Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Becker en De Kort over het bericht ‘Rotterdam geeft statushouders baan: ‘Rijk moet ook bijspringen.’
Vragen van de leden Becker en De Kort (beiden VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Rotterdam geeft statushouders baan: Rijk moet ook bijspringen» (ingezonden 20 juni 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (ontvangen 5 juli 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Rotterdam geeft statushouders baan: Rijk moet ook bijspringen»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Vraag 2
Kunt u uiteenzetten hoe de aanpak van het Rotterdamse stadsbestuur waar statushouders
naast een opleiding ook een baangarantie krijgen binnen de gemeente of elders op de
arbeidsmarkt precies werkt? In welke fase van de inburgering komt het baanaanbod aan
de orde en is het onderdeel van het Plan Inburgering en Participatie (PIP) of niet?
Hoe is de verhouding subsidie en salaris of gaat het om volledig gesubsidieerde banen?
Wordt er gewerkt met loondispensatie of met loonsubsidie en vanwaar de gekozen methode?
Voor hoeveel statushouders van het totale bestand zal met deze nieuwe aanpak worden
gewerkt?
Antwoord 2
Rotterdam is al van start gegaan met deze aanpak. Statushouders die in Rotterdam deelnemen
aan leerwerktrajecten komen in dienst van de werkgever en ontvangen salaris van deze
werkgever. Het gaat hier dus niet om gesubsidieerde banen, maar regulier werk. In
de leerwerktrajecten die eerder binnen Rotterdam zijn gerealiseerd, werd een voorselectie
gemaakt door een extern bureau, op basis van leerbaarheid, persoonlijke omstandigheden
en taalniveau. Voor de kandidaten die uit de selectie kwamen, werden klikgesprekken
georganiseerd met de werkgevers. Hierop volgde een proefplaatsing van maximaal 3 maanden
waarin statushouder en werkgever samen konden ondervinden of de werkplek de gewenste
was. Tijdens de proefplaatsing was vanuit het ROC aandacht voor de Nederlandse taal.
Bij definitieve plaatsing werd een contract getekend voor de periode van de beroepsbegeleidende
leerweg (bbl), waarbij na goede afronding een mbo-diploma wordt verkregen. Hiermee
kwam de persoon als reguliere werknemer in dienst bij de werkgever.
Aan het leerwerktraject dat is gerealiseerd bij de gemeente Rotterdam, deden 23 kandidaten
mee. Zij zijn allen doorgestroomd naar functies binnen de gemeente. Op dit moment
wordt door de gemeente Rotterdam onderzocht hoe toekomstige leerwerktrajecten vorm
kunnen krijgen en voor hoeveel personen hiervoor plekken gerealiseerd kunnen worden.
Dit geldt ook voor de mogelijkheden om voor specifieke functies eventueel loonkostensubsidie
in te zetten.
Met betrekking tot PIP: hier is in de gemeente Rotterdam nog geen ervaring mee in
relatie tot de leerwerktrajecten. De leerwerktrajecten waren tot dusver voor statushouders
die onder de oude Wet inburgering (2013) vielen. In de toekomst (onder de Wet inburgering
2021) kan het deelnemen aan een leerwerktraject onderdeel uitmaken van de PIP, of
in het afsprakenplan worden opgenomen dat een onderliggend document is van de PIP.
Vraag 3
Wat is uw oordeel over deze aanpak, ook in het licht van de lessen die u heeft getrokken
uit het project Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt?
Antwoord 3
Ik moedig de aanpak van harte aan. Leerwerktrajecten, of duale trajecten, zijn een
duurzame manier om iedereen die kan en wil werken op de arbeidsmarkt te laten participeren.
Er zijn vele succesvolle zij-instroom trajecten uitgevoerd waarin tot krapteberoepen
wordt opgeleid. Het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) levert inspirerende
voorbeeldprojecten in bijvoorbeeld de techniek en de zorg. Deelnemers hebben een startkwalificatie
hebben gehaald en in sommige gevallen kregen zij een baangarantie. De aanpak van de
gemeente Rotterdam sluit goed aan bij de Wet inburgering 2021 en bij de lessen die
vanuit VIA geleerd zijn.
De meerwaarde van leerwerktrajecten voor statushouders zit met name bij een vroege
focus op werk en het contextueel kunnen aanbieden van taal waardoor taalverwerving
sneller verloopt. Ook maken leerwerktrajecten het mogelijk voor statushouders om op
een goed niveau aan het werk te komen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kennis
en vaardigheden van hen zelf.
Succesvolle uitvoering van leerwerktrajecten wordt bepaald door: (i) extra aandacht
voor werving en selectie, (ii) continue aandacht voor taal, (iii) intensieve begeleiding
en (iv) aandacht voor inclusie op de werkvloer.
Een belangrijke succesfactor is maatwerk; dit is zowel nodig in de begeleiding als
in het taalaanbod. Dit vraagt om investeringsbereidheid en goede samenwerking van
gemeenten, werkgevers en opleiders. Er wordt niet alleen in opleiding geïnvesteerd,
maar ook in (vak)taal en begeleiding vanwege culturele verschillen. Kleinschalige
pilots in de techniek en de zorg laten zien dat werkgevers investeringen vanwege de
krapte op de arbeidsmarkt in enkele jaren kunnen terugverdienen als de medewerker
na het leerwerktraject instroomt op een duurzame manier.
Leren en werken is ook mogelijk via praktijkleren in het mbo. Het voordeel hiervan
is dat de kwaliteit geborgd is en dat de documenten die na afloop worden verkregen
herkenbaar zijn voor zowel werkgevers als onderwijsinstellingen (civiele waarde).
Dat maakt door ontwikkelen of overstappen naar een ander bedrijf of sector makkelijker.
Zo verbetert praktijkleren in het mbo niet alleen de directe maar ook de duurzame
inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.
Vraag 4 en 5
In hoeverre lopen er in het hele land al regelingen binnen gemeentes met leerwerktrajecten
voor statushouders waarbinnen de nadruk ligt op het zo snel mogelijk opdoen van praktijkervaring
op de werkvloer? Om welke gemeentes gaat het? Op basis van welke regelgeving worden
deze leerwerktrajecten opgezet? Wat hebben deze regelingen tot dusver opgeleverd qua
aantal banen voor statushouders? Hoe beoordeelt u deze cijfers?
Welke mogelijkheid hebben gemeenten binnen bestaande regelingen en budgetten voor
het uitrollen van dit soort leerwerktrajecten met een focus op aan de slag gaan voor
statushouders? Kunt u zowel de mogelijkheid bij inburgeraars als bij statushouders
die reeds ingeburgerd zijn onderscheiden in uw toelichting?
Antwoord 4 en 5
Het deelnemen aan leerwerktrajecten door statushouders kan vanuit de Wet inburgering
2021 of Participatiewet of een combinatie van beide wetten. De Wet inburgering 2021
biedt gemeenten namelijk meer ruimte en handvaten om het leren van de Nederlandse
taal samen te laten gaan met participeren in de samenleving. Dat betekent concreet
dat gemeenten tegelijkertijd en in samenhang kunnen sturen op inburgering en re-integratie,
bijvoorbeeld door de inzet van leerwerktrajecten of duale trajecten.
Gemeenten kunnen vanuit de re-integratiemiddelen die zij via het Gemeentefonds ontvangen
investeren in leerwerktrajecten voor alle statushouders. Ook de € 60 miljoen aan extra
re-integratiemiddelen die dit jaar aan gemeenten beschikbaar zijn gesteld in het kader
van het steun- en herstelpakket corona kunnen gemeenten hierbij benutten. Eventuele
overschotten op het bijstandsbudget zijn vrij besteedbaar voor een gemeente, en kunnen
hier eveneens voor aangewend worden. Verder worden gemeenten gefinancierd voor de
inburgeringsvoorzieningen die zij moeten aanbieden aan inburgeraars die onder de Wet
inburgering 2021 vallen. Specifiek voor statushouders geldt dat een inburgeringscursus
c.q. traject daarvan onderdeel uitmaakt. Dit kan dus ook worden gebruikt voor leerwerktrajecten
of andere vormen van duale trajecten als deze (mede) worden ingezet om de statushouder
aan diens inburgeringsplicht te laten voldoen. Ten slotte kunnen gemeenten ervoor
kiezen om ook andere vrij besteedbare middelen uit het Gemeentefonds hiervoor aan
te wenden. De verantwoordelijkheid voor zowel re-integratie als inburgering is gedecentraliseerd,
dus hoe gemeenten dit beleid vormgeven en tot hoeveel extra banen dit leidt, is niet
landelijk te monitoren.
Op lokaal en regionaal niveau of binnen branches zijn er regelingen beschikbaar, bijvoorbeeld
vanuit O&O fondsen of subsidiemogelijkheden voor werkgevers. Voor het opzetten van
leerwerktrajecten zijn er ook andere financieringsbronnen, zoals middelen vanuit de
Wet educatie en beroepsonderwijs, de aankomende Europese subsidies AMIF en ESF+ en
praktijkleren in het mbo.
Voor praktijkleren in het mbo hebben de Ministeries van OCW en SZW voorzien in financiering
voor enerzijds de uitvoering van de mbo-opleiding door een mbo-instelling en anderzijds
het realiseren van de benodigde leerbaan door de werkgever die erkend leerbedrijf
is. In het voorbeeld van Rotterdam wordt een volledige mbo-opleiding gedaan tijdens
het werk in de beroepsbegeleidende leerweg resulterend in een mbo-diploma. De mbo-instelling
wordt dan bekostigd door het Ministerie van OCW en de werkgever kan een beroep doen
op de Subsidieregeling praktijkleren van dit ministerie. Daarnaast kunnen sinds kort
ook delen van mbo-opleidingen gedaan worden tijdens het werk in de zogenaamde derde
leerweg, resulterend in een mbo-certificaat (vastgesteld onderdeel van een mbo-opleiding)
of een praktijkverklaring (maatwerkopleiding afhankelijk van de wensen/mogelijkheden
van werkgever en kandidaat). Is dat het geval dan kan de mbo-instelling gefinancierd
worden uit middelen die het Ministerie van SZW beschikbaar heeft gesteld aan de regionale
mobiliteitsteams in het kader van het steun- en herstelpakket of de reguliere middelen
van gemeenten en UWV. De werkgever kan een beroep doen op de Subsidieregeling praktijkleren
in de derde leerweg van het Ministerie van SZW.
In minimaal acht andere arbeidsmarktregio’s (Groningen, Friesland, Zwolle, Helmond-De
Peel, Midden-Brabant, Zuidoost-Brabant, Haaglanden, Zuid-Kennemerland en IJmond) zijn
voorbeelden verzameld door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven
(SBB) waarbij statushouders een deel van een mbo-opleiding doen tijdens het werk met
aandacht voor verbetering van de Nederlandse en functiegerichte taal, resulterend
in een mbo-certificaat of praktijkverklaring. Daarbij gaat het (nog) niet om hele
grote aantallen.
Vraag 6
Hoe is in Rotterdam het uitgangspunt vastgelegd dat gesubsidieerde banen uiteindelijk
leiden tot een ongesubsidieerd werkcontract voor de statushouder? In hoeveel gevallen
leidt het leerwerktraject hiertoe en in hoeveel gevallen gaat het hierbij om een baan
bij een andere werkgever dan de overheid? Bent u het eens dat een einde aan de subsidie
wel het uitgangspunt zou moeten zijn van dergelijke leerwerktrajecten om statushouders
ook daadwerkelijk op eigen benen te kunnen laten staan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
In Rotterdam zijn vooralsnog geen afspraken gemaakt ten aanzien van het uitgangspunt
dat gesubsidieerde banen moeten leiden tot een ongesubsidieerd werkcontract voor de
statushouder. De banen die tot op heden zijn gerealiseerd binnen de geïntegreerde
duale inburgeringstrajecten zijn geen gesubsidieerde banen, maar het betreft regulier
werk.
Het traject bij de gemeente Rotterdam heeft geleid tot doorstroom van alle 23 deelnemers.
Dit was het eerste traject binnen het eigen concern. Ook bij andere werkgevers zijn
trajecten vormgegeven, met verschillende mate van succes.
Corona heeft er mede toe geleid dat binnen bepaalde leerwerktrajecten niet de optimale
doorstroom is behaald. Lockdowns zorgden er namelijk voor dat het leren op locatie
niet mogelijk was – precies de essentie van dit soort trajecten.
Ik ben het met u eens dat de leerwerktrajecten voor statushouders er idealiter toe
leiden dat de statushouders op eigen benen komen te staan. Dit is ook precies de insteek
die Rotterdam nastreeft.
Vraag 7
Bent u het daarnaast eens dat de leerwerktrajecten in de praktijk zoveel mogelijk
moeten aansluiten op de krapte op de arbeidsmarkt en specifiek tekortsectoren zoals
de bouw of techniek om zo gericht mogelijk statushouders te kunnen inzetten? Zo ja,
gebeurt dit in Rotterdam en op andere plekken in het land? Kunt u enkele voorbeelden
geven van succesvolle trajecten waarbij statushouders in kraptesectoren aan de slag
zijn gegaan door middel van een leerwerktraject? Welke mogelijkheden ziet u om dit
verder te stimuleren? Zo nee waarom niet?
Antwoord 7
Het inzetten van leerwerktrajecten voor statushouders in kraptesectoren is een win-win
situatie. Aan de ene kant vinden statushouders vinden sneller werk, maken ze forse
stappen in hun integratie en worden ze economisch zelfstandig. Aan de andere draagt
het bij aan het tegengaan van nijpende personeelstekorten in kraptesectoren.
Ook in Rotterdam wordt gekeken naar kraptesectoren. Overigens doen kandidaten vaardigheden
op die niet uitsluitend toepasbaar zijn binnen sectoren waarin zij de Beroeps Begeleidende
Leerweg volgen. De opgedane vaardigheden kunnen ook relevant zijn in andere sectoren.
Hiermee verbetert dus de arbeidsmarktpositie van de werknemers.
Mij zijn daarnaast voorbeelden bekend van gemeenten en branches die inzetten op het
combineren van leren en werken in krapteberoepen zoals de zorg en de techniek. Binnen
het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) zijn onderzoeken uitgevoerd
naar leerwerktrajecten waarin werkgevers samenwerken met opleiders en gemeenten. Een
aantal van deze pilots was zeer succesvol.
In het kader van de Werkagenda Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) starten
vanaf september lerende netwerken en workshops voor stakeholders die zich bezighouden
met het opzetten en uitvoeren van leerwerktrajecten voor statushouders. Hiermee zorg
ik ervoor dat kennis over leerwerktrajecten wordt gebundeld en verder verspreid.
Ik vind het interessant om te bezien hoe we specifieke lessen die vanuit Rotterdam
zijn opgedaan, of toekomstige inzichten die uit de voorgenomen aanpak zullen komen,
kunnen gaan delen richting andere gemeenten. Ik zal de aanpak van Rotterdam dan ook
in de gaten houden en ervoor zorgen dat de gemeente een uitnodiging krijgt voor het
netwerk dat binnenkort van start gaat.
Vraag 8
Is het juist dat Rotterdam een beroep heeft gedaan op het Rijk om de regeling te ondersteunen
en zo ja, op welke wijze en wat is uw reactie?
Antwoord 8
Naar aanleiding van het signaal van de gemeente Rotterdam is contact gezocht. Een
eerste gesprek heeft plaatsgevonden, waarin de Rotterdamse aanpak is toegelicht en
mogelijkheden en belemmeringen zijn besproken. Dit gesprek wordt binnenkort nog vervolgd.
Vraag 9
Welke initiatieven zijn er in landen om ons heen om kwetsbare doelgroepen zoals statushouders
aan de slag te krijgen en/of om te scholen voor tekortsectoren in de krappe arbeidsmarkt
en wat kunnen wij hiervan leren?
Antwoord 9
In 2020 is er quickscan verricht naar de arbeidsmarktparticipatie van (hoogopgeleide)
vluchtelingen tussen Nederland en andere Europese landen. Hierover is uw Kamer in
9 november 2020 bericht2 (32 824, nr. 1306). Alhoewel dit onderzoek niet specifiek inging op tekortsectoren zijn er wel lessen
getrokken die relevant voor Nederland zijn, zoals het versnellen van de toegang tot
de arbeidsmarkt en vroegtijdig betrekken van werkgevers. Deze lessen zijn meegenomen
in de vormgeving van het nieuwe inburgeringsstelsel en de Werkagenda VIA.
Vraag 10
Bent u bereid om een plan te maken om gemeentes zoveel mogelijk te helpen met het
op creatieve wijze aan de slag krijgen van statushouders en hier ook de tekortsectoren
bij te betrekken? Zo ja, kunt u dat plan zo snel mogelijk aan de Kamer doen toekomen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Recent is uw Kamer geïnformeerd over de krapte aanpak van het kabinet en het actieplan
«Dichterbij dan je Denkt». De kern van het actieplan «Dichterbij dan je Denkt» is
om de krappe arbeidsmarkt te benutten om extra mensen die nu langs de kant staan naar
(parttime) werk of een leerwerktraject te begeleiden. Met het actieplan wordt een
intensivering van activiteiten in de regio en landelijk beoogd om matches tot stand
te brengen voor de brede doelgroep werkzoekenden (waaronder ook statushouders).
Vanuit «Dichterbij dan je denkt» krijgt de Werkagenda VIA een extra financiële impuls.
Met deze middelen wordt onder meer ingezet op kennis delen en het samen met gemeenten,
UWV en andere stakeholders bieden van betere dienstverlening zodat meer mensen uit
de doelgroep mensen met een migratieachtergrond (waaronder ook statushouders) naar
werk kunnen worden begeleid. Binnenkort start ik met de eerdergenoemde lerende netwerken
en workshops voor gemeenten en andere stakeholders om de totstandkoming van leerwerktrajecten
voor statushouders verder te stimuleren. Uw Kamer wordt vóór het einde van dit jaar
nader over de stand van zaken geïnformeerd in de Kamerbrief over de Werkagenda VIA.
Vraag 11
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Inburgering en integratie
van 6 juli 2022?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.