Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de problemen die ongehuwd samenwonenden kunnen ondervinden als hun relatie ten einde komt
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de problemen die ongehuwd samenwonenden kunnen ondervinden als hun relatie ten einde komt (ingezonden 20 mei 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 29 juni 2022). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3074.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat steeds meer samenwonende mensen die niet
getrouwd zijn in de problemen geraken als het komt tot een breuk in de langdurige
relatie? Zo ja, wat vindt u van de oproep van de vereniging van Familierecht Advocaten
en Scheidingsmediators (vFAS) om in het recht meer stil te staan bij de aard van de
relatie (hoe duurzaam was de relatie) dan om alleen te kijken naar of iemand getrouwd
was of niet bij het toekennen van financiële tegemoetkomingen en de eventuele verdeling?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht. Ik herken (de signalen en) de trend dat
er steeds meer ongehuwd samenlevende partners zijn. In het geval partners zaken niet
(goed) geregeld hebben, kan dit bij het beëindigen van de relatie van deze partners
tot financiële problemen leiden. Tegelijkertijd hecht ik aan de autonomie van partners
en vind ik het belangrijk dat (aanstaande) partners zelf de keuze hebben voor een
relatievorm met de bijbehorende (financiële) gevolgen. Daarbij hebben partners die
niet kiezen voor een huwelijk of geregistreerd partnerschap in de eerste plaats een
eigen verantwoordelijkheid om met betrekking tot hun relatie afspraken te maken en
financiële zaken te regelen, al dan niet in de vorm van een samenlevingsovereenkomst.
Dit doet verder niets af aan de aard (duurzaamheid) van de relatie. Wel kan de duurzaamheid
van de relatie gaandeweg een reden zijn voor aanpassing van afspraken of regelingen.
Vraag 2
Ziet u ook dat niet-getrouwde samenlevers, en dan met name vrouwen, tegen problemen
aanlopen als het tot een relatiebreuk komt, bijvoorbeeld omdat zij jarenlang de zorg
voor de kinderen op zich hebben genomen en daardoor geen carrière hebben kunnen maken,
maar bij het beëindigen van een duurzame relatie, in tegenstelling tot getrouwde stellen
die uit elkaar gaan, (financieel) helemaal nergens recht op hebben? Vindt u dit absolute
onderscheid tussen getrouwde mensen die samenwonen en niet-getrouwde samenwoners wenselijk,
ook vanwege het feit dat mensen steeds vaker ongehuwd maar wel langdurig samenleven
en niet altijd bewust stil staan bij de gevolgen van hun keuzes, zoals het niet formeel
vastleggen of regelen van financiële zaken? Zo ja, waarom?
Antwoord 2
Als gezegd is het aan de aanstaande (partners) op grond van de partij autonomie om
te kiezen voor een huwelijk of geregistreerd partnerschap of voor niet gehuwde of
geregistreerde samenleving. Zij hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid. Wel
vind ik het belangrijk dat partners zich voldoende realiseren wat de gevolgen zijn
van een relatievorm, bij de vermogensopbouw, maar zeker ook in de situatie dat partners
uit elkaar gaan. Wanneer partners zich bewust zijn van de gevolgen kunnen zij hierover
afspraken maken. Niet alleen op financieel terrein, maar ook hoe men op een goede
manier uit elkaar kan gaan met zo min mogelijk (schadelijke) gevolgen voor zowel de
ouders als het kind.
Vraag 3
Bent u het er mee eens dat het huidige huwelijksvermogensrecht en alimentatierecht
eigenlijk nog steeds uitgaat van de situatie dat samenwonende mensen ook getrouwd
zijn? Zouden deze delen van het huidige personen- en familierecht niet herzien moeten
worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De bepalingen over het huwelijksvermogensrecht en het alimentatierecht zien op de
situatie van huwelijk en geregistreerd partnerschap. Deze bepalingen zien – een uitzondering
daargelaten – niet op ongehuwde of niet geregistreerde samenlevers. Dit laat onverlet
dat ongehuwde of niet geregistreerde partners afspraken op vermogensrechtelijke en
alimentatiegebied kunnen maken, maar partijen zijn ook vrij om niet te contracteren.
Met betrekking tot partners die geen samenlevingsovereenkomst zijn aangegaan blijkt
uit onderzoek2 dat als de reden om ongehuwd samen te leven gelegen is in een bewuste keuze van partners
om niet onder de wettelijke regeling van het huwelijk te vallen, wetgeving die hen
daar toch onderbrengt een inbreuk zou inhouden op de autonomie van deze partners.
Ik vind het belangrijk dat de eigen verantwoordelijkheid en autonomie van partners
in beginsel gerespecteerd worden. Voor de vraag naar een herziening verwijs ik naar
het antwoord op de vragen 4 en 5.
Vraag 4 en 5
Bent u bereid te bezien of er voor de groep mensen die wel samenwoont, maar niet getrouwd
is toch een vorm van bescherming kan worden geboden na het eindigen van de relatie?
Bent u daarbij bijvoorbeeld bereid om te kijken naar het invoeren van alimentatierecht
voor samenlevers of een recht op opgebouwd vermogen, zoals ook de vFAS bepleit? Zo
nee, waarom niet?
Bent u bereid te onderzoeken of een billijkheidscorrectie geïntroduceerd kan worden
bij de rechter in het geval van ongehuwd samenwonenden, zodat een rechter in die gevallen
waarin de beëindiging van het samenwonen en de relatie zonder billijke vergoeding
onredelijk is, toch een recht op vergoeding kan bepalen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
In februari 2021 is het onderzoeksrapport «Alimentatie van nu, acceptatie van alimentatie
in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen» aan uw Kamer aangeboden.3 Het onderzoek vond plaats in de periode van december 2019 tot december 2020 en vloeide
voort uit het vorige Regeerakkoord. In het Regeerakkoord was vermeld dat nader onderzoek
zou worden verricht ten behoeve van een verdere herijking van het familierecht. Een
inhoudelijke reactie op het onderzoeksrapport werd destijds overgelaten aan een nieuw
kabinet. Na de zomer zal ik een inhoudelijke reactie op het rapport aan uw Kamer toezenden
en in dat kader met een reactie komen omtrent partneralimentatie voor ongehuwd samenwonenden.
Ik zal daarbij ook de andere onderdelen betrekken die zijn genoemd in de vragen 4
en 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.