Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 29 juni 2022, over Zorgverzekeringswet / Eigen bijdragen in de zorg
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1164
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 8 augustus 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 29 juni 2022 overleg
gevoerd met de heer Kuipers, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 februari 2022
inzake onderzoek «De zorgverzekeraar als adviseur» (Kamerstuk 29 689, nr. 1141);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 21 september 2020 inzake
definitief risicovereveningsmodel 2021 (Kamerstuk 29 689, nr. 1078);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 28 september 2020 inzake
beleidsreactie NZa-monitor zorgverzekeringen 2020 (Kamerstuk 29 689, nr. 1080);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 12 oktober 2020 inzake voortgangsrapportage
ZE&GG en Gepast Gebruik (Kamerstuk 29 248, nr. 324);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 12 oktober 2020 inzake onderzoeken
gemeentepolis en maatregelen om ongewenste zorgmijding tegen te gaan (Kamerstukken
29 689 en 29 538, nr. 1081);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 13 oktober 2020 inzake onderzoeken
naar polissen met beperkende voorwaarden (Kamerstuk 29 689, nr. 1082);
– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 13 oktober 2020 inzake rapport
«Verzekerd van Zinnige Zorg; De bijdrage van het programma Zinnige Zorg aan gepast
gebruik van het basispakket 2014–2019» (Kamerstuk 29 689, nr. 1083);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 15 oktober 2020 inzake Verzekerdenmonitor
2020 (Kamerstuk 33 077, nr. 24);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 11 november 2020 inzake
«De zorgplicht: handvatten voor zorgverzekeraars» (Kamerstuk 29 689, nr. 1088);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 1 december 2020 inzake reactie
op het advies van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) «Eigen risico in combinatie
met de dbc-systematiek» (Kamerstuk 29 689, nr. 1089);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 december 2020
inzake reactie op de motie van de leden Van der Staaij en Ploumen over tegengaan van
een verdere stapeling van zorgkosten (Kamerstuk 34 104, nr. 261) (Kamerstuk 34 104, nr. 315);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 21 januari 2021 inzake reactie
op verzoek commissie inzake verhoging zorgpremie (Kamerstuk 29 689, nr. 1092);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 12 april 2021 inzake alternatieve
financiering met betrekking tot zorg (Kamerstuk 29 689, nr. 1100);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 19 mei 2021 inzake voortgang
geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen (Kamerstuk 33 578, nr. 85);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 mei
2021 inzake «Controles op de wachttijdenaanpak van zorgverzekeraars – Samenvattend
rapport 2020» van de Nederlandse Zorgautoriteit (Kamerstuk 32 620, nr. 269);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 29 juni 2021 inzake «Samenvattend
rapport Zorgverzekeringswet 2020» van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) (Kamerstuk
29 689, nr. 1107);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 8 juli 2021 inzake risicovereveningsmodel
2022 (Kamerstuk 29 689, nr. 1123);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 september 2021
inzake definitieve vormgeving risicovereveningsmodel 2022 (Kamerstuk 29 689, nr. 1126);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 oktober 2021
inzake antwoorden op vragen commissie over de verkenning eigen risico naar vaste eigen
bijdragen en evaluatie naar financieel maatwerk door gemeenten (Kamerstuk 29 689, nr. 1133);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 oktober 2021
inzake reactie op het verzoek van het lid Wilders, gedaan tijdens de Algemene Politieke
Beschouwingen van 23 september 2021, over de mogelijkheden van de introductie van
een hardheidsclausule in de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het eigen risico (Kamerstuk
29 689, nr. 1134);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 oktober 2021
inzake Verzekerdenmonitor 2021 (Kamerstuk 33 077, nr. 25);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 oktober 2021
inzake kabinetsreactie op de NZa-monitor zorgverzekeringsmarkt 2021 (Kamerstuk 29 689, nr. 1130);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 17 maart 2021 inzake antwoorden
op vragen commissie over de reactie op het advies van de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) «Eigen risico in combinatie met de dbc-systematiek» (Kamerstuk 29 689, nr. 1098);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 juni 2022 inzake
reactie op verzoek commissie over het rapport «De keuze voor en ervaringen met een
zorgverzekeringspolis met beperkende voorwaarden» (Kamerstuk 29 689, nr. 1149);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 5 juli 2021 inzake verkenning
eigen risico naar vaste eigen bijdragen en evaluatie naar financieel maatwerk door
gemeenten (Kamerstuk 29 689, nr. 1109);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 5 juli 2021 inzake monitor
maximering eigen bijdragen geneesmiddelen 2020 (Kamerstuk 29 477, nr. 712);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 mei 2021 inzake
gevolgen van duurzaam gescheiden leven (DGL) voor de verschuldigde eigen bijdrage
aan het CAK (Kamerstuk 26 448, nr. 648);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 6 juli
2021 inzake reactie op verzoek commissie over eigen bijdrage Wlz in ggz (2021D27543);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 september 2021
inzake rapport «Eigen betalingen voor hulpmiddelgebruikers» (Kamerstuk 32 805, nr. 121);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 december 2021
inzake reactie op de motie van het lid Aukje de Vries over dilemma's rondom kosten
in de thuissituatie (Kamerstuk 29 689, nr. 1138);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 maart 2022
inzake rapport «Verkenning afrekening eigen risico ggz» (Kamerstuk 25 424, nr. 604);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 april 2022 inzake
overstapseizoen 2021–2022 en het keuzeproces van verzekerden (Kamerstuk 29 689, nr. 1142);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 april 2022
inzake toezegging gedaan tijdens het debat Wijziging van de Zorgverzekeringswet (Zvw)
van 6 april 2022, over onderzoeken naar polissen met beperkende voorwaarden (Kamerstuk
29 689, nr. 1144);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 3 juni 2022 inzake
ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering in verband met wijzigingen
voor de vast te stellen vereveningsbijdrage over het vereveningsjaar 2022 (Kamerstuk
29 689, nr. 1148).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Smals
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Smals
Griffier: Bakker
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Agema, Van den Berg, Ellemeet, Den
Haan, Hijink, Van den Hil, Kuzu, Paulusma en Smals,
en de heer Kuipers, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aanvang 14.31 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
We hebben vandaag een commissiedebat over de Zorgverzekeringswet en de eigen bijdragen
in de zorg. Van harte welkom aan de Minister en zijn ondersteuning, aan de mensen
op de publieke tribune en aan mijn collega's. We hebben een maximale spreektijd van
vijf minuten. Ik wil onderling vier interrupties of woordmeldingen in de eerste termijn
voorstellen en vier interrupties bij de beantwoording van de vragen in de eerste termijn
van het kabinet. We hebben ook nog een tweede termijn, als het aan mij ligt. Om geen
tijd te verspillen wil ik graag het woord geven aan mevrouw Paulusma namens D66.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. D66 wil dat iedereen toegang heeft tot goede zorg. Eigen bijdragen
mogen er niet voor zorgen dat mensen zorg gaan mijden. Het moet namelijk niet uitmaken
wie je bent, wat je doet, wie je ouders zijn of waar je vandaan komt om toegang tot
goede zorg te krijgen. Wat mij betreft gaat het debat vandaag daarover, over dat we
de zorg ook betaalbaar houden voor mensen met een kleinere portemonnee en dat we inzetten
op houdbare zorg voor iedereen.
Voorzitter. Ik ben dan ook blij dat de Minister aan de slag gaat met het spreiden
van het verplichte eigen risico. Dat stond ook niet voor niets in het D66-verkiezingsprogramma.
Want wie nu naar het ziekenhuis moet, is vaak in één keer het verplichte eigen risico
van € 385 per jaar kwijt. € 385 is voor heel veel mensen heel veel geld. Als je dat
in één keer moet betalen, kan dat een drempel zijn om zorg te zoeken. Door dit risico
te spreiden haal je die drempel weg, maar behoud je tegelijkertijd de prikkel om goed
na te blijven denken over het doen van een verantwoord beroep op dure zorg. Kan de
Minister verder toelichten welke stappen nodig zijn om tot dit gespreide eigen risico
te komen? Wij lazen eerder dat de spreiding vanaf 2025 opgetuigd zal zijn. Kan dit
ook eerder?
De heer Hijink (SP):
Mevrouw Paulusma zegt dat er ook met de aanpassing van het eigen risico een verantwoordelijkheid
blijft bestaan voor mensen om niet onnodig dure zorg te gebruiken. Ik zou mevrouw
Paulusma het volgende willen vragen. Als je ziek bent en je bepaalde medicijnen nodig
hebt of naar de specialist moet, op welke manier leidt deze aanpassing van het eigen
risico dan uiteindelijk tot minder kosten voor deze groep chronisch zieken?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik deel de zorgen om deze groep. Ik heb niet gezegd dat het tot minder kosten gaat
leiden. Ik heb gezegd dat de drempel door spreiding en het lager maken van het bedrag
lager wordt, waardoor mensen minder zorg mijden. Dat komt mensen met een chronische
aandoening uiteindelijk ook ten goede.
De heer Hijink (SP):
Het principiële punt is natuurlijk: is het eigen risico een eerlijk middel om mensen
voor de zorg te laten betalen? De SP vindt heel duidelijk van niet. Ik vind het moeilijk
dat D66 nu heel tevreden is over een kleine aanpassing van het voorstel. Maar als
je oud of chronisch ziek bent en die zorgkosten maakt, dan maakt het aan het eind
van het jaar onder de streep natuurlijk helemaal geen drol, helemaal niks, uit hoeveel
je uiteindelijk aan eigen risico hebt betaald, want dat blijft gewoon € 385. We kunnen
het wel gaan uitsmeren, betalingsregelingen gaan treffen of weet ik veel wat, maar
onder de streep blijft het gewoon een boete op ziek zijn. Ik snap niet waarom D66
niet de principiële vraag stelt waarom we dit systeem eigenlijk nog hebben, waarin
we zieke mensen zwaarder belasten in de zorgkosten dan mensen die het geluk hebben
dat ze gezond blijven.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik denk dat we het daar niet over eens gaan worden. Voor ons is het eigen risico niet
een boete op ziek zijn, maar een manier om de zorg met elkaar betaalbaar en toegankelijk
te houden. Maar wij zien wel dat dat bedrag in één keer een hele grote stap is voor
een heleboel mensen. Die drempel willen we eruit halen. Vandaar dat we blij zijn met
het voorstel om het te spreiden. Dat is geen kleine stap, maar best een hele grote
stap.
De heer Kuzu (DENK):
Aanvullend hierop: het eigen risico is bevroren op € 385 sinds 2017. Tegelijkertijd
komt de stijging van de zorgkosten ten laste van de zorgverzekeringspremie. Dat betekent
dat mensen onderaan de streep nog steeds meer moeten betalen. D66 erkent het principe
dat mensen zorg mijden. Vanuit die stellingname zou je toch de logische conclusie
moeten trekken dat je iets fundamenteel anders moet gaan doen met betrekking tot de
stijging van de premies en het eigen risico als instrument an sich?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik ben even kwijt wat de vraag is. U begon over het bevriezen en u eindigde met het
eigen risico. Ik wil graag een goed antwoord geven.
De heer Kuzu (DENK):
Ik zal het nog een keer herhalen.
De voorzitter:
Als u het kort houdt, dan zal ik ’m niet meetellen.
De heer Kuzu (DENK):
Waar het om gaat, is dat het eigen risico € 385 blijft. De stijging daarvan is in
de afgelopen vijf jaar bevroren, maar de meerkosten voor de zorgverzekeraars worden
verevend in de zorgverzekeringspremies. Mensen hebben dus onderaan de streep te maken
met hogere zorgkosten, in de vorm van premies plus het eigen risico van € 385. Als
stijgende zorgkosten een reden zijn voor mensen om zorg te mijden, dan zou je toch
een fundamenteel andere benadering moeten kiezen en het eigen risico moeten afschaffen?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik schrijf driftig mee om het te kunnen volgen. Dat bevriezen is gebeurd op basis
van een uitspraak van de Kamer. Ik denk dat wij het niet eens gaan worden, net als
bij meneer Hijink. Wij kijken anders naar het eigen risico, maar wij vinden het wel
belangrijk dat het geen drempel is voor mensen met een kleinere portemonnee. Vandaar
dat we blij zijn met het voorstel om het op te knippen.
De heer Kuzu (DENK):
Dat is precies het punt. Het is voor mensen met een kleine portemonnee juist een prikkel
om zorg te mijden. Als D66 dat erkent, dan kun je toch niet tot een andere conclusie
komen dan dat je het hele stelsel, met een verhoging van de premies en het eigen risico
van € 385, fundamenteel moet herzien?
Mevrouw Paulusma (D66):
Nogmaals, u legt een verband dat er volgens mij niet is. Wij kijken gewoon anders
naar het eigen risico. Ik vind het belangrijk dat we het opknippen, zodat de drempel
lager wordt om zorg te mijden.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik probeer de redenering van mevrouw Paulusma te begrijpen. Als je vier keer € 100
moet betalen en je weinig geld hebt, dan heb je alsnog een heel groot probleem om
de zorg te kunnen betalen. Het is inderdaad voor sommige mensen niet te doen om in
één klap € 385 neer te leggen, maar vier keer € 100 neerleggen is ook niet te doen.
Dus hoe ziet mevrouw Paulusma dat?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik weet niet of we uit moeten komen op vier keer € 100. Ik ben ook heel benieuwd naar
de uitwerking van de Minister, want misschien gaat het wel om veel kleinere partjes
dan vier keer € 100. Ook € 100 kan inderdaad voor veel mensen nog een groot bedrag
zijn. Het gaat ons erom dat we dit instrument inzetten om zorgmijding te voorkomen.
Ik denk dat ook wij het niet eens gaan worden over wel of geen eigen risico. Voor
ons is het belangrijk dat de kosten geen drempel zijn om van zorg gebruik te maken.
Het kan prima een lager bedrag zijn omdat het over het jaar wordt gespreid.
De voorzitter:
Heeft u nog een vraag, mevrouw Ellemeet?
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ja. Uit onderzoek van het Nivel blijkt dat er bij 7% van alle patiënten sprake is
van zorgmijding. Dat zijn ontzettend veel Nederlanders die zorg mijden vanwege de
kosten. Ik neem aan dat mevrouw Paulusma het met mij eens is dat een spreiding van
het eigen risico niet genoeg zal zijn om die 7% zorgmijding op te lossen.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dat ben ik eens met mevrouw Ellemeet. Ik denk dat we een heleboel dingen moeten doen
voor mensen die het moeilijk hebben. Die groep wordt steeds groter. We moeten ook
kijken naar de woning, de huur, de inkomsten en het werk, maar ook naar de zorgkosten.
Ik denk dat het spreiden van het eigen risico een onderdeel is in dat grote geheel.
De voorzitter:
Dit wordt uw derde vraag, mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
We moeten inderdaad een heleboel dingen doen, maar we moeten ook kijken wat we binnen
de zorg kunnen doen. GroenLinks vindt ook dat we wat moeten doen aan de te hoge huren
en aan andere kosten buiten de zorg, maar wij zitten hier nu voor de zorg. We constateren
hier dat 7% van de mensen zorg mijdt vanwege de kosten. Ik vind het echt niet genoeg
om alleen te kijken naar het anders inzetten van het eigen risico, waarover wij van
mening verschillen. Als we dat echt serieus nemen, dan moeten we naar meer oplossingen
kijken. We kunnen ofwel de eigen bijdrage terugschroeven ofwel – maar liever nog en-en
– iets aan het eigen risico doen. Mijn zorg is dat het opknippen van het eigen risico
echt te weinig gaat doen. Zeker gezien de huidige tijd en omstandigheden, waarin mensen
niet meer kunnen rondkomen, vind ik echt dat we een stap extra moeten zetten. Ik zou
mevrouw Paulusma willen vragen of zij ook een stap extra wil zetten en waar zij dan
aan denkt.
Mevrouw Paulusma (D66):
Over het eigen risico gaan we het, denk ik, niet eens worden, maar ik ben het wel
heel erg eens met mevrouw Ellemeet dat we goed moeten kijken naar waar mensen tegen
aanlopen en daar ook het verschil in moeten maken. Ik ben ook heel benieuwd naar uw
voorstellen, want ik denk dat we er juist in gezamenlijkheid en in meerderheid in
de Kamer uit zouden moeten komen. Want uiteindelijk is het duurkoop als mensen alsnog
zorg gaan mijden, waardoor de kosten hoger worden en we uiteindelijk ook meer leed
bij mensen achter de voordeur veroorzaken. Ik heb nu geen concreet plan. Ik ben heel
benieuwd naar het uwe. Wellicht kunnen we daar samen in optrekken, maar dat hangt
zeer zeker van het plan af, mevrouw Ellemeet.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog, mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Voorzitter. Dat het niet uit moet maken waar je vandaan komt om een gezond leven te
leiden en toegang te krijgen tot zorg, zit niet alleen in het stuk wanneer je ziek
bent, maar veel meer in het stuk voordat je ziek wordt. We hadden er net al een kleine
discussie over. Iemand die in een schimmelvrij huis woont, geen schulden heeft en
zich een gezonde leefstijl kan permitteren, zal veel minder zorg nodig hebben. Wat
ons betreft hebben ook zorgverzekeraars een verantwoordelijkheid en een belang bij
een gezonde populatie. Kan de Minister toelichten op welke wijze zorgverzekeraars
hun verantwoordelijkheid hierin nemen? Krijgen zij hiervoor ook de juiste handvatten
en prikkels?
Voorzitter. Als mensen dan toch via de huisarts bij een zorgaanbieder aankloppen,
maar op de wachtlijst komen te staan, vind ik transparantie en inzichtelijkheid enorm
belangrijk. Want op die manier kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders adequaat
handelen om tijdig passende zorg te leveren, maar weten vooral ook patiënten waar
ze aan toe zijn. Ik hoor graag een reactie van de Minister. Daarbij is, zoals ik ook
al vaker bepleit heb, de samenwerking in de regio essentieel. Ik ben dan ook benieuwd
hoe het staat met de plannen rondom het contracteerproces, maar ik ben vooral heel
erg benieuwd hoe het gaat met de ontwikkelingen rondom het Integraal Zorgakkoord.
Als ik het heb over passende zorg, moet mij nog iets van het hart, iets waar ik juist
in deze tijd, met de ontwikkelingen in Amerika, heel veel moeite mee heb. In Nederland
hebben we het namelijk zo geregeld dat mensen, wanneer zij een andere levensovertuiging
hebben, zich kunnen aansluiten bij een zorgverzekering die bepaalde prestaties in
de basisverzekering uitsluit. Neem de zorgverzekeraar Pro Life. Pro Life vergoedt
geen abortus, euthanasie of hormoonbehandelingen die nodig zijn voor transgenderzorg.
Je kunt een bepaalde overtuiging hebben; dat respecteer ik. Maar hoe zit het met kinderen
van verzekerden? Kan de Minister iets zeggen over de verzekerdenpopulatie en de knelpunten
die ontstaan wanneer minderjarigen op zoek gaan naar zorg? Welke effect heeft differentiatie
in de basisverzekering op de solidariteit waar ons zorgstelsel op is gebouwd?
Voorzitter. Ik noem ...
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma, er is een vraag van mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Soms zijn we het wel eens en dat is denk ik nu het geval, ten aanzien van de kritiek
die mevrouw Paulusma uit op het feit dat volwassenen vrijwillig kunnen kiezen voor
Pro Life maar hun kinderen niet. Het kan zomaar zijn dat jij een kind bent in een
zeer gereformeerd gezin, maar zelf niet gelooft in geen seks voor het huwelijk, maar
ook niet zwanger wilt worden. Een aantal vormen van anticonceptie worden niet vergoed
vanuit Pro Life. Of je voelt je een jongen in een meisjeslichaam, maar de transgenderzorg
wordt niet vergoed vanuit Pro Life. Ik zou hier wel concrete voorstellen aan de Minister
willen doen om juist voor die kinderen een uitzondering te maken op zo'n zorgverzekering
waarbij je geen toegang hebt tot alle zorg die je als kind misschien wel wilt hebben,
terwijl je ouders daar anders over denken. Vind ik hierbij mevrouw Paulusma aan mijn
zijde om dit voorstel te doen aan de Minister?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik ben het wederom met mevrouw Ellemeet eens. Ik ben ook heel benieuwd naar de reactie
van de Minister op mijn vragen, want wat mij betreft is dat ook een uitgangspunt:
meer informatie en een duiding op een aantal zaken. Maar ik noemde niet voor niks
de ontwikkelingen in Amerika. Daar gebeurt iets. Daar is de toegang tot noodzakelijke
zorg, waarvan men heeft gedacht dat die vanzelfsprekend is en zou blijven, in een
nacht veranderd. Daar heeft men 40 jaar over gedaan, maar binnen een knip was het
weg. Mijn grootste zorg is dat we in Nederland niet alert genoeg zijn om dat vroegtijdig
te stoppen. Daarin vindt u mij zeker aan uw zijde, en ik hoop meer mensen in deze
Kamercommissie.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik noemde net al de toegang tot abortuszorg. Zoals ik net al zei, doet het mij pijn
wat er het afgelopen weekend in de Verenigde Staten is gebeurd. Ik wil via deze weg
dan ook mijn steun uitspreken aan vrouwen die niet de zorg krijgen die zij nodig hebben.
Er zijn ook vrouwen die in Nederland verblijven die niet verzekerd zijn en voor de
keuze staan om een zwangerschap af te breken. Denk aan vluchtelingen, ongedocumenteerden
of buitenlandse studentes. Zij moeten een eigen bijdrage van gemiddeld € 800 tot € 1.200
betalen. Abortusklinieken krijgen middelen om deze vrouwen financieel te steunen,
maar wij krijgen toch nog steeds signalen dat deze middelen onvoldoende zijn. Kan
de Minister hier duidelijkheid over geven?
Voorzitter, tot slot. Zoals ik aan het begin betoogde, moet het niet uitmaken wie
je bent en waar je vandaag komt om toegang te krijgen tot goede zorg. Laten we daar
met elkaar onze verantwoordelijkheid in nemen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Paulusma. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik doe deze inbreng mede namens de ChristenUnie. Ons zorgstelsel
is gebaseerd op solidariteit. Het CDA en de ChristenUnie vinden het zeer belangrijk
om die solidariteit te behouden, ook voor volgende generaties. Jongeren betalen voor
ouderen, gezonde mensen voor zieken, en mensen met een hoger inkomen voor mensen met
een lager inkomen. Zorg die beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar is en blijft voor
iedereen, en niet alleen voor de mensen met een goede portemonnee.
Maar ons stelsel staat onder druk. Ik bespreek vandaag vier punten om dat aan te pakken.
Ten eerste. We zijn terechtgekomen in een gezondheidsparadox: we zijn gezonder en
zieker dan ooit. Enerzijds leven we langer en hebben we meer gezonde jaren. Maar anderzijds
heeft meer dan de helft van de Nederlanders een chronische ziekte. We kunnen steeds
beter kleinere afwijkingen meten. Die afwijkingen noemen we steeds sneller een ziekte.
Zoals een cardioloog ooit tegen mij zei: iemand die gezond is, daar hebben we gewoon
te weinig aan gemeten. De huisartsen hebben recentelijk geadviseerd bepaalde behandelingen
niet te doen, omdat dat geen toegevoegde waarde heeft. Deze week stond in het Algemeen
Dagblad een artikel waarin stond dat zingeving het beste medicijn is voor goede gezondheid.
Zorgverzekeraars geven in hun brief aan dat inzet op de aanpak van sociaal-maatschappelijke
problemen belangrijk is, omdat die vaak de oorzaak zijn van medische klachten. Is
de Minister het met ons eens dat we minder zorg moeten gaan leveren en meer aandacht
voor gezondheid moeten hebben, en dat we dit normatieve debat ook met elkaar moeten
gaan voeren? Bijvoorbeeld op de wijze die de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
adviseert, via een burgerforum. Graag een reactie.
Voorzitter. Duurzaamheid is een eenvoudige manier om ook kosten te beperken en dus
ons stelsel betaalbaar te houden. Na een polsoperatie van vijftien minuten is er een
vuilniszak vol afval, onder andere door de vele disposables, medische hulpmiddelen
die eenmalig worden gebruikt. Om dit te kantelen heeft het CDA enkele concrete voorstellen.
Via de bode zouden wij die graag aan de Minister willen aanbieden. Is de Minister
bereid om daar een schriftelijke reactie op te geven voor de begrotingsbehandeling?
Voorzitter, ik heb niet de fout gemaakt van de vorige keer: ik heb natuurlijk ook
voor mijn collega's een exemplaar bij me.
De voorzitter:
Namens de collega's: hartelijk dank daarvoor.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. Ten derde, een goede risicoverevening. Nu is er voor verzekeraars nog
steeds een premie om chronisch zieken te mijden. Het CDA en de ChristenUnie zijn teleurgesteld
dat we nog geen brief over de acties voor 2023 hebben ontvangen. Wanneer komt deze?
Biedt de ontwikkeling van 2022 voldoende basis om steeds minder te concurreren op
gezonde verzekerden? Hoever is de Minister met het nemen van effectieve maatregelen
om oneigenlijke vereveningswinsten op overstappende jonge en gezonde verzekerden terug
te brengen? Wanneer start de Minister met de voorbereiding voor 2024?
Voorzitter. De Minister komt met een brief om de pakkettoetsing door het Zorginstituut
te verbeteren en te verbreden. Ik vind het fijn dat mijn motie van 8 juni zo snel
wordt opgepakt. Maar wanneer komt de Minister met de uitwerking van mijn motie van
8 juli vorig jaar? Ik heb toen bepleit dat de regering verschillende scenario's uitwerkt
om tot betere voorwaarden voor financiering te komen en daarmee tot meer zinnige zorg.
Ook Zorgverzekeraars Nederland pleit voor wetgeving waarmee gecontracteerde zorgaanbieders
kunnen worden beloond voor hun inzet. In het debat van februari heeft de Minister
mij toegezegd overal minimumnormen voor kwaliteit en toegankelijkheid te gaan stellen
conform het advies van de WRR: dezelfde normen van Stadskanaal tot Sluis. Wanneer
komen die voorstellen naar de Tweede Kamer?
Voorzitter. Tot slot twee punten. Het coalitieakkoord spreekt van monitoren en tegengaan
van stapeling van eigen bijdragen. Mensen met een chronische beperking hebben vaak
te maken met stapeling van kosten via de Wmo en de Wlz, en vanwege hulpmiddelen. Ieder(in)
kaart terecht aan dat mensen met een chronische aandoening moeite hebben om rond te
komen. Is de Minister bereid om samen met de Minister voor Armoedebeleid te kijken
met welke stapeling mensen met lage inkomens te maken hebben en hoe zij geholpen kunnen
worden?
Voorzitter. Dit is de actieweek van de huisartsen. Ze worden bedolven onder administratieve
lasten. Dat verhoogt onnodig de werkdruk. Daardoor hebben ze minder tijd voor de patiënt.
Het CDA wil de administratieve lasten halveren. Het is goed dat Minister Helder acties
onderneemt en ook aandacht vraagt voor de werkwijze. We kijken graag uit naar het
vervolg. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Een vraag van de heer Hijink.
De heer Hijink (SP):
Die gaat over het begin van het betoog van mevrouw Van den Berg. Toen had zij het
over minder zorg en meer gezondheid. Dat klinkt natuurlijk allemaal heel mooi. Alleen,
zoals ik het heb gelezen in een column of een interview ergens met mevrouw Van den
Berg, bedoelt zij daar eigenlijk mee dat we nu moeten gaan bezuinigen op de zorg,
zodat de premie niet te veel gaat stijgen. Ik vraag me af in welke volgorde zij dit
nu precies wil gaan doen. Wil zij eerst de gezondheid bevorderen, bijvoorbeeld door
preventie, door de leefstijl van mensen te verbeteren, et cetera? Of wil zij, zoals
we in de voorgaande jaren hebben gezien, eerst gaan bezuinigen op de zorg, en dan
maar hopen dat mensen hun gezondheid gaan verbeteren?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Het CDA wil in de eerste plaats halvering van de administratieve lasten, waardoor
er ruimte komt om heel veel extra zorg aan te bieden en in ieder geval de werkdruk
bij heel veel zorgverleners weg te nemen. Als we dat voor elkaar krijgen ... Meneer
Tunahan – sorry, meneer Kuzu – had het er net over dat je het eigen risico bevriest,
maar dat de premie in totaal wel omhooggaat doordat de zorgkosten stijgen. Dat zouden
wij willen beperken door die halvering van de administratieve lasten. Waar ik in het
begin voor pleitte ... Dat is een punt dat mevrouw Paulusma net ook noemde, denk ik,
namelijk: als jij in een huis woont met schimmel, als jij schulden hebt, maak je ook
eerder gebruik van de zorg. Dan vinden wij het veel belangrijker dat die oorzaak wordt
aangepakt dan dat wij mensen maar in de zorg houden en in die zin pleisters plakken,
terwijl wij niet echt de oorzaak aanpakken.
De voorzitter:
U wilt toch nog een vraag stellen? Gaat uw gang, meneer Hijink.
De heer Hijink (SP):
Hoezo, mag dat niet?
De voorzitter:
Dat mag zeker. Het is uw vierde. Daarom zeg ik het.
De heer Hijink (SP):
De administratieve lasten halveren willen we allemaal natuurlijk wel. Alleen, het
punt is natuurlijk ... We hebben het vandaag over de Zorgverzekeringswet. Ons zorgstelsel
staat bol van het georganiseerd wantrouwen in zorgverleners. Kijk naar de controles
die er moeten zijn, de onderhandelingen die zorgverleners en instellingen aan moeten
gaan met de verschillende verzekeraars en de kwaliteitsregistraties. Het staat er
bol van. Kijk, halveren klinkt heel erg makkelijk. Maar dan hoor ik ook graag een
keer van mevrouw Van den Berg wat zij dan precies gaat veranderen in het stelsel,
waarin zorgverzekeraars langs elkaar heen werken en met elkaar concurreren. Instellingen
zelf moeten met elkaar concurreren. Wat gaat zij dan veranderen zodat die lasten omlaaggaan?
Roepen dat het gehalveerd moet worden, is mij een beetje te gemakkelijk, als je vervolgens
niet met voorstellen komt.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Laat ik dan een paar concrete voorbeelden noemen en dan ook aangeven over welke bedragen
wij praten. Als wij de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg, de Wmo en de Jeugdwet
bij elkaar optellen, kom je bij elkaar, pak ’m beet, op 100 miljard euro. In onderzoeken,
ook van de WRR, zie je dat twee derde daarvan arbeidsgerelateerde kosten is. Dat is,
pak ’m beet, 65 miljard. 30 tot 40% van de arbeidstijd wordt besteed aan administratie.
Dat ligt dus rond de 20 tot 26 miljard. Wij zeggen: als je dat weet te halveren ...
Dan geef ik even een paar concrete voorbeelden. Minister Helder noemt in de brief
bijvoorbeeld het eenduidig maken van de voorwaarden die zorginkopers stellen, en ook
de manier waarop de formulieren en de verantwoording moeten worden aangeleverd. Het
tweede betreft zorgkantoren. Als jij nu een grote instelling bent en bijvoorbeeld
met drie zorgkantoren samenwerkt, moet je soms drie keer op een verschillende manier
een jaarverantwoording aanleveren. Ik hoor van ggz-instellingen: ik heb één specialistisch
Wmo-geval gedaan voor de ggz en ik moest 30 pagina's papier aanleveren. Ik denk dat
er op heel veel terreinen ... De heer Hijink bracht terecht naar voren dat we vertrouwen
moeten hebben in de zorgprofessional. Natuurlijk moet je een klein stukje financiële
verantwoording afleggen. En waarom zijn die kwaliteitsregistraties een probleem? Omdat
het allemaal apart ingeklokt moet worden, in plaats van dat het automatisch gekoppeld
is. Het gaat dus om automatisering en dus ook over de Wegiz. Ik kan het woord niet
vaak genoeg noemen. Kan die zo snel mogelijk behandeld worden om daar stappen in te
maken?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Dan geef ik graag het woord aan de heer Kuzu namens
DENK. O, excuus, er ligt nog een vraag van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik ben het eens met de heer Hijink dat we het er allemaal over eens zijn dat het verminderen
van de administratie met stip op één moet staan. Mijn allereerste debat hier in de
Kamer ging volgens mij over prenataal huisbezoek. Toen heb ik ook gedebatteerd met
u en een aantal anderen en hebben we over de inhoud gesproken. In de tweede termijn
kwamen we bijna allemaal nog met eigen toevoegingen: we vinden het een heel belangrijk
instrument, maar we vinden dít ook belangrijk. Daardoor werd het pakket waarmee de
professional moest werken gewoon in de Kamer al twee keer dikker. Dus ik denk dat
er in het veld een heleboel moet gebeuren. Ik zoek, net als meneer Hijink, naar iets
meer concrete voorbeelden. Ligt er niet ook een taak bij onszelf, als politiek?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ja, daar heeft mevrouw Paulusma absoluut een terecht punt. Ook wij moeten kijken naar
wetgeving. We hebben volgens mij nu al de tweede evaluatie en aanpassing gehad van
de Wet verplichte ggz, om maar een voorbeeldje te noemen. In het debat waar mevrouw
Paulusma het over had, zijn wat toevoegingen gekomen. Dat ging over prenataal huisbezoek,
maar het ging er met name om dat het vrijwillig moest zijn, dus dat je mensen niet
iets kon opleggen. Daar was toen volgens mij de meeste discussie over. Als ik het
me goed herinner, heb ik daar samen met mevrouw Agema nog een amendement op ingediend.
Ik noem een ander voorbeeldje, de Wet toetreding zorgaanbieders. Mevrouw Ellemeet
heeft vorige week nog in de Kamer aangegeven dat de bedoeling van het amendement was
dat er sprake was van een stukje publieke verantwoording, maar natuurlijk niet dat
de eerste lijn helemaal gek wordt van de administratie. Dus daar kijkt Minister Helder
nu ook naar. Daar ben ik erg blij mee. We hebben samen met de VVD vanaf dag één bepleit
dat daar een andere uitwerking aan wordt gegeven. Dus er is terdege een taak voor
ons.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kan ik nu denk ik wel over naar meneer Kuzu, namens de fractie van
DENK. Gaat uw gang.
De heer Kuzu (DENK):
Dank u wel, voorzitter. 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet ingevoerd.
We zijn inmiddels zestien jaar verder. Als je de memorie van toelichting van dat wetsvoorstel
erop naslaat, zie je dat het een aantal uitgangspunten had. Eén, het verhogen van
de kwaliteit. Twee, het vergroten van de bereikbaarheid en de betaalbaarheid. Er werd
gesproken over de oplopende wachttijden. Zestien jaar later zien we dat er weinig
terecht is gekomen van die beloften. Doordat er marktprikkels werden ingebouwd, zou
de kwaliteit stijgen en zou de betaalbaarheid verbeteren. We zien dat van beide beloften
weinig terecht is gekomen. We zien dat het eigen risico in de afgelopen jaren van
zo'n € 150 naar € 385 is gegaan. We hebben het weliswaar bevroren op € 385, maar toen
we vijf jaar geleden het wetsvoorstel bespraken over het bevriezen van die € 385,
gaf de voorganger van deze Minister aan: ja, maar dat zal dan wel ten laste komen
van een stijging van de zorgpremies. Dat is wat we de afgelopen jaren ook met elkaar
hebben moeten constateren. Het zijn natuurlijk ook moeilijke tijden voor mensen. We
zien een enorme inflatie. We zien stijgende energieprijzen. We zien stijgende voedselprijzen.
Alles wordt duurder. Tegelijkertijd zien we ook dat de kosten voor de zorgverzekeringen
blijven stijgen.
Onder deze met elkaar verweven problemen ligt een falend zorgverzekeringssysteem dat
steeds minder gericht lijkt te zijn op gezondheid, functioneren en kwaliteit, en steeds
meer wordt gedreven door financiële overwegingen. Zorgverzekeraars beschouwen mensen
als schadelast. Het is net als auto's of een huis, maar een mens is geen opstal of
een auto. Dus het hele principe waar we van uitgaan, is eigenlijk al verkeerd. Zo
zien we dus ook in de Verzekerdenmonitor 2020 dat er ontwikkelingen zijn die erop
duiden dat het voor zorgverzekeraars lonend is zich te richten op bepaalde groepen
winstgevende verzekerden. Mevrouw Van den Berg kaartte het al aan: uit een aantal
publicaties blijkt zelfs dat er indicaties zijn dat risicoverevening, compensatie,
voor bepaalde groepen mensen, zoals chronisch zieken, onvoldoende plaatsvindt. Dit
zouden we toch niet met elkaar moeten willen, ongeacht de situatie? Het is gewoonweg
niet logisch dat een zorgverzekering, die haar bestaansrecht dankt aan het geven van
financiële zekerheid, juist degenen die het heel hard nodig hebben, ontziet in het
bieden van deze zekerheid? Is de Minister het met mij eens dat wij dat niet zouden
moeten willen? Zo ja, hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het voor zorgverzekeraars
niet loont om te selecteren op structureel en voorspelbaar meer en minder winstgevende
verzekerden?
Voorzitter. Dan mijn tweede punt. We zien dat zich een zorgramp voltrekt in de schaduw.
Steeds meer mensen hebben te maken met een stapeling van zorgkosten. Voor een zwangerschap
ben je bijna € 1.000 aan eigen bijdrage kwijt. Denk aan een eigen bijdrage voor hulp-
en zelfzorgmiddelen, hoortoestellen, orthopedische schoenen, mondzorg, zittend ziekenvervoer,
geneesmiddelen: tel het allemaal bij elkaar op. Mensen mijden gewoon zorg. Zo blijft
een grote groep Nederlanders rondlopen met klachten die erger worden, terwijl zij
wel gewoonweg de zorgverzekering betalen. Wat gaat de Minister doen om meer zicht
te krijgen op deze groep, die zorgt mijdt uit financiële overwegingen? Is er eigenlijk
wel ruimte om het aantal eigen bijdragen dat we nu hebben, het eigen risico en de
stijging van de zorgpremies, echt structureel in te dammen?
Voorzitter. Mijn derde punt richt zich op de complexiteit van de wereld der zorgverzekeringen.
Het aantal polissen neemt al jaren toe en de verschillen tussen de polissen zijn amper
zichtbaar. We hebben zo veel vergoedingsregeltjes, betaalregeltjes of bijbetaalregeltjes.
De burger heeft geen flauw idee waar hij recht op heeft, wat vergoed wordt en wat
uit eigen zak betaald moet worden. Het polisaanbod van zorgverzekeringen is voor veel
mensen simpelweg niet te volgen. Ik wil de Minister vragen of het mogelijk is om ervoor
te zorgen dat we overzicht en structuur terugbrengen in het landschap der zorgverzekeringen.
Voorzitter, afrondend.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma heeft een vraag.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik hoor wat u zegt. Wij hebben daar ook eerder aandacht voor gevraagd. Wij noemden
het steeds «de polisjungle». Volgens mij hebben meer fracties dat zo genoemd. Pleit
u dan ook voor minder keuze in het aanbod? Daar ben ik wel benieuwd naar. Ik hoor
u spreken over overzicht. Maar als het dezelfde hoeveelheid blijft, kun je wel overzicht
creëren, maar dan wordt uw eerdere punt wellicht tenietgedaan.
De heer Kuzu (DENK):
Het gaat erom dat polisnemers aan het begin van het verzekeringsjaar van de verzekeraar
een brief opgestuurd krijgen met een heel pak papier waarin staat aangegeven: hier
heeft u recht op. Dan is het voor mensen vaak zelf uitzoeken waar ze zelf voor moeten
bijbetalen en waar ze een bijdrage voor kunnen krijgen. Ik vind dat het echt onoverzichtelijk
is geworden. Dat hoor je van heel veel mensen. Je zou echt veel meer overzicht moeten
krijgen in wat een zorgverzekeraar biedt. Voor de basisverzekering zou dat uniform
moeten zijn. Voor de aanvullende verzekeringen, waar dus echt heel veel verschillende
soorten en varianten van zijn, is dat op dit moment onoverzichtelijk. U stelt een
goede vraag: zou dat moeten betekenen dat er minder aanbod zou moeten zijn? Ik denk
niet dat het ten koste moet gaan van het aanbod, maar ik denk dat verzekerden, premiebetalers,
er echt bij gebaat zouden zijn als er veel meer overzicht zou komen.
De voorzitter:
Dank u wel. Rondt u af? O, nee, mevrouw Van den Berg heeft eerst nog een vraag.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dit triggert mij even. Meneer Kuzu had het ook over de aanvullende verzekeringen.
Daar gaan wij niet over, maar het is wel een probleem. Ik hoor meneer Kuzu zeggen
dat je daar wat kaders voor zou moeten stellen. Hij zegt ook: het basisaanbod hoeft
niet zozeer aangepast te worden. We hebben als CDA eerder een strijd geleverd tegen
tweelingpolissen. Dat zijn polissen die exact hetzelfde zijn, maar die met net een
andere branding en prijs in de markt worden gezet. Daardoor worden mensen op het verkeerde
been gezet. Die zijn toen verboden. Nu zitten we met kloonpolissen. Dan is het nét
een beetje anders, namelijk iets van 2% of zo. Die worden toch heel anders qua prijs
en systematiek in de markt gezet. Is meneer Kuzu het met het CDA eens dat, als we
praten over overzichtelijkheid, het wegdoen van kloonpolissen zou helpen?
De heer Kuzu (DENK):
De heer Kuzu van DENK is het héél erg eens met mevrouw Van den Berg van het CDA over
het afschaffen van kloonpolissen. Ik denk echter wel dat we fundamenteel verschillen
in de manier waarop we een oplossing zouden moeten bieden voor het probleem. Dat zat
eigenlijk al in de eerste zin van mevrouw Van den Berg. Zij gaf namelijk aan: daar
gaan wij niet over. Dat is volgens mij precies het probleem. Ik vind dat wij daar
wél over moeten gaan. Als wij daar wel over zouden gaan, dan zouden we dit soort zaken
met veel meer gemak kunnen regelen. Ik besprak aan het begin van mijn bijdrage ook
waar het fout gaat in het hele stelsel. We hebben het in 2006 overgelaten aan de markt.
We zien dat een aantal zorgverzekeraars steeds meer een monopolie krijgt. De Minister
is verantwoordelijk voor sturing in het systeem. Als volksvertegenwoordiging, als
Tweede Kamer, krijgen we steeds minder invloed op wat de zorgverzekeraars allemaal
uitspoken. Daar zit volgens mij een fundamenteel verschil in benadering.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg, heeft u nog een vervolgvraag?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ja, ik heb nog een vervolgvraag, want ik wil toch even duidelijkheid hebben. Ik begreep
net van meneer Kuzu dat hij zegt: ik wil op de aanvullende verzekeringen kaders stellen
en meer zeggenschap voor de Tweede Kamer. Heb ik dat goed begrepen? Dat gaat niet
zozeer om de basisverzekering, maar met name over de aanvullende zorgverzekeringen.
Ik ben dan zeer geïnteresseerd in wat het antwoord van de Minister is.
De heer Kuzu (DENK):
Ik zou heel graag willen – daar pleit mijn partij al vanaf het begin voor – dat wij
veel meer zeggenschap over en invloed krijgen op de hele Zorgverzekeringswet. Het
gaat dan dus niet alleen over de aanvullende verzekeringen. Ik vind dat we het in
de afgelopen zestien jaar te veel hebben overgelaten aan de markt. Een aantal zorgverzekeraars
bepaalt eigenlijk wat er gebeurt. Het Ministerie van VWS heeft met de directie van
de zorgverzekeringen een enigszins sturend vermogen, maar wat mij betreft is dat veel
te weinig. We kunnen uiteindelijk vrij weinig doen aan alle problemen die we constateren,
omdat we er maar een keer per zes maanden een commissiedebat over hebben. Dat leidt
uiteindelijk tot een tweeminutendebat. We zouden een fundamenteel andere benadering
moeten kiezen voor het stelsel. Ik heb van de bewindspersonen de afgelopen tien jaar
alleen maar gehoord: we willen geen stelseldiscussie. Ik denk dat we die juist met
elkaar moeten voeren.
De voorzitter:
Volgens mij was u aan het afronden?
De heer Kuzu (DENK):
Ja. Hoeveel tijd heb ik eigenlijk nog?
De voorzitter:
U heeft nog een kleine minuut.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, afrondend. Er is op dit moment een schuldenproblematiek in Nederland.
Ruim 8% van de Nederlandse huishoudens heeft problematische schulden. Slechts een
tiende daarvan is in beeld bij de schuldhulpverlening. Deze data heb ik van het CBS
van eind 2020. Er zijn dus mensen die in een benarde financiële positie verkeren.
Zij kunnen de zorgverzekering vaak niet betalen. Ze mogen misschien wel iets langer
doen over de afbetaling, maar uiteindelijk zullen ze moeten betalen. Ik heb laatst
een voorbeeld gezien van de wanbetalersregeling van het CAK. Een factuur van € 140
ging naar de deurwaarder. Die werd uiteindelijk € 640.
Dat zijn precies de voorbeelden die je zou moeten voorkomen. Als mensen een zorgverzekeringspremie
moeten betalen – dat moeten ze wat mijn fractie betreft ook – dan zou het echt niet
zo moeten zijn dat je dat vervolgens naar een incassobureau brengt dat er honderden
euro's meer voor vraagt en dat er een deurwaarder komt die er veel meer voor vraagt.
Dat betekent uiteindelijk ook loonbeslag. Volgens mij komt iemand zo nooit meer van
de schulden af. Dat is hetgeen we niet zouden moeten willen. Is de Minister het met
mij eens? Wat gaat hij eraan doen?
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuzu. U zit net wat over de tijd heen.
Het woord is aan de heer Hijink.
De heer Hijink (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben eigenlijk heel blij met de prachtige introductie net
van de heer Kuzu over hoe hij terugkeek op de invoering van de Zorgverzekeringswet
en hoe de beloften niet zijn waargemaakt. Ik denk dat hij daar de spijker op de kop
heeft geslagen. Het valt mij op dat je een stelsel invoert waarin alles aan de markt
wordt overgelaten. De zorgverzekeraars mogen alles organiseren. Vervolgens ben je
jaren later de schade daarvan nog aan het inperken. Kijk naar het hele idee van de
risicoverevening. Kijk naar de discussies. Zolang als ik hier zit, gaat het over de
kloonpolissen, de tweelingpolissen, de restitutiepolissen, de jungle en de aanvullende
verzekeringen die geen verzekering meer zijn. Het is een barre ellende geworden.
Dit is natuurlijk wel het resultaat van een stelsel dat moedwillig op deze manier
is ingevoerd. Dus ik ben in die zin wel verbaasd dat bij D66 en het CDA iedere keer
weer die verbazing over dit type polissen oppopt. Tja, dit is wat jullie zelf hebben
bedacht. Dit is wat er gebeurt als je het aan de markt laat en het aan zorgverzekeraars
overlaat om een vechtmarkt te maken van de verzekeringen. Terwijl je dan tegelijkertijd
zegt: we willen niet dat de verschillen te groot worden en dat mensen geselecteerd
worden op gezondheid. Dat willen we allemaal niet, maar misschien is het dan niet
zo'n heel goed idee om het aan de markt te laten, zou ik zeggen.
Voorzitter. Ik kan er vandaag natuurlijk niet omheen om de huisartsen te benoemen.
Vandaag was ik bij Daisy Pors. Zij stond de hele dag voor de Tweede Kamer. Ik heb
haar ook beloofd dat ik de Minister vandaag zou vragen wat precies zijn visie is op
de huisarts binnen het stelsel van de zorgverzekeringen en binnen deze manier van
werken. De indruk die de huisartsen nu hebben, is dat die belangrijke rol die zij
in de buurt horen te hebben – het bekende gezicht voor de eigen patiënten – steeds
minder wordt en dat ze mede door de zorgverzekeraars gedwongen worden om in steeds
grotere verbanden te gaan samenwerken: «Ga maar met een stel artsen bij elkaar zitten.
Neem nog maar eens wat extra mensen aan. Word een miniziekenhuisje.» Daarmee verlies
je niet alleen de belangrijke rol die je hebt in de buurt, maar ook de redenen waarom
deze huisartsen voor dit mooie vak hebben gekozen, namelijk niet om in een kolos te
werken met andere huisartsen, maar voor dat hele kleinschalige, in de eigen buurt,
bij je eigen patiënten. Ik wil de Minister vragen om daar nog eens op vooruit te blikken:
hoe ziet hij de rol van de huisarts in de toekomst?
Voorzitter. Dan de stijgende zorgpremie. Die dreigt de komende jaren met wel € 50
per maand hoger te worden. Dat is onhoudbaar, wat de SP betreft. Dat kunnen wij niet
laten gebeuren. Mensen hebben nu al enorm hoge lasten, bijvoorbeeld als het gaat om
de energie, de huur, de benzineprijs, en noem het allemaal maar op. De inflatie is
enorm. Die stijgende zorgkosten kan een grote groep Nederlanders er echt niet bij
hebben. Mijn vraag aan de Minister is: wat gaat hij daar nou aan doen? De zorgtoeslag
compenseert natuurlijk een deel van de mensen, maar als jij als echtpaar of als koppel
€ 40.000 per jaar verdient, houdt de zorgtoeslag al op. Dus een hele grote groep Nederlanders
krijgt helemaal geen zorgtoeslag, maar krijgt wel met die stijgende kosten te maken
en komt daardoor in de problemen. De SP stelt voor om die zorgpremie te stoppen, om
op termijn de hele zorgpremie uit de belastingen te gaan financieren. Dat lijkt ons
een heel stuk eerlijker en ook een heel stuk minder bureaucratisch. De volgende vraag
wil ik aan de Minister voorleggen: zouden we de stijging die voor volgend jaar voorzien
is, kunnen bevriezen, tegenhouden, en kunnen we dat deel dan uit de belastingen financieren?
Daarmee zet je dus een rem op de stijgende zorgkosten voor mensen via die maandelijkse
premie en kun je het vervolgens op een eerlijke manier gaan betalen. Dan gaan bedrijven,
vermogens en andere zaken waar belastingen over worden geheven, ook bijdragen aan
de kosten van de zorg. Dat lijkt de SP een heel stuk eerlijker.
Dan moeten we het natuurlijk ook hebben over het eigen risico. Daar is de SP helemaal
geen fan van. Wij zien daarin een boete op ziek zijn. Het is net ook al besproken:
mensen gaan zorg mijden. Dus je gaat zelfs niet naar de huisarts, ondanks dat die
niet onder het eigen risico valt. Mensen gaan daar niet naartoe, omdat ze vrezen dat
ze daarna tot hogere kosten komen, bijvoorbeeld bij een specialist of als bepaalde
geneesmiddelen worden voorgeschreven. Dus het zet een rem erop. Dat is natuurlijk
ook de bedoeling van het eigen risico: een rem erop zetten. Maar het is wel een rem
die ten koste gaat van de gezondheid van mensen en ook ten koste gaat van de solidariteit
die we juist moeten hebben in ons zorgstelsel.
Ik wil ook van de Minister weten wat hij gaat doen aan het vrijwillige eigen risico.
We zagen het voorbeeld van dat stel dat in januari opeens € 1.700 moest aftikken,
omdat ze allebei het maximale vrijwillige eigen risico hadden. De grap is dat dit
stel nog steeds zegt: «We hebben er geen spijt van en we vinden het eigenlijk wel
goed. We doen het nog steeds. We kiezen nog steeds voor dat maximale eigen risico.»
Dat betekent dus wel dat die premie opgehoest moet worden door andere mensen, door
mensen die niet de luxe hebben, niet het inkomen hebben om dat soort risico's te kunnen
lopen.
De voorzitter:
Rondt u langzamerhand af?
De heer Hijink (SP):
Ik rond heel langzaam af, voorzitter.
De voorzitter:
Nee, nee, nee. U weet wat ik bedoel.
De heer Hijink (SP):
U zei «langzaam». Ik wil nog vragen naar de zak-en-kleedgeldregeling die geldt in
de langdurige zorg. Op dit moment hebben mensen iets van € 350 over per maand om daar
alle leuke dingen in het leven van te kunnen betalen. Wij zien gewoon dat dat tot
problemen leidt, dat het eigenlijk te weinig is. Ik wil de Minister vragen of hij
ruimte ziet, met alle stijgende kosten, om daar een verhoging in door te voeren. Dat
lijkt ons heel reëel.
Tot slot, voorzitter. Wat is nu precies het plan met het abonnementstarief in de Wmo?
De voorzitter:
Dat is een duidelijke vraag.
De heer Hijink (SP):
We hebben nu een heel makkelijk systeem en ik ben benieuwd hoe ingewikkeld de Minister
het wil gaan maken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hijink. Ik geef graag het woord aan mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wilde beginnen bij de eigen bijdrage. Wij gaan het volgende
week natuurlijk hebben over het eigen risico en het geneesmiddelenvergoedingssysteem.
Dat zijn belangrijke vormen van eigen bijdrage. Ik wil nu al wel iets zeggen over
dat eigen risico. Waarvoor was dat nou bedoeld? Volgens mij is dat bedoeld om een
rem te creëren op onnodige zorg. Dat lijkt me de kern van het eigen risico. Alleen
de vraag is – ik zeg het maar even retorisch – of dat z'n werk doet. Als je het mij
vraagt, is de beste rem op onnodige zorg een stevige positie van de huisarts. Want
de huisarts is de poortwachter. Die voorkomt dat mensen onnodig naar het ziekenhuis
gaan, zeker als de huisarts voldoende tijd heeft om goed met de patiënt te praten
en te kijken wat nu de vraag achter de vraag is. Vaak is dat eenzaamheid. Het kunnen
allerlei andere zaken zijn. Volgens mij is de beste rem op onnodige zorg dus een stevige
positie van de huisarts. Ik vraag de Minister of hij dat met mij eens is, en zo ja,
wat hij dan wil doen aan het beter positioneren van die huisarts. Want die huisartsen
laten van zich horen. En terecht. Zij redden het niet meer. Ze maken zich zorgen over
het vinden van opvolgers, mensen die hun pand ook kunnen overnemen, die de lange werkweken
willen overnemen. Dus ik vraag de Minister wat hij wil doen aan het steviger positioneren
van die huisarts.
Dan wilde ik het ook nog hebben over pruiken. Het lijkt een klein puntje te zijn in
die eigen bijdrage, maar het is een onderwerp dat ik al vaker ter sprake heb gebracht.
Het gaat over pruiken voor mensen die chemo hebben gehad en die een pruik nodig hebben.
Ik vind het heel schrijnend dat de vergoeding is gemaximeerd op € 450, om precies
te zijn € 457, terwijl we weten dat de kosten kunnen oplopen tot € 1.600. Ik vind
dit oneerlijk. Als je al zo'n vreselijke behandeling moet ondergaan, dan moet je niet
ook nog eens opdraaien voor extra kosten. We weten dat de helft van de mensen die
een pruik nodig hebben boven die vergoeding zit. Dit is dus ook een antwoord op de
vraag van mevrouw Paulusma over wat ik nou concreet wil voorstellen. Het zijn vaak
vrouwen, die al meer kosten maken dan mannen. Ik vind dat we die niet kunnen opzadelen
met extra kosten. Ik vraag de Minister of hij dit met mij eens is.
Voorzitter. De Zorgverzekeringswet. Een van de belangrijkste beloften hiervan – de
heer Kuzu zei het ook al – was het oplossen van de wachtlijsten. Als we nu kijken
waar we staan met de zorg, dan zien we enorme wachtlijsten voor de ggz, we zien enorme
wachtlijsten voor de jeugdzorg, we zien dat die inhaalzorg niet geregeld wordt. Kortom,
we zien dat de zorgverzekeraars hun rol in het oplossen van die wachtlijsten niet
kunnen waarmaken. Ik vraag de Minister: ziet hij dit ook? Wil hij nou eens reflecteren
op hoe het stelsel te maken heeft met dit probleem? Staat hij open voor noodzakelijke
wijzigingen in dat zorgstelsel om tot betere zorg te komen? Ik ben niet van de school
«met een ander stelsel zijn alle problemen opgelost»; dat is mij te makkelijk. Aan
de andere kant vind ik dat er ook vaak dogmatisch gezegd wordt dat het niet aan het
stelsel ligt en dat we andere oplossingen moeten zoeken. Dus graag een reactie van
de Minister.
Voorzitter. Dan nog de modelovereenkomsten. Verzekeraars mogen ervoor kiezen om bepaalde
zorg niet te vergoeden. Welke garantie kan de Minister geven dat besparingen niet
worden doorgerekend in de premie? Wat betekent het voor het financiële plaatje dat
je ervoor kiest om bepaalde zorg niet te laten vergoeden? Mevrouw Paulusma had het
ook al over Pro Life, om het ietsje concreter te maken. We hebben eerder vragen gesteld
over misleidende informatie van Pro Life. De informatie op die website is ook aangepast,
maar we zien nog steeds dat er een probleem is met jongeren. Het gaat om jongeren
die gedwongen geen toegang hebben tot zorg die zij misschien wel willen, of het nou
anticonceptie is of transgenderzorg. Ik vind, mijn partij vindt, dat jongeren moeten
kunnen kiezen en toegang moeten hebben tot alle zorg die in principe in de basisverzekering
zit. Ik vraag aan de Minister of hij dit met GroenLinks eens is. Zo ja, wil hij dan
meedenken over een oplossing? Want dit moeten we wat GroenLinks betreft aanpakken.
Voorzitter. Ten slotte solidariteit, een van de vertrekpunten van dit stelsel. De
Minister geeft aan dat we voorzichtig moeten zijn met die solidariteit en dat die
met de eigen bijdrage onder druk kan komen te staan. Het interessante is dat uit het
Nivel-onderzoek blijkt dat de solidariteit toeneemt, dus dat gezonde mensen bereid
zijn om voor ongezonde mensen te betalen. Die solidariteit past nou ook precies in
de visie van GroenLinks op een goed zorgstelsel. Er is dus geen enkele reden om die
eigen bijdrage te verhogen. Sterker nog, we kunnen op basis van de cijfers van het
Nivel ook best inzetten op het verder inperken van de eigen bijdrage, want die solidariteit
is er in onze samenleving. Daar wil ik graag een reactie op van de Minister. Dank
u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ellemeet. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van den Hil
namens de VVD.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag is de geboortedag van Antoine de Saint-Exupéry, de
schrijver van het boek De kleine prins. Dit lijkt een kinderboek, maar wij als volwassenen
kunnen er veel van leren. In dit boek vertelt een piloot over zijn ontmoeting met
de kleine prins, die betoverende verhalen vertelt over de planeet waar hij woont.
Grote mensen zijn toch wel heel wonderlijk, zei hij tegen zichzelf.
Voorzitter. Denken wij volwassenen niet vaak te moeilijk? Zouden we in de politiek
niet ook iets vaker simpeler moeten gaan denken, zoals kinderen dat doen? Zouden we
niet iets vaker moeten inzetten op het logische, en zo mogelijk preventieve maatregelen
moeten stimuleren? Enige jaren geleden bleek ik diabetes type 2 te hebben. Toen lagen
er twee keuzes voor: een paar kilo erbij eten en een maagverkleining vergoed krijgen,
of op eigen kracht 40 kilo afvallen en zo de diabetes te lijf gaan. Ik koos voor dat
laatste. Zou het dan niet logisch zijn dat niet alleen jijzelf maar ook je verzekeraar
hier een rol in pakt? Zo zijn er verzekeraars die klanten met speciale programma's
stimuleren om gezonder te leven en meer te bewegen in ruil voor weekbeloningen. Ik
vind dit bij uitstek een voorbeeld waarbij een verzekeraar niet alleen om de hoek
komt kijken als er sprake is van ziekte, maar ook bij het voorkomen ervan: eenvoudig
en doeltreffend. Ik wil van de Minister weten hoeveel van dit soort voorbeelden er
in Nederland zijn, maar ook hoeveel er internationaal bekend zijn. Kan de Minister
toezeggen hier een overzicht van te sturen? Hoe kunnen we bevorderen dat meer verzekeraars
hiermee aan de slag gaan?
Voorzitter. De VVD zou graag zien dat de zorg ook in de toekomst betaalbaar, toegankelijk
en van hoge kwaliteit blijft. Dat klinkt heel makkelijk, maar dat vraagt soms om ingewikkelde
keuzes, juist omdat de meeste betalingen aan zorgpremies voor het grootste deel van
de Nederlanders redelijk onzichtbaar zijn. Die gaan namelijk via de loonstrook. In
totaal werd via de overheid, verzekeringen en eigen betalingen in 2019 per persoon
gemiddeld € 6.120 uitgegeven aan zorg. Voorspellingen geven aan dat elk huishouden
in 2030 zo'n 40% van het jaarinkomen aan zorg moet betalen, ook weer onafhankelijk
van het gebruik. Dit legt druk op de houdbaarheid, zoals de WRR ook schrijft in het
rapport Kiezen voor houdbare zorg. Het CBS heeft in mei jongstleden de publicatie
«Hoe betalen wij voor de zorg?» gepubliceerd, met daarin cijfers over de financieringsbronnen
tot en met 2019. Ik ben benieuwd wat de actuele cijfers zijn omtrent de betalingen
in de zorg. Wanneer komen deze beschikbaar? Zou de Minister het CBS of het CPB willen
verzoeken om een analyse te maken van de betalingen aan de zorg en de te ontvangen
tegemoetkomingen per type huishouden over recentere jaren?
Voorzitter. Ik ben ook benieuwd naar de stand van zaken rond het monitoren van eigen
betalingen in de zorg, een afspraak uit het regeerakkoord. Kan de Minister daar duidelijkheid
over geven? De Minister heeft de Kamer laatst een brief gestuurd over de verzachtende
maatregelen ten aanzien van de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem,
het GVS. Kan de Minister aangeven wanneer we de eerste monitor kunnen verwachten?
Ik zou tevens graag van de Minister horen wat de stand van zaken is met betrekking
tot het anders vormgeven van de eigenrisicosystematiek. Wat is de reactie van de Minister
op de adviezen van de voormalige Minister van VWS aan hem, naar aanleiding van de
reactie op de motie-De Vries, waarin ze de regering oproept om aan de hand van casuïstiek
in kaart te brengen welke dilemma's er komen kijken bij de kosten van zorg in de thuissituatie
ten opzichte van zorg in een ziekenhuis? Neemt hij deze adviezen over? Zo ja, wat
is dan de stand van zaken?
Voorzitter. Tot slot wil ik net als een aantal van mijn collega's – dat is heel mooi
– aandacht vragen voor de huisartsen die actievoeren, onder andere tegen overtollige
administratieve lasten. Ik heb hier de Verscheurkalender. Ik heb beloofd om daar iedere
keer aandacht voor te vragen. Ze geven aan dat ze elk jaar een nieuw briefje moeten
invullen voor zaken als een prothese. Het is niet alsof die amputatie er vanzelf weer
aan gaat groeien, zoals ze hier ook zelf zeggen. De VVD heeft de Minister al eerder
bevraagd over het regelmatig aanvragen van een hulpmiddel als dat voor een lange termijn
gebruikt wordt. De Minister gaf aan dat er afspraken zijn gemaakt met zorgverzekeraars
om die administratie eenmalig te doen als er sprake is van een chronische diagnose.
Er bereiken mij echter signalen dat het nog steeds niet opgelost is. Het daadwerkelijk
schrappen van onnodige administratie vraagt iets van alle partijen in het veld. Hoe
zorgen we ervoor dat we daarvoor nu echt alle handen op elkaar krijgen?
Voorzitter. Ik ben bijna door mijn tijd heen. Ik sluit graag af met nog een quote
uit De kleine prins. «'Ik wil heel graag», antwoorde de kleine prins. «Maar ik heb
niet veel tijd. Ik moet vrienden ontdekken en heel veel dingen begrijpen.»«
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. Als eerste is er een vraag van de heer Kuzu, daarna
van mevrouw Paulusma en daarna van mevrouw Agema.
De heer Kuzu (DENK):
De VVD heeft aangegeven dat ze de eigen bijdrage wil gaan monitoren. Dat is in het
regeerakkoord afgesproken. Je zou dan denken: wauw, wat goed, monitoren. Het is volgens
mij niet nieuw. In 2018 hebben we het onderwerp al gehad. Het is talloze keren voorbijgekomen.
De stapeling van zorgkosten is een groot probleem. In 2018 zijn er een aantal pleistertjes
geplakt om de stapeling van zorgkosten te voorkomen. Wanneer is voor de VVD het moment
aangebroken om daar eens fundamentele veranderingen in aan te brengen? Wat moet er
in de monitor komen te staan, zodat de VVD eindelijk eens een keertje in actie komt
om al die mensen te ontzien die een enorme stapeling van zorgkosten hebben?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank voor deze vraag. Het feit dat het al zo lang speelt, geeft ook aan dat het niet
eenvoudig is. In die zin snap ik de vraag van de heer Kuzu ook. Wij zoeken daar ook
wel een beetje naar. Ik denk dat het wel goed is om te kijken naar een andere wijze
om het eigen risico te vergoeden, zoals meerdere mensen al hebben gezegd. Dat zou
wel schelen. Mensen krijgen dingen terug vanuit de toeslagen die er zijn, de zorgtoeslag
die ze krijgen, maar het totaal maken van alles bij elkaar blijft lastig, want je
hebt de Wmo, de Wlz of Zorgverzekeringswet. Het loopt dus bij elkaar. Daarom vragen
wij de Minister ook naar de stand van zaken en wanneer we er nou echt wat mee kunnen
doen.
De heer Kuzu (DENK):
Ik hoop inderdaad dat er een moment komt waarop de VVD in actie gaat komen en ervoor
gaat zorgen dat de mensen worden ontzien die te maken hebben met een enorme stapeling.
Het punt is ook wel dat we wetten en regels met elkaar hebben opgetuigd waarvan de
grote meerderheid van de Kamer destijds dacht dat het goed was. Vervolgens werden
de systemen, de wetten en de regels zo complex dat we zestien jaar later met elkaar
aangeven: ja, het is eigenlijk best wel complex geworden. Het is niet eenvoudig. Zit
het ’m volgens de VVD dan niet – ik waag een poging – in het hele systeem, waarin
marktprikkels eigenlijk het hele zorglandschap domineren?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank u wel voor deze marktprikkelvraag. Die prikkelt mij natuurlijk ook. Ik denk altijd:
wat als we het niet hadden gehad? Wij zeggen dat het niet gaat om het ter discussie
stellen van het stelsel, maar om hoe je de excessen die het stelsel heeft, daar weer
uit kunt halen. Ik heb ook anders meegemaakt, toen het op een andere manier gefinancierd
werd. Dat gaf ook weer andere perverse prikkels. Daar zitten we dus naar te kijken:
kunnen we uiteindelijk komen tot een gemiddelde van die twee systemen, waarin van
alle twee het beste naar boven wordt gehaald?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik was vanochtend ook bij een huisarts. Ze doen goed hun werk. Ze zijn heel zichtbaar
in hun zorgen, en terecht. Zij geven terug het gevoel te hebben niet vertrouwd te
worden. Ik denk dat we dat op een heleboel thema's terugzien. Ik ken u – niet u persoonlijk,
maar uw partij – heel vaak als iemand die zegt: controle, er moet geen fraude plaatsvinden,
we moeten het een beetje dichttimmeren. Ik merk in het veld dat dat zijn grenzen bereikt
heeft en dat we moeten uitgaan van vertrouwen. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe u
tegen dat vraagstuk aankijkt in het licht van alles wat u net gezegd hebt.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik ben de VVD hier vandaag. De VVD, ook ik, is echt voor goede professionele zeggenschap.
Daarom is die wet laatst ook aangenomen. Als je huisartsen en professionals veel meer
hun eigen ding laat doen ... Voor de huisartsen is er in het regeerakkoord geld vrijgemaakt.
Dat is overigens nog wel een goede vraag voor de Minister. Er is geld vrijgemaakt
om extra tijd voor de huisarts in te ruimen om juist die professionele zeggenschap
naar voren te laten komen en de band met de patiënt op te bouwen. Ik denk dat we er
heel goed naar moeten kijken om daar het evenwicht in te vinden. Ik ben het eens met
mevrouw Paulusma dat we meer moeten gaan werken vanuit vertrouwen in plaats vanuit
wantrouwen.
Mevrouw Paulusma (D66):
Een korte vervolgvraag. Is mevrouw Van den Hil dan ook bereid om naar de regels te
kijken die eigenlijk niks doen voor de kwaliteit en de uitkomst en die veel meer gebaseerd
zijn op ons wantrouwen, en om daar dan ook mee op te houden?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Daar is mevrouw Van den Hil zeer zeker toe bereid. Ik zou daar zelfs graag samen in
willen optrekken, maar ik denk dat wij dat allemaal wel zo zien. Dus: ja.
Mevrouw Agema (PVV):
Als huisartsen meer tijd krijgen voor een consult, leidt dat aantoonbaar tot minder
verwijzingen en ook aantoonbaar tot lagere zorgkosten, waarvan de VVD altijd een warm
voorstander is. Er zijn ook pilots geweest die dat hebben bevestigd. Hoe kan het nou
dat die langere consulten niet van de grond komen? Zou de VVD dit kunnen ondersteunen?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank voor deze vraag. Niet alleen de VVD wil die lagere zorgkosten. Ik denk dat het
goed zou zijn voor heel Nederland. Dan uw vraag over de huisartsen. We hebben om die
reden in het regeerakkoord juist geld vrijgemaakt om de consulten te verlengen. Daar
is echt een substantieel bedrag voor vrijgemaakt. Ik denk dus dat ik deze vraag doorspeel
aan de Minister. Dat doe ik niet om flauw te doen. Ik ben het met u eens – pilots
wijzen daar ook op – dat de verlenging van het consult leidt tot minder doorverwijzingen
en lagere kosten, maar waarschijnlijk ook tot een kwalitatief betere zorg en een tevredener
patiënt. Ik sta dus helemaal aan uw zijde.
Mevrouw Agema (PVV):
Uiteindelijk zijn natuurlijk de mensen die ziek zijn degenen die het meeste betalen,
hè. Als er iemand voor lagere zorgkosten is, ben ik het wel, en al helemaal als het
gaat om die stapeling van alle kosten waar meneer Kuzu het al over had. Je wordt er
soms helemaal gek van als je ziet wat mensen die ziek zijn, allemaal moeten betalen
voor hun incontinentiemateriaal, klisma's, allerhande hulpmiddelen en medicijnen.
Ze gaan echt finaal door de bodem heen. Ik vroeg me af hoe de VVD daarover denkt,
over mensen die qua inkomen momenteel echt door de bodem gaan vanwege de stapeling
van zorgkosten.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Het gaat dan natuurlijk niet alleen over de zorgkosten. We hebben het hier al eerder
over gehad: je gaat door de bodem heen door alles wat er nu speelt. Ik denk niet dat
we dat hier kunnen oplossen. Ik ben het wel met mevrouw Agema eens dat we goed moeten
kijken welke stapeling er is. Natuurlijk krijgen mensen ook zorgtoeslag. We moeten
kijken of dat wel voldoende is. De verhoging van het minimumloon komt eraan, net als
de energietoeslag en andere maatregelen. Er zal een overzicht moeten zijn van het
totaalplaatje. Ze krijgen bijvoorbeeld ook aftrek van speciale zorgkosten in de belasting.
Er zit dus zeker een totaal iets, maar ik ben het wel met mevrouw Agema eens dat we
goed moeten kijken naar al die stapelingen.
Mevrouw Agema (PVV):
Dat «heel goed kijken naar» is natuurlijk al gedaan. Ik beschrijf ook al een aantal
casussen in mijn boek, dat in 2015 is gepubliceerd. Je ziet mensen dan gewoon keihard
door de bodem gaan, ondanks dat ze de zorgtoeslag krijgen, de terechte compensatie
van het eigen risico, en ondanks dat ze een beroep kunnen doen op bijzondere bijstand
of wat voor regelingen dan ook. Je ziet gewoon dat er een heel laag inkomen overblijft
en dat het besteedbaar inkomen op nul uitkomt. Dan gaat er maar gesneden worden in
het aantal inco's, het incontinentiemateriaal, of worden er maar wat minder noodzakelijke
medicijnen genomen waarvoor een eigen bijdrage geldt. Mijn vraag is eigenlijk hoelang
de VVD nog gaat accepteren dat een deel van de bevolking gewoon door de voegen gaat
vanwege de stapeling van de eigen bijdragen, de hoge eigen bijdragen. Hoelang gaat
de VVD dat nog accepteren?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Hoelang we dat nog gaan accepteren, is een lastige vraag. Wij kijken naar wat er nu
wél kan, de zorgtoeslag maar ook de aftrek van belasting. Als de mensen echt een dusdanig
laag inkomen hebben, zijn er al die regels daaromheen die hen stutten. Ik denk dat
juist de middengroep, waar we ook naar moeten kijken, daar nu ook wel last van heeft.
We moeten dus wel een totaaloverzicht hebben en kijken wat we voor iedereen kunnen
doen. Juist die laagste groep krijgt specifiek aftrek van zorgkosten, bijzondere bijstand
als dat nodig is, zorgtoeslag en betalingsregelingen. Ik denk dus dat daar wel een
hoop voor geregeld is.
Mevrouw Agema (PVV):
Er is echt niet genoeg geregeld. Ik vind het ook wel jammer dat mevrouw Van den Hil
er steeds op terugkomt dat het goed in kaart moet worden gebracht. Het is al in kaart
gebracht. Er zijn gewoon mensen die ondanks alle regelingen die er zijn, door hun
voegen gaan en vervolgens besluiten om door de arts voorgeschreven medicijnen, waarvoor
een eigen bijdrage geldt, maar niet meer te slikken, en uiteindelijk ook geen cadeautje
meer kunnen kopen voor hun kleinkind omdat het incontinentiemateriaal ook aangeschaft
moet worden. Ja, zo gaat dat dus. Die mensen blijven maar door de bodem gaan.
Wat ik nu zie – dat is nog even een ander punt, voorzitter – met de lange wachtlijsten,
de 120.000 operaties en de inhaalzorg, is dat een deel van de mensen, de mensen met
geld, die zorg gewoon ergens anders vandaan gaat halen. Die gaan wel de buitenlandroute
nemen. Dat is dan niet gecontracteerd door de verzekeraar, maar dan betalen ze het
lekker zelf wel, want ze hebben toch geld. Je ziet dat de tweedeling tussen de mensen
met geld en de mensen zonder geld steeds groter wordt. Soms halen mensen hun inhaalzorg
bij privéklinieken en betalen dan een eigen bijdrage. Hoelang gaat de VVD eigenlijk
nog accepteren dat die tweedeling steeds groter wordt, ook recentelijk door die inhaalzorg?
De voorzitter:
U mag ook op de bel wachten, mevrouw Van den Hil. O, die is al klaar.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Mevrouw Agema heeft het over de inhaalzorg en zegt dat mensen die het kunnen betalen,
naar privéklinieken gaan. Voor mij is het misschien heel simplistisch gedacht. Ik
ken het ook vanuit mijn vorige werkgever dat mensen die het kunnen betalen, naar het
buitenland gaan of naar privéklinieken. Aan de andere kant blijft er dan ook meer
tijd over om hier zorg te verlenen aan de andere mensen. Als zij het zelf kunnen betalen
en dat ook doen, helpt dat ook andere mensen die minder te besteden hebben en gewoon
in de reguliere zorg komen. Het helpt juist om daar plaatsen voor vrij te maken. Hoe
gek het ook klinkt, ik zie dat dus juist als een voordeel voor die andere mensen.
Vermijdbare gezondheidsverschillen willen we wel aanpakken, zoals ook in het coalitieakkoord
staat. Maar ik denk dat er door de inhaalzorg die elders wordt gehaald door mensen
die dat kunnen betalen, meer plaats vrij is voor de mensen die hier de zorg willen
hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. O, mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Even kort. Ik heb geen interruptie meer, maar ik wil alleen even zeggen dat ik vergeten
ben te zeggen dat ik ook namens de Partij van de Arbeid sprak. Dat wil ik wel even
rechtzetten, anders wordt mij dat nagedragen!
De voorzitter:
We zullen opnemen in de Handelingen dat mevrouw Ellemeet ook namens de Partij van
de Arbeid heeft gesproken.
Mevrouw Den Haan, mag ik u het woord geven voor uw eerste termijn?
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dat mag, voorzitter, dank u wel. Om allemaal goed oud te kunnen worden in Nederland,
hebben wij goede, toegankelijke en betaalbare zorg nodig. Alles wordt helaas steeds
duurder en ook de zorgpremies gaan weer flink stijgen. Voor mensen met een chronische
aandoening of een kwetsbare gezondheid en ouderen die al veel zorgkosten hebben, was
het al heel moeilijk om rond te komen, maar het wordt voor steeds meer mensen lastig
om de eindjes aan elkaar te knopen. Heeft de Minister in beeld om welke mensen het
gaat die hierdoor zorg dreigen te gaan mijden? Worden mensen die met hoge zorgkosten
kampen en dit niet kunnen betalen, voldoende bereikt met de maatregelen die nu al
genomen kunnen worden? Wat kan de Minister nog meer doen om te voorkomen dat mensen
zorg gaan mijden, alleen omdat ze de zorg die ze nodig hebben niet kunnen betalen?
Het spreiden van het verplichte eigen risico kan bijvoorbeeld helpen, maar liever
zou ik zien dat het eigen risico verlaagd wordt. Kunnen we bijvoorbeeld de eigen bijdrage
voor hulpmiddelen die door de arts worden voorgeschreven, naar beneden brengen of
maximeren?
Voorzitter. Onlangs concludeerde de NZa dat mensen op een wachtlijst voor een behandeling
nog niet genoeg gebruikmaken van zorgbemiddeling door hun zorgverzekeraar, zodat ze
bijvoorbeeld sneller kunnen worden behandeld in een ander ziekenhuis. Veel mensen
weten ook niet dat dit een mogelijkheid is, maar zorgbemiddeling kan ervoor zorgen
dat een patiënt soms maanden eerder geholpen kan worden. De zorgverzekeraars hebben
een zorgplicht en moeten mensen ook actief wijzen op de mogelijkheid van zorgbemiddeling.
Tegelijkertijd lees ik dat de NZa samen met de Patiëntenfederatie gaat proberen om
patiënten die wachten, te wijzen op de mogelijkheid tot zorgbemiddeling. Dat is op
zich een mooi initiatief, maar de verantwoordelijkheid moet eigenlijk daar blijven
waar die hoort. Ik vraag mij af waar dit misgaat. Kan de Minister aangeven of en hoe
zorgverzekeraars wachtenden benaderen, hoe dat in z'n werk gaat en waarom ze dat niet
allemaal consequent doen? Ziekenhuizen kunnen hier bijvoorbeeld ook een rol in spelen.
Ik snap dat ziekenhuizen niet op die mogelijkheid zitten te wachten, maar het zou
wel waardevol zijn als ze dat toch zouden doen, want we willen toch allemaal dat iedere
patiënt zo snel mogelijk een goede behandeling krijgt. Zeker nu er weer een coronagolf
lijkt te ontstaan, lijkt het me van belang dat we zo veel mogelijk patiënten zo spoedig
mogelijk helpen.
Voorzitter. We zien dat zorgverzekeraars op het gebied van preventie ook weinig investeren
in hun klanten. Op zich kan ik dat ook nog wel begrijpen, want klanten kunnen tenslotte
elk jaar overstappen naar een andere zorgverzekeraar. De winst die een gezonde klant
oplevert, komt dan ten goede aan de andere verzekeraar. Ik heb het al eens eerder
gevraagd aan de Minister, maar waarom zouden we niet beginnen met de mogelijkheid
om een meerjarige zorgpolis aan te bieden aan verzekerden, zodat het voor de zorgverzekeraars
aantrekkelijker wordt om toch meer te investeren in preventie? Ik heb op de sites
van de verzekeraars gekeken en ik zie er niet één die dit aanbiedt. Is de Minister
het met me eens dat dit wellicht een prikkel voor verzekeraars kan zijn om te investeren
in preventie? Ik ben het eerlijk gezegd heel erg eens met het CDA dat we veel meer
moeten investeren in gezondheid in plaats van alleen maar te focussen op het leveren
van zorg.
Voorzitter. In ons land vergrijzen we in een rap tempo. Dat is mooi, want dat betekent
dat we allemaal ouder worden, maar we leven ook allemaal langer met een chronische
ziekte. Zorgkosten gaan dus ook mede hierdoor door het dak. Ik ben van mening dat
daar waar zorg nodig is, er ook passende zorg moet zijn. Daarom had ik ook hoge verwachtingen
van het programma Zinnige Zorg. Het rapport van de Algemene Rekenkamer hierover is
alweer anderhalf jaar oud, maar laat zien dat Zinnige Zorg niet heeft bijgedragen
aan het beheersen van de zorguitgaven. Wat gaat de Minister doen om met partijen die
vanuit hun eigen verantwoordelijkheid een rol hebben in het zorgstelsel, toch ervoor
te zorgen dat passende en zinnige zorg behouden blijft voor eenieder die dat nodig
heeft? Ik ga ervan uit dat Onze Minister het ook belangrijk vindt om niet-gepast gebruik
van zorg te verminderen. Kan de Minister bijvoorbeeld aangeven of hij tevreden is
over hoe het programma ZE&GG op dit moment verloopt? Het terugdringen van niet-gepast
gebruik in de zorg draagt bij aan het financieel houdbaar houden van ons zorgstelsel,
maar het terugdringen van niet-gepast gebruik van zorg draagt ook bij aan de verbetering
van de kwaliteit van zorg voor de mensen die het echt nodig hebben. Daar gaat het
tenslotte toch om.
Voorzitter. Net als een aantal collega's wil ik aandacht vragen voor onze huisartsenzorg.
Het water staat hen aan de lippen. Net als andere collega's ben ik deze week op bezoek
geweest bij een huisarts. Onze huisarts speelt een hele belangrijke rol. Zij vangen
de meeste zorg af, maar hun toegankelijkheid staat enorm onder druk. Het toegankelijk
en betaalbaar houden van onze zorg, het bieden van kwaliteit en passende zorg; het
is voor ons allemaal belangrijk, want ziek worden en ziek zijn is geen keuze.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De Zorgverzekeringswet bestaat zestien jaar; meneer Kuzu zei
het al. Het heeft ons van alles gebracht, maar wat als we toen hadden geweten dat
40% tot 50% van het totale zorgbudget niet uitgegeven zou worden aan directe patiëntenzorg?
Wat als we hadden geweten dat verpleegkundigen uren bezig zijn met registratie? Iedereen
heeft het er altijd over, maar uit niets blijkt dat dit kabinet daar nu echt werk
van gaat maken. De verantwoordingsdruk, het verzamelen van data op last van zorgverzekeraars,
inspectie en toezichthouders: er verandert helemaal niets. Op de agenda staan betaalbaarheid,
toegankelijkheid en kwaliteit, alles omkleed met holle frasen, dogma's en hysterische
overdrijvingen. De zorg is betaalbaar. Welke rampscenario's er ook ieder jaar weer
geschetst worden, de zorg is betaalbaar. De zorguitgaven waren tien jaar geleden nog
zo'n 10% van het bbp en de afgelopen jaren zelfs nog veel minder, 8% tot 9%. Er is
geen koekoeksjong. Het koekoeksjong dat alle andere kosten eruit zou drukken, het
onderwijs, defensie? Er is geen koekoeksjong.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dan ben ik toch heel erg benieuwd. Ik denk dat mevrouw Agema misschien het percentage
van de Zorgverzekeringswet neemt, maar we praten ook over de Wet langdurige zorg.
Daar is het in een paar jaar gewoon verdubbeld. We zitten nu volgens mij rond de 27
miljard, terwijl het ooit 10 miljard was. We hebben daarnaast nog de Wmo en de Jeugdwet.
Ik zou dan toch graag de reactie van mevrouw Agema willen hebben op – ik weet het
haast uit mijn hoofd – figuur 3 in het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid, waarin evident en duidelijk staat dat de zorg van een paar procent
intussen bijna 25% is van de rijksbegroting.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik probeer het iedere keer weer uit te leggen. Het gaat om het onderdeel dat de zorg
uitmaakt van het bbp. Als dat wat we met z'n allen verdienen ongeveer net hard groeit
als de zorg, is er dus niks aan de hand. En de zorg groeit niet alleen; het onderwijs
groeit ook en defensie groeit ook. Al die zorgposten groeien. Misschien zou het goed
zijn als u gewoon eens tot u laat doordringen dat we in 2012 een bbp hadden van 653
miljard euro.
De voorzitter:
Via de voorzitter.
Mevrouw Agema (PVV):
Inmiddels hebben wij een bbp van 859 miljard euro. De zorgkosten zijn geen koekoeksjong
dat alle andere kosten uit het nest drukt. Het is niet waar. Het is niet waar! In
2012 is oud-Minister Schippers begonnen met dat koekoeksjongverhaal in haar HJ Schoo-lezing.
Het is niet waar. Het is gewoon niet waar. 2012, 2013 en 2014: 10% bbp. 2015 en 2016:
9% van het bbp. 2017 en 2018: 8% van het bbp. 2019, 2020 en 2021: 9% van het bbp.
Het is gewoon niet waar. Het is geen koekoeksjong.
De voorzitter:
Dank u wel. Nog een vraag, mevrouw Van den Berg?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ja, even wel. We moeten twee dingen onderscheiden. Ik heb ’m hier intussen trouwens
op mijn iPad staan. Mevrouw Agema zegt dat als de zorg even hard groeit als het nationaal
inkomen, de zorg gewoon ook in kosten kan blijven groeien. Daar heeft mevrouw Agema
helemaal gelijk in. Dat bestrijden wij ook helemaal niet. Het punt is juist dat de
zorg al die jaren harder is gegroeid dan het nationaal inkomen. Dan moet je dus naar
alle aspecten van de zorgkosten kijken.
Mevrouw Agema (PVV):
Nee, nee, nee.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, ik weet dan niet hoe mevrouw Agema naar deze figuur kijkt, maar dat doen
we dan misschien wel in de schorsing.
Mevrouw Agema (PVV):
Het is volstrekt onwaar wat mevrouw Van den Berg hier ziet. Het zijn ook gewoon cijfers.
De groei van het bbp fluctueert een beetje. Het ene jaar groeit het bbp wat harder
en het andere jaar groeien de zorgkosten wat harder. We hebben die tabellen ook uitgevraagd
in de feitelijke vragenronde. Dan zie je ’m er iedere keer weer tussen staan. Als
je het langjarig neemt, als je het over tien jaar neemt, fluctueert het allemaal een
beetje heen en weer en blijft het allemaal ongeveer in de pas. En ik zou nog wel wat
willen zeggen. Ik verwacht dat de zorgkosten de komende jaren flink gaan stijgen,
want wij mogen toch wel hopen dat de 1,5 miljoen mensen die in de zorg werken, gecompenseerd
gaan worden voor de hyperinflatie die inmiddels aan het ontstaan is. Maar voor de
voorbije periode is het allemaal onwaar geweest. Voor de periode 2021–2021 is het
onwaar. Het zijn leugens. Het zijn klinkklare leugens. De zorg groeit binnen bbp.
De zorg is nu, in 2021, afgesloten op 9% bbp. Het is geen koekoeksjong. De zorgkosten
zijn met 12,3 miljard euro minder gestegen in tien jaar tijd dan geraamd. Minder gestegen
dan geraamd!
De voorzitter:
Ik denk dat het antwoord helder is. Gaat u verder met uw betoog, stel ik voor. Gaat
uw gang.
Mevrouw Agema (PVV):
Goed. Die hysterische doemscenario's die sinds 2012 dominant zijn geworden op het
zorgdossier, zijn onwaar, maar ze zorgen wel voor verlamming. Niemand steunde mijn
debatverzoek over het grootschalige eindrapport van de inspectie over de kwaliteit
van de verpleeghuizen, waaruit blijkt dat bij een derde van de instellingen te weinig
en te weinig geschoold personeel werkt. Vroeger zouden we daar een gierend debat over
hebben gehad en zou er geld geregeld worden. Nu niet.
Voorzitter. De onderschrijdingen zijn het werkelijke probleem. Ondanks dat er 80.000
verzorgingshuisplekken werden weggesaneerd en onze alleroudsten dementerend thuis
moesten blijven wonen, is er nu 0,5 miljard euro over op de thuiszorg, de wijkverpleging
en de wijkziekenverzorging, omdat er te weinig mensen zijn om die zorg te geven. Idem
dito bij de ggz. Er zijn onacceptabel hoge wachtlijsten, maar er blijft geld over.
De toegankelijkheid van de zorg staat onder druk, met name door de zorg die ingehaald
moet worden sinds de coronacrisis. Daardoor lopen de wachtlijsten op. Aangezien de
Minister niet van plan is om hulp uit Duitsland te accepteren of op een andere manier
extra capaciteit te regelen, vrees ik dat dit jaren gaat duren. Ik zei het al in de
richting van mevrouw Van den Hil: ik denk ook dat mensen met geld hulp uit het buitenland
gaan regelen of naar privéklinieken stappen, waardoor er een tweedeling ontstaat tussen
patiënten.
Ondertussen zitten de zorgverzekeraars er nog steeds warmpjes bij. In de coronajaren
maakten ze gezamenlijk zo'n 1,5 miljard euro winst. Hun reserves groeiden tot bijna
10 miljard euro, terwijl de eis een kleine 7 miljard euro is. Oftewel: 3 miljard euro
is overtollig. Waarom verhogen ze dan eigenlijk de zorgpremie? Wat kan de Minister
eraan doen om te voorkomen dat dat gebeurt? Waarom worden de kosten voor de inhaalzorg
niet gewoon toegevoegd aan de staatsschuld? Er is 95 miljard euro aan coronakosten
toegevoegd aan de staatsschuld, behalve de zorgkosten. Nee, die vinden we straks terug
in een premieverhoging.
Dan nog even over de kwaliteit van de zorg. Volgens mij loopt mijn tijd heel hard.
Ik zou de leden de tip willen geven om de documentaire Remco vs. Pharma te kijken,
die vanaf 6 april beschikbaar is op Videoland. Remco ging, net als veel andere MS-patiënten,
naar Mexico voor stamceltherapie. Hier wordt de behandeling besmeurd met klinkklare
leugens, maar daar is het de gouden standaard, evenals in veel andere landen. Datzelfde
geldt voor PTED, dat al 30 jaar wordt uitgevoerd bij duizenden herniapatiënten door
dokter Iprenburg in Veenhuizen. Zij moesten dat zelf betalen. Er wordt voortdurend
getraineerd door de beroepsgroep, die de sterk innovatieve operatiemethode besmeurde,
terwijl die in het buitenland allang de gouden standaard is. Bereikbaarheid, beschikbaarheid
en betaalbaarheid bestaan in ons land alleen maar als botte dooddoener van een parlementariër
die geen idee heeft hoe ontoegankelijk onze zorg is, mevrouw Van den Berg.
Ten slotte nog de eigen bijdrage. Ik heb daar al een hoop over gezegd. Mensen met
weinig geld gaan gewoon door de bodem. Ze hebben geen geld meer voor een verjaardagscadeautje
voor hun kleinkind omdat de zorg betaald moet worden. Ze hebben niet alleen het eigen
risico of de eigen bijdrage. Ze moeten voor van alles bijbetalen, voor het hoortoestel,
voor de tandzorg, voor de medicijnen, voor alles en nog wat. Ze gaan door de bodem.
Het gaat gewoon niet meer, ook niet met de energiekosten, die maar omhoog blijven
gaan, en met alle andere kosten. Het gaat niet meer. Dan krijg je zorgmijding en wordt
de ontoegankelijkheid bezegeld. Ik zou graag van de Minister willen weten hoe hij
ervoor gaat zorgen dat de allerarmsten niet meer door de bodem gaan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Agema. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn
van de Kamer. Ik wil graag schorsen tot 16.25 uur. Dat is 35 à 40 minuten. Laten we
afspreken dat we hier om 16.25 uur zijn, zodat we om 16.30 uur kunnen starten. Ik
schors de vergadering tot 16.25 uur. Als u terug bent, gaan we door met de beantwoording.
De vergadering wordt van 15.51 uur tot 16.29 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heropen de vergadering voor de eerste termijn van de zijde van de
regering, voor de beantwoording van de vragen. Ik geef graag het woord aan Minister
Kuipers.
Minister Kuipers:
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik overga op het beantwoorden van de vragen, wil ik
eerst een aantal algemene opmerkingen maken. Ik zal zo meteen eindigen met de specifieke
omkadering of samenvatting van de mapjes, de blokjes, met onderwerpen. Of wilt u die
als eerste horen? Ik zie mensen al klaarzitten met een pen in de hand. Goed, dan beginnen
we daarmee. Het eerste mapje is de rol van de zorgverzekeraar, het Integraal Zorgakkoord
en de huisarts. Het tweede mapje gaat over risicoverevening. Het derde mapje gaat
over het polisaanbod. Het vierde mapje gaat over betaalbaarheid en de eigen betalingen.
Het vijfde mapje bevat een aantal specifieke vragen. Misschien kan ik de eigen betalingen
daar wel bij doen. Als laatste heb ik nog het mapje overig. Waar gaat «overig» over?
Onder andere over de Verscheurkalender, vergrijzing en chronische ziekte, toegang
tot abortuszorg en duurzaamheid.
Voorzitter. Een bespreking over de Zorgverzekeringswet is buitengewoon relevant. Op
grond van de Zorgverzekeringswet heeft iedereen in Nederland recht op goede en betaalbare
zorg via de basisverzekering. Ons stelsel kenmerkt zich door een belangrijke mate
van inkomens- en risicosolidariteit. De kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg
zijn in Nederland hoog en groot, maar ze staan wel degelijk over de volle breedte,
van de eerste en de tweede lijn tot de geestelijke gezondheidszorg et cetera, onder
druk. Dat is zonet ook al genoemd. Zorgverzekeraars hebben daarbij een belangrijke
rol. Daar kom ik zo meteen nog specifiek op terug. We hebben het ook over de eigen
betalingen in de zorg. Het kabinet vindt het essentieel dat de zorg voor iedereen
betaalbaar blijft. Eigen betalingen in de zorg dragen daar in het algemeen aan bij
en versterken ook ons solidaire stelsel. Het kabinet neemt daarbij enkele maatregelen
om de eigen betalingen ook in de komende jaren voor iedereen betaalbaar te houden.
Dat brengt mij bij het eerste onderwerp: de zorgverzekeraar als adviseur, het IZA
en een aantal vragen over de huisarts die hieraan gerelateerd zijn. Ik benoemde al
dat zorgverzekeraars een belangrijke rol spelen in het zorgstelsel. Zij verzekeren
dat iemand die helaas zorg nodig heeft omdat hij of zij ziek wordt of iets overkomt,
zorg krijgt. Die zorg wordt gefinancierd; die wordt betaald. Ten tweede kopen verzekeraars
zorg in voor hun verzekerden. Zo kunnen ze sturen op bijvoorbeeld de prijs, de passendheid,
de doelmatigheid en de kwaliteit van de zorg die geleverd wordt. Dat doen ze in het
belang van hun verzekerden. Ook bij het toekomstbestendig maken van de zorg is deze
rol van de zorgverzekeraars onmisbaar. Ik ben wat dat betreft blij met hun inzet bij
het vormgeven van het Integraal Zorgakkoord. Maar ze doen nog meer. Ze hebben ook
een belangrijke rol als adviseur voor verzekerden. Zorgverzekeraars kunnen bijvoorbeeld
uitkomst bieden voor mensen die al een tijd op de wachtlijst staan bij een bepaalde
zorgaanbieder, terwijl er elders geen of een veel kortere wachtlijst is. Daarnaast
kunnen zorgverzekeraars met hun kennis van de zorg en zorgaanbieders verzekerden helpen
bij het kiezen van het geschikte zorgpad. Het is daarom goed dat zorgverzekeraars
werken aan het vergroten van de bekendheid van zorgadvies onder verzekerden en huisartsen.
Dat brengt mij op de eerste vraag. Mevrouw Paulusma vroeg: wat zijn de ontwikkelingen
rondom het Integraal Zorgakkoord? Ik heb u eerder, in een brief van 10 mei van dit
jaar, geïnformeerd over de voortgang op dat moment. Ik heb aangegeven dat het streven
is om deze zomer tot afspraken te komen. Ik zal uw Kamer na het bereiken van het akkoord
zo snel mogelijk op de hoogte stellen. We streven naar een afronding in september.
Op dit moment hebben we een concept van het IZA, dat in brede consultatie is bij de
partijen. Dat gebeurde eerder gezamenlijk en deze week zijn er gesprekken met individuele
partijen. Daarbij werken we op een aantal verschillende thema's. Dat gaat over regionale
samenwerking, samenwerking in het sociaal domein, de huisartsenzorg en de ggz, en
ook op onderwerpen als versterking van de organisatie van de basiszorg en preventie
en leefstijl.
Voorzitter. Mevrouw Ellemeet vroeg naar de stevige positie van de huisarts als poortwachter:
is de Minister het ermee eens dat die positie essentieel is? Het antwoord is: ja,
daar ben ik het grondig mee eens. De huisarts, en de sterke eerste lijn in de bredere
zin, is echt een fundament van onze gezondheidszorg. Daar moeten we goed voor zorgen.
Dat onderscheidt ons ook van allerlei posities in het buitenland. Dat zie je op allerlei
manieren terug, bijvoorbeeld in de vraag die er is naar tweedelijnszorg of de druk
op de acute zorg.
Ik zie ook dat die rol van de huisarts onder druk staat. We moeten de eerstelijnszorg
wat dat betreft ook versterken, maar voor een deel ook anders inrichten. We zijn,
ook in het kader van het Integraal Zorgakkoord, in overleg over de verschillende vormen
die er zijn, die uiteraard gaan over meer tijd voor een gesprek met de patiënt. Voor
de toekomst zetten we bijvoorbeeld in op het verhogen van de instroom in de huisartsenopleiding.
Maar dat is echt een langetermijnoplossing, die niet vandaag of morgen helpt. Daarom
heb ik echt het gesprek met hen over hoe we kunnen zorgen dat we er nu al, binnen
korte termijn, een verbetering in zien. Dan kun je denken aan vermindering van regeldruk,
versterking van de eerste lijn in de volle breedte, en verbreding en versterking,
versteviging, van de anderhalvelijnszorg. Dat zijn een aantal onderdelen.
Dat raakt ook aan de vraag van de heer Hijink wat ik vind van de positie van de huisarts.
Ik zie dat er ontzettend veel vraag bij de huisarts terechtkomt en dat daarmee de
druk ook toeneemt. Ook in het gesprek met uw Kamer zeggen we regelmatig: hoe mooi
zou het zijn als ook bepaalde andere vormen van zorg toch bij de huisarts komen? Dan
hebben we af en toe ook wel de terechte vraag: lukt dat, gezien de druk die ze hebben?
Ik weet dat onder anderen de heer Hijink die vraag gesteld heeft in het kader van
de gesprekken over de mogelijkheid van het verstrekken van abortusmedicatie via de
huisarts. Ik denk dat we allemaal streven naar dit soort beweging, maar dat we daarbij
nadrukkelijke aandacht moeten hebben voor de druk en de veelvuldige vraag die op de
huisartsen afkomen. Een aantal van de gespreksrichtingen die ik met hen heb, heb ik
zojuist benoemd.
De voorzitter:
Ik heb nog verzuimd om te zeggen dat ik aan het begin van het debat heb gezegd dat
we ook vier woordmeldingen hebben voor deze beantwoording. Meneer Hijink, gaat uw
gang.
De heer Hijink (SP):
Mijn vraag gaat over de positie van de huisarts. Ik heb nadrukkelijk ook gevraagd
naar de schaal waarop een huisarts werkt. Ik ben het er erg mee eens dat die consulten
langer moeten worden, maar de vraag is of je de positie van de huisartsen wilt versterken
in de eigen buurt, op een heel menselijke schaal. Of gelooft deze Minister eigenlijk,
wat we nu toch een beetje als trend zien, in schaalvergroting in de huisartsenzorg,
waarbij die praktijken steeds groter worden en dus ook het betrouwbare, bekende gezicht
verdwijnt? Aan welke kant staat deze Minister?
Minister Kuipers:
Een deel van de kracht van de huisartsenzorg, en in brede zin van de eerstelijnszorg,
is nou juist de bekendheid, niet alleen met het dossier maar ook als gezicht, als
persoon, als vaste toegang voor vragen die vaak terugkomen over issues die al heel
lang spelen, ook in een veel bredere inkadering. Het directe antwoord is dat ik geloof
in het een-op-eencontact en een bekend gezicht. Tegelijkertijd moet je ook onderkennen
dat het in sommige gebieden van ons land buitengewoon lastig is om überhaupt nog een
huisarts te krijgen, of om opvolging voor een huisartsenpraktijk te vinden. Als dat
echt niet lukt, vraagt dat wel om ook te zoeken naar oplossingen waarbij je het bijvoorbeeld
samen met andere huisartsenpraktijken gezamenlijk invult, waarbij je nog steeds streeft
naar zo veel mogelijk het bekende gezicht en het directe contact. Ik streef naar een-op-een
en het bekende kleinschalige «ik ken mijn huisarts en mijn huisarts kent mij en mijn
gezin». Tegelijkertijd moeten we ook oplossingen zoeken voor als dat niet lukt. Zijn
er dan ook andere mogelijkheden om dit te doen? Daarbij zoek je niet naar hele grote
groepspraktijken, maar bijvoorbeeld wel naar een verband in regio's met een ziekenhuis,
als dat kan helpen.
Voorzitter. Mevrouw Van den Hil vroeg wat de stand van zaken is naar aanleiding van
de acties die de vorige Minister heeft aangekondigd om uitvoering te geven aan de
motie-De Vries over ziekenhuisverplaatste zorg. Dit sluit aan bij een al langer bestaande
beweging om zorg zo dicht mogelijk bij patiënten te organiseren. Dat betekent dat
meer zorg thuis wordt geleverd of dat er een verplaatsing is van de zorg naar de eerste
lijn. Ik verwacht dat die beweging en de verdere beweging daarvan ook een plaats zullen
krijgen in het Integraal Zorgakkoord, en verder gestimuleerd zullen worden waar dat
gewenst en doelmatig is. Zoals al aangegeven hoop ik uw Kamer daar half september
over te informeren, met betrekking tot het Integraal Zorgakkoord.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij mevrouw Paulusma en daarna bij mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik hoor de Minister een aantal hoopgevende dingen zeggen over het Integraal Zorgakkoord.
De Minister komt net als ik uit de zorg. We weten beiden, en volgens mij velen hier
in de Kamer, dat niks zo moeilijk is als de zorg veranderen. Ik was vanochtend bij
een huisarts. De veelgehoorde klacht is dat er veel op hun bord ligt, ook in het sociaal
domein en in de eerste lijn. Ziet de Minister in die Integraal Zorgakkoorden ook een
beweging van middelen en personeel vanuit de derde lijn naar het sociaal domein om
ook die beweging op gang te brengen die wij voor ogen hebben?
Minister Kuipers:
Het antwoord is ja. Op het moment dat je zorg dichtbij en eerstelijnszorg wilt versterken,
horen daar ook middelen bij. Dan horen daar transitiemiddelen, versterking en structurele
groei bij. Dus het antwoord daarop is ja.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik weet dat dit van mijn woordmeldingen afgaat, meneer de voorzitter. Maar even heel
simpel gezegd: betekent dat dat we bijvoorbeeld mensen, personeel, vanuit het ziekenhuis,
waar dan minder zorg geleverd zal worden, omdat we investeren in de eerste lijn en
het sociaal domein, op een andere plek gaan inzetten, juist om het sociaal domein
te kunnen ontlasten?
Minister Kuipers:
Dan loop ik even vooruit op de discussies die op dit moment lopen. Ik gaf al aan dat
we eerst met partijen gezamenlijk hebben gesproken. Nu is het een-op-een. Dat traject
loopt nu. Ik kan daar nu even geen andere dingen over zeggen. Ik weet nog niet waar
we uitkomen. Ik geef wel aan dat mijn inzet is dat we de eerste lijn versterken. Dat
vraagt ook om inzet van middelen en dus ook inzet van mensen. Maar dat is iets anders
dan hier de toezegging doen dat mensen bijvoorbeeld uit de derde of de tweede lijn
naar de eerste lijn toegaan.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Mevrouw Van den Hil sloeg even aan op de woorden «ik verwacht dat dat erin zit». Maar
we hebben allemaal heel veel verwachtingen, denk ik. Mevrouw Van den Hil wil graag
zeker weten dat dat in dat Integraal Zorgakkoord zit, want anders moet ik wachten
op het Integraal Zorgakkoord en weet ik nog niet of ik in blijde verwachting blijf
van het uitvoeren van de motie-De Vries. Soms is het ook weleens fijn om na een verwachting
gewoon een bevalling te hebben.
Minister Kuipers:
Voor een bevalling wil je normaal gesproken graag dat de volle negen maanden ... Ik
blijf bij dezelfde ... Ik ben bezig met een Integraal Zorgakkoord. Dat moet ik afronden.
Dit is een verwachting. Ik kan nog niet definitief zeggen hoe het er straks uitziet.
Het is een complex traject. Het gaat om heel veel inzet en heel veel verschillende
partijen.
De voorzitter:
Gaat u verder met de beantwoording.
Minister Kuipers:
Mevrouw Paulusma vroeg of de Minister kan toelichten op welke wijze zorgverzekeraars
bijdragen aan toegang tot zorg voordat men ziek wordt. Sinds 2017 heeft VWS het programma
Preventie in het Zorgstelsel. Een van de actielijnen is het stimuleren en versterken
van de samenwerking tussen verzekeraars en gemeenten. Het doel van deze actielijnen
is het opzetten, versterken en verankeren van een duurzame preventie-infrastructuur,
waarin zorgverzekeraars en gemeenten gezamenlijk kunnen inzetten op preventieve interventies.
Daarbij wordt er ook aan gewerkt om een aantal concrete effectieve interventies breder
in Nederland beschikbaar te stellen. Daarbij gaat het met name om de geïndiceerde
preventie, dus preventie bij groepen mensen met een individueel hoog risico. Daarbij
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een antirokenactielijn met campagnes, het ondersteunen
van zorgprofessionals, het vrijstellen van het eigen risico bij stoppen met roken.
Voorzitter. Mevrouw Van den Hil en de heer Kuzu vroegen of ik een overzicht wil sturen
van de preventieve interventies in Nederland en het buitenland. Het is voor nu niet
zinvol om een lijst op te stellen van alle denkbare preventieve interventies. Om de
zorg kwalitatief hoog, toegankelijk en betaalbaar te houden worden in het Integraal
Zorgakkoord onder andere afspraken gemaakt over de inzet van preventie met als doel
het voorkomen of het minder zwaar maken van zorgvragen. Het is de bedoeling dat deze
afspraken ook zien op de duidelijkheid over de vraag welke preventieve interventies
effectief zijn. Daar wordt ook een overzicht van gemaakt.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dat preventiestuk vinden wij heel erg belangrijk. Wij vinden ook de algemene preventieprogramma's
heel belangrijk. Het gaat niet om specifieke doelgroepen, maar om de vraag of het
beschikbaar is voor de hele verzekerdenpopulatie.
Minister Kuipers:
Om even bij de zorgverzekeraars te blijven, zorgverzekeraars bieden daar in wisselende
mate algemene programma's voor aan voor hun hele verzekerdenpopulatie. Het hangt enigszins
af van de verzekeraar en de polis, maar men biedt daar zaken voor aan.
Mevrouw Den Haan vroeg naar zorgbemiddeling. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht
en dienen verzekerden te wijzen op zorgbemiddeling. Kan de Minister aangeven of en,
zo ja, hoe wachtende verzekerden benaderd worden? Mensen die op een wachtlijst staan,
kunnen contact opnemen met hun verzekeraars, waarbij verzekeraars zorgen voor zorgbemiddeling.
In de gevallen waarin zij dat doen, zijn ze over het algemeen in hoge mate – voor
sommige verzekeraars gelden percentages van 80 – effectief om mensen via bemiddeling
elders eerder te laten helpen. Ik juich het initiatief van Zorgverzekeraars Nederland
toe om verwijzers zoals huisartsen en verzekerden ook actief te wijzen op zorgbemiddeling
door zorgverzekeraars van harte toe. Als ik één voorbeeld mag noemen: vandaag is er
een advertentie van Zorgverzekeraars Nederland of in ieder geval verzekeraars in den
brede waarin mensen worden opgeroepen. Staat u op een wachtlijst? Meld u bij ons als
u geholpen wilt worden! Dat is een van de voorbeelden. Het komt voort uit de afspraken
die ik gemaakt heb in het kader van de huidige toegenomen wachtlijstproblematiek in
de ziekenhuizen. Die afspraken zijn gemaakt met de ziekenhuizen, zowel de algemene
als de universitaire. Alle mensen op een wachtlijst moeten in deze drie maanden, juni,
juli en augustus, nagebeld worden, uitleg krijgen en de vraag voorgelegd krijgen of
zij willen wachten dan wel elders worden bemiddeld. Per regio moet de capaciteit die
er is, beschikbaar worden gesteld. Mensen moeten via hun verzekeraar en via die regiocapaciteit
zo nodig geholpen worden om elders eerder bijvoorbeeld geopereerd te worden.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ik heb even een verhelderende vraag. Begrijp ik het goed dat de zorgaanbieders de
wachtenden gaan bellen? Of doen de zorgverzekeraars dat? De zorgverzekeraars geven
aan dat zij wel weten dat er wachtenden op de wachtlijst staan. Heel veel mensen weten
niet dat er zorgbemiddeling is. Inderdaad, het klopt wat de Minister zegt. Als ze
het wel weten, kunnen de mensen redelijk snel geholpen worden. Zorgverzekeraars kunnen
dat heel succesvol. De zorgverzekeraars willen eigenlijk dat de zorgaanbieders actief
de gegevens aanbieden, maar dat mag niet in het kader van de privacywetgeving.
Minister Kuipers:
Dank van harte voor de verheldering. De zorgverzekeraars missen een compleet en actueel
overzicht van wie er op een wachtlijst staat. Dat weet een verzekeraar niet van alle
verzekerden. Dat weten de zorgaanbieders wel. Daarom hebben we met NVZ, NFU en de
verzekeraars afgesproken dat de zorgaanbieders deze drie maanden actief alle mensen
benaderen die bij hen op een wachtlijst staan, uitleg geven over de wachtlijsten en
de verwachte duur van het wachten, maar ook actief de vraag stellen: wilt u bemiddeld
worden en wilt u dat wij kijken of er ergens anders plek is? Zo ja, dan doen we dat
via de verzekeraar. Dan geeft zowel de betreffende patiënt als de aanbieder bij de
verzekeraar aan: deze patiënt wil graag bemiddeld worden. Maar het begint met de activiteit
van de zorgaanbieders. Omdat de verzekeraars het actuele overzicht niet hebben, wijden
zij daar ook nog actief een campagne aan, waarvan de advertentie die ik net noemde
een uiting is.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dat klinkt als een soort bypass. Het zou toch makkelijker zijn als de verzekeraar
aan verzekerden die langer dan de treeknorm op de wachtlijst staan, gewoon zou kunnen
aanbieden dat ze door de verzekeraar bemiddeld kunnen worden? Dat zou toch een stuk
makkelijker zijn?
Minister Kuipers:
Alleen moeten het initiatief en de vraag wel vanuit de verzekerde komen, maar wij
zien dat de verzekerden lang niet altijd op de hoogte zijn dat de verzekeraar dit
kan doen, wil doen, het overzicht heeft en ook de mogelijkheid heeft om bij een andere
kliniek of bij een zelfstandige behandelkliniek of, zo nodig, op een plek in het buitenland
te gaan zoeken. Wij proberen de verzekerden ten eerste meer informatie te geven over
de wachtlijsten en de verwachte duur, maar ten tweede ook actief erop te wijzen dat
die bemiddeling mogelijk is.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ik snap dat dat gebeurt, maar dat heeft natuurlijk voornamelijk met de privacywetgeving
te maken. Vanochtend hadden we bij de Slotwet Sociale Zaken hetzelfde verhaal als
het gaat om de onderbenutting van inkomensvoorzieningen. Minister Schouten is bezig
om met de Autoriteit Persoonsgegevens te kijken of die omzeild zou kunnen worden als
het gaat om de bevoordeling van mensen. Bent u daarbij aangesloten? Dat zou immers
in dit geval ook heel erg helpen.
Minister Kuipers:
U ziet dat ik nog even aanvullende informatie krijg. Ja, het heeft te maken met privacy.
Daarom moeten mensen zelf actief de keuze maken of zij bemiddeld willen worden. Binnen
de huidige mogelijkheden zetten we daar nu op in. Wilt u bemiddeld worden? Mensen
krijgen nu die vraag voorgelegd, terwijl het tot nu toe altijd zo was dat mensen zelf
zo alert moesten zijn. Maar sommige mensen doen dat en andere mensen doen dat niet.
Nu worden ze allemaal actief benaderd. Dit is een bestaande mogelijkheid. Wilt u bemiddeld
worden? Dan is dit het nummer dat u kunt bellen. Ondertussen kunnen aanbieders, wanneer
zij wel capaciteit hebben, die beschikbaar stellen. Dat is binnen de huidige wettelijke
mogelijkheden de route.
De voorzitter:
Mevrouw Den Haan, ik geef u graag nog het woord, maar dat is dan wel al uw vierde
vraag.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Maar voorzitter, ik weet dat u heel coulant bent en ik wil eigenlijk dezelfde vraag
nog een keer stellen, omdat de Minister geen antwoord geeft. Mag dat?
De voorzitter:
Op dezelfde vraag krijgt u hetzelfde antwoord, maar toe.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Nee, nee, nee. Ik ga proberen om hem anders te formuleren. Kan de Minister contact
hierover zoeken met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, om
te kijken of hij kan aansluiten bij het gesprek met de Autoriteit Persoonsgegevens,
zodat we, als het gaat over bevoordeling, bijvoorbeeld deze bypass niet meer hoeven
te maken. Ik snap dat dat nu niet kan, dat we dat nu niet kunnen doen, maar het zou
misschien toch helpen voor de toekomst.
Minister Kuipers:
Het antwoord is ja, dat kan. Van harte.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Kijk! Dan heb ik het antwoord dat ik wil hebben. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan heeft u een toezegging binnen, mevrouw Den Haan. Gaat u verder, Minister.
Minister Kuipers:
Ik denk dat ik daarmee ook de vraag van mevrouw Den Haan heb geadresseerd hoe artsen
of zorgverzekeraars wachtenden benaderen voor zorgbemiddeling.
Dan vroeg mevrouw Paulusma: bij verwijzing door de huisarts is het van belang dat
de verzekerde weet waar hij aan toe is. Transparantie over wachtlijsten is van belang.
Zorgaanbieders zijn inderdaad verplicht om wachttijden te publiceren. Dat is vastgelegd
in de Regeling transparantie zorgaanbieders van de NZa. Dat ziet op de wachttijd tot
intake, consult of behandeling en de wijze waarop de zorgaanbieder de wachttijd vaststelt.
Daarbij heeft de NZa voor bijvoorbeeld de sectoren ggz, medisch-specialistisch zorg
en casemanagement dementie sectorspecifieke regelingen wachttijd opgesteld. Als zorgaanbieders
onjuiste informatie publiceren, kan de NZa ook handhavend optreden.
Voorzitter. Mevrouw Ellemeet vroeg naar de wachtlijsten in de ggz-jeugdzorg. Ziet
de Minister ook dat verzekeraars de wachtlijsten niet kúnnen oplossen? Het klopt inderdaad
dat er in de ggz voor verschillende diagnoses wachttijden zijn die duidelijk boven
de treeknormen liggen, soms aanzienlijk boven de treeknormen. We kennen de voorbeelden
waar het over gaat. De oorzaken daarvan zijn veelal ingewikkeld. Ik ben recentelijk
bijvoorbeeld bij een genderkliniek geweest. Als je kijkt naar de eerste intake die
zij moeten doen in het kader van een assessment van de mentale gezondheid, is het
af en toe zeer complex, en heeft men te maken met een zeer sterk uitbreidende capaciteit,
maar tegelijkertijd een nog sterker uitbreidende vraag. De oorzaken zijn dus ingewikkeld.
Het gaat dan om volumes, het gaat ook om schaarste op de arbeidsmarkt en de vele betrokken
partijen. Juist in dat IZA willen wij maatregelen nemen om de structurele problemen
in de jgz te voorzien van oplossingen. Dat is dus nadrukkelijk een van de onderwerpen
van gesprek met hen, maar ook met vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Van den Berg: is de Minister het met ons eens dat we
minder zorg moeten gaan leveren en meer aandacht moeten hebben voor gezondheid? Ik
ben het eens dat we veel oog moeten hebben voor preventie en ook voor de gevolgen
van sociaal-maatschappelijke problemen en het effect daarvan op de gezondheid. Sociale
vraagstukken zijn vaak gezondheidsvraagstukken en vice versa. Daarom werken het Ministerie
van VWS en het Ministerie van SZW nauw samen op die dossiers waar dit met name speelt,
bijvoorbeeld bij kwetsbare groepen waar de problematiek stapelt. Binnenkort ontvangt
uw Kamer de brief van Minister Schouten, waarin ook de relatie wordt gelegd tussen
gezondheid en zorg.
Voorzitter. Tot zover dit blokje.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
De Minister onderschrijft dat preventie en sociaal-maatschappelijke problemen mede
een oorzaak kunnen zijn van behoefte aan zorg en dat we het dan ook eigenlijk in een
ander domein moeten oplossen. Maar ik hoor de Minister geen reactie geven op de problematiek
dat we steeds meer kunnen meten en dus ook eerder ziek zijn, en of we daarover niet
ook het maatschappelijk debat moeten aangaan.
Minister Kuipers:
Ik ben het geheel met mevrouw Van den Berg eens dat het, in de veelheid van zaken
die we kunnen meten en diagnosticeren, ontzettend belangrijk is om continu te letten
op de definitiegrenzen tussen gezondheid en ziekte. Dat is niet iets van gisteren
of vandaag; het is iets wat al de afgelopen tientallen jaren aan de gang is. Als je
niet uitkijkt, gaan grote aantallen mensen, meer en meer mensen, een stempel krijgen
– ik gebruik bewust de woorden «een stempel krijgen» – van een aandoening of een chronische
aandoening, waar vroeger die aandoening niet bekend was of de definities anders lagen
en men dus erbuiten viel. Dat is iets wat aandacht vraagt vanuit mijn departement,
wat aandacht vraagt vanuit patiëntenverenigingen en wat ook aandacht vraagt vanuit
het medische veld. Het heeft namelijk implicaties. Af en toe heeft het ook implicaties
op items zoals passende zorg en medicatiegebruik. We komen daar maar even op terug.
Als ik één voorbeeld mag geven: we hebben in de afgelopen tientallen jaren gestaag
gezien dat iets eenvoudigs als de definitie van hoge bloeddruk – en daarmee ook de
bestempeling van «gezond» naar «patiënt met hoge bloeddruk» – steeds verder is opgeschoven.
Dat gebeurde op grond van hele grote cohortstudies, die laten zien dat iedere paar
millimeter verhoging van de bloeddruk op de lange termijn een enigszins verhoogd risico
geeft op een aandoening zoals bijvoorbeeld beroerte. Daarmee kun je steeds verder
gaan naar de laagste groep, terwijl je je afvraagt: ben ik hier nou echt bezig met
zinnige patiëntenzorg, zinnige zorg, of ben ik eigenlijk alleen maar de definitie
van «gezondheid» aan het oprekken? Dat is een lastig debat, maar het is iets wat al
heel lang speelt. Ik hoor de heer Hijink ook iets zeggen over de rol van de beschikbaarheid
van medicatie. Ik parafraseer hem even; dat vindt hij ongetwijfeld goed. Het antwoord
is: ja, dat speelt ongetwijfeld een rol. U hoort aan mij dat ik echt vind dat we daar
op bepaalde momenten paal en perk aan moeten stellen.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg heeft nog een vraag. Meneer Hijink had geen vraag, maar gaf wel
een reactie. Dat was briljant gedaan. Mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik hoor de Minister wel de analyse delen, maar ik hoor hem nog niet zeggen hoe hij
dit... Ik denk dat we dit met elkaar moeten durven bespreken. De Minister zegt: dat
is een gesprek voor de arts. Maar de trend van het medicaliseren vraagt ook om een
maatschappelijk debat. Ik zou graag een toezegging van de Minister horen. Wanneer
gaat hij hierop terugkomen, wat gaat hij hieraan doen et cetera?
Minister Kuipers:
Dit is een discussie die al heel lang en heel geleidelijk loopt. We doen dit gezamenlijk,
om te beginnen hier, in het gesprek dat we hier hebben. Maar het is ook echt een maatschappelijke
discussie. Ik zie niet direct wat ik hier voor toezegging over zou moeten doen, anders
dan de bijdrage die ik op allerlei manieren continu lever. Ik kan wel opnoemen waar
sprake is van verschuivingen. Ik noem één voorbeeld, maar ik kan er heel veel noemen
in de loop der tijd. Het is echt iets wat wij gezamenlijk moeten doen, maar wat ook
de medische beroepsgroep en de patiëntenverenigingen moeten doen. Hoe meer mogelijkheden
we hebben om zaken te definiëren en te diagnosticeren, hoe meer mensen je krijgt die
je bestempelt als: u zit net buiten de norm en dat geven we een diagnose. Ik zie u
kijken, dus ik zal even een voorbeeld geven. In de loop der jaren zit de maximale
spiermassa van mensen ergens tussen de 20 en 30. Daarna gaat het langzaam naar beneden,
wat je ook doet. Je kunt trainen wat je wilt, maar dat is een normaal en natuurlijk
fenomeen. Het is heel spijtig, maar ik kan bij lange na niet meer zo hard lopen als
toen ik 25 was. Het voelt wel alsof ik net zo hard ga, maar ik kan het niet meer.
Dat kun je «verlies van spiermassa» noemen. Maar daar is ook een mooie medische term
voor: sarcopenie. Dat is een diagnose. Daar lijden we allemaal aan. Op het moment
dat daar een medicament voor is, dan kunnen we daar allemaal wat aan doen.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Met alle respect, maar de Minister leest een aantal antwoorden op. Ik mis eerlijk
gezegd zijn reflectie. Daar hebben meerderen van ons om gevraagd, of het nu gaat om
het stelsel of om iets anders. Mijn vraag was niet: vindt u het ook zo belangrijk
dat de huisarts een goede positionering heeft? Mijn vraag was: ziet u ook dat een
goede positionering van de huisarts kan bijdragen aan een rem op onnodige zorg? Ik
weet dat deze Minister meer kan vertellen over en meer kan reflecteren op hoe hij
het stelsel ziet. Daar gaat dit debat over. Daar hebben we het maar twee keer per
jaar over en dat is heel weinig voor zo'n groot vraagstuk. Ik mis de inbreng van de
Minister. Ik merk dat dat toch een beetje de olifant in de kamer is als ik spreek
met mensen uit de zorg. Dat was ook vandaag weer het geval toen ik met huisartsen
sprak. We mogen het niet over het stelsel hebben. Zoals ik al zei, geloof ik niet
in een toverstokje. Ik geloof er niet in dat een ander stelsel de oplossing voor alles
is, maar tegelijkertijd vind ik wel dat we het erover moeten hebben. Ik zou de Minister
willen vragen of hij daar nog iets over kan zeggen.
Minister Kuipers:
Ja hoor, dat kan. Als je het over het stelsel hebt, kom je al heel snel in een hele
brede semantische discussie terecht. Waar hebben we het dan precies over? Voor mij
is een stelsel allereerst een publieke financiering. Ons stelsel is gebaseerd op solidariteit.
Dat is een eigenschap van ons stelsel. Een andere eigenschap van ons stelsel is een
hele sterke eerste lijn. Daarmee komen we op uw vraag. Een sterke eerste lijn is een
eigenschap van ons stelsel en daar moeten we trots op zijn. Ik noemde het voorbeeld
van sommige situaties in het buitenland. Kijk naar Engeland, naar de NHS. De eerste
lijn zit daar niet in. Een van de gevolgen daarvan is dat in vergelijking met Nederland,
het aantal bezoekers op de spoedeisende hulp in Engeland over het algemeen een veelvoud
is van het aantal in Nederland. Een gemiddelde spoedeisende hulp heeft daar 100.000-plus
of 200.000-plus patiënten per jaar, over de hele breedte. Wij hebben dat niet. Dat
is de kracht van ons stelsel. Die kracht staat echter onder druk. Dat hebben we in
de afgelopen twee jaar door covid gezien, maar dat is alleen maar een uiting van iets
wat daarvoor ook al onder druk stond. Dat heeft te maken met de toenemende vraag.
Er zijn meer mensen en er is een grotere zorgvraag.
De huisartsen moeten versterkt worden. Dat is nadrukkelijk de inzet binnen het IZA,
het Integraal Zorgakkoord. De eerste vraag van de huisarts is terecht: meer tijd voor
een goed gesprek met de patiënt. Het is effectief bewezen dat dat ertoe leidt dat
mensen beter geholpen worden, meer tevreden zijn en minder worden doorverwezen. Dat
moeten we dus doen. De oplossing die daarvoor gekozen wordt – dat is ook de vervolgvraag
van de huisarts – is vaak het verkleinen van de gemiddelde praktijkgrootte. Dat kan;
dat is een route. Maar dat vraagt om het opleiden van meer huisartsen en om het meer
inzetten op het behoud daarvan. De uitbreiding van de huisartsenopleiding is in de
afgelopen periode al ingezet. Dat breiden we nog verder uit. Maar dat is echt een
langetermijnoplossing. Ik voer dat gesprek ook met de huisartsen, met de LHV, het
NHG en met individuele huisartsen.
Maar kunnen we ook voor het hier en nu oplossingen verzinnen? Die discussie loopt
natuurlijk ook met de VNG. Een deel van de vragen van de huisartsen zitten veel meer
op het sociaal domein, op het gemeentelijk domein. We maken afspraken met verzekeraars
over de registratielast, maar daarna gaan ze toch door met dat systeem. Ik sprak hier
net voor de deur even met een huisarts. Hij zei: ik weet dat ik sommige dingen niet
meer hoef te doen, maar ik doe het toch maar, want het wordt gevraagd. Daar moeten
we met z'n allen paal en perk aan stellen. Ik zal de eerste zijn die zegt: dat doen
we dus ook niet meer. De verzekeraars of de gemeentes mogen dat niet meer vragen.
Dat waren de voorbeelden die we zojuist noemden.
Een ander voorbeeld is het versterken van de anderhalvelijnszorg. Huisartsen kunnen
geholpen worden doordat een stukje van de tweedelijnszorg makkelijker toegankelijk
wordt. Ik doel op een bredere toegang tot de eerstelijnszorg. Niet alles hoeft via
de huisarts als de centrale spil. Misschien kan er ook een stukje directe toegang
zijn tot fysiotherapie, om maar even iets te noemen. Een belangrijk deel van de klachten
in de eerste lijn heeft te maken met het bewegingsapparaat. Misschien kunnen we zoeken
naar een andere inzet of een andere rol van de fysiotherapie. Dat kan ook helpen.
Dat zijn allemaal mogelijkheden om de huisarts op korte termijn te helpen zodat ze
meer tijd voor een patiënt hebben. Ik heb er slechts een aantal genoemd van alle dingen
die ik inzet. Ik wil graag inzetten op het opleiden van meer huisartsen, maar ik ben
bang dat we dan volgend jaar, het jaar daarop en het jaar daarop nog steeds dezelfde
discussie horen. We moeten dus ook oplossingen zoeken voor de kortere termijn.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Kijk, nou wordt het interessant! Dat vind ik echt. Dit is een debat. Dit is het delen
van ideeën. Ik vind het heel interessant wat de Minister zegt. Hij zegt: misschien
moeten we de fysiotherapeuten meer in positie brengen. Dat is eigenlijk het meest
concrete dat ik nu hoor van alle dingen die we op de korte termijn zouden kunnen doen.
Misschien heeft hij nog andere ideeën over hoe we de huisartsen op de korte termijn
kunnen ontlasten. We willen mogelijk maken dat er per consult meer tijd voor de patiënt
is, want dat is inderdaad bewezen effectief. Dat vind ik opvallend, want dat weten
we al een paar jaar, maar nog steeds loopt er, voor zover ik weet, nog maar een heel
beperkt aantal pilots. Ik hoor daar graag nog iets meer over. Wat kunnen we nog meer
concreet doen voor de huisartsen op de korte termijn?
Ik zou de Minister ook willen vragen naar de rol van de zorgverzekeraars. De Minister
begon zijn beantwoording met nog een keer te benoemen wat de rol van de verzekeraar
is, zoals het verbeteren van de kwaliteit, het inkopen op kwaliteit, de toegankelijkheid
et cetera. We weten dat de contractering na zestien jaar nog steeds maar heel beperkt
op kwaliteit zit. Dat onderdeeltje, dat heel belangrijk was toen we dit stelsel bouwden,
is nog maar heel beperkt van de grond gekomen. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Weegt
het beoogde voordeel nog op tegen de nadelen die we in de praktijk zien? Want het
kan in theorie een heel mooi idee zijn dat zorgverzekeraars elkaar beconcurreren op
kwaliteit, maar we zien in de praktijk dat er toch nog verschillende informatie wordt
uitgevraagd. Als ik een zorgverzekeraar daarnaar vraag – dat heb ik laatst nog gedaan
en ik sprak toen een heel welwillende en intelligente dame – zeg ik altijd: «Hoe zit
het met jullie rol? Want jullie vragen nog steeds verschillende informatie uit.» Dan
blijft het stil. Dan hoor ik: dat is toch interessant voor onze eigen positie. Ik
vind dat we het daarover moeten hebben. Weegt het voordeel van het opvragen van individuele
informatie door zorgverzekeraars op tegen alle nadelen, die te maken hebben met bureaucratie?
Dat is het meest hardnekkige probleem in de zorg.
Minister Kuipers:
Ik noemde een aantal voorbeelden voor de huisartsenzorg, maar ik kan daar nog wel
even mee doorgaan. Dit is nu het onderwerp van gesprek. We zoeken andere oplossingsrichtingen
dan alleen maar inzetten op het verkleinen van de gemiddelde praktijkgrootte. Je wilt
dat er meer tijd is voor patiënten. Hoe kunnen we dat al op de korte termijn bereiken?
Een ander voorbeeld is een bekend probleem voor huisartsen op veel plekken, namelijk
de invulling van de avond-, nacht- en weekenddiensten, net als de grote mate van inzet
van mensen die geen vaste praktijkhouder zijn et cetera. Je kunt de afspraak maken
dat participatie in avond-, nacht- en weekenddiensten een onderdeel is van de herregistratie-eisen,
om maar even een voorbeeld te noemen. Ik weet niet of we daarop uitkomen. Ik noem
het gewoon maar even als optie. Dat betekent dat als je als huisarts wilt functioneren,
je ook een onderdeel buiten de vaste kantooruren hebt, of je nu bij wisselende praktijken
of bij een vaste praktijk werkt. In mijn beleving kan dat enorm gaan helpen, maar
daar moeten we een gesprek over hebben met de huisartsen.
Ten aanzien van de kwaliteit en de registraties: het klopt dat we in de afgelopen
jaren hebben geprobeerd om dingen heel uitgebreid vast te leggen en te monitoren.
Dat hebben we jarenlang gedaan, waarbij langzaam gekeken is naar praktijkvariatie.
Ik noem dat weleens met een vreemde term «kwaliteit aan de achterkant». We gaan bedenken
hoe een registratie eruit moet zien, we gaan een aantal jaren registreren en dan zeggen
we: dit is een outlier. Stel dat ik een outlier ben en u bij mij komt. Dan zeg ik:
dat heb ik allang veranderd; dat waren de resultaten van toen, maar ik heb mijn praktijk
allang aangepast, dus die cijfers kloppen allang niet meer. Dat is kwaliteit aan de
achterkant. Maar voor een deel zoek je eigenlijk naar kwaliteit aan de voorkant. Ik
noem bijvoorbeeld het gesprek over volumenormen voor allerlei ingrepen. Er is zeer
uitgebreid bewijs dat volumenormen voor complexe interventies kunnen werken. Dat hoef
je niet voor iedere interventie bij iedere kliniek opnieuw te doen. Daar kun je ook
aan de voorkant afspraken over maken. Misschien kunnen we een keer andere stappen
maken, want dan heeft een verzekeraar ook meer mogelijkheden om specifiek daarop in
te kopen.
De voorzitter:
Ik weet even niet wie eerst is, meneer Hijink of mevrouw Van den Hil. Meneer Hijink
mag als eerste.
De heer Hijink (SP):
De cruciale vraag is: in hoeverre valt er met deze Minister te praten over aanpassingen
in het stelsel? Zijn voorganger, Bruno Bruins, zei in ieder debat: over het stelsel
valt niet te discussiëren, want dat staat in het regeerakkoord. Hij zei «daar gaan
we niks aan doen; daar valt niet over te praten» en dat was het einde van de discussie.
Ieder debat sloeg dood omdat je het niet kon hebben over bijvoorbeeld mededingingswetgeving
in de eerste lijn of over de polisjungle, want dat zat allemaal vast in het stelsel.
Je kon het ook niet hebben over de concurrentie tussen verzekeraars, over gezamenlijk
inkopen of over het stelsel op een andere, slimmere manier organiseren. Het stelsel
mocht niet ter discussie staan. Ik wil graag weten of dat bij deze Minister wel mag.
Als wij het op bepaalde punten veel slimmer, goedkoper en kwalitatief beter kunnen
organiseren door het stelsel aan te passen, is dat dan bij deze Minister mogelijk?
Minister Kuipers:
Je kunt heel breed discussiëren over dit stelsel. Ik gaf zonet een definitie. We kunnen
het hebben over wat er nog meer onder die definitie valt. Maar als we het hebben over
de publieke financiering, de rol van de verzekeraar, de rol van de aanbieder en de
rol van de patiënt, dan ben ik niet voornemens om iets aan het stelsel te veranderen.
Als dat precies hetzelfde antwoord is als dat van mijn voorganger, dan is dat maar
zo. Waar ik wél over wil spreken, is de absolute noodzaak om in de volle breedte veel
meer samen te werken. Misschien betekent dat ook een verandering in de definitie van
het stelsel, want tot nu toe is het stelsel gebaseerd op het feit dat iedere aanbieder
zelfstandig is, de volledige verantwoordelijkheid heeft voor de eigen patiënten en
die niet deelt. Daarin kunnen wij elkaar wél vinden. Dat wil ik echt veranderen.
De heer Hijink (SP):
Het probleem waar je dan natuurlijk tegenaan gaat lopen, is dat je samenwerking gaat
afdwingen in een stelsel dat in de kern gericht is op concurrentie. Dan ga je zorgverzekeraars,
zorgverleners en instellingen aanspreken op hun concurrerende rol ten opzichte van
elkaar, terwijl zij onder druk van dit stelsel met elkaar in concurrentie zijn. Dan
probeer je eigenlijk volleybal te introduceren in een voetbalwedstrijd. Als je wilt
dat er meer samenwerking komt, dan zul je ook de prikkels en de onderliggende mechanismen
moeten aanpakken die die marktwerking nu mogelijk maken. Ik noemde net al de mededingingswetgeving,
die soms de samenwerking in de eerste lijn in de weg staat. Dat is allemaal onderdeel
van het denken in termen van marktwerking en concurrentie. Als je dat er niet uit
wilt halen, dan kun je afspraken maken en akkoorden tekenen tot aan sint-juttemis,
maar dan gaat dat niet werken, want in de kern is het: eigen toko eerst. Dat zei een
bestuurder uit de, ik meen, jeugdzorg in Rotterdam al eerder. «Eigen toko eerst» is
het denken in de zorg. Ik ben daar erg op tegen en ik denk dat dat ook voor de Minister
geldt. Maar als dat zo is, dan zul je ook naar de onderliggende mechanismen moeten
kijken, want anders voeren we over tien jaar dezelfde discussie.
Minister Kuipers:
Om te beginnen: concurrentie sluit samenwerking niet uit. Als samenwerking absoluut
nodig is ter verbetering van de kwaliteit van de geboden zorg, dan moeten we daar
meer op gaan sturen dan in het verleden. Wat dat betreft is het niet «eigen toko eerst»,
maar «eigen patiënt eerst». «Eigen patiënt» betekent: de eigen patiënt in gezamenlijkheid
met een ander. De voorbeelden en gebieden waar dat relevant is, zijn evident. We hebben
het eerder gehad over de geboortezorg en over de oncologische zorg, en zo kan ik nog
wel een aantal andere voorbeelden noemen.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik veerde net als mevrouw Ellemeet op toen het ging over taakherschikking en over
de vraag of we echt ergens over gaan praten. Mijn vraag zou zijn: is het ook mogelijk
om te kijken naar een andere inzet van apothekers, ook bij de contractering vanuit
de zorgverzekeraar? Zij hebben bijvoorbeeld aangegeven dat ze kunnen helpen bij het
vaccineren. Maar ik noem ook de taakherschikking naar de physician assistant en de
verpleegkundig specialist, en de mogelijkheid om door te groeien. Ik zie dat als totaalpakket
voor de eerste lijn om zo min mogelijk doorstroom te hebben naar de tweede lijn. Hoe
kijkt de Minister daartegenaan?
Minister Kuipers:
Dit is inderdaad een van de mogelijke oplossingsrichtingen. Dit ligt nadrukkelijk
in de lijn van het gesprek dat mevrouw Ellemeet net aangaf. Er is niet één oplossing
waarmee je alles voor elkaar krijgt. Je zult echt heel veel verschillende oplossingen
moeten verzinnen, zoals de inzet van andere mensen. Dat is ook een beetje in lijn
met wat mevrouw Paulusma zonet al suggereerde. Je kunt ook mensen uit de tweede lijn
inzetten om de eerste lijn te versterken. Ik weet niet of we daar echt uit gaan komen
en in welke mate, maar je moet kijken hoe de huisarts, die in de eerste lijn altijd
de spil is geweest en dat ook zal blijven, breder ondersteund kan worden en makkelijker
toegang kan krijgen tot de anderhalvelijnszorg.
De voorzitter:
Gaat u alstublieft verder met de beantwoording.
Minister Kuipers:
Dat brengt mij bij de risicoverevening. Dat is een technisch onderwerp, maar wel een
heel belangrijk onderwerp. Ik voel mij gecommitteerd aan een verdere verbetering van
die risicoverevening. Mevrouw Van den Berg vroeg: hoever is de Minister met het nemen
van effectieve maatregelen om oneigenlijke vereveningswinsten op overstappende jonge
en gezonde verzekerden fors terug te brengen? Het functioneren van die risicoverevening
heeft onze voortdurende aandacht. Dat model blijft niet stilstaan. In de afgelopen
jaren is er al veel veranderd en verder verbeterd aan dit model. Naast het al bestaande
kenmerk «gezonde verzekerden» zijn er twee kenmerken toegevoegd aan het model van
2022 die gezonde verzekerden nog beter in beeld brengen: historische morbiditeit en
meerjarige extramurale farmaciekosten. Deze wijziging heeft een positief effect op
de compensatie van chronisch zieken. Ook dit jaar is prioriteit gegeven aan onderzoeken
die gericht zijn op overcompensatie van gezonde verzekerden en ondercompensatie van
chronisch zieken. Ik informeer u nog voor het zomerreces over de voorgenomen aanpassingen
van het model voor 2023, die hieruit zullen volgen. Dat komt dus op korte termijn.
Mevrouw Van den Berg vroeg of de ontwikkeling van 2022 voldoende basis biedt om steeds
minder te concurreren op gezonde verzekerden. Ik gaf net al aan dat er een verdere
investering en aanpassing komt van het model, gericht op specifieke groepen. Er komt
daarover een brief. Ik zal een voorbeeld noemen: het onderzoek naar verzekerden met
diabetes, hart- en vaatziekten of longziekten. Dat sluit aan bij de vraag van mevrouw
Van den Berg over wanneer u de brief ontvangt.
Mevrouw Van den Berg vroeg: wanneer start de Minister met de voorbereidingen voor
2024? Die zijn al gestart. Met ZN, het Zorginstituut en onderzoeksbureaus wordt overleg
gevoerd over het onderzoeksprogramma voor 2024. Ik werk aan een stevig onderzoeksprogramma
dat gericht moet zijn op een verdere verbetering van de risicoverevening.
De heer Kuzu zei: «De risicoverevening werkt onvoldoende. Het mag niet zo zijn dat
verzekeraars om die reden mensen weigeren. Wat vindt de Minister daarvan?» In Nederland
geldt een acceptatieplicht, zoals de Kamer weet. Verzekeraars kunnen geen verzekerden
weigeren. De risicoverevening is verfijnd en wordt elk jaar verder verbeterd. Ik gaf
al aan wanneer u een nadere respons kunt verwachten voor het komende jaar. Er is al
begonnen met een verdere aanpassing voor 2024. Tot zover dit blokje.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het polisaanbod. Verzekerden hebben een belangrijke
rol in het stelsel. Zij kunnen een polis kiezen die bij hun persoonlijke situatie
en voorkeuren past. De dreiging dat verzekerden kunnen overstappen, houdt de zorgverzekeraars
scherp. Ik vind het van belang dat er voor de verzekerden daadwerkelijk iets te kiezen
valt. Daarom heeft de diversiteit en de onderscheidendheid van het polisaanbod, en
niet zozeer de omvang, mijn aandacht.
Mevrouw Ellemeet en mevrouw Paulusma hadden een vraag over Pro Life. Zij vroegen met
name hoe het zit met de kinderen van deze verzekerden. In totaal waren er in 2021
115.000 mensen verzekerd bij Pro Life, waarvan ongeveer 11.000 in de leeftijd van
12 tot en met 17 jaar. Indien er sprake is van een zorgvraag die niet vanuit de verzekering
van Pro Life wordt vergoed – het voorbeeld van transgenderzorg werd genoemd – dan
biedt de verzekeraar Zilveren Kruis de mogelijkheid om tussentijds, lopende het jaar,
over te stappen naar een van hun verzekeringen die deze zorg wel vergoedt. Dat staat
uiteraard nog los van de overstapmogelijkheid aan het einde van het jaar.
De voorzitter:
Eerst mevrouw Ellemeet en daarna mevrouw Paulusma.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dit is natuurlijk pure theorie. Stel dat je 13 bent en het al een taboeonderwerp is
bij je ouders. Hoe weet je dan in godshemelsnaam dat je naar een andere verzekeraar
kan? Dat is mijn hele punt. Daarom wil ik dat het losgekoppeld wordt. Zo'n kind gaat
hooguit naar de website van de verzekeraar, al denk ik dat dat niet eens gebeurt.
Je wilt dat er direct toegang is. Ik vrees dat dat met dit antwoord niet is opgelost.
Minister Kuipers:
Ik realiseer mij heel goed dat dat een issue is. Maar hoe gek het ook klinkt, het
begint bij de ouders. Het gaat om minderjarige kinderen en die vallen onder de ouderlijke
macht, dus het begint bij de ouders. Op het moment dat er door een gebrek aan kennis
wel behoefte is aan een overstap of er een vraag is naar iets wat niet verzekerd wordt,
dan is er sprake van coulance bij de verzekeraar. Dan kunnen ze een overstap maken.
Het polisaanbod moet feitelijk breder zijn dan wat er bij Pro Life geboden wordt.
Maar dat gesprek begint wel bij de ouders. Er is een actieve mogelijkheid om tijdig
over te stappen. Op het moment dat men een zorgvraag heeft en een zorgaanbieder opzoekt,
dan is er sprake van coulance bij de verzekeraar om de betreffende persoon om te zetten
naar een verzekering met een uitgebreider pakket bij Zilveren Kruis.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik snap dat de Minister zegt dat het begint bij de ouders, maar wat mij betreft begint
het bij het basispakket, dat voor iedereen hetzelfde is. Als je 16 bent, je ouders
een andere keuze maken, je worstelt met je gender en identiteit en je hulp nodig hebt,
dan ga je dit niet doen uit jezelf, zoals mevrouw Ellemeet al zei. Voor mij begint
het niet bij de ouders, maar bij het basispakket. Ik hoor daar graag een reflectie
op van de Minister.
Minister Kuipers:
Voorzitter. Dit mag wettelijk gewoon uitgezonderd worden. Dat mag. Een verzekeraar
mag dit pakket aanbieden. Het gaat hier om minderjarige kinderen, over wie de ouders
hun ouderlijke macht hebben. Dus ik kan nu niet zeggen dat dit niet mag. Daar moeten
we de wet dan op aanpassen. Als we de wet zo aanpassen dat dit niet meer uitgezonderd
mag worden, dan mag dit ook niet meer als zodanig aangeboden worden als een verzekering.
Maar nu kan ik daar niks mee. Het is alleen een praktijkoplossing dat een verzekeraar
een alternatief aanbiedt, gedurende het jaar de overstap toestaat en ook nog pragmatisch
omgaat met situaties waarin deze zorg toch geleverd wordt, terwijl die overstap nog
niet is geregeld. Dat is wat ik nu kan.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Kuipers:
In aansluiting daarop vroeg mevrouw Paulusma welk effect differentiatie in de polissen
ten aanzien van levensovertuiging heeft op de solidariteit in het stelsel. Het heeft
geen effect op de solidariteit overall. Die wordt namelijk geborgd door de acceptatieplicht
en het verbod op premiedifferentiatie door zorgverzekeraars. De verdere discussie
over Pro Life, wat dit betekent en hoe dit juridisch vastgelegd is, heb ik zonet al
beantwoord.
Voorzitter. De heer Kuzu vroeg of het mogelijk is om overzicht en structuur te krijgen
in het zorglandschap van polissen. Ik vind het net als u belangrijk dat het polisaanbod
overzichtelijk is. Ik roep zorgverzekeraars op om hun polisaanbod kritisch tegen het
licht te houden. Daar ben ik ook over in overleg. Ik verken, zoals de motie van mevrouw
Van den Berg en de heer Hijink verzoekt, samen met de NZa de mogelijkheden om in wet-
en regelgeving de definitie van «nagenoeg gelijke polissen» aan te passen. Daarnaast
zet ik vol in op het verder verbeteren van de risicoverevening.
Voorzitter. Mevrouw Den Haan vroeg waarom we geen meerjarige zorgpolissen aanbieden
aan klanten. In de praktijk zal dat niet heel veel veranderen, want verzekerden gaan
doorgaans al een meerjarige relatie aan met hun verzekeraar. Kijk bijvoorbeeld alleen
al naar de situatie over de afgelopen acht jaar. 64% van de verzekerden is in acht
jaar nooit van zorgverzekeraar gewisseld. Circa 21% is één keer gewisseld. Zo kom
je bij elkaar al op 85% die maximaal één keer gewisseld is in acht jaar tijd. Tot
zover dit blokje, voorzitter.
Voorzitter. Dat brengt mij bij de betaalbaarheid en de eigen betalingen. De individuele
betaalbaarheid van de zorg is een onderwerp van belangrijke aandacht. Daar spreek
ik maandag opnieuw over met uw Kamer, nog los van de aanvullende schriftelijke vragen
die gesteld zijn. Om de individuele financiële toegankelijkheid tot noodzakelijke
zorg te borgen, nemen wij een aantal maatregelen. Recent heeft uw Kamer ingestemd
met een wetsvoorstel om de collectiviteitkorting af te schaffen; dat versterkt de
solidariteit in het stelsel. Zo betalen sociale minima bijvoorbeeld niet meer mee
aan de hoge collectiviteitskortingen van andere groepen collectief verzekerden. Ook
heeft u het wetsvoorstel ontvangen om het verplichte eigen risico in de jaren 2023
tot en met 2025 te bevriezen, waarmee we voorkomen dat dat stijgt. Er zijn vragen
over gesteld. De schriftelijke beantwoording van die vragen ontvangt u vandaag nog.
Op 4 juli spreken we verder over dat wetsvoorstel. Naast het bevriezen van het eigen
risico zal ik ook de eigen bijdrage voor extramurale geneesmiddelen in het GVS in
2023 en 2024 blijven maximeren op € 250. Daarnaast zet ik me in op monitoring van
eigen betalingen, om te bezien of deze niet onevenredig zwaar uitvallen voor bepaalde
groepen. Ik streef ernaar om u in het najaar te informeren over de wijze van die monitoring.
Dat brengt mij bij de vragen, voorzitter. Allereerst is er de vraag van mevrouw Van
den Hil en mevrouw Paulusma: kan de Minister toelichten welke stappen er nodig zijn
om te komen tot spreiding van het eigen risico? Ik streef naar hervorming van het
eigen risico per 1 januari «25. Op dit moment werk ik samen met partijen aan de uitwerking
van de maatregel om de systematiek van het eigen risico anders vorm te geven. In het
najaar zal ik u informeren over de hoofdlijnen van die hervorming. De verwachting
is dat ik u in de tweede helft van «23 een wetsvoorstel kan toesturen dat ertoe strekt
het risico vanaf 1 januari «25 anders vorm te geven.
De heer Hijink vroeg, voorzitter,...
De voorzitter:
Een ogenblik. Er is een vraag van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik wachtte nog even, want ik dacht dat de Minister er nog een zin aan toe zou voegen.
Ik weet dat we het eigen risico gaan hervormen, maar ik vroeg vooral of het ook sneller
kan.
Minister Kuipers:
Het hervormen van het eigen risico vergt een wetswijziging. Het vergt ook een verandering
in de uitvoering. Het vergt dus ook overleg met de partijen. Dat betekent dat ik het
op dit moment niet haalbaar acht om die wijziging al per «24 in te voeren.
Voorzitter. De heer Hijink vroeg naar de abonnementstarieven in de Wmo. Wat wil de
Minister hiermee doen? Het abonnementstarief wijzigt voor de huishoudelijke hulp die
vanuit de Wmo wordt geleverd. Op dit moment wordt door de Staatssecretaris van VWS
de maatregel passende eigen bijdrage voor de huishoudelijke hulp, zoals opgenomen
in het coalitieakkoord, nader uitgewerkt. De planning is dat aan het begin van de
zomer de uitvoeringstoetsen worden uitgevraagd aan de VNG en het CAK en dat in de
loop van de zomer de voorgestelde wetswijzing in consultatie gaat.
Voorzitter. De heer Hijink en mevrouw Van den Berg vroegen of de Minister bereid is
om samen met de Minister voor Armoedebeleid te kijken met welke stapeling mensen met
lage inkomens te maken hebben en hoe zij geholpen kunnen worden. Het kabinet neemt
enkele maatregelen om die eigen betaling ook in de komende jaren voor iedereen betaalbaar
te houden. We spreken elkaar volgende week over het wetsvoorstel om het verplichte
eigen risico te bevriezen. Ik heb verder de monitoring al genoemd. Sociale vraagstukken
zijn daarbij ook gezondheidsvraagstukken en vice versa. Ik zal de Minister voor Armoedebeleid
dus consulteren bij de nadere uitwerking van de monitor. Ik zal u ook daarover in
het najaar informeren bij de verdere discussie en informatie over de vormgeving van
de monitor.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg, u heeft een vraag? Gaat uw gang.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, volgens mij heb ik heb nog twee interrupties en daarom moet ik ze nu even
splitsen.
Ik heb niet alleen gevraagd of er een monitor met de Minister voor Armoedebeleid komt.
Het is fijn dat de Minister dat afstemt met de Minister voor Armoedebeleid, maar ik
had ook gevraagd of de Minister kan kijken hoe deze mensen geholpen kunnen worden.
Ik kan me voorstellen dat hij daar vandaag geen antwoord op kan geven, maar ik kan
me ook voorstellen dat dat wel een onderwerp is voor de begroting 2023. Als de Minister
dan toch komt met een rapportage over hoe de monitor wordt ingericht, kan hij misschien
gelijktijdig iets zeggen over wat hij voor deze mensen met lage inkomens gaat doen.
Minister Kuipers:
Daar kan ik zeker op ingaan, voorzitter. Overigens heb ik daar wel de resultaten van
de monitor voor nodig, hè.
De heer Kuzu en mevrouw Den Haan vroegen wat de Minister gaat doen om inzicht te krijgen
in het aantal mensen dat momenteel zorg aan het mijden is. Jaarlijks wordt het percentage
zorgmijding gepubliceerd in de Staat van Volksgezondheid en Zorg. In 2021 heeft 8%
van de mensen aangegeven af te zien van zorg vanwege kosten. Dat percentage is sinds
2018 stabiel en een daling ten opzichte van de jaren daarvoor.
Voorzitter. Mevrouw Ellemeet vroeg of we de eigen bijdrage kunnen beperken of verlagen.
We hebben te maken met stijgende zorgkosten vanwege groeiende krapte op de arbeidsmarkt,
vergrijzing en stijgende zorgvragen. Het kabinet vindt het essentieel dat zorg voor
iedereen betaalbaar blijft. In zeer grote mate is het zorgstelsel gebaseerd op inkomens-
en risicosolidariteit. Eigen betalingen in de zorg dragen bij aan de betaalbaarheid
van de zorg in het algemeen en versterken ook het solidaire stelsel. We nemen enkele
maatregelen om die eigen betalingen ook in de komende jaren voor iedereen betaalbaar
te houden.
Voorzitter. Mevrouw Den Haan en mevrouw Agema vroegen: wat kan de Minister nog meer
doen om te voorkomen dat mensen zorg gaan mijden? Maatregelen die we daarop nemen
zijn bevriezing van het eigen risico, slimmere vormgeving van het verplichte eigen
risico, en maximering van de GVS-bijdrage op € 250 per jaar.
Mevrouw Van den Hil vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot het monitoren.
Zoals ik al aangaf, bekijk ik op dit moment hoe de monitor vormgegeven moet worden.
Dat doe ik, zoals ik zei, ook in overleg met de collega-Minister. In het najaar informeer
ik u daarover.
Voorzitter. De heer Kuzu had een vraag over de schuldenproblematiek. Hij vroeg: is
de Minister het ermee eens dat incassobureaus en deurwaarders niet zouden moeten worden
gebruikt bij de wanbetalersregeling? De inzet van incassobureaus en deurwaarders is
de laatste stap om premie waar mogelijk te innen. In de laatste jaren zijn er veel
stappen gezet om betalingsachterstanden te voorkomen, bijvoorbeeld door betalingsregelingen
op maat en gunstige uitstroomregelingen voor wanbetalers. Daarbij is ook geïnvesteerd
in vroegsignalering en lokale samenwerking om wanbetalers van zorgpremie thuis te
helpen. Dankzij deze maatregelen en de inspanningen van zorgverzekeraars is het aantal
wanbetalers afgenomen van ongeveer 325.000 een aantal jaren geleden tot 170.000 nu.
Voorzitter. Dan vroeg de heer Hijink ten aanzien van zorgpremie: zouden we de stijging
van aankomend jaar kunnen stoppen en de zorgpremie kunnen betalen via belastingen?
De kosten van zorg zullen uiteindelijk gewoon betaald moeten worden. Een stijging
van lonen en prijzen leidt ook tot een stijging van zorguitgaven vallend onder de
Zvw. In de Zvw is vastgelegd dat evenveel inkomsten worden gegenereerd via inkomensafhankelijke
bijdragen als via een nominale premie, eigen betalingen en de rijksbijdrage voor kinderen
samen. Die financieringsbronnen zijn limitatief bepaald.
Dan vroeg mevrouw Ellemeet: welke garantie kan de Minister geven dat besparingen door
het niet-contracteren van zorg niet verrekend worden in de premie? Het is aan zorgverzekeraars
om hun premie te bepalen, en niet aan mij. Als polissen verschillen in gecontracteerd
aanbod, dan kunnen ze ook verschillen in premie. Zoals u weet, streven verzekeraars
er toch ook naar een verschillend polisaanbod aan te bieden en verschillen in premie
te maken.
Dan zei mevrouw Agema: «De toegankelijkheid van de zorg staat onder druk. Inhaalzorg
zal jaren gaan duren en leidt tot een tweedeling. Zorgverzekeraars maken alsnog winst
en hebben enorme reserves. Waarom zetten ze die niet in?» Het is aan zorgverzekeraars
zelf om te bepalen in welke mate zij overreserves inzetten ter verlaging van de premie.
Zij zetten in op een stabiele premieontwikkeling. Door het inzetten van overreserves
kunnen ze die premiestijging enigszins dempen, maar in de tijd is dat effect beperkt.
Via het geleidelijk inzetten van overreserves proberen zorgverzekeraars de premie
geleidelijk te laten ontwikkelen.
Voorzitter. Dan vroeg de heer Hijink: wat gaat de Minister doen aan het vrijwillig
eigen risico? Het zorgstelsel is gebaseerd op solidariteit. Eigen risico zorgt voor
kostenbewustzijn van verzekerden en draagt op die manier bij aan de beheersbaarheid
van collectieve uitgaven. Het vrijwillig eigen risico is daar een voorbeeld van. Ik
zie geen reden om het vrijwillig eigen risico te herbezien, maar ik heb wel voortdurend
aandacht voor de ontwikkelingen daarvan. In april 2022 is de motie van mevrouw Paulusma
aangenomen die verzoekt om onderzoek te doen naar de vraag in hoeverre het vrijwillig
eigen risico tot kruissubsidiëring leidt. Wij zetten dit onderzoek uit. Ik verwacht
uw Kamer in het eerste kwartaal van het komende jaar te informeren over de resultaten.
Mevrouw Agema (PVV):
De Minister legt uit hoe het zit, maar we weten natuurlijk hoe het zit. Het is een
beetje jammer als de beantwoording niet verder gaat dan dat. Als het gaat om de toename
van de vermogens van de verzekeraars, waarin nu zo'n 3 miljard euro overschot zit
bovenop de solvabiliteitseisen, was mijn vraag: wat zijn de mogelijkheden voor de
Minister om verzekeraars te bewegen om dat bijvoorbeeld in te zetten voor premiedemping?
Minister Kuipers:
We hebben in de afgelopen periode gezien dat verzekeraars wel degelijk gewoon reserves
inzetten voor het dempen van het premie-effect. Dat is echt individueel beleid van
de verzekeraar.
Mevrouw Agema (PVV):
Het is echt zo dat de reserves zijn gegroeid naar 10 miljard euro. De solvabiliteitseis
is 7 miljard euro, dus er zit 3 miljard euro meer in de reserves dan moet en noodzakelijk
is. Wat zijn de mogelijkheden – als de Minister die niet heeft, wil ik weten hoe we
dat aan kunnen passen – om de verzekeraars ertoe te bewegen om dat geld in te zetten
voor de premiebetalers, voor premiedemping?
Minister Kuipers:
Zoals aangegeven, is dit om te beginnen beleid van de verzekeraars zelf. Boven op
de voorwaarden die bijvoorbeeld door DNB worden gesteld, zetten verzekeraars hun reserves
in voor een geleidelijke premiestijging. Dat kunnen ze echter maar beperkt doen in
de tijd. Dat kan niet anders. Een euro die je in het ene jaar uitgeeft aan zorg en
niet int, kun je in het volgende jaar niet meer uitgeven.
Mevrouw Agema (PVV):
Wat een flutantwoord! Echt serieus! We weten dat die reserves zijn gegroeid naar 10
miljard euro en we weten dat er een solvabiliteitseis van 7 miljard euro is. Dat moeten
ze wettelijk aanhouden, maar die 3 miljard euro houden ze kennelijk in hun zak. Dat
is alleen maar gegroeid. Mijn vraag aan de Minister is: wat kan de Minister, wat kan
de Kamer, doen om de verzekeraars te bewegen om die 3 miljard euro in te zetten voor
premiedemping?
De voorzitter:
Wat zijn de mogelijkheden?
Minister Kuipers:
Die mogelijkheden zijn gewoon heel beperkt. Ik weet dat verzekeraars wel degelijk
hun overreserves inzetten. Zoals ik al heb aangegeven, kunnen ze dat eenmalig doen.
Uw kwalificatie is dat dat een flutantwoord is, maar daar moet ik het maar mee doen.
Ze zetten dat geleidelijk gedurende de tijd in...
Mevrouw Agema (PVV):
Maar het wordt meer! Ze zetten het niet in. Het wordt meer! Snapt u, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, ik snap het.
Mevrouw Agema (PVV):
Het wordt meer en meer en meer en meer. Dus ze zetten het niet in.
De voorzitter:
Mevrouw Agema...
Mevrouw Agema (PVV):
Hoe kunnen wij daar nou op drukken?
De voorzitter:
... ik laat de Minister eerst even zijn antwoord afmaken.
Minister Kuipers:
De reserves die ze moeten aanhouden – ik verwijs daarbij naar DNB – hebben natuurlijk
te maken met de uitgaven overall. Als de uitgaven stijgen en je hetzelfde percentage
vasthoudt, dan nemen de reserves ook toe. In absolute zin nemen de reserves dus toe
en dat moet ook. De reserves die ze als overschot hebben, kunnen ze eenmalig inzetten.
Dat kunnen ze geleidelijk over de jaren doen, maar een euro die je daar één keer aan
uitgegeven hebt, kun je in het volgende jaar niet nog een keer inzetten.
De voorzitter:
Ik kan het antwoord niet anders maken dan het is, mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Heb ik al vier keer een vraag gesteld, voorzitter?
De voorzitter:
Nee, u heeft drie keer een vraag gesteld. U hebt er dus nog één over.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik krijg steeds hetzelfde bandje te horen, maar de reserves nemen alleen maar toe.
Ze worden alleen maar groter. Daar ging mijn vraag over. De solvabiliteit die ze aan
moeten houden, is 7 miljard euro. De reserves worden steeds groter. Er zit nu 10 miljard
euro in de pot, dus 3 miljard euro valt niet binnen de solvabiliteitseis. Hoe kunnen
wij en de Minister de verzekeraars bewegen om dat ten behoeve van de verzekeringsnemers...
Ik weet ook wel dat dat geen structureel geld is, maar eenmalig geld. Maar het geld
neemt alleen maar toe. Die pot wordt alleen maar groter. Dus wat kunnen wij en wat
kan de Minister doen om de verzekeraars te bewegen om dat geld in te zetten ten behoeve
van de premiebetalers?
De voorzitter:
Is de vraag helder?
Minister Kuipers:
Op het gevaar af dat ik hetzelfde antwoord ga geven: op het moment dat de zorguitgaven
omhooggaan – en dat gaan ze – en je hetzelfde percentage vasthoudt dat je als reserve
moet hebben, gaan de reserves in absolute zin omhoog. Daarbovenop hebben verzekeraars
in periodieke mate nog een surplus. Dat kunnen ze inzetten om de ontwikkeling van
de premie in de tijd te dempen. Dat doen ze ook. Normaal gesproken geven ze niet alles
in één jaar weg. Dat is echt een ontwikkeling. Ik zie mevrouw Agema zuchten, maar
ik kom niet met een ander antwoord. Dit is het antwoord.
De voorzitter:
Ik ga mevrouw Agema even helpen. De vraag is volgens mij: welke instrumenten hebben
de Kamer en de Minister om dat surplus in te zetten?
Minister Kuipers:
Dat is privaat eigendom. De Minister heeft daartoe geen mogelijkheden.
Mevrouw Agema (PVV):
Dat is een eerlijk antwoord.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Kuipers:
Dat brengt mij bij het kopje specifieke vragen over de eigen betalingen. Mevrouw Ellemeet
vroeg naar pruiken voor mensen die chemotherapie hebben gehad. De vergoeding is gemaximeerd
op € 457. Ik ben op dit moment niet direct voornemens om de maximale vergoeding te
verhogen. We hebben hier al eerder een gesprek over gehad. Ik wil wel in overleg treden
met het Zorginstituut om te kijken of de maximale vergoeding toereikend is voor een
volwaardig haarwerk, dus of dat inderdaad nog steeds klopt.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat antwoord kan ik de Minister al geven, want dat staat namelijk in het Nivel-rapport
Eigen betalingen voor hulpmiddelengebruikers. Op bladzijde 30 staat de mediaan, dus
de gemiddelde uitgave. Meer dan de helft van alle gebruikers van pruiken zit boven
dat maximale bedrag. Ik vind dit gewoon niet oké. Vrouwen geven al meer geld uit aan
zorg en maken meer zorgkosten dan mannen. Dit is natuurlijk iets wat vooral vrouwen
nodig hebben. Ik vind dat we hier wat aan moeten doen.
Minister Kuipers:
Ik ga voor nu niet zo veel verder dan dat ik zeg dat ik het van harte wil bespreken
met het Zorginstituut. Ik wil ook kijken naar «basis versus extra» en wat mogelijk
is met de genoemde € 457, en naar de eventuele reden dat mensen dan voor iets anders
kiezen. Laat me dus eerst het gesprek hierover voeren voordat ik hier een andere toezegging
doe dan dat gesprek. Ik wil er dan van harte op terugkomen.
Voorzitter. Mevrouw Den Haan vroeg of hulpmiddelen die een arts voorschrijft, kunnen
worden uitgezonderd van eigen bijdragen. Er bestaan goede redenen om gebruikers van
zorg via gerichte eigen bijdragen te laten meebetalen. Die kunnen bijvoorbeeld sturen
naar meer doelmatig gebruik en zijn ook bedoeld om een zorgvrager te laten bijdragen
aan medefinanciering van de zorg, waarmee ze ook bijdragen aan solidariteit. Ik zie
wat dat betreft op dit moment dus niet direct een reden om het af te schaffen als
de huisarts indiceert. Bovendien worden de kosten dan neergelegd bij de premiebetaler,
iets wat ik ongewenst vind.
Voorzitter. De heer Hijink zei dat de zak- en kleedgeldregeling in de langdurige zorg
te laag is. Zie ik ruimte om hier een verhoging in door te voeren? De zak- en kleedgeldgrens
is het bedrag dat als aftrek wordt gehanteerd op een eigen bijdrage voor mensen in
een verpleeghuis. Het bedrag is gebaseerd op normen uit de Participatiewet. Op dit
moment zie ik geen reden om dat bedrag te verhogen.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het kopje overig. Ik kom dan als eerste terug bij de
huisartsen en de scheurkalender. Het daadwerkelijk schrappen van administratieve lasten
vereist actie van alle partijen. Hoe gaan we dit doen? Dat was een vraag van mevrouw
Van den Hil. Om te beginnen heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport eerder
deze maand het programma (Ont)Regel de Zorg naar de Kamer gezonden, waarin ze uiteenzet
langs welke lijnen we de komende jaren aan de slag gaan met het verminderen van de
ervaren regeldruk in de zorg. Dat vraagt inderdaad van alle bij dit vraagstuk betrokken
partijen dat ze hun steentje bijdragen. Daarvoor zijn we in gesprek. Ik doe dat mede
in het kader van het Integraal Zorgakkoord.
De Verscheurkalender heb ik zelf ook in ontvangst genomen. De huisarts van wie ik
’m kreeg, staat nu voor de Kamer en heeft zojuist ook met een aantal van u gesproken.
Ik denk dat het buitengewoon zinvol is dat juist ook de huisartsen breed aangeven
tegen welke voorbeelden zij aanlopen in hun eigen praktijk. Dat opent het gesprek
met verzekeraars, met gemeenten en met de LHV et cetera, maar ook met de huisartsen
zelf. Ik noemde al een voorbeeld. Ook daar waar uiteindelijk op een bepaald moment
actie is genomen waardoor sommige zaken niet meer hoeven, gaat men er toch nog mee
door, omdat men de vraag van de patiënt voelt en daar dan maar aan tegemoetkomt. Dat
betekent echt dat we op bepaalde momenten moeten zeggen: dat doen we dus niet meer.
Een van de leden noemde het voorbeeld van mensen die ... Ik weet het niet meer exact,
maar het ging over een stoma of een prothese of iets anders. Als je dat eenmaal ingevuld
hebt, is het onzinnig om dat iedere zes of twaalf maanden opnieuw te doen. Daar verandert
over het algemeen niets aan. Mogelijkheden om dat op een gegeven moment niet meer
te doen en het te weigeren, zijn er al, maar die moeten we breder over het voetlicht
krijgen.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik ben blij dat de Minister concludeert dat dat onzinnig is en dat we het dan dus
niet hebben over zinnige zaken, maar over onzinnige zaken. De Minister zou al in gesprek
over die herhaalaanvraag van allerlei dingen. Een amputatie komt niet meer goed. Dat
is heel vervelend, maar het is natuurlijk wel zo. Mijn vraag is eigenlijk wat de stand
van zaken is, want wij krijgen toch nog berichten dat het nog moet van diverse zorgverzekeraars.
Dat vind ik echt wel schrijnend.
Minister Kuipers:
Ik herken dat. Ten eerste heeft het ermee te maken dat dit work in progress is, zeg
ik even in slecht Nederlands. Ten tweede gaf ik al aan dat ook als er afspraken zijn
gemaakt met zorgverzekeraars en een vertegenwoordigende partij van de huisartsen,
er in de praktijk, in de spreekkamer zelf, nog steeds een vraag komt via welke route
dan ook waardoor mensen zich af en toe toch genoodzaakt voelen om het dan maar in
vullen, terwijl de afspraak was: doe dat niet meer; je mag het gewoon weigeren. Het
zit dus aan verschillende kanten. Het is mensen goed informeren, het is de huisarts
informeren via gemeenten en verzekeraars. De gesprekken lopen. Sommige afspraken zijn
ook al gemaakt. Dan nog zie je dat het vervolgens in de praktijk maar moeilijk doordringt.
Voorzitter. Dan wees mevrouw Agema op de zorgkosten als aandeel van het bbp. Het klopt
inderdaad dat de zorgkosten als aandeel van het bbp de afgelopen jaren relatief stabiel
gebleven zijn, mede door ingezet beleid. Echter, gezien demografische en technologische
ontwikkelingen en de stijgende welvaart is de verwachting dat de zorguitgaven in de
toekomst sneller zullen stijgen dan de economische groei. Uit een studie van het RIVM,
gemaakt vóór het WRR-rapport, blijkt dat bij ongewijzigd beleid de zorgkosten gestaag
zullen toenemen in de komende vele tientallen jaren.
Voorzitter. Mevrouw Den Haan zei: vergrijzing, meer chronische ziekten en stijgende
zorgkosten; wat gaat de Minister doen om zinnige zorg en gepast gebruik te blijven
bevorderen met alle partijen? Wij werken aan het verbreden en verbeteren van een toets
op het basispakket, zoals ook opgenomen in het coalitieakkoord. Dan gaat het ook juist
over zinnige zorg en passende zorg. Het doel is dat binnen het basispakket de meest
effectieve zorg wordt vergoed, zodat zorgpersoneel ook wordt ingezet op zorg die echt
meerwaarde heeft voor een patiënt. Ik onderzoek op welke manier het verbreden en verbeteren
van een toets op het basispakket hieraan kan bijdragen en zal na de zomer uw Kamer
hierover informeren.
Mevrouw Den Haan vroeg ook naar het programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik. Is
de Minister daar tevreden over? Het programma bereikt inderdaad op onderdelen goede
resultaten, maar daarmee zijn we er absoluut niet. Wat dat betreft zet ik in op passende
zorg, onder andere via – ik noemde het zojuist – het verbreden en verbeteren van de
toets op het basispakket, waarover ik de Kamer binnenkort informeer.
Mevrouw Paulusma zei dat er signalen zijn dat de toegang tot abortuszorg voor niet-verzekerden,
zoals vluchtelingen en buitenlandse studenten, onvoldoende is. Kan de Minister hier
duidelijkheid over geven? Wanneer een vrouw niet Wlz-verzekerd is, zal ze abortuszorg
in principe zelf moeten betalen. Er zijn uitzonderingen voor asielzoekers en ook voor
ontheemden uit Oekraïne. De abortuszorg voor hen is geregeld via de Regeling Medische
zorg Asielzoekers en de Regeling Medische zorg Ontheemden uit Oekraïne.
Dan vroeg mevrouw Van den Berg naar de positie van het Zorginstituut. Zij sprak over
minimumnormen voor kwaliteit en toegankelijkheid conform het advies van de WRR en
vroeg wanneer de voorstellen naar de Tweede Kamer komen. In het kader van de passende
zorg wordt, zoals genoemd, gewerkt aan het verbreden en verbeteren van de toets op
het basispakket. Onder het verbreden versta ik het toetsen van andere typen interventies
bij instroom. Onder het verbeteren versta ik de inhoudelijke toetsing van de interventie.
Kort na de zomer kom ik met een brief richting de Kamer. Daarin betrek ik ook financiering
om te komen tot zinnige zorg.
Mevrouw Van den Berg wees met betrekking tot duurzaamheid in de zorg op de grote hoeveelheid
afval van een polsoperatie van vijftien minuten. Dank ook voor het actieplan dat ik
heb gekregen en dat ik met veel belangstelling zal lezen. Duurzaamheid is een ontzettend
belangrijk thema in de zorg. Het is een van de belangrijke maatschappelijke opgaven
voor de komende jaren, waarvoor ook de zorgsector aan de lat staat. De maatschappelijke
opgave om klimaatverandering tegen te gaan raakt ook onze gezamenlijke opgave om zorg
toegankelijk te houden. Klimaat en klimaatverandering zullen ook een impact hebben
op de zorg. We zijn op dit moment dan ook druk bezig om met de sector te komen tot
een nieuwe green deal duurzame zorg, waarbij partijen beogen om concrete afspraken
te maken over verduurzaming, waaronder afspraken over circulariteit en herbruikbaarheid
van materialen. Ik ben daarover ook in overleg met Minister Jetten.
Mevrouw Van den Hil vroeg naar de actuele cijfers omtrent betalingen aan de zorg en
de ontvangen tegemoetkomingen per type huishouden. Vandaag zijn antwoorden verstuurd
op schriftelijke vragen van mevrouw Tielen, waarbij wordt ingegaan op de premieontwikkeling.
Uit indicatieve berekeningen blijkt een stijging van € 15 per maand in 2023. VWS ontvangt
begin augustus inschattingen van de verwachte uitgaven van verzekeraars in 2022 en
kan dan een redelijke inschatting maken van de uitgavenontwikkeling in 2022 en de
doorwerking naar latere jaren.
Mevrouw Agema vroeg waarom coronakosten en kosten voor inhaalzorg niet gewoon zijn
toegevoegd aan de staatsschuld. Zorgverzekeraars hebben de kosten voor coronazorg
en inhaalzorg betaald, zoals ze ook andere zorgkosten betalen. Uiteraard is op verschillende
manieren gezorgd dat de risico's niet onevenredig bij verzekeraars terechtgekomen
zijn. Vanuit de catastroferegeling ontvingen de verzekeraars in 2020 en 2021 een extra
bijdrage voor de coronakosten. Ook was er de afgelopen jaren een vangnet in de vorm
van macronacalculatie.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van den Berg? Ja, gaat uw gang.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Volgens mij is dit mijn laatste interruptie. Ik wil even terugkomen op die normen.
De Minister heeft in een debat over de acute zorg in februari aangegeven dat hij inderdaad
gaat zorgen voor normen voor kwaliteit en toegankelijkheid, dus dat we van Stadskanaal
tot Sluis dezelfde normen hebben. Nu komt de Minister daar net op terug en zegt hij:
als ik spreek over passende zorg en het verder verbeteren en verbreden van de toegang
tot het basispakket, kom ik ook terug op de financiering. Maar het is voor mij nu
onduidelijk of de Minister gaat komen met de toegezegde normen en of hij de motie
van vorig jaar gaat uitwerken, waardoor zorginkopers, dus zorgverzekeraars, beter
kunnen zeggen: momentje, dit ziekenhuis doet het op een zeer innovatieve manier en
is ook veel effectiever; ik wil dat in die zin kunnen belonen door patiënten daarnaartoe
te begeleiden. Daardoor gaat een ander ziekenhuis, dat weigert mee te gaan in de vaart
der volkeren, daar ook wat van voelen in zijn eigen portemonnee.
Minister Kuipers:
Dit is precies het onderwerp dat van belang is in het integrale zorgakkoord. Dat sluit
ook aan bij de discussie die ik zonet had met mevrouw Ellemeet. Ik noemde even de
term «kwaliteit aan de voorkant». Je wilt dat de mogelijkheid er is om meer congruent
te sturen. Dat raakt ook aan de discussie met de heer Hijink over het stelsel. Er
moet meer samengewerkt worden om de kwaliteit van zorg en de toegankelijkheid van
zorg te verbeteren. Dat vraagt wat in de acute zorg, het vraagt wat in de oncologische
zorg en het vraagt ook wat op veel andere terreinen, ook in de samenwerking met de
huisartsen. Dat betekent dus ook het kunnen stellen van strakkere voorwaarden aan
volumenormen of type zorg dat geleverd wordt. Ook betekent het het implementeren van
best practices die zich op een bepaalde plek aantoonbaar hebben bewezen, maar op andere
plekken nog niet toepast worden. Ik noem een voorbeeld. Ik heb u onlangs een notitie
gestuurd van een expertgroep die heeft gekeken naar best practices en voorbeelden
op het terrein van acute zorg en covidzorg in het hele land, zoals het slim inzetten
en anders opleiden van personeel, substitutie van taken, monitoring op afstand, regionale
zorgcoördinatie et cetera. Dat waren typisch voorbeelden die heel effectief zijn op
de ene plek, maar op de andere plek nog niet worden toegepast omdat ze daar nog niet
uitgevonden zijn. Er komt een opdracht aan het Landelijk Netwerk Acute Zorg om te
zeggen: we verwachten dat deze voorbeelden ook op andere plekken gewoon toegepast
worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de regering.
Ik geef graag het woord aan mevrouw Paulusma voor de tweede termijn.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister en zijn hele team voor de beantwoording.
Ik moet zeggen dat ik nog nieuwsgieriger ben naar het Integraal Zorgakkoord. Ik blijf
ook graag tijdig geïnformeerd over de zogenaamde hete hangijzers, waarover ik al een
klein debatje had met de Minister.
Zo'n heel actueel ander hangijzer zijn wat mij betreft de wachtlijsten. Ik hoor de
Minister praten over handhaven. Ik heb niet helemaal goed begrepen wat de Minister
bedoelde. Maar ik zou graag willen weten hoe de Minister hier zelf ook meer de regie
op pakt, want het is momenteel namelijk niet in het belang van de zorgaanbieder om
door te verwijzen. Dat gaat wat mij betreft en volgens vele anderen ook ten koste
van patiënten.
Ik hoorde de reactie van de Minister op mijn vragen over de middelen voor de abortuszorg
voor mensen die niet verzekerd zijn, zoals ongedocumenteerden. De Minister legde mij
de regeling uit, maar die ken ik. De signalen die ik hoor vanuit het veld, is dat
er niet genoeg middelen zijn voor die regeling. Daar wil ik graag een reactie op van
de Minister, dus hopelijk nu, in de tweede termijn.
Voorzitter. De reactie van de Minister op de hervorming van het eigen risico heeft
mijn ongeduld niet getemd. Dus alvast de vooraankondiging dat ik daar graag een tweeminutendebat
over zou willen. De tweede vooraankondiging is – dat zal de Minister niet verbazen
– dat ik ga werken aan een amendement voor een universeel basispakket, want daar begint
de toegang tot goede zorg, ook voor minderjarigen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Paulusma. Mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats dank aan de Minister en de ondersteuning
voor de antwoorden. Ook ik word alleen maar nieuwsgieriger naar dat Integraal Zorgakkoord,
met de normen en alle verbeteringen daarin, en het verbreden van de toegang tot het
basispakket. Verbreden in die zin dat er beter wordt gekeken naar wat er wordt opgenomen
in het basispakket.
Ik kijk ook zeer uit naar de brief over de risicoverevening. Ik hoop dat we die niet
voor het zomerreces ontvangen maar al voor de procedurevergadering van volgende week,
want ik kan bijna al zeggen dat ik daar graag een schriftelijk overleg over wil houden.
Voorzitter. De Minister is in gesprek over duurzaamheid, ook in het kader van een
nieuwe green deal. Ik hoop dat hij dan kan terugkoppelen over wat er precies gaat
gebeuren met het actieplan.
De Minister zegt dat hij wel wil kijken met Minister Schouten wat het effect is van
de eigen bijdrage voor lage inkomens, maar nog niet naar wat we daar eventueel aan
kunnen doen. Daar ben ik nog niet helemaal tevreden over.
Ik ben in ieder geval blij dat de Minister de Verscheurkalender heeft gekregen. Ik
was gisteren op werkbezoek bij de huisartsenpost in Middelburg. De administratievelastendruk
is gewoon hét grote onderwerp. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Meneer Hijink.
De heer Hijink (SP):
Dank, voorzitter. Wat ik vooral interessant vond aan dit debat, is niet zozeer wat
de Minister allemaal wel of niet wil, maar vooral wat hij allemaal niet kan, onder
druk van het stelsel dat wij nu hebben. Hij heeft geen grip op de reserves van de
zorgverzekeraars. Hij heeft geen grip op die polisjungle, al die verschillende polissen
die worden aangeboden. Hij heeft eigenlijk ook geen grip op hoe wij de premie eerlijker
gaan verdelen, want hij wil het stelsel niet aanpassen. Hij heeft ook geen grip op
hoe we meer aan preventie kunnen gaan doen, omdat dat toch tussen de verschillende
partijen, de organisaties in de zorg, moet worden uitgevochten, ondanks dat de prikkels
in de zorg preventie juist onmogelijk maken.
De rode draad in dit hele verhaal is natuurlijk dat wij dus blijkbaar opnieuw klem
zitten met een kabinet dat niks wil veranderen aan het stelsel. Daarbij mag de discussie
over het stelsel dus niet gevoerd worden. Bruno Bruins zei het altijd heel stug en
hard, maar feit is dat het bij deze Minister eigenlijk exact hetzelfde is. Dat is
toch bijzonder teleurstellend, want als wij die discussie niet mogen voeren, gaan
wij hele grote problemen in onze zorg, zoals regeldruk en bureaucratie, echt niet
oplossen, want die komen voor een belangrijk deel juist voort uit het stelsel dat
we op dit moment hebben. Dus ik zie niet zo heel erg uit naar de debatten die we hierover
gaan hebben, want we gaan nog heel vaak praten over protocollen en het organiseren
van samenwerking, terwijl het stelsel in de kern niet uitnodigt tot samenwerking.
Ik stel die vraag daarom opnieuw aan de Minister. Als hij nou echt vindt dat het in
de zorg over samenwerking zou moeten gaan, moet hij dan niet erkennen dat je ook het
stelsel, dat nu nog draait om concurrentie en marktwerking, bij de fundamenten moet
willen aanpassen? Als je dat niet wilt, wordt het sluiten van akkoorden, protocollen,
et cetera dan niet een stuk minder zinvol? Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hijink. Mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik kan het kort houden, omdat de heer Hijink eigenlijk heel goed betoogde wat ook
mijn zorgen zijn. Je kunt willen inzetten op samenwerking – ik geloof dat de Minister
dat ook echt wil – maar er zijn grenzen aan samenwerking binnen dit stelsel. Dat hoor
je ook van iedereen die je spreekt. Er is concurrentie, zowel tussen de aanbieders
als tussen de zorgverzekeraars. Er is tot op zekere hoogte bereidheid om samen te
werken, maar op een gegeven moment stuit je op die grenzen, want dan raak je aan je
belang, of verspeel je je eigen belang. Ik vind het jammer dat de Minister niet doet
wat in mijn ogen nodig is, namelijk dat stelsel wijzigen.
Ik ben wel blij met de suggesties die hij deed over de huisartsen, bijvoorbeeld ontzorgen
door ook andere zorgverleners in positie te brengen. Meer specifiek ben ik benieuwd
naar de pilots die lopen voor meer tijd tussen huisarts en patiënt. Het probleem is
natuurlijk dat we een beperkt aantal huisartsen hebben. Die zitten al krap. Dus in
hoeverre kun je dat «meer tijd» nog uitbreiden? Daar hoor ik de Minister graag over.
Een ander onderwerp: ik heb eerder vragen gesteld over Pro Life, omdat ik mij zorgen
maak over wat dit doet met onder anderen jongeren. Mevrouw Paulusma hoorde ik er nu
ook over. Ik denk dat dat hartstikke goed is en dat wij moeten kijken hoe wij dit
probleem gaan oplossen
Ten slotte, voorzitter. Er zijn soms van die dingetjes ... Ik zei het ook in mijn
eerste termijn: het lijkt klein, maar het is groot, voor heel veel vrouwen. Als jij
chemokuren hebt moeten ondergaan, een pruik nodig hebt en die niet geheel zelf kunt
betalen, en daarnaast ook nog heel veel andere zorgkosten en kosten hebt, dan vind
ik dat in een solidair stelsel niet acceptabel. Ik hoor wel iets van ruimte bij de
Minister. Volgens mij deelt hij met mij – dat hoop ik – dat dat vervelend is en dat
we daar wat aan moeten doen. Dus ik kijk uit naar de uitkomst van het gesprek tussen
de Minister en het Zorginstituut.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ellemeet. Mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Dank allereerst voor de beantwoording. Dank aan de ondersteuning,
de bode, de griffie en ook aan de voorzitter, voor het weer voorzitten. Ik ben net
zoals mevrouw Ellemeet blij met de toezegging over de huisartsen, dat apothekers,
physician assistants, enzovoorts op een andere manier ingezet worden, zoals ik benoemde.
Ik ben ook een klein beetje blij – maar ik benoem het toch nog maar één keer – met
de toezegging dat er gesprekken lopen over de herhaalde aanvraag bij chronische aandoeningen.
Ik vraag de Minister om daar goed op te blijven duwen.
Dan had ik nog een stukje over preventie. Er zijn algemene preventieprogramma's, zoals
a.s.r. Vitality. Kan daar een overzicht van komen? Kan er ook van elkaar geleerd worden?
Dat is wat nog een beetje is blijven hangen in de eerste termijn. Dat was het voor
nu, voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. Mevrouw Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister en de ondersteuning voor het beantwoorden
van de vragen. Ik deel wel een beetje de teleurstelling van de SP en GroenLinks, dus
daar sluit ik me bij aan, ook als het gaat om toch niks willen doen aan het maximeren
van de eigen bijdrage, bijvoorbeeld voor hulpmiddelen. De Minister heeft dat wel uitgelegd.
Dat zijn niet alleen de pruiken, maar ook de hoortoestellen, orthopedische schoenen,
persoonsalarmering, ziekenvervoer, en noem maar op. Je zult het maar niet kunnen betalen.
Daar zit mijn zorg toch nog wel. Dus ik hoop heel erg dat de Minister daar toch nog
een keer over wil nadenken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Haan. Mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. In de 25 jaren tot 2010 werd er te krap begroot op VWS. Dat
zorgde elk jaar voor heel pijnlijke debatten, omdat de Kamer moest gaan beslissen
waar er dan op bezuinigd moest worden. Vanaf 2012 gaat het anders. Sinds 2012 begroot
het RIVM de zorgkosten veel te ruim. Dat was deels ingegeven door een rapport van
het Centraal Planbureau, dat later ingetrokken is. Daarin werd voorspeld dat de zorgkosten
tussen 2012 en 2040 met 4,4% per jaar zouden stijgen en het bbp met maar 0,5%. Iedereen
snapt dat het dan helemaal misloopt. Dat is nooit gebeurd. In dezelfde periode tot
nu, van 2012 tot 2021, zijn het bbp en de groei van de zorgkosten ongeveer gelijk.
Dat zien we in verschillende antwoorden van de Minister op Kamervragen, in jaarverslagen
en noem maar op. Het is zo erg uit het lood geslagen dat de zorgkosten nu, vanaf het
moment dat ze in 2012 met die overdreven begroting begonnen, netto 90 miljard hadden
moeten zijn. Maar 2021 is afgesloten met netto 77,5 miljard euro.
Waarom wind ik me hier zo over op? Niet omdat ik zo nodig beter in de cijfertjes wil
zitten, maar omdat dit voor verlamming zorgt daar waar de zorguitgaven echt omhoog
moeten. Bij de wijkverpleging en de wijkziekenverzorging zijn mensen op dit moment
gewoon verstoken van zorg, omdat er 0,5 miljard overblijft. Hetzelfde geldt voor de
ggz. De wachtlijsten daar zijn veel en veel te lang, terwijl de zorguitgaven aan de
ggz eigenlijk omhoog zouden moeten. Denk ook aan de stapeling van zorgkosten. Mensen
die echt aan de onderkant zitten en te maken hebben met opstapelende zorgkosten, hebben
niet genoeg aan een zorgtoeslag. Daar zit mijn grote zorg. Die constante, hysterische
ramingen gaan maar door en komen niet uit. De modellering van het RIVM komt al negen
jaar achter elkaar helemaal niet uit. Dat zorgt voor verlamming daar waar sommige
uitgaven echt omhoog moeten. Dat moet verbeterd worden. Daar zit mijn grote zorg.
Ik hoop dat het kwartje op enig moment valt dat wij naar een modellering moeten die
past. Het is niet zo dat ik denk dat de zorgkosten niet zullen stijgen ...
De voorzitter:
Rondt u af?
Mevrouw Agema (PVV):
... of dat ik niet vind dat de vele mensen die in de zorg werken, voor de inflatie
gecompenseerd moeten worden. Maar mijn hartenkreet is dat er verlamming ontstaat als
je hysterisch begroot. Dat is niet goed. Ik hoop dat dat meegenomen wordt door mijn
collega's.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Agema. Ik kijk even naar de rechterkant: vijf minuutjes, hoor
ik. In die vijf minuutjes wil ik nog even melden aan de mensen die thuis kijken dat
er maandag aanstaande tussen 10.00 uur en 14.00 uur een wetgevingsoverleg is over
de Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het
verplicht eigen risico voor de zorgverzekering. Ik zal ongetwijfeld een gedeelte van
u daar ook weer treffen. Ik weet niet of ik er zelf bij ben. Ondertussen schors ik
de vergadering voor vijf minuten. Om 18.13 uur gaan wij weer verder. Dank u wel.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de Minister voor de laatste beantwoording.
Minister Kuipers:
Dank u wel, voorzitter. Nog een aantal resterende vragen. Mevrouw Paulusma had het
over signalen ten aanzien van abortus en de vergoeding van kosten van onverzekerden.
Ik ken dit signaal. Ik zie voor nu geen reden om hier iets aan te doen, maar ik kan
wel nog een keer naar het precieze volume kijken en daar aanvullend schriftelijk op
terugkomen, met de nadrukkelijke kanttekening dat ik voor nu geen reden zie om dit
te veranderen.
Dan vroeg mevrouw Paulusma ook naar de eigenrisicosystematiek. Kan dat ook eerder?
Zoals al eerder aangegeven, is juist de uitvoering zeer complex, ook in verband met
het betrekken van de ggz. Ik ben met alle partijen in gesprek. Ik wil absoluut voorkomen
dat de systematiek met haastwerk en niet op de goede manier geïntroduceerd wordt.
Dus voor nu richt ik me op, zoals gezegd, 1 januari 2025.
Mevrouw Ellemeet vroeg nog een keer naar de pruiken. Ik zal daar echt zorgvuldig naar
kijken en kom erop terug. Ik heb uw signaal heel goed gehoord. Ik deel helemaal dat
er, als het echt noodzakelijk is, een goede vergoeding voor moet zijn.
Mevrouw Den Haan zei dat de stapeling in brede zin op de patiënt drukt. Kunnen we
daarover nadenken? Daar moeten we absoluut over nadenken. Er is ook reden voor de
monitor, zoals genoemd.
Voorzitter. De heer Hijink gaf aan dat de Minister niks kan. Ja, ik geef het even
letterlijk weer. De Minister kan niks en dat zit samenwerking in de weg. Samenwerking
kan wel degelijk. Er is concurrentie, maar er is ook samenwerking mogelijk. Ik zie
bijvoorbeeld voorbeelden op het terrein van de geboortezorg en de acute zorg. We hebben
het de afgelopen twee jaar gezien in de covidzorg en de traumazorg. Er zijn ook wel
degelijk samenwerkingsverbanden in de oncologische zorg. Alleen, veel van die voorbeelden
zijn onvoldoende en moeten dus verder gestimuleerd worden. Daar zet ik op in. Overigens,
stel dat dat op enig moment gewoon niet lukt en er toch een discussie moet komen over
verandering van het stelsel, in welke vorm dan ook, dan is er in het coalitieakkoord
wel degelijk die ruimte. Maar dan moeten we het dan doen. Laten we eerst op deze weg
inzetten en kijken of dat daadwerkelijk wat oplevert. Ik verwijs ook even naar de
discussie – ik denk dat ik het er nog regelmatig met de Kamer over zal hebben – over
wat ik dan maar even kwaliteit aan de voorkant heb genoemd, maatregelen die je treft
omdat je op basis van allerlei literatuur uit het verleden gewoon al weet dat dit
tot verbetering van de kwaliteit moet leiden. Maar de zin «de Minister kan niks» houd
ik er zeker graag ... Die zal ik af en toe even gebruiken in mijn eigen ... Maar daar
bedoel ik niet mee ...
Voorzitter. Mevrouw Van den Hil vroeg nog naar voorbeelden van zorgverzekeraars die
preventie inzetten in hun polis. Ik kan daar van harte schriftelijk op terugkomen
en dit soort voorbeelden geven. Dat zal niet een compleet overzicht zijn, omdat er
altijd weer nieuwe polissen en andere dingen zijn, maar ik kan wel degelijk voorbeelden
noemen. Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we richting het einde van het debat. Als eerste: er is een tweeminutendebat
aangevraagd met als eerste spreker mevrouw Paulusma. Ik hoop van harte dat dit nog
voor het reces ...
Mevrouw Paulusma (D66):
Daar ga ik van uit.
De voorzitter:
Ik ook. Dat zal waarschijnlijk wel. Dan hebben we nog toezeggingen, in de hoop dat
die dan ook weer voorkomen dat er extra moties ingediend worden, want ik vermoed dat
er nog heel veel tweeminutendebatten komen de komende anderhalve week.
– Als eerste. De Minister informeert de Kamer deze zomer zodra de afspraken rondom het
Integraal Zorgakkoord zijn afgerond. De verwachting is half september.
– Als tweede. Binnenkort ontvangt de Kamer een brief van de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen over de relatie tussen sociaal-maatschappelijke problematiek
en de gezondheid en zorg.
– Als derde. Voor de zomer ontvangt de Kamer een brief over de voorgenomen aanpassingen
in het risicovereveningsmodel voor het jaar 2023. Een toezegging aan mevrouw Van den
Berg.
– Vier. In het najaar van 2022 ontvangt de Kamer een brief over de hoofdlijnen van de
andere vormgeving van het eigen risico.
– Vijf. In de tweede helft van 2023 ontvangt de Kamer het wetsvoorstel over het anders
vormgeven van het eigen risico.
– Zes. In het najaar van dit jaar ontvangt de Kamer een brief over de inrichting van
de monitor over de betaalbaarheid van zorgkosten.
– Zeven. De Minister zal schriftelijk terugkomen op het gesprek met de NZa over de toereikendheid
van de vergoeding voor haarwerken, naar aanleiding van een vraag van mevrouw Ellemeet.
Excuus, het is het Zorginstituut. Heel goed.
– Acht. De Minister stuurt in het eerste kwartaal van komend jaar de resultaten van
het onderzoek naar de vraag in hoeverre het vrijwillige eigen risico tot kruissubsidie
leidt, naar aanleiding van een vraag van meneer Hijink.
– Negen, de laatste. De Minister komt schriftelijk terug op de wijze van vergoeding
van abortussen voor onverzekerde vrouwen, naar aanleiding van een vraag van mevrouw
Paulusma, en vervolgens ook mevrouw Ellemeet.
Dan zie ik nog twee handen, vingers. Mevrouw Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
De Minister heeft ook toegezegd in gesprek te gaan met Minister Schouten in het kader
van ... Ja, oké, hij knikt. Dank u.
De voorzitter:
Er wordt geknikt. Mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb de Minister nog helemaal niet gehoord – misschien is het aan me voorbijgegaan
– over de toegankelijkheid van zorg ten aanzien van stamceltherapie voor MS-patiënten
en de PTED-operatie bij een hernia. Misschien kan hij daar nog schriftelijk op terugkomen.
Ik vind het namelijk wel heel belangrijk, als het gaat om de toegankelijkheid van
zorg.
Minister Kuipers:
Ik kan daar schriftelijk op terugkomen, voorzitter.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Volgens mij kan ik dan echt deze vergadering sluiten. We zijn mooi
op tijd. Hartelijk dank. Hartelijk dank aan de Minister voor de beantwoording. Hartelijk
dank aan de ondersteuning, de mensen die dit allemaal thuis of hier op de tribune
hebben gevolgd, natuurlijk mijn collega's en als laatste en belangrijkste, de griffie.
Dank u wel.
Sluiting 18.21 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.