Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Boswijk en Bromet over het bericht 'Is de vezelhennepteelt ten dode opgeschreven?'
Vragen van de leden Boswijk (CDA) en Bromet (GroenLinks) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht «Is de vezelhennepteelt ten dode opgeschreven?» (ingezonden 20 mei 2022).
Antwoord van Minister Staghouwer (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (ontvangen 27 juni 2022).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3051.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Is de vezelhennepteelt ten dode opgeschreven?»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat u voornemens bent om de vergroeningssubsidie van 150 euro per hectare
in 2023 stop te zetten? Zo ja, wat is daar de reden voor?
Antwoord 2
De vergroeningspremie komt op Europees niveau te vervallen in de nieuwe GLB-periode
vanaf januari 2023 (dat gaat dus voor alle lidstaten gelden), en de ecoregeling wordt
geïntroduceerd. Het blijft dan mogelijk om subsidie te ontvangen voor ecosysteemdiensten.
Vraag 3
Klopt het dat de vergroeningssubsidie bedoeld is ter bescherming van milieu en natuur?
Zo ja, waarom bent u voornemens deze subsidie stop te zetten? Is de subsidie niet
meer nodig voor de te behalen doelen, of zijn de doelen reeds behaald? Zo nee, worden
de doelen ondanks de subsidie niet behaald en is deze dus ineffectief? Welke andere
beleidsmiddelen gaat u inzetten om de doelen alsnog te behalen?
Antwoord 3
De vergroeningspremie vervalt op Europees niveau. In de nieuwe GLB-periode zet ik
in op verdere verduurzaming van de landbouw en behalen van deze doelen, o.a. middels
de conditionaliteiten en de ecoregeling, zoals uiteengezet in het Nederlandse GLB-NSP,
dat in december is ingediend bij de Europese Commissie. Om in aanmerking te komen
voor de basisbetaling, moeten boeren voldoen aan de conditionaliteiten. In deze conditionaliteiten
zijn enkele van de vergroeningseisen overgenomen. Met de ecoregeling kunnen boeren
een aanvullende subsidie ontvangen, als zij voldoende bijdragen aan de vijf ecodoelen
(klimaat, biodiversiteit, bodem en lucht, landschap, water). Voor verdere uitleg van
de systematiek verwijs ik u naar het NSP. Op dit moment legt mijn ministerie de laatste
hand aan het NSP, zodat het definitief aan de Europese Commissie aangeboden kan worden.
Hier zal ik uw Kamer uiteraard over informeren.
De ecoregeling blijft in ontwikkeling. In 2023 zullen er 21 eco-activiteiten opengesteld
worden, de jaren daarna worden meer activiteiten toegevoegd en worden activiteiten
mogelijk specifieker gemaakt (bijvoorbeeld op een specifiekere groep gewassen of regio
gericht). Hierbij heb ik ook vezelhennep op mijn netvlies en zal in dat verband ook
de motie Bisschop (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1446) betrekken. Mijn ministerie werkt al jaren samen met boeren, brancheorganisaties,
natuurorganisaties, mede-overheden, en wetenschappers aan de ontwikkeling van de ecoregeling
(o.a. in meerdere pilots en praktijktoetsen) en zal dit de komende jaren blijven doen,
om de ecoregeling steeds doelgerichter en gebruiksvriendelijker te maken.
Jaarlijks rapporteer ik aan uw Kamer de resultaten van de vergroening, zie voor de
meest recente rapportage («Feiten en cijfers vergroening GLB 2020») Kamerstuk 21 501-32, nr. 1356, d.d. 3 november 2021.
Vraag 4
Heeft u in beeld wat het stopzetten van deze subsidie voor gevolg heeft voor boeren
die hier nu dankbaar gebruik van maken? Zou het zo kunnen zijn dat het stopzetten
van deze subsidie ertoe leidt dat boeren juist gedemotiveerd raken om te investeren
in verduurzaming en natuurinclusiviteit? Wat vindt u daarvan? Is er een alternatief
voor deze boeren?
Antwoord 4
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven is het niet mogelijk om de vergroeningspremie
door te laten lopen in de nieuwe GLB-periode. Echter met de ecoregeling is een systeem
ontworpen waarbij agrariërs die vergroenen, zorgen voor het landschap en ecosysteemdiensten
leveren, beter beloond worden in termen van vergoedingen. Een agrariër kan een set
aan ecoactiviteiten kiezen die bij zijn of haar bedrijfsvoering past én die gelijkwaardig
bijdraagt aan vijf doelen: klimaat, biodiversiteit, bodem en lucht, landschap, water.
Hennepteelt valt onder «rustgewas», één van de 21 eco-activiteiten die kan worden
toegepast in de ecoregeling. Dat betekent voor henneptelers dat zij niet meer op basis
van deze teelt alleen in aanmerking komen voor een ecopremie. Zij zullen ook activiteiten
moeten doen die bijdragen aan doelen als biodiversiteit. Verschillende boeren voeren
overigens al meer dan een activiteit uit (ze hebben bijvoorbeeld bomen op en rond
het bedrijf staan).
Vraag 5
In hoeverre klopt het dat met het vervallen van de vergroeningssubsidie indirect ook
de beloning voor boeren met blijvend grasland komt te vervallen, terwijl blijvend
grasland juist van zeer groot belang is voor de koolstofvastlegging? In hoeverre brengt
dit het behalen van de klimaatdoelen in de landbouw in gevaar? Wat zijn de te verwachten
gevolgen voor de landbouwpraktijk als deze subsidies vervallen en wat zijn daar de
economische en ecologische gevolgen van?
Antwoord 5
Blijvend grasland is één van de eco-activiteiten die in de ecoregeling ingezet kan
worden door boeren. Hiermee blijft er een beloning voor boeren met blijvend grasland.
Vraag 6
Klopt het dat de nieuwe landbouwregels, waarop gedoeld wordt in het artikel, de uitvoerbaarheid
van de landbouwpraktijk in gevaar brengt, bijvoorbeeld door de maatregel die boeren
verplicht om de gewassen voor 1 oktober van het land te halen? En dat dit er mogelijk
toe leidt dat bepaalde duurzame teelten juist niet meer mogelijk zijn? Is de 1 oktober-maatregel
van toepassing op alle gewassen? Is het mogelijk en zinvol om per gewas en regio een
optimale datum vast te stellen, die tegemoet komt aan de ecologische doelen, de eisen
van bodem en gewas en fluctuaties in weer en seizoen?
Antwoord 6
In het artikel wordt gesteld dat de verplichting gaat gelden dat gewassen voor 1 oktober
van het land moeten zijn. Ik ga ervan uit dat hiermee gedoeld wordt op een maatregel
uit het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn (hierna: 7e AP) (Kamerstuk33 037, nr. 431) ten aanzien van de inzaai van een vanggewas na de teelt op zand- en lössgronden.
Momenteel werk ik aan de implementatie van deze maatregel. De maatregel houdt in dat
op zand- en lössgrond gestimuleerd wordt om na de teelt tijdig, te weten voor 1 oktober,
een vanggewas in te zaaien ter bevordering van de waterkwaliteit en bodemkwaliteit.
Indien na deze datum inzaai plaatsvindt, levert dat een korting op de stikstofgebruiksnorm
op voor het volgende jaar. Bij inzaai na 1 oktober ontwikkelt een vanggewas zich minder
goed en neemt navenant minder stikstof op.2 Het verder differentiëren van deze datum (verlaten) per regio van de inzaaidatum
zal daarmee direct effect hebben op de opnamecapaciteit van het vanggewas. Dat heeft
ertoe bijgedragen dat hiervoor niet is gekozen in het 7e AP.
Voor de vanggewassen geldt een uitzondering op deze datum voor winterteelten. Dit
betreft teelten die meerjarig zijn, gedurende de winter op het land staan of effectiever
zijn in de opname van stikstof in het najaar dan een vanggewas. Op basis van een advies
van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet zal een lijst met wintergewassen worden
opgesteld die zijn uitgezonderd van deze verplichting. Voor implementatie hiervan
is een wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet nodig die ik momenteel
voorbereid. Aansluitend zal de ontwerpregelgeving voor internetconsultatie worden
voorgelegd, dit is voorzien voor dit najaar. Hierop kan eenieder inbreng leveren.
Daarna stel ik de uiteindelijke lijst vast.
Het blijft mogelijk dat gewassen na 1 oktober op het land staan, hierbij moeten boeren
wel rekening met de hierboven beschreven maatregelen. Hierop geldt één uitzondering,
namelijk vanuit het 6e AP geldt voor de teelt van maïs op zand- en lössgronden reeds de datum van 1 oktober
voor de inzaai van een vanggewas als geen onderzaai of gelijkzaai van het vanggewas
is toegepast.
Vraag 7
Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de verwerkende industrie als de teelt van vezelhennep
afneemt of verdwijnt? Wat doet dit met de verduurzamingsdoelstellingen van bijvoorbeeld
de bouw of andere afnemers? Raakt Biobased bouwen hierdoor mogelijk verder achterop?
Antwoord 7
De gevolgen van de nieuwe regelingen van het NSP-GLB verschillen per bedrijf afhankelijk
van de bedrijfsvoering en zijn daarom niet direct te vertalen naar de gevolgen voor
de teelt van vezelhennep. Mocht de Nederlandse teelt van vezelhennep afnemen, dan
zou dit wel gevolgen kunnen hebben voor de waardeketen waarin deze deelnemen. Het
zou ertoe kunnen leiden dat de waardeketens die bijdragen aan biobased bouwen afhankelijker
worden van import. Dit verandert echter niet de verduurzamingsdoelstelling zoals opgenomen
in het coalitie akkoord.
Biobased bouwen blijft daarnaast gestimuleerd worden. Zo is half april de Kamer geïnformeerd
over de beleidsinzet op biogrondstoffen. Biogrondstoffen zijn van groot belang om
een klimaatneutrale en circulaire economie te bereiken in 2050 en zijn bovendien van
belang voor de transitie van de landbouw.3 Biogrondstoffen moeten zo hoogwaardig mogelijk worden ingezet en dat betekent inzet
in sectoren zoals de bouw, chemie en grond-, weg- en waterbouw. Daarnaast blijft biobased
bouwen gestimuleerd worden zoals met de City Deal circulair en conceptueel bouwen,
met daarin de werklijn biobased (ver)bouwen en de biobased Campus op de Floriade4 en de buyer groups voor meer duurzaam aanbesteden, zoals die voor biobased bouwmaterialen5. Om de beschikbaarheid van biogrondstoffen te vergroten is het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit aan de slag met de uitwerking van de Routekaart Nationale
Biogrondstoffen. Vezelhennep is hier ook onderdeel van.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.