Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tjeerd de Groot en Boucke over de veiligheid van maritieme en energie gerelateerde activiteiten op de Noordzee
Vragen van de leden Tjeerd de Groot en Boucke (beiden D66) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en voor Klimaat en Energie over de veiligheid van maritieme en energie gerelateerde activiteiten op de Noordzee (ingezonden 17 mei 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens Minister
voor Klimaat en Energie (ontvangen 23 juni 2022)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 3006
Vraag 1
Kunt u ingaan op de bestaande en geplande veiligheidsmaatregelen die worden getroffen
rond windparken op zee ten behoeve van de veiligheid van maritieme activiteiten, bijvoorbeeld
als gevolg van een zware storm of instorting van een windturbine?
Antwoord 1
Nederland heeft in 2013 het zogenaamde afwegingskader veilige afstanden tussen scheepvaartroutes
en windparken1 ontwikkeld. Hiervoor zijn bufferzones tussen windparken en scheepvaartroutes gecreëerd
die schepen in staat moeten stellen om een noodprocedure te kunnen uitvoeren voordat
ze in een windpark komen. Het kan desondanks voorkomen dat een schip zich toch niet
kan redden en er een incident met het windpark ontstaat. In het Programma Noordzee
2022–2027 worden aanvullende maatregelen beschreven om de cumulatieve risico’s van
windparken voor de scheepvaartveiligheid niet te laten toenemen en waar mogelijk te
beperken. Het gaat onder andere om verkeersbegeleiding op zee, extra toezicht en handhaving,
extra sensoren zoals radar voor een beter actueel beeld van de verkeersbewegingen
op zee, extra noodsleephulp en meer capaciteit voor Search and Rescue (SAR) en oliebestrijding.
Dit maatregelenpakket is afgesproken voor alle windparken die worden gebouwd in het
kader van de routekaarten 2023 en 2030. Concreet gaat dit bijvoorbeeld om:
– Toezicht door de Kustwacht op het scheepvaartverkeer in en om de bestaande en in aanbouw
zijnde windparken, door inzet van noodslepers (Emergency Response Towing Vessels /
ERTV’s) en extra toezicht door een officier van de wacht op het Kustwachtcentrum in
Den Helder. Zij krijgen informatie door extra sensoren in de windparken en varende
en vliegende eenheden van de Kustwacht.
– Sinds januari 2021 heeft de Kustwacht een extra noodsleper (ERTV) ter beschikking
die continu paraat is bij het windpark Borssele. Vanaf 1 augustus zal een tweede ERTV
in de vaart komen om toezicht te houden bij de «Hollandse Kust» windparken. Deze schepen
kunnen worden ingezet om schepen in nood hulp te bieden en eventuele gevolgen zo veel
mogelijk te beperken.
– Vanaf 2025 zal de Kustwacht daarnaast voorzien in verkeersbegeleiding rondom windparken.
– Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is gestart met het Monitorings-
en Onderzoeksprogramma Scheepvaartveiligheid Wind op Zee (MOSWOZ). Dit programma onderzoekt
onzekerheden over de risico’s en de effectiviteit van maatregelen rondom scheepvaartveiligheid
nabij windparken. Het programma heeft als doel meer inzicht te krijgen in het effect
van windparken op de scheepvaartveiligheid en om tijdig te kunnen inspelen op innovaties
op dit gebied.
Tot slot zij vermeld dat ook beslissingen van de kapitein en/of rederij van een schip
een rol kunnen spelen bij de veiligheid van scheepvaart nabij windparken op zee. Onder
uiteenlopende (weers)omstandigheden geldt onverkort het principe van goed zeemanschap.
Vraag 2
Kunt u ingaan op de bestaande en geplande veiligheidsmaatregelen die worden getroffen
rond windparken op zee ten behoeve van de veiligheid van de energievoorziening, bijvoorbeeld
door een aanvaring met een losgeslagen schip?
Antwoord 2
In aanvulling op de maatregelen zoals toegelicht in antwoord 1, stelt het Waterbesluit
eisen aan de sterkte van windturbines in een windpark op zee en vereist dat de vergunninghouder
van het windpark daarover een verklaring overlegt. Daarnaast schrijft het Waterbesluit
voor dat een windpark ter waarborging van de veiligheid van het lucht- en scheepvaartverkeer
is voorzien van herkenningstekens en bakens en tevens van controle-, waarschuwings-
en besturingssytemen, inclusief de noodvoorziening voor het zowel ter plaatse als
vanaf de wal kunnen bedienen en bewaken van het windpark. Tot slot is de vergunninghouder
gehouden aan het hebben van een actueel veiligheids- en calamiteitenplan.
Vraag 3
Is onderzocht of windturbines bij een aanvaring op het schip kunnen vallen en wat
dan de risico’s zijn voor de bemanning, passagiers, (gevaarlijke) lading en het milieu?
Antwoord 3
Dit is een van de scenario’s waar rekening mee wordt gehouden. Onderzoek naar effecten
van een windpark op de scheepvaartveiligheid is een standaardonderdeel van de milieueffectrapportage die voor elk kavelbesluit voor een windpark
op zee wordt opgesteld. In 2020 is daarnaast een beperkte analyse uitgevoerd naar
de gevolgschade van aanvaring/aandrijving van windturbines. Hiermee is een eerste
indruk verkregen van de gevolgschade. De resultaten laten zien dat, afhankelijk van
het type schip, snelheid en aanvaringsrichting, vervorming maar ook het falen van
de turbinetoren en de fundering kan optreden. Daarnaast gaf deze eerste studie informatie
voor het bepalen van relevante cases, die verder onderzoek behoeven aangaande scheepsimpact
bij windparken. Een vervolgonderzoek loopt. De eerstvolgende tussenresultaten worden
in de eerste helft van 2023 verwacht.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het bericht in de pers waarin na het ongeluk met de Julietta D (NOS
18 maart, NRC 14 mei) werd gesproken over een hogere kans op botsing tussen een schip
en een windturbine op de Noordzee tot wel 2,5 keer per jaar met het eerder tot 2030
geplande aantal windturbines? Hoe kijkt u aan tegen dit hoge risiconiveau en welk
risiconiveau vindt u acceptabel (als doelstelling van beleid)?
Antwoord 4
Het Programma Noordzee 2022–2027 stelt dat het huidige veiligheidsniveau van de scheepvaart
minimaal moet worden gehandhaafd en waar mogelijk wordt verbeterd. De Ministeries
van IenW en Economische Zaken en Klimaat (EZK) hebben in het voorjaar van 2018 aan
onderzoeksinstituut MARIN opdracht gegeven om de risico´s van de uitrol van de routekaart
windenergie op zee 2030 te onderzoeken en om (mitigerende) maatregelen te bepalen2. Uit de MARIN-analyse blijkt dat zonder mitigerende maatregelen, als gevolg van de
autonome ontwikkeling van de scheepvaart, het aantal aanvaringen op de Noordzee toeneemt
van de huidige 7,5 aanvaringen per jaar naar 8,4 en dat door de aanleg van de windparken
tot 2030 het aantal aanvaringen zal toenemen tot gemiddeld 10,4 per jaar.
MARIN heeft zowel maatregelen geïdentificeerd die de kans op aanvaringen verminderen
(preventieve maatregelen) als maatregelen die de gevolgen van een aanvaring beperken
(reactieve maatregelen). Beide soorten maatregelen zijn nodig om een verantwoorde
uitrol van de windparken vanuit het perspectief van scheepvaartveiligheid te faciliteren
en te voldoen aan de doelstelling van het Beleidskader Maritieme veiligheid dat in
november 2020 naar de Kamer is gestuurd3.
Het MOSWOZ-programma (zie antwoord op vraag 1) heeft onder andere als doel om de effectiviteit
van deze maatregelen te monitoren, nieuwe mogelijke maatregelen te identificeren,
onderzoeken en hierover beleidsmakers en andere betrokkenen te adviseren.
Vraag 5
Heeft u scenario’s (in ontwikkeling) voor de uitval van windparken als gevolg van
ongelukken of uitval voor de Nederlandse energievoorziening?
Antwoord 5
Nee. De kans dat een windpark in z’n geheel uitvalt door een aanvaring of aandrijving
is klein. Een windpark bestaat uit meerdere delen, die elk bestaan uit een groep van
typisch 6 tot 8 windturbines die aan een kabel verbonden zijn met een platform van
het net op zee. Bij een aanvaring of aandrijving door een schip zal dus een deel van
het windpark kunnen uitvallen, maar is het zeer onwaarschijnlijk dat het gehele windpark
uitvalt.
Slechts als het platform van het net op zee wordt geraakt door een schip bestaat de
kans dat er in het geheel geen elektriciteit kan worden getransporteerd. Die kans
is echter ook niet zo groot omdat de platforms van het net op zee doorgaans op een
centrale plaats in het windpark gesitueerd zijn, relatief ver weg van scheepvaartroutes
en ankerplaatsen. Als netbeheerder van het net op zee houdt TenneT wel rekening met
de uitval van een onderdeel van het net op zee. Daarnaast houdt TenneT als netbeheerder
van het landelijk hoogspanningsnet tevens rekening met het opvangen van uitval in
het Nederlandse elektriciteitssysteem en samen met de Europese collega’s netbeheerders
rekening met het opvangen van uitval in het Europese synchrone elektriciteitssysteem4. Mocht er onverhoeds een platform van het net op zee uitvallen dan kan dit worden
opgevangen, Europese afspraken schrijven namelijk voor dat een netbeheerder van een
hoogspanningsnet de grootste uitval in haar land moeten kunnen opvangen en dat Europese
netbeheerders gezamenlijk een uitval van 3 gigawatt moeten kunnen opvangen. De verschillende
delen van het net op zee, welke zijn aangesloten op het hoogspanningsnet, zijn elk
maximaal 2 gigawatt groot. Daarnaast schrijft het Ontwikkelkader windenergie op zee
voor dat de 2 gigawatt-systemen moeten worden ontworpen met een zogenaamde «metallic
return» om de kans op een maximale uitval te reduceren5.
Vraag 6
Hoe ziet u dat in het licht van de voorgenomen groei van wind op zee, uiteindelijk
zelfs naar 72 gigawatt en de daaruit voortvloeiende grote rol die deze vorm van duurzame
energie speelt in de energiemix?
Antwoord 6
Voor het Programma Noordzee 2022–2027, waarin het kabinet nieuwe windenergiegebieden
op zee heeft aangewezen voor de periode tot en met circa 2030, heeft het kabinet een
maatregelpakket van 1,69 miljard euro afgesproken, dat grotendeels wordt bekostigd
uit het Klimaatfonds. Een belangrijk deel van dit pakket bestaat uit maatregelen voor
scheepvaartveiligheid. Bij verdere doorgroei van windenergie op zee zal uitbreiding
van de maatregelen nodig zijn. Desondanks kan niet worden uitgesloten dat bij toekomstige
incidenten delen van windparken tijdelijk uitvallen.
Vraag 7
Bent u bereid deze plannen op te stellen, indien het kabinet deze plannen niet heeft?
Antwoord 7
De kans dat er bij een incident met schepen een grootschalige uitval van windparken
plaatsvindt met grote gevolgen voor de energievoorziening is klein. Er zijn daarom
op dit moment geen specifieke scenario’s of plannen in ontwikkeling. Het kabinet ziet
ook geen dringende noodzaak die op te stellen, bovenop de hierboven beschreven maatregelen
die al worden genomen.
Vraag 8
Bent u bereid een onafhankelijke integrale studie te laten doe naar de huidige en
verwachtte risico’s voor de energievoorziening en maritieme activiteiten?
Antwoord 8
Mogelijke locaties voor windenergie op zee worden onderzocht op risico’s voor de scheepvaartveiligheid.
Locaties met een hoog scheepvaartveiligheidsrisico kunnen afvallen. Daarnaast worden
maatregelen getroffen voor scheepvaartveiligheid in de nabijheid van windparken op
zee. De gevraagde studies ten aanzien van scheepvaartveiligheid worden dus al verricht
voor specifieke locaties. Er is, gezien hetgeen in het antwoord op vraag 5 is aangegeven,
vooralsnog geen behoefte aan een studie naar de risico’s van aanvaringen of aandrijvingen
voor de energievoorziening.
Vraag 9
Kunt ingaan op de inzetbaarheid van innovatieve oplossingen zoals drijvende windmolens
en een «vangrails» voor schepen?
Antwoord 9
Het is bekend dat een consortium een drietal mogelijke oplossingen heeft uitgewerkt
en deels getest in een schaalmodel om grote schepen op drift te kunnen onderscheppen
voordat ze in een windpark drijven. Dit soort initiatieven bevestigen het sterke en
innovatieve maritieme kenniscluster dat Nederland herbergt. De rijksoverheid is geen
onderdeel van of opdrachtgever voor dit consortium, en het is niet aan het kabinet
om iets te zeggen over de daadwerkelijke inzetbaarheid op zee, ook gezien de mogelijke
impact op andere gebruiksfuncties.
Vraag 10
Hoe kijkt u naar de noodzakelijkheid en toepasbaarheid van dergelijke innovatieve
oplossingen in het licht van de voorgenomen groei van wind op zee?
Antwoord 10
Het is, in aanvulling op antwoord 9, niet ondenkbaar dat dergelijke oplossingen in
de toekomst worden toegepast op plaatsen waar het aanvaringsrisico van windparken
door schepen hoog is en andere risicobeperkende maatregelen onvoldoende effectief
blijken.
Vraag 11
Hoe ziet u dat voor veiligheidsmaatregelen voor maritieme activiteiten, zoals bijvoorbeeld
blusboten, sleepboten en reddingsboten?
Antwoord 11
Deze middelen worden nu ook al ingezet. Als gevolg van de groei van het aantal windparken
en de grotere afstanden tot de kust, wordt rekening gehouden met het uitbreiden van
het aantal reddingsvaartuigen zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.