat je niet als er een enkel project tegenzit,
meteen met je doelstellingen in de knel komt.
Ik ga nog even terug naar wat de heer Kops en de heer Nijboer zeiden over vergunningverlening.
Ik wil een monitoring zetten op die vergunningverlening, waardoor we veel beter de
vinger aan de pols kunnen houden, ook op landelijk niveau. Dan zien we veel beter
of die signalen nou een landelijk, representatief beeld geven, of dat het n=1-achtige
voorbeelden zijn van waar het misschien een keer ingewikkeld is.
Ik kom op de Woningbouwimpuls. De Rekenkamer heeft daar een rapport over gemaakt.
Daar is veel aan gerefereerd.
De voorzitter:
Minister, meneer Nijboer wil interrumperen.
De heer Nijboer (PvdA):
Het is altijd goed als de Minister de zorgen deelt, maar ik wil ook wel graag dat
er iets aan wordt gedaan. Ik ben een beetje van de simpele dingen als dingen best
simpel zijn. Als je kunt stimuleren dat het aantal bouwvergunningen gewoon toeneemt,
dan ben ik daar een groot voorstander van. Je kunt er een premie op zetten en er zijn
natuurlijk nog wel meer manieren om gemeenten ertoe te bewegen om die vergunningen
af te geven. Ik zou daar een groot voorstander van zijn. De Minister zegt nu dat hij
het gaat monitoren, maar «monitoren» bijt meestal nog niet zo erg. Dus ik zoek eigenlijk
naar iets waardoor het ook echt gaat gebeuren. Is de Minister bereid om daar ook wat
meer aan te doen?
Minister De Jonge:
Ik denk dat ik mezelf dan tekortgedaan heb in dat antwoord, want we doen natuurlijk
een hele hoop. We maken prestatieafspraken. We maken de regionale woondeals. We hebben
al het geld dat we geven. We hebben gezegd: om dat geld te mogen aanwenden, moet je
een regionale woondeal hebben gesloten. Dus we sturen met bestuurlijke afspraken.
We sturen met geld. En dat leidt natuurlijk op enig moment tot afgifte van vergunningen.
Maar het loket is zeer open voor echt alle ideeën die we hieraan kunnen toevoegen
en waarmee we tot meer stimulans voor afgifte van vergunningen zouden kunnen komen.
Ik noem overigens nog iets anders wat we doen: we helpen in de personele ondersteuning.
Heel vaak is het namelijk zoiets praktisch. Er zijn echt forse personeelstekorten
bij de gemeenten en bij de provincies bij het RO-domein. Die tekorten zijn er vooral
bij gemeenten. Dus we hebben de flexpoolregeling. Daarbij gaat 40 miljoen via de provincies
naar ondersteunende mensen die gewoon bij gemeenten kunnen helpen bij vergunningverlening.
We hebben de taskforce voor flexbouw. Die helpt ook bij de vergunningverlening. Dus
we doen echt een hele hoop. Maar echt: het loket staat wagenwijd open voor aanvullende
ideeën over het nog beter sturen op die vergunningverlening. Want dat is echt ook
een zorg bij ons.
De heer Nijboer (PvdA):
Dat lijkt me goed. Natuurlijk zijn er die afspraken en de Minister is natuurlijk niet
niks aan het doen. Dat is wel het laatste verwijt dat ik deze Minister zou willen
maken. Maar je wilt natuurlijk wel dat het écht gebeurt. Dat willen we allemaal. Ik
weet dat Eberhard van der Laan indertijd gewoon € 10.000 per huis betaalde. En als
het er niet stond na twee jaar, of na drie jaar, dan kregen gemeenten dat geld niet.
En als het er wel stond, dan kreeg men het wel. Nou, dan gingen die gemeenteraden
erachteraan op een manier waar de wethouders beroerd van werden. Ik zoek eigenlijk
naar zoiets simpels. Ik weet natuurlijk best hoe de financiële systematiek werkt.
Ik zoek naar zoiets simpels voor bouwvergunningen, want daar knelt het nu echt. Dat
gebeurt ook door stikstof en al die andere dingen. Er kunnen allemaal redenen zijn
waardoor het uiteindelijk in de praktijk niet van de grond komt. Ik hoor dat de Minister
het loket open heeft staan, dus ik zie graag dat hij daar eens serieus naar kijkt
en erop terugkomt.
Minister De Jonge:
Absoluut. Ik ga toch nog even precies worden. De Woningbouwimpuls, maar ook de versnellingen
die we hebben aangebracht ten aanzien van de inzet van infra-investeringen, kennen
allemaal de financieringsvoorwaarde dat de schop binnen twee tot vijf jaar de grond
in moet gaan. Als dat niet het geval is, wordt het geld inderdaad niet uitgekeerd.
Daarnaast geldt als voorwaarde dat je een regionale woondeal moet hebben. Als je die
niet hebt, kun je überhaupt niet in aanmerking komen voor financiering. Kortom, er
zit flink wat pressie op. Dus ik denk dat we qua financiële randvoorwaarden de citroen
wel zo'n beetje hebben uitgeknepen. Ik denk dat andere dingen ons zullen moeten helpen
in de versnelling. Die zouden weleens met name aan de kant van de personele ondersteuning
kunnen liggen. Want ik denk eerlijk gezegd dat dat heel praktisch gezien op dit moment
misschien wel de belangrijkste rem is bij gemeenten. En ja, waar we kunnen helpen,
doen we dat. En ik zeg nogmaals: ik sta open voor meer ideeën.
Ik ga naar de Woningbouwimpuls toe. De Rekenkamer heeft daar een rapport over geschreven.
Ik denk dat ik recht doe aan het rapport van de Rekenkamer als ik daar gewoon een
goede beleidsreactie op maak. Ik denk dat dat rapport dat verdient. Ik denk dat rapporten
van de Rekenkamer dat überhaupt verdienen. Dus dat ga ik doen.
Ik plaats een paar kanttekeningen. De heer Grinwis heeft, ik denk niet helemaal onterecht,
verwezen naar de reactie die hoogleraar de heer Conijn heeft gegeven. Ik ben het eens
met veel van zijn kanttekeningen. Het enkele feit dat je niet kunt vaststellen tot
hoeveel versnelling of tot hoeveel extra woningen een regeling heeft geleid, wil niet
zeggen dat het niet heeft geleid tot extra, tot meer en tot sneller gebouwde woningen.
Kortom, ik denk dat de conclusie niet helemaal te rechtvaardigen is op basis van de
bevindingen die men heeft gedaan. Dat laat onverlet dat ik ook vind dat er veel concreter
zou moeten kunnen worden gezegd hoeveel woningen het betreft en dat er veel concreter
zou moeten worden gestuurd op het doel en op het resultaat. Maar ik heb zojuist toegelicht
hoe wij daar regie op voeren. De WBI die we de komende jaren voortzetten, staat dus
ook in de context van het hernemen van de regie, daar waar dat in de afgelopen jaren
minder het geval is geweest. Het is dus minder een standalone financiële regeling.
Het is veel meer een van de regelingen die past in een heel sturingsconstruct dat
helemaal gericht is op resultaat. Overigens verwerken we de opmerking die de Rekenkamer
maakt, in de vormgeving van de vierde tranche. Die vierde tranche gaat net na de zomer
open.
Dan misschien nog één opmerking. Er wordt bijna de suggestie gewekt dat ook als je
het miljard niet had uitgegeven, deze woningen gewoon gebouwd waren. Daarvan weten
we vrij zeker dat dat niet het geval is. Dat kunnen we namelijk zien aan de afgewezen
projecten. Er zijn projecten afgewezen. Twintig daarvan hebben we laten onderzoeken
door RIGO. Op drie na worden die niet meer gebouwd. De twee van de drie die nog wel
worden gebouwd, zeggen: we kunnen pas aan de slag als we dat financiële gat hebben
gedicht. Dat was nou precies de functie van de Woningbouwimpuls. De stelling, of op
z'n minst de suggestie, dat die woningen er wel zouden zijn gekomen als je de Woningbouwimpuls
niet had gedaan, wordt bij ons dus niet gedeeld. Ik ken ook geen gemeente die die
stelling deelt. Ik ken ook geen bouwende partij die die stelling deelt. Kortom, ik
durf het daar gewoon niet mee eens te zijn. Ik kom nog met een nadere reactie.
Amsterdam wil ruimte bieden voor woningbouw, maar moet tegelijkertijd een bescherming
bieden aan de werklocaties. Kunnen wij Amsterdam daarbij helpen? Het gaat om een heel
grootschalige woningbouwlocatie, Haven-Stad. Het is onderdeel van de afspraken die
we maken met de metropoolregio Amsterdam. Sterker nog, we hebben daar een NOVEX-gebied
van gemaakt. Dat wil zeggen dat we onderkennen dat daar sprake is van een hele complexe
gebiedsontwikkeling en van een enorme transitie van dat gebied. We zijn er als Rijk
zelf bij betrokken om de puzzel daar op een goede manier te leggen. Werkgelegenheid
en het vinden van een nieuwe plek voor de bedrijven die nu gevestigd zijn in de haven
van Rotterdam, of nee, van Amsterdam... Sorry, ik ben een beetje geografisch gebiologeerd
door Rotterdam! Maar ze hebben natuurlijk ook een haven in Amsterdam; dat is waar.
Voor de bedrijven in die haven moeten we een nieuwe plek zien te vinden. We moeten
werkgelegenheid met wonen zien te creëren en we moeten bescherming bieden aan plekken
die geschikt zijn voor economische ontwikkeling. Überhaupt is dat een grote noodzaak
voor de komende periode. Als we dat niet doen, dan zul je zien dat er door de transitie
van het landelijk gebied, door woningbouw en door allerlei andere ontwikkelingen steeds
minder plek is voor economische bedrijvigheid. Die plekken hebben we wel nodig. Dat
geldt hier dus ook. Daarbij zijn we aan boord. Er is ook geld beschikbaar vanuit het
MIRT om daarin te ondersteunen.
Dan de transformatie van vakantieparken. Daar is een aantal vragen over gesteld, onder
andere door de VVD. Er is een deel van de vakantieparken, de categorie woonparken,
dat veel potentie heeft om tot een woonwijk omgezet te worden in de komende periode.
Daar wordt natuurlijk veel aan gedaan. Er zijn best veel vakantieparken in transitie
op dit moment. Er wordt dus veel aan gedaan. Er zijn tientallen parken waar op dit
moment dat soort processen lopen. Ik zou willen toezeggen in de richting van de heer
De Groot dat wij met provincies en gemeenten, in het kader van het regietraject en
het komen tot de regionale woondeals in het vierde kwartaal, kijken of we per regio
een inventarisatie kunnen maken van het daadwerkelijke transformatiepotentieel. Dan
gaat het dus om de daadwerkelijke transformatie van de vakantieparken die zich zouden
lenen voor dit type bouw. Ik geef daarbij één winstwaarschuwing, namelijk dat de kans
dat we met heel veel vakantieparken enorm veel ruimte voor woningbouw hebben, kleiner
is dan we denken. Maar ik ben er wel van overtuigd dat er mogelijkheden zijn, misschien
wel tientallen. Ik wil de heer De Groot dus heel graag toezeggen dat we die inventarisatie
maken. Uiteindelijk is het natuurlijk ook aan gemeenten om te bezien of ze het bestemmingsplan
willen wijzigen gelet op de daadwerkelijke mogelijkheden en onmogelijkheden bij parken.
Dat kan ik niet voor hen doen, dat kan ik niet overdoen, tenzij er in een regio wel
een enorme woningbouwbehoefte bestaat, er tegelijkertijd heel weinig locaties zijn
maar er wel dit potentieel aanwezig is. Dat is dus een ander verhaal, en dan kom je
in een ander gesprek terecht met elkaar.
Het transformatiepotentieel moeten we allereerst in beeld brengen en vervolgens ook
voldoende willen benutten. Dat wil ik eigenlijk doen op de manier zoals ik zojuist
schetste in de richting van de heer De Groot.
De voorzitter:
Minister, kunt u zeggen wanneer de toezegging ingelost wordt?
Minister De Jonge:
In het vierde kwartaal.
De voorzitter:
Oké, in het vierde kwartaal.
Minister De Jonge:
Ja. Want het vergt een echte inventarisatie, en dat wil ik betrekken bij het sluiten
van de regionale woondeals.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb nog een verdiepende vraag hierover. Best wel veel projecten lopen al. Kijk
alleen al naar bijvoorbeeld het project Vitale Vakantieparken. Dat is een voorbeeld
van een park waar de huisjes misschien wel voor 90% mee willen in de transformatie
naar een woonpark en daarmee dus een woonwijk. Daarbij moet je ook voldoen aan alle
bijbehorende geldende regels. Dus dat duurt even. Dat ben ik met de Minister eigenlijk
wel eens. Alleen, volgens mij zegt de Minister zelf ook vaak: met inventariseren ben
je er niet, het zit ’m juist in die uitvoering. Dan gaat er toch gedraaid worden op
de stoel. Daar gaat mijn vraag uiteindelijk echt over. Als we een grote toevoeging
willen doen – en ik denk dat het potentieel nog best weleens groter zou kunnen zijn
dan de Minister in zijn winstwaarschuwing aangeeft – dan zul je hier en daar wel de
regie moeten pakken. Er zitten heel veel mensen te wachten om daar te mogen wonen,
dus we moeten echt alle mogelijkheden aangrijpen, want als je het aan de gemeentes
laat... Die zitten toch vaak een beetje op de stoel te draaien van: «Wil ik dit wel
aangaan? Wil ik deze stappen wel gaan zetten om dit park om te zetten naar een woonwijk,
want het gaat me ook veel capaciteit kosten en weerstand opleveren om dat te doen».
Er zijn best mooie voorbeelden in Nederland. Ik ken daar zelf ook een aantal van,
die ik ook graag zou willen delen, maar er is toch ook wel een beetje landelijke regie
nodig op de schifting en de doorzetting daarvan.
Minister De Jonge:
Ik denk dat we de doorzetting moeten organiseren via de regionale woondeals. Dat is
ook de reden dat ik het daaraan koppel. Maar ik snap wel dat u zegt dat het niet vanzelf
gaat. Het is inderdaad best wel een klusje om tegen op te zien. Je moet namelijk tegen
de bestaande bewoners zeggen: van dit vakantiepark willen we toch graag een woonwijk
maken en dat betekent dat er een einde komt aan bijvoorbeeld de huurovereenkomst.
Dat is een heel ingewikkeld traject. Bij de vakantieparken waar dat het geval is geweest
leidde dat tot enorm grote klussen ten aanzien van bijvoorbeeld de herhuisvesting
van mensen. Het is natuurlijk ook niet zo – dat is een van de redenen om wel naar
een flexibele schil toe te willen – dat er zomaar ruimte vrij is. In heel veel van
dit type vakantieparken wonen inmiddels mensen die je eigenlijk ook gewoon als spoedzoeker
zou kunnen beschouwen. Ook dat maakt dit best wel een erg ingewikkelde klus. Dus laten
we het niet onderschatten. Ik ben het met u eens dat er regie nodig is. In die gevallen
dat het echt gaat om «het maken van afspraken om» zou ik die inventarisatie willen
laten landen in de afspraken die we vervolgens in de regionale woondeals maken. Vanaf
dat moment hebben we natuurlijk ook gewoon de regie en de sturing op die regionale
woondeals om ervoor te zorgen dat dit ook daadwerkelijk tot resultaten gaat leiden
op de vakantieparken waar dit potentieel er ook daadwerkelijk is. Daarnaast is er
natuurlijk gewoon een hulpvraag vanuit gemeenten. Daarvoor hebben we het expertteam.
Dat blijft ook gewoon aan de slag om zijn zegenrijke werk te doen.
Dat brengt mij bij de vraag van mevrouw Beckerman, namelijk: wat is de stand van zaken
van het Onderzoek Opkopen vakantieparken? Dat onderzoek heb ik samen met de Minister
van EZK laten doen. Wij zijn voornemens om én het onderzoek én onze reactie voor het
reces aan u voor te leggen. Dus dat is niet voor 1 juli maar wel voor het reces. Op
een mensenleven zit het dus vrij dicht tegen de toezegging aan die we hadden gedaan.
Dan de bouwkosten en de oorlog. De oorlog in Oekraïne heeft allerlei hele verdrietige
gevolgen, maar een van de gevolgen is natuurlijk ook een grotere onzekerheid in de
markt. Die grotere onzekerheid in de markt is bijvoorbeeld gelegen in het feit dat
de bouwkosten hoger worden en dat sommige bouwmaterialen zelfs helemaal niet meer
leverbaar zijn. Dat maakt dat eigenlijk iedereen in die hele bouwketen echt wel buikpijn
heeft van de impact van de oorlog in Oekraïne. Dat maakt dat collega Harbers en ik
een aantal weken geleden met alle bouwende partijen en alle opdrachtgevende partijen
het gesprek hebben gevoerd over de vraag hoe je daar nou op een goeie manier mee om
zou kunnen gaan. Stijgende bouwkosten moeten namelijk altijd een keer door iemand
worden betaald. Stel dat opdrachtgevers precies op dezelfde manier hun aanbestedingsdocumenten
maken en precies op dezelfde manier met boeteclausules en termijnen et cetera hun
contracten zouden willen inrichten. Dan kan een aannemer op een zeker moment gewoon
niet meer intekenen op zo'n opdracht. Als opdrachtgevende partij – vaak is dat de
overheid – zal je dus in alle realiteit moeten zeggen: waar kan een bouwonderneming
aan voldoen? Bouwondernemers maken zelf onderling natuurlijk ook dit type afspraken.
Die zijn vaak niet mals. Het gaat bijvoorbeeld om afspraken tussen projectontwikkelaars
en aannemers, tussen aannemers en leveranciers of tussen andere partijen. Ook voor
hen geldt: pas nou een beetje op met dit soort al te ruige boetebepalingen. Laten
we zorgen dat we de kosten en de risico's in de keten als geheel op een evenwichtige
manier spreiden.
Daarover gaat de intentieovereenkomst die we een tijd geleden hebben afgesproken.
We hebben daarin ook afgesproken dat we er per deelsector een verdieping op aanbrengen.
Dat gesprek is geweest. We hebben afgesproken dat we per project moeten kijken hoe
dat handen en voeten moet krijgen. Grote opdrachtgevende partijen, bijvoorbeeld Bouwend
Nederland of, aan de kant van het Rijk, Rijkswaterstaat of het Rijksvastgoedbedrijf,
hebben gezegd: wij zijn belbaar op het moment dat in het project blijkt dat die ruimte
er helemaal niet is. Laten we dit type signalen in kaart brengen en laten we heel
concreet per project kijken hoe we de risico's op een evenwichtige manier verdelen.
Dat zijn we op dit moment dus aan het doen.
U vraagt om een brief. Dat vind ik niet zo makkelijk om te doen, omdat ik dan echt
word gevraagd om in een glazen bol te kijken hoe dit zich gaat ontwikkelen. Ik weet
dat eerlijk gezegd niet. Ik denk dat de zorg op zich wel terecht is. Het leidt tot
onzekerheid. Het kan ook leiden tot vertraging. Daarom hebben we die intentieovereenkomst
gesloten. Als er meer nodig is, gaan we meer doen, want ik vind dat we dit met elkaar
moeten verhapstukken. Ik zou een stand van zaken kunnen schetsen bij de voortgangsrapportage
van de staat van de volkshuisvesting. Die komt aan het einde van het jaar, in november.
Die is weer onderdeel van het debat. Daarin zou ik u een stand van zaken kunnen geven
over de impact die de Oekraïnecrisis heeft gehad op de stijgende bouwprijzen.
CO2 heb ik nog niet gehad. We hebben het gehad over stikstof. Over CO2 hebben we het niet gehad. Daarbij is alles wat over circulaire of emissievrije bouw
gaat, vreselijk interessant. De bouwsector is helaas een sector die heel erg bijdraagt
aan de CO2-uitstoot, maar die dus ook heel veel kan bijdragen aan het terugdringen van de CO2-uitstoot. Als we in staat zijn om circulaire bouw de komende periode een daadwerkelijke
duw in de rug te geven, dan kan de gebouwde omgeving bijvoorbeeld zelfs als CO2-opslag gaan dienen. Daar doen we veel aan. We stimuleren biobased bouwen met generiek
beleid, door de periodieke aanscherping van de milieuprestatie-eis gebouwen en met
al het instrumentarium om emissieloos bouwen op de bouwplaats te bevorderen. Daarnaast
doen we onderzoek naar een betere waardering van koolstofvastlegging in biobased bouwmaterialen.
Eerlijk gezegd zie je ook echt wel dat dit bij heel veel wat meer innovatieve bouwers
een vlucht begint te nemen. We hebben onder andere de City Deal Circulair en conceptueel
bouwen. Dat helpt ook heel erg om deze manier van bouwen en denken veel breder voor
het voetlicht te krijgen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Daar ben ik blij mee. Dat is ook heel hard nodig. We zitten namelijk ook aan de landbouwkant
enorm te stimuleren – dat is een van de concrete perspectieven – dat boeren in de
toekomst met vlasteelt en hennepteelt et cetera mede hun boterham verdienen. Het helpt
natuurlijk dat we niet alleen die productie stimuleren, maar dat we ook de vraagkant
op orde krijgen. Dat gaat nu vooral een beetje convenantachtig, via stimulering en
misschien via een subsidie links of rechts. Wanneer wil de Minister hier echt op gaan
sturen door bijvoorbeeld in het Bouwbesluit te zeggen: zoveel procent duurzaam, zoveel
procent circulair of zoveel procent biobased materials? Want dat is uiteindelijk een
van de meest krachtige instrumenten om te sturen op gebruik van materiaal.
Minister De Jonge:
Ik ben bezig met het aanpassen van het Bouwbesluit om de lat juist zo hoog mogelijk
te leggen. Dat is ook mijn uitnodiging geweest aan de sector. Die zei: wij kunnen
eigenlijk best nog wel wat meer. Toen hebben we gezegd: help ons dan mee om de lat
dan zo hoog mogelijk te leggen. Dat zijn we op dit moment aan het verwoorden met alle
bouwende partijen, waarbij we niet zozeer naar het achterste wagonnetje luisteren,
maar met name naar de voorhoede willen luisteren om te kijken wat we zouden kunnen.
Dus nee, we moeten de lat absoluut hoog leggen.
Dan nog een ander punt: we komen volgende week met het programma Mooi Nederland. Daarin
willen we concrete perspectieven aanreiken voor multifunctioneel ruimtegebruik. Dat
zullen we namelijk nodig hebben. Een van de vormen van multifunctioneel ruimtegebruik
is alles wat er moet gebeuren in de transitie van het landelijk gebied, in het toewerken
naar een nieuw verdienmodel voor boeren. Als je dat nou eens zou kunnen combineren
met landschapsbeheer of het verbouwen van biobased bouwmaterialen, heb je dan niet
geweldig veel vliegen in één klap geslagen en zou dat niet kunnen leiden tot een nieuw
verdienmodel voor boeren? Ik denk dat het kan, maar niet zomaar overigens. Dat is
echt een heel traject, maar ik denk dat we er alles aan moeten doen om dat niet alleen
te verkennen, maar ook om in delen van Nederland te laten zien dat dat kan. Het is
wel interessant dat die vooruitstrevende bouwers al veel toepassingen hebben, bijvoorbeeld
in isolatiematerialen. Daar wordt echt niet alleen spul van Rockwool gebruikt, maar
bijvoorbeeld ook de lisdodde. En hoe fijn is het om het woord «lisdodde» een keer
genoemd te kunnen hebben in een commissiedebat? Ja, toch?
De voorzitter:
Nou, Minister, dat is fantastisch. Voordat ik meneer Boulakjar het woord geef voor
de volgende interruptie, wil ik toch even wijzen op de klok. We hebben tijd tot 17.00
uur. Dan moeten we uit deze zaal zijn, dus ik wil graag om 16.30 uur de eerste termijn
afsluiten. Ik ben heel blij dat iedereen ontzettend gepassioneerd is op deze portefeuille ...
Minister De Jonge:
Ja, toch?
De voorzitter:
... niet in de laatste plaats de Minister. Daar ben ik echt heel blij om, maar ik
zou toch iedereen even willen vragen om rekening te houden met de tijd en iets beknopter
te zijn in de beantwoording, maar ook in het stellen van de vragen. Meneer Boulakjar.
De heer Boulakjar (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben altijd heel kort. De heer Grinwis kaapte net een-op-een
mijn interruptie weg ...
Minister De Jonge:
Nou, dan zijn we snel klaar! Dank u wel.
De heer Boulakjar (D66):
... ware het niet dat ik wilde zeggen dat de heer De Jonge bekendstaat om zijn regie
en soms strenge opstelling. Ik mis dat hier een beetje. Ik stelde vragen over het
CO2-budget, het bouwbudget, dat in 2027–2028 op dreigt te raken. Ik mis een beetje de
urgentie bij hem in de zin dat hij zegt: hé jongens, ik pak de regierol in de grootschalige
houtbouw en duurzame materialen. Ik verwacht meer power, regie en inzet daarop. Als
hij mij een iets striktere toelichting daarop kan geven, ben ik al tevreden.
De voorzitter:
D66 mist uw strengheid.
Minister De Jonge:
Dank voor deze aanmoediging, maar me dunkt: als wij de lat zo hoog mogelijk gaan leggen
in het Bouwbesluit, dan is dat toch de meest stringente, stevige interventie die je
zou kunnen doen? Dus volgens mij zijn we het eens. Volgens mij doen we dat ook. Overigens
is dat ook helemaal de sfeer in de bouwerij. Daar zie je echt een enorme voorhoede,
die eigenlijk veel meer is dan een voorhoede. Het is eigenlijk de gemene deler aan
het worden: bedrijven die heel vooruitstrevend zijn in het zoeken van klimaatneutrale
oplossingen of zelfs CO2-opslag via bouwmateriaal. Het circulair bouwen is echt ongelofelijk ingeburgerd,
maar dat help je alleen maar door het Bouwbesluit aan te passen. Dat is dus ook wat
ik ga doen.
Dan grond. Er was een grondvraag van de heer Nijboer, maar daar was ook een motie
over van de heer Grinwis in het laatste debat. Die motie heb ik niet zomaar voorzien
van de appreciatie «oordeel Kamer» of «overnemen»; nee, van het oordeel «amen»! Ik
ben het er namelijk ontzettend mee eens dat grond een belangrijke complicerende factor
kan zijn in het betaalbaar en snel genoeg bouwen, en dat grond niet alleen een onderdeel
is van het probleem, maar ook een belangrijk deel van de oplossing kan zijn. Dat vergt
wel uitzoekerij, ook naar de vraag hoe je meer regie op grond zou kunnen voeren aan
de kant van de gemeenten en van het Rijk. Hoe kan het Rijk de gemeenten beter helpen
om regie op grond te kunnen voeren? Hoe kunnen we voorkomen dat de grondprijzen altijd
showstoppend zijn? Hoe kunnen we voorkomen dat alle financiële regelingen onrendabele
toppen gaan zitten dichtleggen die eigenlijk zijn ontstaan door de grondprijs? Er
zijn heel veel issues te tackelen. Dat ben ik op dit moment aan het doen. De motie
roept mij op te onderzoeken wat we zouden kunnen doen. Daarop kom ik graag terug.
Dat doe ik uiterlijk in het vierde kwartaal en mogelijkerwijs al in de vorm van een
van de paragrafen uit het wetsvoorstel Regie op de volkshuisvesting, dat we ook in
het vierde kwartaal aan de Kamer zouden willen doen toekomen.
Dan planbatenheffing. Daar wordt druk op gestudeerd bij BZK, maar we zijn nog niet
uitgestudeerd. Er is heel veel voor te zeggen om het te doen, alleen is het technisch
razend ingewikkeld om een goede vorm van planbatenheffing te kiezen. Niettemin zou
ik best opnieuw willen kijken naar de meerwaarde ervan, dus ik kom erop terug. I will
be back.
Dan de ambitie van de studentenwoningen rond Schiphol. Daarvoor geldt ook: I will
be back. Het is echt teleurstellend dat dat project niet door kan gaan, vanwege overigens
begrijpelijke redenen, namelijk geluid. ILT heeft gehandhaafd. ILT heeft ook gelijk
gekregen van de rechter. Ik ga dus niet zomaar zeggen dat ik het eventjes ga oplossen.
Ik heb wel gezegd dat ik opnieuw met de collega's van IenW om tafel ga om te kijken
wat er wel mogelijk is en hoe het eventueel wel zou kunnen. Want het wil er bij mij
eigenlijk niet echt in dat «computer says no» het eindpunt is als er een concreet
plan ligt, er een concrete investeerder is en er een enorme behoefte is aan studentenwoningen.
Dat kan toch eigenlijk niet waar zijn? Dus we studeren ons suf en ook hiervoor geldt:
I will be back.
Dan de splitsing van de heer Van Haga, niet van de heer Van Haga zelf natuurlijk – nee,
splitsen met één zetel gaat niet, hè ...
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
We hebben drie zetels.
Minister De Jonge:
Sorry. Sorry.
Hij heeft herhaaldelijk gepleit om splitsing onderdeel te maken van de oplossing.
Platform31 heeft becijferd dat een inzet op splitsing ongeveer 5.000 tot 10.000 woningen
extra per jaar zou kunnen opleveren, maar ik waag dat zelf enigszins te betwijfelen.
Ik vind het een erg hoog gekozen aantal. Tegelijkertijd zijn er wel splitsingsmogelijkheden
die met name binnenstedelijk echt iets kunnen toevoegen, zij het dat je dat niet moet
willen in de oude stadswijken, want daar willen de gemeenten terecht juist een beetje
van splitsing af. Dat leidt namelijk vaak tot verkamering, tot het volstoppen van
toch al veel te kleine woningen met veel te veel arbeidsmigranten. De wijk Carnisse
is hier langsgekomen. Dat was het wijkje waar ik als beginnend leraar voor het eerst
een huis kocht, van de woningbouwcorporatie nota bene – maatschappelijk gebonden eigendom – voor
64.000 gulden. Ik denk dat in datzelfde huisje nou een multitude aan mensen uit Bulgarije
woont. Ik denk dus dat dat niet altijd een zinvolle toevoeging is aan stedelijke ontwikkeling,
maar het kan wel en dus gaan we het ook doen. Ik heb toegezegd dat ik daarop terugkom,
maar ik ben er nog niet uit hoe ik dat nader zou kunnen stimuleren op een manier die
niet de leefbaarheid van steden onder druk zet.
De voorzitter:
De laatste interruptie van meneer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ten eerste heeft BVNL drie zetels. Dat valt ook niet te splitsen. Althans, we gaan
het niet proberen. Dan het splitsen van woningen. Er is een grote misvatting over
wat splitsen van woningen is. Het splitsen van woningen is niet verkameren. Het splitsen
van woningen is ook niet woningen volstoppen met heel veel mensen. Dat wordt gewoon
door het Bouwbesluit beteugeld. Je kan daar beperkingen op zetten. Je kan zeggen:
daar mogen niet meer dan zoveel mensen wonen. Je kan zeggen: één persoon moet minimaal
zoveel vierkante meter hebben. Het gaat erom dat er in het verleden grote woningen
zijn gebouwd en dat het best wel logisch is dat je een woning van 300 vierkante meter
splitst in vier woningen van 75 vierkante meter, zeker als ouderen kunnen doorstromen
naar bijvoorbeeld bejaardentehuizen nieuwe stijl. Dan hoef je die nog steeds niet
vol te stoppen met twintig arbeidsmigranten. Natuurlijk niet. Daar gaan gewoon vier
gezinnen wonen in plaats van één gezin. Dat moet je als overheid natuurlijk begeleiden,
maar als je dat met de goede randvoorwaarden doet dan kan dat inderdaad zo'n 10.000
tot 15.000 woningen opleveren – ik verstond het niet helemaal.
Minister De Jonge:
5.000 tot 10.000.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
5.000 tot 10.000 woningen. Dat draagt enorm bij. Als u nou ook nog ingaat op al die
andere zaken, zoals een woning delen, bestemmingsplannen, verdieping erop en de kostendelersnorm,
dan heb je overal 5.000 tot 10.000 extra woningen. Dat helpt enorm. Het is te makkelijk
om daarvan af te zien door te zeggen: ik woonde daar toen en nu wonen daar tien Bulgaren.
Nee, natuurlijk niet! Dat moet je natuurlijk voorkomen en dat kan ook voorkomen worden
in de wet.
Minister De Jonge:
Dat is waar. Je hebt verschillende vormen van splitsen. Splitsen kan uiteindelijk
leiden tot verkameren, maar dat hoeft niet. Je kunt ook twee zelfstandige woningen
maken. Overigens is het ook prima om onzelfstandige woonruimten te creëren. Daar is
niks mis mee. Maar er zijn grenzen die gaan over leefbaarheid en die moeten we helder
markeren. We moeten gemeenten instrumenteren om dan ook op te kunnen treden. Tegelijkertijd
is er potentieel. Daar wijst u terecht op. Ik heb u al eerder toegezegd – ik moet
even terugzoeken in welk debat dat was en over welke termijn ik het had – dat ik terugkom
op welke manier we het splitsen ook verder zouden kunnen stimuleren.
Ook op de andere elementen heb ik volgens mij al eerder gereageerd. Ik kom erop terug.
Ik kom erop terug. Die financiële regeling, waarvan u zegt ... Ik ben het woord kwijt.
Help me. Ja, «kostendelersnorm»! Ik kende alleen nog maar het lelijke frame word dat
ooit is bedacht: de mantelzorgboete. Dat kan ik hier niet hardop zeggen natuurlijk.
De kostendelersnorm dus. Die is afgeschaft tot 27. Daar deed de norm ook het meeste
pijn. Volgens mij kost generiek afschaffen een half miljard. Dat is best een hele
hoop geld en ook best een hele ongerichte manier om mensen bij elkaar te laten wonen.
Dat is namelijk een hele dure manier om mensen bij elkaar te laten wonen. Ik weet
dus niet of dat de allerbeste regel is. Het zal best een beetje helpen. Maar het deed
vooral pijn onder 27 en daarom hebben we de kostendelersnorm onder 27 afgeschaft.
Het bijplaatsen van woningen op een erf en de bestemmingsplannen makkelijker maken,
kan al.
We zouden best kunnen kijken waar nu eigenlijk de belemmeringen zitten. Volgens mij
heb ik u dat al toegezegd. Laat ik u gewoon toezeggen dat ik op al dit type suggesties
die u heeft gedaan in het vierde kwartaal met een brief kom of dat ik een van de brieven
uit het vierde kwartaal aangrijp om op deze suggesties te reageren. Dan kom ik ook
echt een keer goed, concreet en grondig terug op de suggesties die u doet.
Voorzitter. Ik ga naar mijn tweede blokje, want ik heb ook nog een derde blokje te
gaan. Ik voel uw hete adem in mijn nek. Ik ben echt heel dankbaar dat we vandaag de
prestatieafspraken hebben kunnen sluiten, omdat dat voor ruim 2 miljoen huishoudens
geweldig goed nieuws is. En voor 500.000 mensen die de laagste inkomens hebben, namelijk
tot 120%, is dat nog beter nieuws, omdat het voor hen echt leidt tot huurverlaging.
Ik noem een aantal elementen daaruit: op het terrein van beschikbaarheid gaan we werken
aan de nieuwbouw van 250.000 sociale huurwoningen en 50.000 middenhuurwoningen tot
en met 2030. Daar is een investeringsvolume mee gemoeid van ruim 60 miljard. Dat investeringsvolume
is haalbaar, omdat je de verhuurderheffing afschaft. Daardoor komt 1,7 miljard vrij
en daarmee is het investeringspotentieel, het leenpotentieel voor corporaties, dusdanig
verruimd dat er enorm kan worden toegevoegd aan nieuwbouw.
Ten aanzien van de verduurzaming gaat het over 675.000 bestaande corporatiewoningen
die toekomstbestendig worden geïsoleerd en over 450.000 bestaande woningen die aardgasvrij
worden gemaakt. En in 2028 zijn er geen woningen meer met een E-, F- of G-label. Over
het isoleren van woningen is de afspraak gemaakt dat als je woning dan toekomstbestendig
is geïsoleerd, niet om die reden de huur omhooggaat. Ik denk dat dat ook een fantastische
afspraak is voor mensen.
Ten aanzien van de betaalbaarheid, en daarom noem ik hem bij dit blokje, is een groot
probleem dat normaal de huren gekoppeld zijn aan de inflatie. Als de inflatie 2% is,
kan dat een prima regeling zijn, want er wordt niet ingeteerd op investeringsvolume
en er is een redelijke matige huurontwikkeling. Maar bij een inflatie van 8% is dat
natuurlijk niet vol te houden. We moesten dus een nieuw ankerpunt kiezen. Ik ben heel
blij dat we daar het ankerpunt cao-loonontwikkeling hebben kunnen kiezen minus 0,5%,
want juist door minus 0,5% creëer je een autonome huurquoteverbetering die iedereen
ten goede komt, generiek. Dat vind ik, in plaats van de in het coalitieakkoord gekozen
huurbevriezing, een veel betere afspraak voor de komende jaren. Daarnaast kiezen we
voor een eenmalige huurverlaging voor inkomens tot 120%. Dat zijn toch de mensen die
het meeste in het rood staan, als het gaat over hun huurquote. Als je die huren allemaal
eenmalig verlaagt naar € 550, dan betekent dat voor hen gewoon een serieuze verbetering
van gemiddeld zes tientjes in de maand minder huur. Dat is overigens in 2024. Ik weet
dat de corporaties dat eigenlijk het liefst in 2023 zouden willen, maar dat wil ik
bezien in het kader van de besluitvorming in augustus, waar überhaupt alle koopkrachtmaatregelen
opnieuw op tafel komen te liggen. In ieder geval is dus de afspraak gemaakt bij de
start van de introductie van de normhuren, en dat helpt. Ik kom daar straks nog even
terug. Dus alles op 2024.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik wil al mijn interrupties hierop inzetten. Allereerst over die 250.000 sociale huurwoningen
die gebouwd gaan worden. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten zegt nu: dat klinkt
allemaal mooi, maar als je tegelijkertijd doorgaat met verkoop, sloop en liberalisatie,
dan blijven er netto maar ongeveer 100.000 woningen in de plus over en dan kom je
dus eigenlijk ongeveer op het niveau van 2013. Is dat werkelijk waar?
Minister De Jonge:
Dat laatste is sowieso niet waar, want als je 100.000 woningen netto in de plus hebt,
dan kom je uit bij een netto plus. Maar het gaat om iets anders. We hebben 250.000
nieuw te bouwen woningen afgesproken. En 250.000 nieuw te bouwen woningen, zijn 250.000
nieuw te bouwen woningen plus nog de 50.000 woningen van de middenhuur. Daarmee nemen
de corporaties de helft van het aantal toe te voegen betaalbare woningen voor hun
rekening, dankzij de afschaffing van de verhuurderheffing.
Daarnaast is die 100.000 geen afspraak in deze prestatieafspraken. Die heeft wel in
conceptafspraken gestaan en dat had als achtergrond dat ... We weten natuurlijk dat
een deel van de sociale huurwoningen zo slecht is dat die gesloopt moeten worden,
dus voor een deel zal er sprake zijn van sloop-nieuwbouw. Dat geldt bijvoorbeeld voor
een deel van die woningen met een E-, F- of G-label. We weten dat er sprake is van
verkoop, ik kom daar straks nog op terug, en dat is ook heel fijn voor mensen die
best wel wat zouden kunnen lenen, maar onvoldoende voor de huizen die verder beschikbaar
zijn. Die mensen zouden daarmee toch toegang hebben tot betaalbare koop. Dat betekent
voor hen vaak lagere maandlasten. Dat is dus heel fijn voor de mensen die daar wonen.
Dat is natuurlijk een te verkopen woning, die verschuift daarmee van het sociale huursegment
naar het betaalbare koopsegment. Op zichzelf genomen is dat voor de doelgroep heel
fijn, maar dat leidt inderdaad niet tot een netto toevoeging. Kortom, 250.000 nieuw
te bouwen woningen is het doel. De resultante moet in ieder geval meer dan die 100.000
zijn, maar 100.000 is geen doel. Wat ik dus, nadat dit in de conceptafspraken heeft
gestaan, ook met de gemeenten heb besproken, is dat gemeenten zelf de afspraken maken
in het kader van lokale prestatieafspraken. Als gemeenten vinden dat er een grotere
netto toevoeging moet zijn, dan is dat prima. Maak die afspraken dan op die manier
met je corporaties, want het zal ook echt per corporatie verschillen. De aantallen
sloop-nieuwbouw bijvoorbeeld zullen echt per corporatie verschillen. Dat hangt helemaal
af van de kwaliteit van het huidige woningbezit. Ik ga daar dus sowieso geen doelstelling
aan koppelen. Laten we dus om alle misverstanden te vermijden die 100.000 maar schrappen.
Die 100.000 is gewoon eigenlijk een soort bodem geweest. Zo gold dat ook, want dat
was de vraag van u en van de heer Nijboer, in het wetsvoorstel dat een paar weken
geleden besproken werd. Daar was de norm of de bodem eigenlijk nog lager. Er was namelijk
geen min. Het is niet zo moeilijk om dat toe te zeggen, want een min wordt het niet.
Het wordt een plus. De vraag is alleen hoe groot die plus kan zijn op het moment dat
je 250.000 nieuw te bouwen woningen neerzet en ervan uitgaat dat een deel van de woningen
verkocht wordt. Dat is juist heel fijn voor de mensen die die woningen kunnen kopen.
En het is overigens ook best heel fijn dat bij een deel van de woningen sloop-nieuwbouw
plaatsvindt, want dat betekent namelijk dat er een betere kwaliteit woning voor in
de plaats komt te staan. Ondertussen staat overal het ambitieuze streven om naar een
plus te komen in de sociale voorraad, en dat is een enorme trendbreuk ten opzichte
van het verleden, de afgelopen jaren.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is zeker een trendbreuk, want in de afgelopen jaren zijn de sociale huurders beroofd
door 13 miljard verhuurderheffing te betalen. Met die trendbreuk ben ik het absoluut
eens, maar dat betekent nog niet dat dit ook gaat zorgen voor kortere wachtlijsten.
Als de Minister niet kan zeggen hoeveel woningen er netto ongeveer bij komen, dan
is dus maar de vraag welk percentage van de woningen in Nederland straks sociale huur
is. U zegt: het is niet zoals in 2013, want het is een plus. Nee, omdat in de tussentijd
het aandeel gedaald is. Wij zouden dat heel graag willen weten. We zitten hier als
controlerende macht. Dus wat wordt het? Hoeveel komen er bij en wat gaat dat doen
voor de wachtlijsten? Want die zijn nu ellenlang.
Minister De Jonge:
De wachtlijsten zijn zeker veel te lang en de mogelijke verdringing aan de onderkant
van de woningmarkt is ook veel te groot. We moeten dus heel veel meer bijbouwen om
de verdringing te verminderen en om de mensen die daar recht op hebben gewoon een
plekkie te geven in een goed en duurzaam huis met een acceptabele energierekening.
Daarvoor moet er geweldig veel gebeuren in de nieuwbouw en in de verduurzaming van
de woningen die we hebben. Dat is de afspraak die we vandaag hebben gemaakt. We kiezen
voor 250.000 sociale huurwoningen en 50.000 middenhuurwoningen erbij. Dat is waar
de corporaties hun nek voor uitsteken en dat vind ik zeer bewonderenswaardig.
1,7 miljard is veel, maar met alle verlangens die we hebben is het snel op. De onzekerheden
zijn natuurlijk groot. Die 1,7 miljard leidt wel tot een ongelofelijk groot investeringsvolume.
In totaal gaat het over een kleine 120 miljard, waarvan ruim 60 miljard voor de nieuwbouw,
ruim 45 miljard voor verduurzaming en opgeteld meer dan 10 miljard voor alle huurmaatregelen.
Kortom, het gaat echt over heel veel geld. De corporaties zetten daar hun handtekening
onder. Wat u vraagt, is: streef niet alleen naar die 250.000, maar zeg ook hoeveel
het er netto moeten zijn. Dat heb ik gedaan in de conceptafspraak. Daarin heb ik gezegd
dat het er in ieder geval 100.000 netto in de plus moeten zijn. De gemeenten zeggen
dat het best een beetje meer zou kunnen zijn. Sommige corporaties zeggen dat ook.
Ik heb gezegd: prima, streef daarnaar en maak die afspraken op lokaal niveau. Maar
om het misverstand te voorkomen dat 100.000 het nieuwe doel zou zijn – dat was voor
mij bedoeld om er een bodem in te leggen – heb ik gezegd: dan gaan we dat eruit halen.
We hebben gezegd: over de nettotoevoeging maak je maar lokale afspraken, maar het
streven is in ieder geval om de sociale voorraad te laten groeien. Ik denk dat dat
op zichzelf genomen al een trendbreuk is geweest. Nogmaals, dat je een bodem in een
afspraak legt, is helemaal niet zo'n gekke gedachte. Het initiatiefwetsvoorstel dat
u met de heer Nijboer in de Kamer verdedigde, legde de bodem bij geen krimp, dus die
bodem lag nog een stukje lager.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik krijg een heel lang antwoord op iets wat voor een groot deel niet de vraag was.
Wij legden de bodem bij krimp omdat we hoorden dat het aandeel in de gemeenten ook
kan dalen. Dat zegt u zelf ook. De gemeenten kunnen dus ook verder gaan. We hebben
het voorbeeld van Rotterdam uit-en-ter-na genoemd. Daar worden hele wijken gesloopt
en hebben mensen geen garantie meer op terugkeer. Ik krijg geen antwoord op de vraag
of de wachtlijsten korter gaan worden. Want dat gevaar dreigt natuurlijk wel als de
gemeenten er ook voor kunnen kiezen om wel door te gaan met sloop, verkoop en liberalisatie,
terwijl ze een wachtlijst hebben van tien jaar.
Minister De Jonge:
Er worden in Rotterdam geen hele wijken gesloopt. Dat is niet het geval. Ik weet niet
of u er weleens geweest bent, maar dat is niet een hele wijk. De Afrikaanderwijk heeft
nog steeds een socialewoningbouwpercentage van dik 80%, dus laten we dat wel op een
goede manier weergeven. De toevoeging van middeldure woningen aan de Afrikaanderwijk
is, denk ik, echt een enorme upgrade van de wijk als geheel. Ik denk dat het niet
fair is om op die manier over iets heel ingewikkelds te praten, namelijk over stedelijke
vernieuwing in dat deel van de stad Rotterdam. Ik ken het toevallig net iets te goed
om dit schouderophalend aan mij voorbij te laten gaan. Ik was namelijk adjunct-directeur
op een basisschool in die wijk en ik heb toen al gezien hoe noodzakelijk het was dat
we die wijk gemengder gingen maken.
Dan ten aanzien van die plus: er is natuurlijk een plus op het moment dat je 250.000
woningen in het sociale segment bouwt. Natuurlijk doe je iets goeds voor de wachtlijsten
als je heel veel nieuwe woningen toevoegt. Dat is één. Daarnaast is er in de «twee
derde betaalbaar»-afspraak ruimte voor 350.000 woningen in het middensegment, waardoor
je doorstroming creëert. Door doorstroming komen er meer sociale huurwoningen vrij
en ook dat is van toegevoegde waarde om de wachtlijsten weg te werken.
Daarnaast versnellen we door met alle versnelde opties aan de slag te gaan, zoals
flexwoningen en transformatie. Kortom, ik denk dat we echt het maximale doen om te
zorgen voor een versnelling van de woningbouw in het sociale en betaalbare segment,
waardoor je doorstroming op gang krijgt. Ik denk dat dat iets goeds gaat doen voor
de wachtlijsten; dat kan niet anders. Dat moeten we overigens ook doen, want de wachtlijsten
zijn veel te lang en we hebben in de afgelopen tijd echt onvoldoende waargemaakt wat
wel van ons verwacht had mogen worden, namelijk voorzien in voldoende sociale huisvesting.
Dat is precies wat we nu wel doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dit wordt mijn laatste vraag, voorzitter. Ik wil toch nog een opmerking maken over
de Tweebosbuurt. Daar is niet alleen een wijk maar ook een gemeenschap gesloopt. De
mensen stonden bij die sloopmachines en zeiden: hier wordt gewoon een hap uit mijn
hart genomen. Wij hebben daar een heel protest georganiseerd. Er is een motie aangenomen
over het recht op terugkeer. We hoorden deze week dat de Minister die niet onverkort
gaat uitvoeren.
Mijn laatste vraag wil ik besteden aan de betaalbaarheid. Als de Minister zegt dat
de betaalbaarheid een groot probleem is en dat heel veel huurders klem komen te zitten – het
Nibud waarschuwt ervoor dat dat niet alleen de allerarmsten zijn, maar dat dat een
veel grotere groep is – hoe kan het dan dat er morgen gekozen wordt voor een huurverhoging
in 2023, 2024 en 2025?
Minister De Jonge:
Laten we de discussie over de Tweebosbuurt maar even in Rotterdam laten, want ik denk
dat we daar vanmiddag niet uit gaan komen. Dat is één.
Twee. Ik ben blij dat u nog eens terugkomt op uw uitspraak over die 2% van morgen.
Normaal is huurverhoging altijd inflatievolgend, in ieder geval in de sociale huur.
Dankzij de wet-Nijboer, die wel moet worden gewijzigd, zoals de heer Nijboer zelf
ook vindt, is die in het geliberaliseerde deel: inflatie plus 1%. De inflatie als
anker was in normale tijden best een heel goed idee, maar in deze tijd is dat geen
goed idee meer. Dat laat onverlet dat de huurverhoging, die inderdaad morgen ingaat,
door de manier waarop die is berekend, eigenlijk enorm meevalt voor de mensen in de
sociale huur ten opzichte van de inflatie. De inflatie is actueel 8%. Wat is het?
7% en een beetje, 7,8% of 7,9%.
De huurverhoging die morgen ingaat, is 2%. Die kost investeringsvolume aan de kant
van de corporaties en is heel gematigd ten opzichte van de inflatie. Hoe komt dat?
Door de berekeningssystematiek die we tot op heden hebben gehanteerd. Bij die berekeningssystematiek
kijk je van december tot november wat de gemiddelde inflatie is geweest over het afgelopen
jaar. Dat inflatiecijfer is vervolgens de huurverhoging die ingaat per juli van het
jaar daarop. Kortom, omdat er met een gedateerd inflatiecijfer wordt gerekend, is
er sprake van een hele matige huurstijging, waarbij door heel veel corporaties ook
nog eens maatwerk wordt toegepast. Kortom, ik deel niet dat de huurverhoging van morgen
niet adequaat is.
Ik deel wel de opvatting dat de inflatie, juist omdat die heel veel mensen met een
kleine portemonnee parten speelt, niet het anker kan zijn voor de komende jaren om
met de huurverhoging om te gaan. We hebben gezocht naar een anker dat sowieso goed
uitpakt en dat de onzekerheid bij huurders wegneemt. Dat is het anker van de loonontwikkeling.
We hebben gezegd: de loonontwikkeling min 0,5% is een veel beter anker vanuit het
perspectief van de huurders, omdat dat voor alle huurders in het sociale segment – dat
zijn ruim 2 miljoen huishoudens – zekerheid betekent voor de komende drie jaar. Zij
zullen zich afvragen: kan ik de huurstijgingen wel betalen? Ja, die kun je betalen,
want die blijven altijd onder de cao-loonontwikkeling. Ik denk dat dat hartstikke
goed nieuws is.
Daarnaast is er voor de laagste groep ook een huurverlaging. De groep met een inkomen
tot 120% van het sociaal minimum krijgt een huurverlaging tot € 550. Ik denk dat deze
betaalbaarheidsmaatregelen, nog even los van de gratis verduurzaming... Want dat is
het natuurlijk. Als je huur niet wordt verhoogd terwijl je woning wel wordt geïsoleerd,
dan is dat gewoon een gratis verduurzaming die zich uitbetaalt in je energierekening.
Als je alleen al kijkt naar de huurmaatregelen, dan is het sociaal huurakkoord van
vandaag heel erg goed nieuws voor alle mensen in een sociale huurwoning. Het is echt
heel erg goed nieuws.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mijn collega's. Gezien de tijd leg ik u twee keuzes voor. We kunnen
doorgaan met de beantwoording van de vragen door de Minister en dat afmaken tot 17.00
uur. Maar als u nog een tweede termijn nodig heeft, dan kunnen we de Minister ook
vragen of hij de resterende vragen schriftelijk wil beantwoorden, zodat we de tweede
termijn nu kunnen starten. Mevrouw Beckerman?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik vind het prima om de Minister de beantwoording te laten afmaken, maar ik denk wel
dat het verstandig is dat we het afronden met een tweeminutendebat volgende week,
zodat er ook nog moties kunnen worden ingediend.
De voorzitter:
Daar is iedereen het mee eens. Dat is snel. Meneer Van Haga mag dat aanvragen en daar
als eerste spreken. Dat staat vast. Zijn jullie eensgezind? Ik kijk nog één keer naar
de collega's. Goed. Dan geef ik de Minister het woord om de beantwoording van de vragen
af te maken.
Minister De Jonge:
De verkoop van corporatiewoningen is een gevoelig thema. Als de verkoop bedoeld is
om corporaties hun eigen investeringsvolume te laten verdienen, dan leidt dat bij
corporaties natuurlijk tot het idee: dat is zonde. Maar als de verkoop bedoeld is
om de sociale woningvoorraad te verminderen, dan zal iedereen analyseren: kijk eens
even naar de wachtlijsten. Dat is niet de keuze die in het regeerakkoord en in deze
prestatieafspraken wordt gemaakt. Wat hierin wordt gezegd, is: er zijn mensen die
in een sociale huurwoning zitten en die woning eigenlijk best heel graag zouden willen
kopen omdat dat weleens minder hoge maandlasten zou kunnen opleveren, ook al is dat
natuurlijk afhankelijk van de financiering die je krijgt.
Er zijn mensen die wellicht niet hun eigen sociale huurwoning zouden kunnen kopen,
maar wel een andere sociale huurwoning. Met de verkoop van de sociale huur moeten
we met name mensen die nu huren, toegang geven tot een betaalbare koopwoning. Dan
verschuif je het van sociale huur naar sociale koop. Dat is het idee. Daarmee geef
je ook mensen met een kleine portemonnee de kans op eigenwoningbezit. Dat is onder
een aantal voorwaarden een goed idee. De vraag is hoe we die voorwaarden daadwerkelijk
in gaan vullen en hoe we dit op zo'n manier kunnen aanbieden dat deze potentiële kopers
denken: dat is eigenlijk wel wat voor mij; dat zou ik wel willen proberen. Daarom
ben ik een aantal zaken overeengekomen in de nationale prestatieafspraken. Aedes ontwikkelt
voor het einde van 2022 in overleg met de Woonbond en mij een leidraad voor hoe corporaties
actief kunnen worden geholpen met de verkoop van grondgebonden woningen aan huurders
die dat willen en die daar de financiële mogelijkheden toe hebben.
Daarnaast spreken partijen af dat in de regelgeving wordt vastgelegd dat corporaties
de grondgebonden woningen die zij willen verkopen, allereerst aan de zittende huurder
en vervolgens aan andere huurders aanbieden voordat de woning in de vrije verkoop
gaat. Voor verkoop door corporaties aan huurders zijn gunstige condities gecreëerd
waar corporaties gebruik van kunnen maken, bijvoorbeeld verkoop onder voorwaarden,
zoals bij mijn allereerste huisje in Carnisse. Dat was «maatschappelijk gebonden eigendom»,
dus ik moest het weer terugverkopen aan de corporatie als ik het zou gaan verkopen.
Op die manier willen we het voor corporaties heel praktisch mogelijk maken om dit
te doen, precies voor de doelgroep die daar het meeste bij gebaat is, namelijk mensen
met een kleine portemonnee die toch willen kopen. Dit gebeurt onder voorwaarden die
voorkomen dat er negatieve effecten optreden. Volgens mij is dat een hele zinvolle
toevoeging. Aan het einde van het jaar kan ik terugkomen met die leidraad.
Dan de buitengewoon technische vraag van de heer Geurts over de fiscale bovengrens.
Die heeft hier ook mee te maken. Voor de verkoop van die woningen geldt een fiscale
bovengrens van € 240.000. Met de laatste prijsstijgingen is dat geen reële grens meer.
Ik ben die opnieuw aan het bezien en ik kom daarop terug in de loop van het jaar.
Een aantal fracties refereerden aan de nepsociale huur. We zijn bezig om een wettelijke
definitie vast te leggen. Dat wil ik doen in het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting.
Aan het einde van het jaar wil ik met een voorstel komen voor hoe die definitie eruit
moet komen te zien om te voorkomen dat datgene gebeurt wat de heer Nijboer schetst,
namelijk dat er allemaal woninkjes net onder de liberalisatiegrens worden neergezet,
die onmiddellijk na de eerste indexatie uit de sociale huursector piepen.
Dan de regulering van de middenhuur, het woningwaarderingsstelsel. De botsproeven
die we nu doen, gaan wel degelijk ook over het neerzetten van nieuw te bouwen middenhuurwoningen.
Dat is ook nodig, want we willen dat investeerders aan boord blijven om die middenhuurwoningen
te gaan bouwen. Daarom moet het woningwaarderingsstelsel ook voor hen gelden. Dus
het bestaande woningwaarderingsstelsel zomaar even doortrekken naar de middenhuur
zal niet kunnen; dat zal altijd met iets van een opslag of wat dan ook gepaard moeten
gaan. Dat doen we nou juist om te zorgen dat we reguleren en huurders daarmee beschermen
tegen de excessen die we op dit moment zien, maar ook om het voor investeerders wel
aantrekkelijk genoeg te houden om die woningen neer te willen zetten. De heer Van
Haga vraagt hoe dat zich verhoudt tot het eigendomsrecht, artikel 1 EP EVRM. Dat gaan
we natuurlijk allemaal uitwerken in de wetgeving die hiermee gepaard gaat. De wet
moet in 2024 ingaan. Dat betekent dat we hem aan het einde van het jaar op z'n minst
in consultatie zullen moeten doen om te voorkomen dat we uit de tijd gaan lopen. Dus
dat debat gaan we zeker hebben.
Dan kom ik bij de tijdelijke contracten. Dat was een vraag van de ChristenUnie. In
het regeerakkoord staat de opdracht om ervoor te zorgen dat vaste huurcontracten weer
gewoon de norm worden. De aanjager van die flexibele contracten in de afgelopen periode
is dat je als verhuurder in het niet-gereguleerde segment gewoon kan vragen wat de
gek ervoor geeft. Daarom gaan we het niet-gereguleerde segment juist wel reguleren.
Dat is het antwoord op die analyse. Daarmee heb ik de prikkel weggenomen om tot die
tijdelijke contracten te komen, denk ik. Dat helpt om van vaste huurcontracten weer
gewoon de norm te maken. Ik denk dat dat heel erg belangrijk is. Overigens kunnen
tijdelijke huurcontracten in een gebied tot leefbaarheidsissues leiden, omdat er telkens
maar weer nieuwe mensen van buiten in komen en de bestaande bewoners telkens maar
weer moeten verhuizen. U bent in Carnisse geweest in dat voorbeeld. Ik ga er helemaal
van uit dat dat een gebied wordt dat de gemeente in het kader van goed verhuurderschap
gaat aanwijzen. In de Wet goed verhuurderschap zit sowieso de mogelijkheid om slechte
verhuurders buiten de deur te houden, maar ook om die tijdelijke contracten terug
te dringen. Op die twee mogelijkheden stuur ik om ervoor te zorgen dat we de ongewenste
kant van tijdelijke huurcontracten aanpakken.
Je zou het natuurlijk ook nog helemaal kunnen verbieden. Je zou de wet van – wat is
het? – 2016 of zo helemaal kunnen terugschroeven. Maar daar ben ik niet voor, omdat
ik er beducht voor ben dat je daarmee ook de woningen weer uit de markt haalt die
nu, dankzij het hebben van tijdelijke contracten, wel degelijk beschikbaar zijn. Want
bijvoorbeeld iemand die twee huizen heeft, zou dan voor de rest van zijn leven vast
komen te zitten aan een huurder in dat tweede huis, dat hij misschien heeft om daar
later zijn kinderen in te laten wonen als die studeren. Dan zou je dat type woningen
onttrekken aan de woningmarkt. Ik denk dat het onverstandig is om dat in deze tijd
te doen. De vraag is altijd om hoeveel woning dat dan eigenlijk zou gaan, maar ik
durf dat experiment nu eerlijk gezegd niet aan. Want dat zou weleens heel lelijk kunnen
uitpakken voor huurders. Dus ik wil de beschikbaarheid van die woningen beschermen
en tegelijkertijd de downsides van die hele flexibele contracten aanpakken, door de
prikkel weg te nemen om tot flexibele contracten te komen en door in de wijken waar
dit echt een groot probleem is, de interventiemogelijkheid van de gemeente aan het
wetsvoorstel Goed verhuurderschap toe te voegen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik waardeer de inspanning van de Minister rond het wetsvoorstel Goed verhuurderschap
en het bieden van meer ruimte aan gemeenten, maar daarmee is wat mij betreft nog niet
volledig recht gedaan aan de afspraken uit het coalitieakkoord, waarin gewoon staat
dat het vaste contract de norm is. Wat is er nou op tegen om als uitgangspunt te nemen
dat een vast contract de norm is, zoals in de Woningwet is geregeld voor de toegelaten
instellingen? De uitzonderingen zijn hierbij:
1. kort verblijf in verband met studie of werk;
2. tijdelijk verblijf in verband met renovatie, dus een wisselwoning;
3. huurder die een tweede kans of begeleiding krijgt;
4. woningzoekenden uit de maatschappelijke opvang of huurders in een sociale noodsituatie
met een aantoonbaar urgente huisvestingsbehoefte.
Dat zijn de vier categorieën waarvoor een tijdelijk contract mogelijk is. Gehoord
het voorbeeld van de Minister kan ik mij heel goed voorstellen dat als iemand een
tijdelijke woning heeft je daar een soort hardheidsclausule inbouwt. We zijn immers
van een nieuwe bestuurscultuur en van maatwerk. Maar door het niet verder in te snoeren,
maken we van het vaste contract niet echt de norm. Mijn vraag aan de Minister is dus
of hij dit niet toch nog eens wil bezien. De VNG luidt de noodklok op dit punt. Aedes
heeft hier volgens mij een goede lijn te pakken. Wil de Minister hier toch nog eens
zijn tanden in zetten en kijken of hij goed invulling heeft gegeven aan de uitspraak
dat het vaste contract de norm is, en kijken wat er toch nog meer mogelijk is ten
opzichte van wat hij nu te berde brengt.
Minister De Jonge:
Ik denk dat we dit debat gaan hebben bij de behandeling van de Wet goed verhuurderschap.
Ik denk echt dat daar, in die wijken waar dat wetsvoorstel van kracht gaat zijn, met
name de downsides te zien zijn van de enorme flexibilisering die we de afgelopen periode
ook hebben gezien. Maar we hebben er dus juist ook instrumentarium voor om het daar
terug te dringen. Wat de categorieën betreft die u noemt: ik kan in alle snelheid
niet nagaan of dat inderdaad dekkend zou zijn voor alle situaties, waarbij ik vermoed
dat, als je er niet in voorziet, dat leidt tot onttrekking van woningen aan de voorraad.
Ik denk dat we door de bescherming van de aanvangsprijzen middels het wetsvoorstel
Maatregelen middenhuur in combinatie met het wetsvoorstel Goed verhuurderschap kiezen
voor een hele adequate invulling van die uitspraak uit het regeerakkoord.
Laten we het zo doen: we gaan dit debat hernemen bij de behandeling van het wetsvoorstel
Goed verhuurderschap. Dat is inmiddels, of wordt, in behandeling genomen door de Kamer.
Daar is lang over gesproken. Dat gaat een boeiend debat worden. Ik bereid me nu alvast
voor, nu ik weet dat u mij daar het vuur aan de schenen gaat leggen. Ik bereid me
nu alvast voor op de verdediging van de vraag of dit een adequate invulling is van
de opdracht die u mij heeft meegegeven in het regeerakkoord. Dan weet ik mij voor
de taak gesteld om u daarvan te overtuigen. Ik zie daarnaar uit, maar ik zie er ook
een beetje tegen op. Ik ga dus heel hard studeren op een goede argumentatielijn.
De voorzitter:
Meneer Nijboer, we hebben nog een kwartier.
De heer Nijboer (PvdA):
Dat weet ik. Ik heb hier vandaag niks over gezegd, maar ik ben er ook al tijden mee
bezig. Dit is echt de norm geworden, net als op de arbeidsmarkt. Daar krijg je ook
eerst een jaarcontract. Dat draait nu om, maar het is echt... De zekerheid van een
woning, een jaarcontract, de hoogte van de huren, het misbruik daarvan: iedereen die
ik maar ken – er is iemand op gepromoveerd in Groningen, de Woonbond, echt iedereen – zegt:
hou ermee op! Ik vind het echt bij de Minister en ook bij het regeerakkoord passen
om daar wat aan te doen. Ik ben het dus zeer met de ChristenUnie eens, die dat overigens
met het amendement-Schouten destijds mogelijk heeft gemaakt. Dat was met de beste
bedoelingen, maar er is echt nooit uitgekomen wat toen de bedoeling van die wet was;
verre van dat. Zelfs Minister Blok, die zo rechts is als de neten, zei: nee, dit moet
niet de standaard worden. Maar inmiddels is meer dan 50% van de huurcontracten wel
flexibel.
De voorzitter:
Wilt u daar nog op reageren, Minister?
Minister De Jonge:
Ja, op z'n minst door te zeggen dat ik mij niet aansluit bij de kwalificatie van mijn
echt zeer, zeer, zeer gewaardeerde oud-collega Blok. Overigens sluit ik mij aan bij
de zorgelijke observatie ten aanzien van het veel te vaak toepassen van flexibele
contracten. Voor heel veel doelgroepen is daar echt veel voor te zeggen; dan helpt
dat gewoon. Maar het is veel te veel usance geworden. De inschatting in het Woononderzoek
is dat het zo'n 29% van de mutaties in de afgelopen periode is. Het is dus niet het
merendeel, wat ook weleens wordt gezegd, maar 29% is wel veels en veels te veel. Dus
dat moet terug. En met 29% kan je niet zeggen dat het niet de norm is. Maar dat was
natuurlijk ook nog voor de interventies zoals we die plegen, zijnde de regulering
van de middenhuur en de Wet goed verhuurderschap. Dus nogmaals, ik zie mij gesteld
voor de taak om inmiddels niet meer alleen de heer Grinwis maar ook de heer Nijboer,
en ik weet zeker dat mevrouw Beckerman zich daar ook bij aansluit, ervan te overtuigen
dat het instrumentarium dat we gaan hanteren, adequaat is om te voldoen aan de opdracht
om van vaste contracten weer gewoon de norm te maken. Succes, zo zeg ik tegen mijn
ambtenaren.
De heer Klaver gaf aan dat je aan verduurzamen al veel eerder iets zou kunnen doen,
want nu zit het wel heel erg vast aan 2030. Ik wil daar graag aan toevoegen dat alles
wat we doen op het gebied van verduurzaming in het Sociaal Huurakkoord, verreweg het
gros van de huurwoningen betreft. De sociale verhuurders hebben 2,2 miljoen woningen
te verhapstukken. Het gaat over het afscheid nemen van de EFG-woningen in 2028. Het
gaat over het isoleren van 675.000 woningen. Het gaat over het aardgasvrij maken van
450.000 woningen in die sociale huursector. Kortom, het is een hele grote bijdrage.
Ook particuliere verhuurders zullen eraan moeten geloven doordat we de norm zetten
op 2030. Dat gaat natuurlijk al veel eerder z'n uitwerking hebben, want als je 2030
wil halen, kun je maar beter morgen beginnen. Kortom, ik ben zelf wat minder somber.
Ik denk juist dat de optelsom van wat we doen behoorlijk is. Daarnaast subsidiëren
we natuurlijk ook particuliere verhuurders om hen te helpen. Ik denk dus dat er best
heel veel gebeurt. Wat ik daar nog aan toe zou willen voegen, is dat we in de tussentijd
ook willen kijken hoe het woningwaarderingsstelsel verduurzaming meer kan waarderen,
zodat het ook voor particuliere verhuurders beter rendeert. Het moet namelijk wel
gezegd worden dat er voor particuliere verhuurders gewoon sprake is van een split
incentive. Dat woningwaarderingsstelsel moet er dus ook toe leiden dat het aantrekkelijk
wordt om te gaan verduurzamen.
Waarom wil de Minister het loket voor de heffingsvermindering al op 1 oktober sluiten,
terwijl de verhuurderheffing pas op 1 januari 2023 wordt afgeschaft? Het kabinet kiest
ervoor om de aangiftedatum van de verhuurderheffing te handhaven op 30 september,
zoals de afgelopen jaren. Een verschuiving van de aangiftedatum vergt een wetswijziging.
Dat zou eigenlijk een beleidsintensivering zijn boven op de afschaffing van de verhuurderheffing
in 2023, waarvoor geen dekking aanwezig is. Omdat ook niet aannemelijk dat deze verruimingen
een serieuze impact hebben op de investeringen, handhaaft het kabinet de aangiftedatum
op 30 september. Die woningen komen er toch. Verhuurders die vanaf 1 oktober projecten
voltooien, worden niet benadeeld door het vasthouden aan die aangiftedatum van 30 september,
want als het kabinet de verhuurderheffing niet zou afschaffen, dan zouden zij de heffingsvermindering
in de aangifte over 2023 kunnen verzilveren. Met het voorliggende voorstel hoeven
verhuurders vanaf 2023 in het geheel geen verhuurderheffing meer te betalen. Dit is
een levendig dispuut met de corporaties; dat begrijpt u. Maar dit is wel de uitkomst
van het dispuut. Overigens is de uitkomst de prachtige afspraken die we vandaag hebben
kunnen maken en die leiden tot een enorm investeringsvolume van 120 miljard in negen
jaar tijd. Dat is unprecedented, zou ik willen zeggen.
De heer Klaver vroeg naar het budgettaire beslag van de vereenvoudiging van de huurtoeslag.
Hij vroeg: is dat een bezuiniging? Nee, het is geen bezuiniging. De hele hervorming
van de huurtoeslag, met alle afspraken in het regeerakkoord, is een intensivering
van 300 miljoen. Daar is 300 miljoen voor gereserveerd. Daarnaast is het helaas ook
nodig om de eigen bijdrage met € 4 te verhogen. Dat dekt dan het resterende budgettaire
gat. Die hervorming van de huurtoeslag is dus geen bezuiniging. Er wordt geïntensiveerd.
Maar het is wel zo dat er mensen zijn die erop vooruitgaan en mensen die erop achteruitgaan.
De investering die we vandaag doen met het maken van de prestatieafspraken, die dus
sowieso voor iedereen profijtelijk zijn, maar voor de mensen tot 120% van het sociaal
minimum echt een verlaging inhouden van de huur, zorgt er dus voor dat de groep tot
120% er niet op achteruitgaat. Ik denk dat dat heel verstandig is. Bij het in consultatie
gaan van het wetsvoorstel zal ik al die inkomenseffecten natuurlijk op een goede manier
schetsen. Als we eenmaal de behandeling hebben van de totale hervorming van de huurtoeslag,
zullen wij zonder twijfel juist veel komen te spreken over inkomenseffecten. Daar
ga ik van uit. Daar zitten gewoon plussen en minnen in. Daar moet je ook eerlijk over
zijn. Maar er zitten heel veel meer plussen dan minnen in. Het is ook wel verstandig
om dat op het netvlies te houden.
Dan de wet-Nijboer. Voor de vrije sector geldt «inflatie plus 1%». Dat is natuurlijk
niet vol te houden. Dat vindt het kabinet en dat vindt ook de heer Nijboer. Er is
dus al een wetsvoorstel in consultatie dat dat automatisme ongedaan moet maken. Daar
moet iets nieuws voor in de plaats komen. De nieuwe norm voor de sociale sector hebben
we met elkaar bepaald. De nieuwe norm voor de particuliere sector heb ik nog niet
bepaald. We willen in ieder geval dat automatisme eruit halen. Uit het feit dat ik
erg enthousiast ben over dat nieuwe anker zou u zich zomaar het idee kunnen vormen
dat het nieuwe wat we willen voor de particuliere sector ook enigszins gebaseerd is
op dat anker, zij het dat het natuurlijk niet hetzelfde kan zijn als bij de corporatiesector.
Dat begrijpt u ook. Ik kom gewoon met een voorstel dat daar op een goede manier aan
tegemoetkomt. Uiteraard heeft u daarover het laatste woord – niet u in uw eentje natuurlijk,
maar u als Kamer heeft daarover het laatste woord.
Voorzitter. Dan ga ik naar de vragen over de aandachtsgroepen. Ik heb wel het meeste
gehad, hoor. Ik ben al over de helft; dat wel. Dat ter bemoediging. Met het programma
Een thuis voor iedereen kijken we zeer intensief naar alles wat we moeten doen op
het gebied van het huisvesten van aandachtsgroepen. We hebben het al wat langer over
de statushouders gehad, maar dat is maar een van de aandachtsgroepen. Het is er echt
op gericht om het huisvesten van alle aandachtsgroepen te verbeteren, want het is
te veel dringen op dit moment. Te veel mensen staan achteraan in de rij. Je zou veel
meer mensen veel sneller een mogelijkheid willen geven. Dat geldt voor alle aandachtsgroepen.
Dat raakt uiteraard aan de woonvisies, waar mevrouw Den Haan een punt over maakte.
Ik noem ze «woonzorgvisies», omdat dat inmiddels een gangbare term is bij gemeenten.
Maar u heeft wel gelijk: het gaat over veel meer dan alleen zorg. Het gaat er natuurlijk
ook om dat je de leefbaarheid als geheel zou moeten willen betrekken bij de woonzorgvisies.
Ze moeten ook – dat punt benoemde u – voldoende concreet zijn om daadwerkelijk de
basis te kunnen zijn voor de prestatieafspraken die je maakt.
Het maken van woonzorgvisies wordt verplicht. Dat komt te staan in de wet over het
versterken van de regie op volkshuisvesting. We werken op dit moment met koplopergemeenten
uit hoe we de woonzorgvisies gaan maken. Daarbij toetsen we ook op de vraag of het
voldoende concreet is. Om het voldoende concreet te maken, komt ook gewoon in de wet
te staan welke wettelijke minimumeisen eraan moeten worden verbonden. Je moet de prestatieafspraken
hierop kunnen baseren. Dat is de bedoeling. Het moet ook gaan over de goede doelgroepen.
We moeten die doelgroepen met elkaar dus ook willen benoemen. Doelgroepen moeten zich
ook nog eens laten definiëren, omdat het anders nog steeds wazig blijft waar we het
over hebben en het nog steeds heel moeilijk is om tot afspraken te komen.
Daarnaast maken we een huisvestingsverordening verplicht. Ongeveer de helft van de
gemeenten heeft op dit moment een huisvestingsverordening, maar de andere helft niet.
Als je een huisvestingsverordening hebt, kun je veel beter sturen op de toewijzing
van woningen voor aandachtsgroepen. Er komt dus een verplichting om tot een huisvestingsverordening
te komen.
Kan er ook regie komen op de huisvesting van huisartsen? Bij de huisvesting van huisartsenzorg
ligt het voortouw natuurlijk bij de Minister van VWS. Op 21 maart heeft hij daarover
antwoorden op Kamervragen naar de Tweede Kamer gestuurd. Het is niet dat ik dat uit
mijn hoofd wist, hoor. Dat hebben we eventjes opgesnord.
Om de 30% is veel te doen, ook in het land. Het is goed dat u daar een aantal vragen
over heeft gesteld. Ik wil daar namelijk geen misverstanden over laten bestaan. Waarom
doen we dat? Waarom schrijven we dat op? Dat doen we niet om in ieder project 30%
sociale woningbouw te creëren, zeg ik tegen de heer Grinwis, omdat het maar zeer de
vraag is of dat een passende en adequate oplossing is. Stel dat er in een wijk met
nu 80% sociale woningbouw een paar straten uit worden gesloopt, en dat daar in het
kader van een project nieuwe woningbouw voor terugkomt. Als je daar weer 30% sociale
woningbouw aan toevoegt, ben je denk ik onvoldoende bezig met het gemengder maken
van die wijk. Zo moeten we het niet doen, zelfs niet op het niveau van iedere gemeente,
vind ik. Als een regio waarin de grote stad dik 40% sociale woningbouw heeft en de
regiogemeenten -20% sociale woningbouw hebben, dan is zorgen voor een veel eerlijkere
verdeling van de sociale woningbouw de allerbelangrijkste opdracht voor die regio.
Vooral de omliggende gemeenten moeten dan dus een enorme stap voorwaarts zetten op
het gebied van sociale woningbouw. Die grote gemeente moet dan misschien ook sociale
woningbouw neerzetten, maar die heeft vaak een veel grotere opdracht op het gebied
van het middensegment. Ik wil dus een evenwichtigere spreiding. Ik wil dat iedere
gemeente haar eerlijke aandeel neemt. Ik wil dat woningcorporaties, nu zij zo veel
investeringsvolume hebben en ze 250.000 nieuwe sociale woningen gaan bouwen, ook een
open deur vinden bij de gemeenten die normaal heel vaak «mij niet bellen» zeggen als
woningcorporaties graag nieuwe sociale woningen willen neerzetten.
Kortom, ik wil dat we de sociale woningbouw gewoon veel eerlijker gaan verdelen, vandaar
dat ik 30% als streefnorm heb genoemd. Ik vind dat iedereen die daar nog lang niet
is daarnaartoe moet werken. Als je nu zit op -20%, dan ga je er de komende tien jaar
echt niet komen. Dat zou betekenen dat je alleen maar sociale woningbouw gaat neerzetten.
Dat gaat natuurlijk ook niet werken, want zo'n project is waarschijnlijk niet rendabel.
Kortom, ik wil dat streven naar die 30% neerzetten in de regionale woondeals. Ik wil
dat de regio's daar op een geloofwaardige manier naar streven. Daarnaast wil ik dat
de provincies een stok achter de deur hebben. Ik wil dat ze de gemeente die nog steeds
«mij niet bellen» zegt, wél bellen en zeggen: ook jij hebt echt een taak te doen,
want anders is de taak voor de ander veel te groot. Zo wil ik het dus uit gaan voeren.
Volgens mij is dat een evenwichtige manier van doen. Ik denk dat dit ook een adequaat
antwoord is op datgene wat de heer De Groot aangeeft: kan het zijn dat een grote stad
minder dan die 30% doet? Ja, dat kan zeker zo zijn. Die stad zal zeker ook nog wel
sociale woningbouw gaan toevoegen, want dat willen grote steden nu eenmaal. Maar dat
kan ook weleens minder zijn dan die 30%, omdat een grote stad vaak een veel grotere
opdracht heeft in het middensegment en heel veel zorgen heeft dat het middensegment
uit de stad verdwijnt. De omliggende gemeenten moeten op enig moment ook de provincie
aan de telefoon kunnen krijgen als zij toch denken: nou, voor mij eventjes niet.
De voorzitter:
Ik zie dat er nog interrupties zijn. De Minister is ook nog niet door zijn vragen
heen, maar ik heb net even overleg gehad. De zaal moet echt om 17.00 uur leeg zijn.
Een aantal van ons heeft ook nog andere afspraken. Dat is echt heel vervelend, maar
ik wil ...
De heer Peter de Groot (VVD):
Voorzitter, dat snap ik, maar dan zou ik wel graag willen weten hoe we omgaan met
de vragen waarop nog geen antwoord gekomen is.
De voorzitter:
Dat wilde ik nu net gaan voorstellen. Ik wil de Minister en zijn ondersteuning vragen
om die vragen schriftelijk te beantwoorden, waarbij het de leden uiteraard is toegestaan
om daar nog een keer vragen over te stellen. Ik wil meneer Van Haga nog de gelegenheid
geven om een tweeminutendebat aan te vragen.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik vraag graag een tweeminutendebat aan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat dachten wij al. Dat is dus bij dezen geregeld.
Ik heb ook nog een aantal toezeggingen. Die zal ik toch nog even voorlezen, ook al
gaan een aantal collega's nu weg. De Minister heeft in ieder geval de volgende drie
toezeggingen gedaan.
– De Minister inventariseert in samenspraak met provincies wat het transformatiepotentieel
is en laat dit landen in de regionale woondeals; dat is een toezegging aan meneer
De Groot.
– De Minister neemt in de Staat van de volkshuisvesting, die in Q4 naar de Kamer komt,
een stand van zaken op ten aanzien van de impact van de oorlog in Oekraïne op het
volkshuisvestingsbeleid; dat is een toezegging aan meneer Boulakjar.
– De Minister komt in Q4 terug op de suggesties die de heer Van Haga gedaan heeft, zoals
splitsen, kostendelingsnorm, woningdeling en verdieping erop; die toezegging is dus
aan de heer Van Haga.
Dan wil ik allereerst de Minister heel hartelijk danken voor het beantwoorden van
de vragen. Er staan er volgens mij niet zo heel veel meer open, maar die antwoorden
krijgen we schriftelijk. Dank ook aan de ambtenaren voor de ondersteuning. Dank aan
alle collega's, aan de mensen op de publieke tribune, de mensen die thuis of op het
werk meekeken en ook aan de bodes voor de ondersteuning. Dank u wel.
Sluiting 17.00 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.