Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tielen over het bericht 'Zorgpremies schieten omhoog vanaf volgend jaar'
Vragen van het lid Tielen (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Zorgpremies schieten omhoog vanaf volgend jaar» (ingezonden 17 juni 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 29 juni
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Zorgpremies schieten omhoog vanaf volgend jaar»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een overzicht geven van de zorgkosten voor verschillende typen huishoudens
met daarin zowel de zorgpremie als de inkomensafhankelijk bijdrage die via werkgevers
wordt geïnd? Zo ja, kunt u daarbij de verwachte stijging voor de komende jaren vermelden?
Antwoord 2
De nominale premie 2022 bedraagt gemiddeld 1.522 euro. Er is daarin een flinke bandbreedte.
Er is geen informatie over de verdeling van de nominale premie naar huishoudenstypes.
De inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) die werkgevers afdragen bedraagt in 2022 6,75%
van het premieplichtig inkomen. Het premieplichtig inkomen kent een maximum van € 59.704.
De maximale IAB die een werkgever afdraagt is dus € 4.030.
Zelfstandigen en gepensioneerden betalen 5,5% van hun inkomen aan IAB, waarbij het
premieplichtig inkomen ook gemaximeerd is op € 59.704.
Over de premieontwikkeling in de komende jaren valt nog niet veel zinnigs te zeggen.
De bedragen die genoemd zijn in het aangehaalde Skipr-artikel zijn niet afkomstig
van het Ministerie van VWS en herkent het Ministerie van VWS ook niet.
Het Ministerie van VWS heeft in maart jl een zeer indicatieve berekening (maartraming)
gemaakt van de nominale premieontwikkeling in de komende jaren. In die berekening
stijgt de premie in 2023 met circa € 15 per maand in 2023 en met circa € 35 per maand
van 2022 op 2027. Die premiestijging vloeit vooral voort uit de relatief hoge loon-
en prijsstijgingen die het CPB verwachtte in het Centraal Economisch Plan 2022 (CEP
2022). Deze premiestijging ligt echter fors lager dan vermeld in het Skipr-artikel.
In de indicatieve berekening van het Ministerie van VWS kan echter veel informatie
nog niet worden meegenomen die wel van invloed zal zijn op de premieontwikkeling.
Zo is nog geen rekening gehouden met de uitgavenrealisaties 2022 en de doorwerking
daarvan in latere jaren. VWS ontvangt begin augustus inschattingen van de (verwachte)
uitgaven van verzekeraars in 2022 en kan dan pas een redelijke inschatting maken van
de uitgavenontwikkeling 2022 en de doorwerking daarvan naar latere jaren.
Daarnaast zal het CPB zijn ramingen van loon- en prijsontwikkeling nog aanpassen in
de Macro Economische Verkenning (MEV). Ook dat kan forse effecten hebben op de zorguitgaven.
In de bovengenoemde maartraming is ook nog geen (goede) inschatting verwerkt van de
gevolgen van de catastroferegeling, het uitstel van IAB-afdrachten door werkgevers,
en de mogelijke inzet van reserves door verzekeraars om een premiestijging te drukken.
Kortom, het is op dit moment echt te vroeg om een goede raming van de nominale premie
2023 te maken.
Vraag 3
Waarom stegen de totale zorguitgaven in het basispad voor het coalitieakkoord tot
2026 met 6,9% (voorafgaand aan de maatregelen uit het coalitieakkoord) en stijgen
de premielasten in de voorjaarsnota tot en met 2026 in totaal 28,1%?
Antwoord 3
In de VWS-begroting 2022 (opgesteld vóór het coalitieakkoord) stegen de Zorgverzekeringswet
(Zvw) uitgaven van € 54,5 miljard in 2022 naar € 64,0 miljard in 2026, ofwel een stijging
van € 9,5 miljard of 18%.
De Zvw-uitgaven stijgen in de huidige raming (inclusief coalitieakkoord) van € 54,9 miljard
in 2022 naar € 67,4 miljard in 2026, ofwel een stijging van € 12,5 miljard of 23%.
Dat de premiestijging (in de bovengenoemde maartraming) iets hoger wordt ingeschat
dan de uitgavenontwikkeling komt omdat verzekeraars de premiestijging in 2022 fors
hebben gedrukt door inzet van reserves en er in de huidige raming geen rekening is
gehouden met de inzet van reserves in 2026.
Vraag 4
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de maatregelen die in het coalitieakkoord
zijn aangekondigd om de houdbaarheid van de zorguitgaven te verbeteren? In hoeverre
zijn deze meegenomen in deze geraamde premiestijging?
Antwoord 4
Er wordt aan alle maatregelen hard gewerkt. De grootste opbrengst zal moeten worden
gerealiseerd via het Integraal Zorgakkoord. Daarover wordt nu gesproken met zorgaanbieders
en zorgverzekeraars. In de uitgavenraming en de premieraming is er van uit gegaan
dat de in het coalitieakkoord ingeboekte taakstelling geheel wordt gerealiseerd.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het van belang is om de jaarlijkse stijging te beperken, zeker
in deze tijd waarin de koopkracht voor alle huishoudens onder druk staat? Welke mogelijkheden
kunt u inzetten om de stijging van zorgkosten voor huishoudens te beperken?
Antwoord 5
De Zvw kent een lastendekkende premie. Daar is bij de vormgeving van de Zvw expliciet
voor gekozen. De Europese regels over staatssteun staan ook niet toe dat de overheid
private verzekeraars subsidieert om de premie te dempen. De enige manier om de zorgpremiestijging
te beperken is het in de hand houden van de uitgavenontwikkeling in de zorg.
Met de maatregelen uit het coalitieakkoord wordt een bijdrage geleverd aan het in
de hand houden van de premieontwikkeling.
Overigens: voor huishoudens met een laag inkomen wordt de premiestijging gecompenseerd
via de zorgtoeslag.
Vraag 6
Klopt het dat de bijdrage aan zorgverzekeraars uit het «catastrofeartikel Zvw» vanwege
de coronapandemie een tekort in het Zorgverzekeringsfonds heeft veroorzaakt? Zo ja,
in hoeverre is de stijging van de rekenpremies aan dit tekort te wijten?2
Antwoord 6
De catastroferegeling leidt tot een uitkering aan verzekeraars uit het Zorgverzekeringsfonds.
Dat leidt op zich tot een tekort in het Zorgverzekeringsfonds.
Tegenover uitgaven voor corona staan bij verzekeraars lagere uitgaven voor niet-coronazorg.
Omdat het Ministerie van VWS met de verzekeraars voor 2021 een macronacalculatie van
85% heeft afgesproken, slaat deze meevaller voor 85% neer in het zorgverzekeringsfonds.
Het saldo van deze twee effecten leidt tot een tekort in het fonds dat moet worden
opgevangen via hogere premies. Het grootste deel van dit effect was echter al bekend
ten tijde van de begroting 2022 en is dus meegenomen bij het vaststellen van de premies
2022. De huidige cijfers duiden erop dat de uitkering op basis van de catastroferegeling
hoger uitvalt dan geraamd in de begroting 2022. Daar tegenover staat dat de uitgaven
aan niet-coronazorg lager zijn uitgevallen dan geraamd in de begroting wat leidt tot
een meevaller in het Zorgverzekeringsfonds. Het per saldo negatieve effect op het
Zorgverzekeringsfonds van deze twee bijstellingen moet worden weggewerkt via de premiestelling
2023. Dit per saldo effect valt naar huidige inschatting mee in omvang.
Vraag 7
Is bij u bekend of, en zo ja welke, verzekeraars de bijdrage uit het catastrofeartikel
gebruiken voor compensatie van de stijging van de rekenpremie, of dat zij dit aan
de reserves toevoegen?
Antwoord 7
Verzekeraars hebben de premie 2022 fors gedrukt met inzet van reserves. Dit was mede
mogelijk vanwege de catastroferegeling. Let wel, bij verzekeraars staan zorgkosten
tegenover de uitkering catastroferegeling. Ze maken dus geen winst op de catastroferegeling.
Het geld dat verzekeraars konden inzetten om de premie te drukken resulteerde uit
lagere uitgaven bij de niet-coronazorg die in 2020 geheel en in 2021 deels toevielen
aan verzekeraars.
Vraag 8
Kunt u de beantwoording van deze vragen aan de Kamer sturen voor het commissiedebat
Zorgverzekeringswet / Eigen bijdragen in de zorg op 29 juni aanstaande?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.