Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eppink over de aanbestedingsregels van de aankoop en productie van defensiematerieel
Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister van Defensie over de aanbestedingsregels van de aankoop en productie van defensiematerieel (ingezonden 10 maart 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Maat (Defensie), mede namens de Minister van
Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 21 juni 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 2298.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de Europese aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten,
waar ook Defensie zich aan moet houden?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat deze regels tot langdurige aankoopprocedures leiden?2
Antwoord 2
Het aanbestedingsproces maakt onderdeel uit van het voorzien-in proces. Voor projecten
met een financiële omvang van EUR 25 miljoen of meer wordt het Defensie Materieelproces
(DMP) doorlopen, zoals dat met uw Kamer is afgesproken (Kamerstuk 27 830, nr. 197 van 3 februari 2017). Het DMP bestaat bij omvangrijke projecten veelal uit drie fasen,
namelijk: A (behoeftestelling), B (onderzoek) en D (verwervingsvoorbereiding). De
C-fase (vervolgonderzoek) is uitsluitend aan de orde als sprake is van een ontwikkelingstraject.
In het Commissiedebat Hoofdlijnen Defensiebeleid van 17 maart j.l. heb ik u toegezegd
dat Defensie, in samenwerking met de betrokken departementen, en in overleg met uw
Kamer het DMP wil actualiseren en wendbaarder maken. We kijken hierbij naar het «voorzien-in
proces» in de breedte en identificeren processtappen die structureel vertragend zijn.
In de Kamerbrief over de voortgang uitvoering motie Valstar c.s. (kenmerk BS2022014345) informeer ik u nader over alle initiatieven om de wendbaarheid van Defensie te vergroten.
Defensie kan voor overheidsopdrachten gebruikmaken van in de Aanbestedingswet 2012
(AW2012) en de Aanbestedingswet op het gebied van Defensie en Veiligheid (ADV) genoemde
procedures. Genoemde wetten bevatten ook uitzonderingsmogelijkheden waarbij de genoemde
procedures niet behoeven te worden gevolgd en waardoor Defensie zich bijvoorbeeld
direct tot een gewenste leverancier kan wenden. Dat is ook het geval bij urgentie
(«dwingende spoed») (AW 2012) en in crisissituaties (ADV).
Tot slot, het voorzien-in proces is breder dan alleen de aanbesteding. Andere factoren,
zoals vertraagde leveringen van grondstoffen en computerchips, kunnen ook invloed
hebben op de looptijd van het proces.
Vraag 3
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van CDS Onno Eichelsheim van vorige week dat
de aanbestedingsregels voor de aankoop en productie van materieel versoepeld dienen
te worden gezien de geplande extra investeringen?3
Antwoord 3
Ja.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2 onderzoekt Defensie de mogelijkheden
en ruimte om het voorzien-in proces wendbaarder te maken. Binnen dat onderzoek wordt
onder andere gekeken in hoeverre de nationale en Europese aanbestedingsregelgeving
snellere inkoop kan accommoderen of dat aanpassing daarvan gevergd is. Daarnaast beziet
Defensie op welke wijze in Europees verband zo goed mogelijk gezamenlijk kan worden
ingekocht.
Vraag 4
Ziet u deze aanbestedingsregels als een bureaucratische kink in de kabel inzake de
wensen van het kabinet om Defensie snel weer op orde te krijgen vanwege de oorlog
in Oekraïne?
Antwoord 4
De aanbestedingsregelgeving is geen «bureaucratische kink in de kabel». Zelfs in het
geval dat aanbestedingsregelgeving niet van toepassing zou zijn op Defensie geldt
alsnog dat een goede offerteaanvraag dient te worden opgesteld, dat marktpartijen
tijd nodig zullen hebben om een offerte op te stellen en dat het contracteringsproces
de nodige tijd kost.
Vraag 5
Bent u voornemens om deze aanbestedingsregels voor de «aankoop en productie van materieel»
te versoepelen?
Antwoord 5
Het kabinet onderkent het belang van een snel en wendbaar verwervingstraject. In dat
licht en zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 kijkt Defensie in samenspraak
met andere departementen naar de mogelijkheden en ruimte om het voorzien-in proces
te versnellen en wordt daarbij ook gekeken naar de mogelijkheden om de nationale en
Europese aanbestedingsregels aan te passen indien dat nodig is.
Vraag 6
Hoe staat u tegenover het idee om een dispensatieperiode van vijf jaar aan Defensie
te verlenen voor deze aanbestedingsregels, gezien de huidige operationele noodzaak?
Antwoord 6
Deze vraag valt samen met de vraag over het voornemens zijn tot versoepeling van de
aanbestedingsregels voor de aankoop en productie van materieel en graag verwijs ik
u naar het antwoord bij vraag 5.
Vraag 7
Kunt u uiteenzetten wat uw mening is om net zoals Duitsland een lange termijn «defensiefonds»
op te stellen waardoor er ruim budget voor Defensie geoormerkt blijft, zelfs na Rutte-IV?4
Antwoord 7
Op weg naar een toekomstbestendige krijgsmacht heeft Defensie de ambitie om de krijgsmacht
te herstellen, te moderniseren en te versterken. Dit realiseert Defensie binnen een
schokbestendig Defensie Materieelbegrotingsfonds (DMF). Het DMF zorgt voor meer stabiliteit
in de begrotingen over langere periode. Hierdoor kan Defensie de investeringen over
een langere periode plannen, in samenhang met beheer en onderhoud. Het fonds is niet
alleen bedoeld om materieelprojecten te bekostigen, maar ook voor bijbehorende investeringen
en daaraan gerelateerde instandhoudingsuitgaven. Denk aan ICT en infrastructuur. Mocht
een project in tijd verschuiven, dan blijft het geld daarvoor in het fonds beschikbaar.
Per 1 januari 2021 is het Defensie Materieelbegrotingsfonds (DMF) in werking getreden.
Hiermee heeft Defensie invulling gegeven aan de Motie-Belhaj/Voordewind van 5 juni
2018 (Kamerstuk 34 919, nr. 19). Met deze motie is de regering verzocht wetgeving voor te bereiden voor het instellen
van een begrotingsfonds voor defensiematerieel, conform de systematiek van het Infrastructuurfonds,
omdat dit bijdraagt aan de continuïteit van de investeringsplanning.
In 2020 is het Defensie Materieelbegrotingsfonds (DMF) voor het eerst aan de Kamer
aangeboden (Kamerstuk 35 570 K nr. 1 van 21 september 2020). Waar voorheen de investeringsmiddelen onder artikel 6 (investeringen)
van de reguliere Defensiebegroting (Hoofdstuk X) vielen en de middelen voor instandhouding
onder de artikelen van de defensieonderdelen vielen, maken de middelen voor investeringen
en instandhouding van het materieel, de infrastructuur en de IT-middelen nu deel uit
van het DMF. Door een apart fonds voor de investeringen en instandhouding te creëren,
is Defensie beter in staat invulling te geven aan het voorzien in een meerjarig integraal
beheer van de financiering en bekostiging van de ontwikkeling, verwerving, instandhouding
en afstoting van het materieel, de IT-middelen en de infrastructuur van Defensie.
Vraag 8
Bent u op de hoogte van de vertraging in de vervanging van de vier Walrusklasse-onderzeeboten?5
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Kunt u uiteenzetten wat sinds de laatste kamerbrief de huidige status is van het vervangingsproject
van de vier Walrusklasse-onderzeeboten?6
Antwoord 9
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de voortgangsrapportage over het programma
vervanging onderzeebootcapaciteit, die op 1 april 2022 aan uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk
34 225, nr. 35).
Vraag 10
Kunt u uiteenzetten waardoor er vertraging is opgelopen?
Antwoord 10
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 11
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken
beantwoorden?
Antwoord 11
Nee, zoals medegedeeld in mijn brief van 1 april 2022 aan uw Kamer (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 2298) heeft de afstemming en de samenhang met de Kamerbrief over de voortgang motie Valstar
c.s. (kenmerk BS2022014345) ervoor gezorgd dat de termijn van drie weken niet gehaald is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie -
Mede namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.