Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rudmer Heerema over opmerkingen van buurtsportcoach mevrouw N. Haarman tijdens het rondetafelgesprek ‘bewegingsarmoede’ op 21 februari jl.
Vragen van het lid Rudmer Heerema (VVD) aan de Ministers voor Langdurige Zorg en Sport en voor Primair en Voortgezet Onderwijs over opmerkingen van buurtsportcoach mevrouw N. Haarman tijdens het rondetafelgesprek «bewegingsarmoede» op 21 februari jl (ingezonden 23 februari 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 28 juni 2022).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2025.
Vraag 1
Klopt het dat de buurtsportcoachregeling nog steeds voor 40 procent door de landelijke
overheid gefinancierd wordt met 60 procent cofinanciering door gemeenten?
Antwoord 1
Ja, het klopt dat binnen de huidige regeling dit de afspraak is.
Vraag 2
Is het bij deze regeling niet de bedoeling dat buurtsportcoaches op het snijvlak sportvereniging,
gemeente en school opereren? Klopt het dat gemeenten de keuze maken aan welke specifieke
doelgroepen meer aandacht besteed wordt?
Antwoord 2
Lokaal maken gemeenten afwegingen voor wie en wat zij de functionarissen die gefinancierd
worden uit de Brede regeling Combinatiefuncties in willen zetten. De buurtsportcoach
opereert op het snijvlak van sport, onderwijs, cultuur, zorg, welzijn en andere domeinen
waarbij het gaat om mensen in beweging en aan het sporten te krijgen.
De doelstellingen van deze regeling zijn:
• Een leven lang inclusief sporten, bewegen en beoefenen van culturele activiteiten
mogelijk maken, met inhoudelijke focus (maar niet uitsluitend) op:
– (Talent)ontwikkeling van jeugd en jongeren stimuleren, waarbij verbetering van motorische
vaardigheden een belangrijk aandachtspunt is.
– Sport-, beweeg- en cultuuronderwijs op en rond scholen versterken.
– Specifieke aandacht voor kwetsbare, minder kansrijke jongeren die (een risico op)
een verminderde actieve leefstijl hebben.
• Inzetten op groepen mensen die belemmeringen ervaren bij het georganiseerde/formele
en niet-georganiseerde/non-formele sporten en bewegen en beoefenen van culturele activiteiten,
die te maken hebben met iemands leeftijd of levensfase, gender, fysieke of mentale
gezondheid, culturele/sociale achtergrond, seksuele geaardheid, financiële situatie
of sociale positie.
• Bereiken, toe leiden en begeleiden van personen die in armoede leven, zodat zij ondanks
hun financiële situatie kunnen sporten/bewegen en meedoen aan culturele activiteiten.
• Lokale verbindingen tot stand brengen en uitbouwen tussen gemeentelijke beleidsdomeinen
en voorzieningen, gesubsidieerde/commerciële sport, cultuur, onderwijs, bso/kinderopvang,
welzijn, zorg, gezondheid, bedrijven c.a.
• Duurzaam versterken en innoveren van sport-, beweeg- en cultuuraanbieders/ vrijwilligersorganisaties
op het gebied van o.a. besturen, vrijwilligers, kader, diversiteit, inclusief en vraaggericht
handelen. Met aandacht voor het vormgeven van een pedagogisch sportklimaat.
Vraag 3
Is het de bedoeling van deze regeling dat buurtsportcoaches verhuurd worden aan het
onderwijs als vakdocent lichamelijke opvoeding? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit? Zo nee,
wilt u uitgebreid op de volgende vraag ingaan?
Antwoord 3
Zoals blijkt in de beantwoording van vraag 2 is één van de doelstellingen van de regeling
dat sport-, beweeg- en cultuuronderwijs op en rond de scholen wordt versterkt. Het
is mogelijk dat gemeenten keuzes maken om samen met scholen de regeling in te zetten
voor een vakleerkracht. Uit onderzoek van het Mulier instituut blijkt dat 57% van
de gemeenten de buurtsportcoach inzet op het onderwijs. Hiervan wordt 36% ingezet
als vakleerkracht. Dit gaat om in totaal 672 fte. Met het onderwijs of andere partners
wordt afgesproken welke taken de buurtsportcoaches verrichten.
Vraag 4
Hoe taxeert u de casus dat de gemeente Tubbergen de buurtsportcoach verhuurt aan het
basisonderwijs en hierdoor (een deel van) de 60 procent cofinanciering terugverdient,
de buurtsportcoach betaald wordt volgens de CAO sport, terwijl werkzaamheden als docent
lichamelijke opvoeding worden uitgevoerd die volgens de onderwijs-cao hoger worden
ingeschaald? Is dit nu de bedoeling van de buurtsportcoachregeling? Is dit niet gewoon
een verkapte constructie om goedkope docenten voor de klas te krijgen? Ontloopt de
gemeente Tubbergen hiermee in feite haar verantwoordelijkheid tot 60 procent cofinanciering,
omdat de gemeente deze cofinanciering doorbelast?
Antwoord 4
Ik begrijp uw constatering dat de gemeente Tubbergen een deel van de cofinanciering
terugverdient niet. Het staat gemeenten vrij om de cofinanciering op een manier in
te richten dat past bij het sport- en beweegbeleid van de gemeente. Zij kunnen dit
delen met andere lokale partijen, of zelfs de verantwoordelijkheid volledig bij de
subsidie ontvanger leggen. Om de inzet aan te laten sluiten bij het gemeentelijk beleid
is een verbinding tussen beleid en uitvoering van belang. Inhoudelijk vind ik het
onwenselijk als een dergelijke constructie leidt tot enkel de inzet van een buurtsportcoach
in het onderwijs. Dit wil ik graag met Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) en een
aantal gemeenten bespreken.
Onder welke cao een buurtsportcoach valt hangt af van de wijze waarop het werkgeverschap
is ingevuld. Een buurtsportcoach die ingezet wordt als vakleerkracht en daarnaast
buitenschoolse activiteiten organiseert kan bij de gemeente in dienst zijn of bij
een stichting en werken volgens de cao Welzijn of Sport.
De Werkgevers in de Sport (WOS) heeft in opdracht van Vereniging Sport en Gemeenten
en gefinancierd door VWS een opdracht uitgevoerd om een benchmark te verrichten onder
een aantal cao’s. Deze benchmark geeft inzicht in de verschillen en overeenkomsten
in arbeidsvoorwaarden tussen de cao’s waarin de meeste buurtsportcoaches werkzaam
zijn.1 Bij het realiseren van de doelstellingen van de Regeling vind ik het belangrijk dat
de situatie op de werkvloer gelijkwaardig is. Dat wil zeggen: de inzet van buurtsportcoach
ten opzichte van de vakleerkracht die dezelfde werkzaamheden uitvoeren. Ik neem dit
punt mee in het proces rond de herziening van de regeling.
Vraag 5
Bent u het eens dat docenten lichamelijke opvoeding volgens de onderwijs-cao betaald
moeten worden? Bent u het ook eens dat een buurtsportcoach op het snijvlak van sportvereniging,
gemeente en school moet opereren en niet exclusief aan een school verhuurd moet worden?
Antwoord 5
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord vraag 2 en 3. Daarnaast
wil ik aangeven dat het mijn voorkeur heeft dat een buurtsportcoach werkzaam is op
twee domeinen, waarbij één domein altijd sport en bewegen is. Ik zal dit in de herziening
ook meenemen.
Vraag 6
Bent u bereid te onderzoeken hoe vaak deze constructie zoals in Tubbergen voorkomt
en kunt u uitrekenen hoeveel middelen van de sportbegroting hiermee gemoeid zijn?
Bent u bereid deze constructie te verbieden, zodat een docent lichamelijke opvoeding
ook als docent betaald wordt en niet via de CAO sport?
Antwoord 6
Hoe vaak een vakleerkracht deels wordt gefinancierd vanuit de Brede regeling Combinatiefuncties
is bekend(zie ook antwoord vraag 3): uit onderzoek van het Mulier instituut blijkt
dat 57% van de gemeenten de buurtsportcoach inzet op het onderwijs. Hiervan wordt
36% ingezet als vakleerkracht.
Ik ben bereid om nader te onderzoeken hoe vaak het voorkomt dat een vakleerkracht
Lichamelijke opvoeding (gefinancierd uit de Brede regeling Combinatiefuncties) betaald
wordt volgens de cao Sport in plaats van de cao Onderwijs en wat dit betekent voor
de functionaris. Deze input neem ik mee in het proces rond de herziening van de BRC.
Vraag 7
Bent u bereid deze gemeente en eventueel andere gemeenten die deze constructie ook
hanteren aan te spreken, zodat ze hun verantwoordelijkheid die bij de cofinanciering
hoort oppakken om de buurtsportcoach in te zetten zoals deze ingezet zou moeten worden?
Antwoord 7
Vanuit het Ministerie van VWS is contact geweest met de gemeente Tubbergen. De constructie
zoals deze gehanteerd wordt, vind ik niet wenselijk (zie antwoord vragen 4 en 5).
Zoals eerder aangegeven ga ik het gesprek aan met een aantal gemeenten waaronder Tubbergen
om te bespreken of waarom zij deze constructie hanteren en of zij een constructie
kunnen hanteren die beter bij de bestuurlijke afspraken van de regeling past. Ook
zal ik dit specifiek meenemen in het proces rond de herziening van de Brede Regeling
Combinatiefuncties. Uw Kamer zal over de herziening uiterlijk in het najaar en mogelijk
eerder worden geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport -
Mede namens
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.