Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Stoffer en Eerdmans over het bericht 'Inspectie: Stop met aantrekken arbeidsmigranten'
Vragen van de leden Stoffer (SGP) en Eerdmans (JA21) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Inspectie: Stop met aantrekken arbeidsmigranten» (ingezonden 16 mei 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 8 juli
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3165.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Inspectie: Stop met aantrekken arbeidsmigranten»
op AD.nl van 7 mei jl?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Wat is uw reactie op het alarmsignaal van de inspecteur-generaal van de Arbeidsinspectie
over arbeidsmigratie en de gevolgen daarvan?
Bent u het eens met de constatering van de Arbeidsinspectie dat het groeiende aantal
arbeidsmigranten een negatieve invloed heeft op een groot aantal problemen in Nederland,
zoals de woningnood en toenemende ongelijkheid?
Gaat het kabinet daarom nu daadwerkelijk kiezen voor een koers waarin de bevolking
niet verder groeit, zoals de Arbeidsinspectie aanbeveelt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 3 en 4
Terecht signaleert de Nederlandse Arbeidsinspectie (hierna: Arbeidsinspectie) dat
er schaduwkanten kleven aan arbeidsmigratie. Het kabinet zet in op het aanpakken van
misstanden en daarmee op het creëren van een gelijk speelveld. Ik ben daarom volop
aan de slag met de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming
Arbeidsmigranten.
Voor arbeidsmobiliteit binnen de EU geldt het vrij verkeer van werknemers. Dat is
een groot goed. Daar kan en wil ik niet aan tornen. Daarnaast ziet het kabinet arbeidsmigratie
van buiten de EU als sluitstuk van de aanpak van krapte op de arbeidsmarkt. Werkgevers
in Nederland kunnen alleen arbeidsmigranten van buiten de EU werven, wanneer zij voldoen
aan de voorwaarden van de Wet arbeid vreemdelingen, kunnen aantonen eerst te hebben
gezocht naar personeel binnen Nederland en de EER en er geen prioriteitgenietend aanbod
in Nederland en de EER aanwezig is. Alleen voor internationaal talent dat een bijdrage
levert aan de Nederlandse kenniseconomie, de concurrentiekracht en het innovatief
vermogen, heeft Nederland een uitnodigend beleid.
Door terughoudend te zijn bij de toelating van arbeidsmigranten van buiten de EU,
wordt door het kabinet rekening gehouden met de effecten die arbeidsmigratie heeft
op de samenleving. Het kabinet vindt het belangrijk dat er aandacht is voor korte-
en lange termijneffecten van (meer) arbeidsmigratie op tal van beleidsterreinen, zoals
op huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, maar ook op sociale
cohesie in wijken en buurten.
Vraag 5 en 6
In hoeverre deelt u de analyse van de Arbeidsinspectie dat de baten van arbeidsmigratie
op dit moment vooral terecht komen bij werkgevers en uitzendbureaus, terwijl de kosten
bij de samenleving liggen? Indien u deze analyse niet (of slechts gedeeltelijk) deelt,
waarom niet?
Zo ja, deelt u de mening dat een dergelijke verdeling onevenwichtig en dus onwenselijk
is?
Antwoord 5 en 6
De analyse van de Arbeidsinspectie is een economische en maatschappelijke analyse
en geeft aan dat de economische keuzes die door bedrijven gemaakt worden zorgen voor
druk op de samenleving.
Wel moet gezegd worden dat onze economie op dit moment niet zonder arbeidsmigranten
kan. Zij zorgen ervoor dat onze supermarkten vol liggen en onze pakketjes op tijd
bezorgd. Daar waar dit niet goed gaat, moeten we dit aanpakken. Daarom zet ik in op
het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten
om misstanden tegen te gaan zodat de maatschappelijke kosten afnemen. Bijvoorbeeld
door het opvolgen van de aanbeveling uit het rapport van Roemer om een bedrijfseffectrapportage
in te voeren, zodat de mogelijke negatieve gevolgen van nieuwe bedrijvigheid aan de
voorkant al goed meegewogen worden. Zoals ik in mijn brief van 6 juli jl. over de
Verkenning bevolking 2050 en de voortgang van de motie Dijkhoff c.s. en Den Haan c.s.
heb toegelicht (Kamerstuk 35 925, nr. 171), ligt de vraag voor hoe het migratiebeleid in brede zin in de toekomst vorm en inhoud
dient te krijgen. Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) en
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wijzen er in hun rapport «Bevolking 2050
in beeld: opleiding, arbeid, zorg en wonen» (Kamerstuk 35 570, nr. 59) op dat in 2050 het aantal ouderen in de Nederlandse bevolking is toegenomen door
een dubbele vergrijzing2, het aandeel van de bevolking in de werkzame leeftijden is afgenomen en het aandeel
van de bevolking met een migratieachtergrond is gestegen. Hoewel het migratiesaldo
de meest bepalende factor is in de demografische ontwikkeling, zijn de sturingsmogelijkheden
mede afhankelijk van bredere maatschappelijke en economische vraagstukken. Het kabinet
heeft de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 ingesteld om zicht te krijgen
op de scenario's, mogelijke beleidsopties en handelingsperspectieven van de regering
in relatie tot de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen, in
het bijzonder van vergrijzing en migratie, tot tenminste 2050, tegen de achtergrond
van de brede welvaartsbenadering. Het advies van de commissie wordt in het vierde
kwartaal van 2023 verwacht. De appreciatie van het kabinet wordt begin 2024 aan de
Kamer aangeboden.
Vraag 7
Hoe reageert u op de conclusie dat het «ruime aanbod van goedkoop buitenlands personeel»
ervoor zorgt dat bedrijven weinig prikkels voelen om te innoveren of arbeidsvoorwaarden
te verbeteren?
Antwoord 7
Dit klopt en is ook al eerder in diverse rapporten aan de orde gekomen.3 Arbeidsmigratie van buiten de EU zie ik daarom ook als sluitstuk bij de aanpak van
de krapte op de arbeidsmarkt. Bedrijven zullen dus moeten blijven innoveren, ook voor
hun concurrentiepositie. Het kabinet blijft zich inzetten voor het toepassen en stimuleren
van arbeidsbesparende technologie en andere vormen van procesinnovatie. Wat deze inzet
precies behelst, komt terug in de Kamerbrief Aanpak Arbeidsmarktkrapte die naar de
Kamer is verzonden.
Vraag 8
Deelt u de mening dat in plaats van dat wordt gekeken naar de optie arbeidsmigratie,
moet worden ingezet op het activeren en aan het werk helpen van onbenut arbeidspotentieel,
waaronder 327.000 werklozen maart jl., in Nederland, zodat arbeidsmigranten op de
arbeidsmarkt niet de plaats innemen van werklozen?
Antwoord 8
Ja, we willen allereerst kijken naar het onbenut arbeidspotentieel waaronder 327.000
werklozen. In verschillende sectoren zoals de zorg, het onderwijs maar ook in de horeca,
energie en vervoer is men naarstig op zoek naar arbeidskrachten. De werkloosheid is
laag en er zijn meer vacatures dan werklozen. Daarmee is de arbeidsmarkt nu al uitzonderlijk
krap, terwijl de verwachting is dat tekorten verder zullen oplopen. De aanhoudende
personeelstekorten leiden mede tot verlies van kwaliteit en beschikbaarheid van (publieke)
diensten. Daardoor komt het aanpakken van maatschappelijke opgaven onder druk te staan
en kan de brede welvaart worden geschaad.
Door de toegenomen krapte kijken werkgevers steeds vaker naar arbeidsmigratie van
buiten de EU om het arbeidsaanbod te vergroten. Het kabinet ziet arbeidsmigratie van
buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie, als sluitstuk van de aanpak van
krapte op de arbeidsmarkt. Eerst dient dus gekeken te worden naar onder andere de
verbetering van arbeidsvoorwaarden, onbenut arbeidspotentieel, verhogen van de arbeidsparticipatie,
innovatie en de mogelijkheid om mensen om of bij te scholen.
Vraag 9
Hoe gaat u de inzet op dit punt intensiveren?
Antwoord 9
Een aanpak van krapte moet perspectief bieden op voldoende werkenden die productief
aan de slag zijn op passende plekken. Met die werkenden kunnen we de maatschappelijke
uitdagingen en transities van de toekomst met vertrouwen tegemoet zien. Deze krappe
arbeidsmarkt biedt voor sommige werkzoekers, deeltijdwerkers en mensen die noodgedwongen
meerdere banen combineren, extra kansen, die het kabinet wil benutten. Het kabinet
zet zich daarom ook actief in voor mensen die aan de kant staan.4 Uw Kamer is onlangs in meer detail geïnformeerd over de inzet van het kabinet in
een Kamerbrief over de aanpak van arbeidsmarktkrapte. Deze aanpak moet in samenhang
worden bezien met arbeidsmarktbrieven die het kabinet heeft gestuurd en nog zal sturen.5
In de Kamerbrief staat beschreven dat het kabinet inzet op drie pijlers:
Het verminderen van de vraag naar arbeid.
Het vergroten van het arbeidsaanbod.
Het verbeteren van de match tussen vraag naar en aanbod van arbeid.
Vanuit dit denkkader werkt het kabinet aan zes acties die krapte kunnen verminderen:
Stimuleren van technologie- en procesinnovatie
Inzet op arbeidsaanbod
Verbeteren van de match
Stimuleren van meer uren werken
Inzet op leven lang ontwikkelen
Verbeteren aansluiting initieel onderwijs en arbeidsmarkt
Vraag 10
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de aanbevelingen van het
«Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten»?
Antwoord 10
Het vorige en huidige kabinet hebben de aanbevelingen, net als uw Kamer, omarmd. Ook
in demissionaire status is doorgewerkt aan de uitvoering van de aanbevelingen. Hierover
bent u op 1 april 2021 voor de eerste maal geïnformeerd, vervolgens in de eerste jaarrapportage
arbeidsmigranten eind 2021 en voorafgaand aan het recente Commissiedebat Arbeidsmigratie
heeft u een Kamerbrief ontvangen over de inzet van het huidige kabinet waarin het
kabinet ook enkele mijlpalen voor de aankomende periode heeft benoemd.6 Tevens is uw Kamer over verschillende afzonderlijke trajecten ook apart geïnformeerd,
soms via andere Vaste Kamercommissies.7
Vraag 11
Hoe beoordeelt u in het licht van deze boodschap van de Arbeidsinspectie het voornemen
van het kabinet, zoals omschreven in het coalitieakkoord, om de mogelijkheden voor
arbeidsmigratie juist te verruimen, door met landen buiten de Europese Unie afspraken
te maken?
Antwoord 11
Het kabinet ziet arbeidsmigratie van buiten de EU als sluitstuk van de aanpak van
krapte op de arbeidsmarkt. Werkgevers in Nederland kunnen alleen arbeidsmigranten
van buiten de EU werven, wanneer zij voldoen aan de voorwaarden van de Wav en kunnen
aantonen eerst te hebben gezocht naar personeel binnen Nederland en de EER en er geen
prioriteitgenietend aanbod binnen Nederland en de EER aanwezig is. Alleen voor internationaal
talent dat een bijdrage levert aan de Nederlandse kenniseconomie, de concurrentiekracht
en het innovatief vermogen, heeft Nederland een uitnodigend beleid en geldt een uitzondering.
Zoals in lijn met het Coalitieakkoord en de wens om meer grip te krijgen op migratie,
onderschrijft het kabinet dat partnerschappen met prioritaire migratielanden, mits
goed vormgegeven, kunnen bijdragen aan een integrale benadering op migratiesamenwerking
met derde landen, waaronder het tegengaan van irreguliere migratie en het verbeteren
van effectieve terugkeersamenwerking voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Afspraken
over legale migratie zijn daarbij een belangrijk onderdeel om samenwerking op migratie
met belangrijke transit- en herkomstlanden te verbeteren. Het kabinet is voornemens,
zoals aangekondigd in het Coalitieakkoord, om als onderdeel van afspraken met derde
landen over het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers en migranten zonder rechtmatig
verblijf, beleid te maken om in dit kader gerichte visumverlening en tijdelijke, kleinschalige
legale en circulaire arbeidsmigratie via pilots/stapsgewijs mogelijk te maken binnen
strikte wederzijdse afspraken en voorwaarden. Hierbij dient ook aandacht te zijn voor
het absorptievermogen van Nederland en de aanbevelingen uit het rapport van Aanjaagteam
Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie Roemer). De komende tijd zal het kabinet zich
buigen over op welke wijze het voornemen uit het Coalitieakkoord vorm kan worden gegeven.
Vraag 12
In hoeverre wordt bij uitwerking en besluitvorming over plannen omtrent arbeidsmigratie
ook betrokken wat de negatieve gevolgen daarvan zijn op de samenleving en verzorgingsstaat
in termen van publieke lasten, ook op de langere termijn?
Antwoord 12
Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie, en
een groot deel werkt in voor Nederland belangrijke sectoren. De laatste jaren zijn
echter ook de schaduwkanten van arbeidsmigratie duidelijk naar voren gekomen. In bredere
context bezien raakt arbeidsmigratie aan een verscheidenheid van beleidsterreinen
zoals huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, (irreguliere) migratie,
terugkeer en overname, maar ook aan grote maatschappelijke en sociaaleconomische vraagstukken,
waaronder integratie. Zoals wat voor economie we als Nederland willen zijn, wat de
impact is op de brede welvaart, en welke rol afspraken over tijdelijke en circulaire
arbeidsmigratie kunnen vervullen bij migratiesamenwerking met derde landen. Zoals
ook aangegeven in het Commissiedebat van 19 mei jongstleden (mede als reactie op vragen
van dhr. Eerdmans) worden deze aspecten worden meegenomen bij de uitwerking en besluitvorming
over plannen omtrent arbeidsmigratie. Om uitbuiting van arbeidsmigranten tegen te
gaan, slechte huisvesting aan te pakken, en oneerlijke concurrentie en verdringing
op de arbeidsmarkt te voorkomen, voert het kabinet de aanbevelingen uit het rapport
van Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie Roemer) uit.
Vraag 13
Bent u bereid zich in Europees verband in te spannen voor het creëren van de bevoegdheid
voor lidstaten tewerkstellingsvergunningen voor arbeiders die via een andere lidstaat
de Europese Unie zijn binnengekomen in te voeren, zodat landen zelf het aantal arbeidsmigranten
kunnen beperken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Uw Kamer is op 22 november 2021 geïnformeerd dat dit niet mogelijk is.8 Tussen de EU/EER-landen en Zwitserland geldt het vrije verkeer van personen en diensten,
die gezamenlijk zorgen voor het vrije verkeer van vestiging en werknemers. Deze fundamentele
vrijheden vormen – naast het vrije verkeer van goederen en kapitaal – de kernelementen
van de interne markt en zijn het fundament onder de Europese samenwerking. Het uitgangspunt
bij het vrij verkeer van werknemers is het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit
tussen werknemers uit de EU/EER-lidstaten en Zwitserland. In lijn hiermee mag voor
burgers uit deze lidstaten geen tewerkstellingsvergunning worden vereist.
Dit is op verschillende momenten bevestigd. Zo heeft het Hof van Justitie geconcludeerd
dat het vrije dienstenverkeer zich ertegen verzet dat een lidstaat een in een andere
lidstaat gevestigde ondernemer verbiedt zich tijdelijk op zijn grondgebied met zijn
personeel vrij te verplaatsen, of de verplaatsing van het betrokken personeel aan
beperkende voorwaarden te onderwerpen. Uw Kamer heeft de Raad van State verzocht om
in kaart te brengen of het mogelijk is – en zo ja, welke mogelijkheden het huidige
Europese Unierecht biedt – om op nationaal niveau additionele regels te stellen op
het terrein van arbeidsmigratie binnen de EU. De Raad van State concludeert in lijn
met het Hof dat het Unierecht geen maatregelen toestaat die de aantallen arbeidsmigranten
afkomstig uit andere lidstaten en de duur van deze arbeid beperken, omdat deze in
strijd zijn met het verbod op discriminatie naar nationaliteit. Dergelijke maatregelen
zouden het vrij verkeer van werknemers en diensten aanzienlijk aantasten. De mogelijkheden
om op nationaal niveau regels te stellen over arbeidsmigratie, door het inperken van
het vrij verkeer van personen en werknemers, zijn volgens de Raad per definitie en
bewust, beperkt. Het kabinet onderschrijft de zienswijze van de Raad. De Raad van
State stelt dat vanuit het Unierecht bezien maatregelen het meest kansrijk zijn wanneer
die niet aanknopen bij de vorm waarin arbeidsmigratie plaatsvindt, maar bij de concrete
misstanden die zich voordoen, met name met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden,
(volks-)gezondheid of huisvesting, en het (gemeentelijk en nationaal) toezicht daarop,
respectievelijk de handhaving daarvan. Maatregelen op deze terreinen zijn ook uit
oogpunt van effectiviteit te overwegen. De Raad van State verwijst hiervoor naar het
advies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten.
Vraag 14
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie-Stoffer/Eerdmans
over het onderzoek naar een migratiequotum?9
Antwoord 14
Op 4 november 2021 heeft de Staatssecretaris van J&V aan de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken
(ACVZ) gevraagd om advies uit te brengen over beleidsmatige richtgetallen.10 Hierbij is de ACVZ ook specifiek verzocht om de motie-Stoffer/Eerdmans over het migratiequotum
in acht te nemen. Naar verwachting komt de ACVZ na de zomer met een advies.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.