Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Thijssen en Piri over het bericht ‘’Honderden gemartelde homo’s in Tsjetsjenië, toch doen PwC, Deloitte en KPMG er zaken’
Vragen van de leden Thijssen en Piri (beiden PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Honderden gemartelde homo’s in Tsjetsjenië, toch doen PwC, Deloitte en KPMG er zaken» (ingezonden 24 mei 2022).
Antwoord van Ministers Hoekstra (Buitenlandse Zaken) en Schreinemacher (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 5 juli 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Honderden gemartelde homo’s in Tsjetsjenië,
toch doen PwC, Deloitte en KPMG er zaken»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat, gezien de mensenrechtenschendingen van het regime van Kadyrov
en het feit dat er al Europese sancties gelden tegen personen die verantwoordelijk
zijn voor foltering en onderdrukking van LGBTI-personen en politieke tegenstanders
in Tsjetsjenië, het doen van zaken met dit regime en in het bijzonder het maken van
een «investeringsgids voor de Tsjetsjeense Republiek» door PwC totaal onacceptabel
is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
Het kabinet heeft grote zorgen over de mensenrechtensituatie in Tsjetsjenië. Hier
spreekt Nederland zich samen met partners binnen onder meer de EU en de OVSE regelmatig,
voor en achter de schermen, over uit. In 2018 behoorde Nederland tot een van de OVSE-lidstaten
die het inroepen van het Moskoumechanisme steunde. Daarbij steunt Nederland de listing
van enkele personen die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië
onder het Mensenrechtensanctieregime.
Deze sancties hebben betrekking op deze personen en niet op de activiteiten van bedrijven.
Het staat bedrijven vrij zaken te doen in een land, wanneer ze hierbij geen sanctiewetgeving
overtreden.
Nederland wijst Nederlandse bedrijven actief op de risico’s die verbonden zijn aan
het doen van zaken in de context van ernstige mensenrechtenschendingen, bijvoorbeeld
via het IMVO-beleid. Opgemerkt zij dat zowel het hoofdkantoor van PwC als Deloitte
niet in Nederland zijn staat en beide bedrijven bovendien statutair niet in Nederland
gevestigd zijn.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat deze bedrijven volgens zowel de UN Guiding Principles on Business and Human Rights als de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen negatieve gevolgen voor
mensenrechten dienen te voorkomen, en dat zij in dit geval hun due diligence-verplichting op het gebied van mensenrechten onvoldoende hebben uitgeoefend? Kunt
u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die in het buitenland opereren
dat zij de OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles implementeren en op deze manier negatieve gevolgen voor mens en milieu in hun waardeketen
voorkomen en aanpakken. Conform het coalitieakkoord 2021–2025 bevordert het kabinet
IMVO-wetgeving in de EU en voert het nationale wetgeving in die rekening houdt met
een gelijk speelveld met omringende landen en implementatie van EU-regelgeving.
PwC en Deloitte zijn Britse bedrijven. KPMG is statutair een Brits bedrijf met een
hoofdkantoor in Nederland. Het kabinet kan niet beoordelen of deze bedrijven hun due
diligence-verplichting onvoldoende zijn nagekomen. Als onderdeel van een toekomstige
due diligence-verplichting zal ook toezicht op bedrijven worden ingericht; dat zal
het in de EU makkelijker maken om te bepalen in hoeverre bedrijven hun verplichtingen
nakomen.
Vraag 4
Hoe verhoudt de opstelling van deze bedrijven zich volgens u tot het Nederlandse mensenrechtenbeleid,
waarbinnen de bescherming van de LGBTI-gemeenschap prioriteit heeft?
Antwoord 4
Gelijke rechten voor de LHBTI-gemeenschap vallen onder de prioriteiten van het Nederlandse
mensenrechtenbeleid. De OESO-richtlijnen vragen van bedrijven zich in hun activiteiten
te laten leiden door het principe van gelijkheid van arbeidskansen en gelijke behandeling
en geen onderscheid te maken op grond van ras, huidskleur, geslacht, politieke overtuiging,
nationaliteit, maatschappelijke achtergrond of andere status. Het kabinet verwacht
van alle Nederlandse bedrijven die in het buitenland opereren dat zij de OESO-richtlijnen
naleven.
Vraag 5
Hoe verhoudt de opstelling van deze bedrijven zich volgend u tot de Richtlijn van
het Europees Parlement en de Raad betreffende Corporate Sustainability Due Diligence and amending Directive (EU) 2019/1937?
Antwoord 5
Op 23 februari jl. publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor een Richtlijn
betreffende Corporate Sustainability Due Diligence and amending Directive (EU) 2019/1937. Het betreft een voorstel voor een IMVO-verplichting (gepaste zorgvuldigheidsverplichting).
Het kabinet verwelkomt het voorstel en heeft zijn positie bekendgemaakt via het BNC-fiche
(detail: 2022Z09001). De onderhandelingen over het voorstel zijn onlangs gestart. Na vaststelling van
de posities van het Europees Parlement en de EU-lidstaten in de Raad zal een triloog
worden gevoerd tussen Raad, Parlement en Commissie. Na de triloog zal het richtlijnvoorstel
worden vastgesteld.
Vraag 6
Bent u bereid deze bedrijven aan te spreken op hun acties? Welke verdere actie gaat
u ondernemen om er op korte termijn al voor te zorgen dat bedrijven zich aan hun verplichtingen
onder de OESO-richtlijnen houden?
Antwoord 6
De bedrijven in kwestie zijn statutair geen Nederlandse bedrijven.
De OESO-richtlijnen zijn een internationaal overeengekomen kader van vrijwillige aard
dat aanbevelingen bevat voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Het Nederlandse kabinet neemt de OESO-richtlijnen als basis voor beleid- en regelgeving.
De regering voert actief IMVO-beleid en zet in op een doordachte mix van dwingende
en vrijwillige maatregelen die tezamen leiden tot verbeterde implementatie van de
OESO-richtlijnen door het bedrijfsleven.
Kernelement van de IMVO-beleidsmix is wetgeving. In het coalitieakkoord 2021–2025
is overeengekomen dat Nederland in de EU IMVO-wetgeving bevordert en nationale IMVO-wetgeving
invoert die rekening houdt met een gelijk speelveld met omringende landen en implementatie
van EU-regelgeving.
Naast wetgeving zet het kabinet in op ondersteunende maatregelen die IMVO vergemakkelijken
(zoals het bevorderen van sectorale samenwerking) en bedrijven voorlichten over de
OESO-richtlijnen (zoals via de oprichting van een IMVO-steunpunt). Ook bevordert het
kabinet IMVO door het stellen van voorwaarden, bijvoorbeeld aan bedrijven die gebruik
willen maken van het handelsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
of via het Rijksinkoopbeleid door het hanteren van internationale sociale voorwaarden.
Vraag 7 en 8
Welke specifieke rol speelde de Nederlandse ambassade in Moskou verder bij het informeren
van deze bedrijven over de mensenrechtenrisico’s in Rusland en Tsjetsjenië in het
bijzonder? Op welke manier heeft de ambassade deze bedrijven ondersteund bij het zaken
doen in Tsjetsjenië?
Zijn deze bedrijven door de Nederlandse overheid op enigerlei wijze gewezen op de
grote risico’s die zij liepen om betrokken te raken bij mensenrechtenschendingen?
Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 7 en 8
IMVO vormt een integraal onderdeel van de economische dienstverlening van de Nederlandse
overheid in het buitenland en is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten
van de Nederlandse ambassade in Rusland.
De Nederlandse overheid, inclusief Nederlandse ambassades, wijzen Nederlandse bedrijven
op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO, inclusief de risico’s op het gebied van
mensenrechten, en gaat, mede afhankelijk van de vraag van de bedrijven in kwestie,
met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante ondersteuning
van de overheid op dit onderwerp. De ambassades werken daarbij volgens de IMVO-richtlijnen
voor Nederlandse ambassades. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid
om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, die
het kader vormen voor de Nederlandse inzet op IMVO.
Voor de regio Tsjetsjenië geldt een negatief reisadvies. Er zijn dan ook geen handelsbevorderende
activiteiten georganiseerd voor deze regio en er zijn in deze regio voor zover bekend
nauwelijks Nederlandse bedrijven actief.
Vraag 9
Was de Nederlandse Atradius betrokken bij garantstellingen voor het afdekken van risico’s
voor deze bedrijven? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 9
Nee, Atradius Dutch State Business is niet betrokken bij garantstellingen voor het
afdekken van risico’s voor PwC, Deloitte en KMPG in Tsjetsjenië.
Vraag 10
Bent u het er daarnaast mee eens dat, gezien de nauwe banden tussen Ramzan Kadyrov
en Vladimir Poetin en de mogelijke betrokkenheid van Tsjetsjeense strijders in Oekraïne,
zaken doen met het Tsjetsjeense regime niet langer mogelijk zou moeten zijn? Zo ja,
wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Antwoord 10
Het sanctiepakket dat in het kader van de Russische oorlog tegen Oekraïne tegen Rusland
is ingesteld is ongekend en zonder precedent. Hiermee wordt de prijs die Rusland betaalt
voor de agressie tegen Oekraïne zo hoog mogelijk gemaakt. Nederland zet zich actief
in om de sancties tegen Rusland verder te verzwaren.
De sancties raken het Russische leiderschap waar het pijn doet: in de portemonnee
van het Kremlin en de kring daaromheen, ook in de Russische deelrepubliek Tsjetsjenië.
Het hoofd van Tsjetsjenië Ramzan Kadyrov staat op de sanctielijst van de EU. Dit behelst
onder meer een verbod op zakendoen. De listing van verschillende Tsjetsjenen, waaronder
Kadyrov, betekent niet dat zaken doen in Tsjetsjenië onmogelijk is. Het staat bedrijven
vrij zaken te doen in een land, wanneer ze hierbij geen sanctiewetgeving overtreden.
Vraag 11
Bent u bereid om in EU-verband ervoor te pleiten dat sancties die al gelden tegen
individuen in Tsjetsjenië, worden uitgebreid?
Antwoord 11
De inzet van het EU-Mensenrechtensanctieregime maakt onderdeel uit van het brede mensenrechtenbeleid
van het kabinet. In dat kader zijn er enkele individuen uit Tsjetsjenië gelist onder
het EU-Mensenrechtensanctieregime. Onder het Mensenrechtensanctieregime is het niet
mogelijk om sancties uit te breiden voor al gesanctioneerde individuen.
Nederland is binnen de EU op doorlopende basis in gesprek over het toevoegen van personen
en entiteiten aan sanctielijsten en het uitbreiden van sancties en is voorstander
van listings indien deze aansluiten bij de listingcriteria en bijdragen aan de doelstellingen
van de sancties.
Vraag 12
Bent u bereid deze bedrijven aan te spreken op hun acties? Welke verdere actie gaat
u ondernemen om ervoor te zorgen dat bedrijven zich aan hun verplichtingen onder de
OESO-richtlijnen houden?
Antwoord 12
Zie voor het antwoord vraag 6.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.