Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kröger over de onveilige omstandigheden voor kinderen in noodopvanglocaties zoals in Leeuwarden
Vragen van het lid Kröger (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de onveilige omstandigheden voor kinderen in noodopvanglocaties zoals in Leeuwarden (ingezonden 18 mei 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 15 juni
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3027.
Vraag 1
Kent u de berichten dat volgens UNICEF en het onderwijsteam van de Internationale
Schakelklas van de noodopvang WTC Leeuwarden noodopvangvoorzieningen grote gevolgen
hebben voor de kinderen die daar maandenlang verblijven en dat de grens is bereikt
voor vluchtelingenkinderen in noodopvanglocaties?1, 2 Zo ja, klopt dit bericht?
Antwoord 1
Ja, ik ken de berichten. Het klopt dat de opvangsituatie voor deze kinderen onder
de maat en onwenselijk is. Het is ook niet de wijze van opvang waar het COA en ikzelf
in kwalitatieve zin voor staan.
Ik blijf mij, samen met gemeenten, de veiligheidsregio’s en het COA, inzetten voor
de realisatie van nieuwe opvanglocaties die zoveel mogelijk duurzaam inzetbaar zijn
en het gewenste voorzieningenniveau bieden en zo bijdragen aan een meer toekomstbestendige
en stabiele opvang met draagvlak. Daarbij blijft de eerste prioriteit van alle betrokkenen
erop gericht om te voorzien in veilige opvang, dat blijft in de huidige omstandigheden
een zeer uitdagende inspanning.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat volgens UNICEF de noodopvanglocaties niet aan de minimumeisen
voor de opvang van kinderen voldoen en dat de situatie «onhoudbaar en niet meer uit
te leggen» is? En wat vindt u van de alarmerende berichten over de vele verhuizingen,
het totale privacygebrek en het gebrek aan begeleiding, waardoor kinderen constant
in stress, angst en onzekerheid leven? Onderschrijft u de vaststelling dat hoe langer
de kinderen in de noodopvang verblijven, hoe meer ze achteruitgaan? Wat wordt precies
gedaan om suïcidale gedachten, depressies en moedeloosheid bij de bewoners, in het
bijzonder de kinderen, te voorkomen?
Antwoord 2
Ik betreur de situaties die zich voordoen. Het is onwenselijk dat asielzoekers, en
zeker kinderen, in noodopvanglocaties verblijven. Noodopvanglocaties zijn niet geschikt
voor langdurige opvang en voldoen niet aan de vereisten die gesteld worden aan reguliere
opvanglocaties. Ondanks dat zetten COA-medewerkers en vele anderen zich elke dag in
om de opvang en kwaliteit van elke locatie, inclusief noodopvanglocaties, zo goed
mogelijk te maken. Niettemin kan het verblijf op een noodopvanglocatie effect hebben
op de bewoners, zeker op kinderen. Ten aanzien van de aanpak van en het voorkomen
van psychische en psychosociale problemen bij kinderen wordt er onder andere ingezet
op specifieke activiteiten voor kinderen, zoals sport en spel, maar ook creatieve
activiteiten, om kinderen ondanks de situatie weer even kind te laten zijn. Hierbij
valt te denken aan de kindvriendelijke ruimtes van UNICEF op diverse locaties, TeamUp
activiteiten, beschikbaarheid van Squla WoordExtra, kindervakantiefestivals in dertien
noodopvanglocaties (door VluchtelingenWerk Nederland) en zwemlessen. Tevens wordt
ingezet op het zo spoedig mogelijk voorzien in basis- of voortgezet onderwijs.
Het COA zorgt ervoor dat op alle locaties, inclusief de noodopvanglocaties, de toegang
tot de gezondheidszorg voor volwassenen en kinderen geregeld is. Zo is er toegang
tot huisartsenzorg inclusief POH GGZ op of nabij alle locaties. Het COA heeft op zowel
reguliere- als noodlocaties de jeugdgezondheidszorg (JGZ) gecontracteerd. Doel van
de JGZ is het bevorderen, beschermen en beveiligen van de gezondheid en de lichamelijke
en geestelijke ontwikkeling van jeugdigen van 0–18 jaar. Voor wat betreft het signaleren
van mogelijke zorgvragen hebben COA-medewerkers een gidsfunctie gezondheidszorg. Het
COA heeft de mogelijkheid om bij voldoende vraag/behoefte van een bepaalde taalgroep
preventieve GGZ-groepsbijeenkomsten aan te bieden voor kinderen of jongeren. Als het
gaat om jeugdhulp aan kinderen die bij het COA verblijven, geldt net als voor alle
andere kinderen in Nederland dat die verantwoordelijkheid is belegd bij gemeenten.
Vraag 3
Klopt het dat dit soort schrijnende situaties in noodopvanglocaties wordt geaccepteerd
door een gebrek aan opvanglocaties? Zo ja, kunt u aangeven waardoor dit gebrek aan
adequate opvanglocaties precies wordt veroorzaakt? Kunt u aangeven in hoeverre het
kabinet en gemeenten op dit moment werken aan het realiseren van permanente en kleinschalige
opvang (in plaats van tijdelijke en grootschalige opvanglocaties), waar kinderen tijdens
hun asielprocedure kunnen verblijven?
Antwoord 3
De noodzaak om noodopvanglocaties in te zetten wordt inderdaad veroorzaakt door het
gebrek aan voldoende opvangcapaciteit. Dat is ondanks de gewaardeerde grote inzet
van vele partijen, mede-overheden, Veiligheidsregio’s, maatschappelijke organisaties.
Specifiek voor de noodopvanglocaties geldt dat de kwaliteit van de noodopvanglocaties
veelal niet hetzelfde is als de kwaliteit van reguliere opvanglocaties en dit kan
leiden tot schrijnende situaties. Dat is onwenselijk en de inzet is dit te voorkomen,
maar de druk op de opvangcapaciteit laat dit helaas niet in alle gevallen toe en maakt
deze aanpak noodzakelijk. Voor het openen van een locatie is het COA in de eerste
plaats afhankelijk van de medewerking van gemeenten. Hoewel veel gemeenten, provincies
en regio’s zich inzetten voor de opvang van asielzoekers, waarvoor ik hen erkentelijk
ben, is de totale bijdrage onvoldoende om iedereen met een recht op opvang van een
reguliere opvangplek te voorzien. De inzet van tijdelijke oplossingen, zoals (crisis)noodopvang
voorziet weliswaar in basisvoorzieningen, maar leidt eveneens tot onwenselijke en
schrijnende situaties. Daarbij komt dat het aantal vergunninghouders, in afwachting
op permanente huisvesting in gemeenten, drukt op één derde van de totale opvangcapaciteit
van het COA. Het kabinet zet zich daarom al geruime tijd samen met medeoverheden in
op het openen van nieuwe en duurzame opvanglocaties. Het gaat dan om zowel kleinschalige
als grotere opvanglocaties. Bij brief van 25 mei 20223 heb ik samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening uw Kamer
uitvoerig geïnformeerd over de handelwijze die het kabinet voorstaat om te bewegen
naar een meer stabiel, wendbaar en duurzaam opvangstelsel. Het betreft hier samengevat:
ondersteuning aan medeoverheden om de huisvesting van vergunninghouders te versnellen
teneinde opvangplekken beschikbaar te krijgen voor asielzoekers, het versnellen van
de implementatie van de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen en een verkenning
van de mogelijkheid om een wettelijke taak te creëren voor gemeenten ten aanzien van
asielopvang alsook het benutten van het huidige juridische instrumentarium. In de
tussenliggende periode werken we onverkort door aan andere manieren om te voorzien
in een versnelling van opvang voor asielzoekers en huisvesting van statushouders.
Vraag 4
Lukt het momenteel binnen de huidige budgettaire kaders toegang tot goede zorg en
begeleiding voor kinderen in de noodopvang te realiseren? Zo nee, welk budget is nodig
om daarin te kunnen voorzien?
Antwoord 4
Het budget voor de begeleiding van kinderen is in principe toereikend om kinderen
van de juiste informatie en activiteiten te voorzien. Het gebrek aan ervaren personeel
op de noodopvanglocaties is een van de belangrijkste obstakels als het gaat om het
organiseren en/of coördineren van kinderactiviteiten. Het tijdelijke karakter van
noodopvanglocaties maakt het daarnaast lastig om optimaal gebruik te maken van lokaal
aanbod (activiteiten en vrijwilligers).
In de Regeling Medische zorg Asielzoekers (RMA) is omschreven welke zorg toegankelijk
is voor asielzoekers. Het grootste deel van de aanspraken onder de RMA komt overeen
met de aanspraken in het basispakket van de zorgverzekeringswet. Onder de RMA vallen
daarnaast de delen van de zorg die onderdeel zijn van de Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wo) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Voor de zorg zoals omschreven in de RMA gelden
geen budgettaire beperkingen.
Vraag 5
Kunt u aangeven welke maatregelen worden genomen om de sociale veiligheid in (crisis)noodopvangvoorzieningen
te garanderen? Ziet u mogelijkheden om de sociale veiligheid verder te versterken,
bijvoorbeeld door het voorzien in afsluitbare verblijfsruimten waardoor privacy en
veiligheid beter vallen te garanderen?
Antwoord 5
In de antwoorden hierboven heb ik reeds aangegeven dat de kwaliteit van noodopvangvoorzieningen
niet het gewenste niveau heeft. Dat komt ook tot uiting in de wijze waarop de verblijfsruimten
zijn vormgegeven. Dit kan gevolgen hebben voor de beleving van de sociale veiligheid.
Er zijn bijvoorbeeld, om meerdere redenen, met name brandveiligheid, beperkingen op
het creëren van een plafond op een verblijfsruimte waardoor verblijf in deze hallen
gehorig kan zijn. Daarnaast is de constructie van de binnen compartimentering niet
altijd sterk genoeg om alle verblijfsruimten af te sluiten met deuren. Het COA zet
zich in om de sociale veiligheid -voor zover de omstandigheden dat toelaten- te bevorderen,
bijvoorbeeld door de inzet van beveiliging.
Vraag 6
Kunt u aangeven in hoeverre het gebrek aan voldoende adequate opvangvoorzieningen
samenhangt met het daarvoor beschikbare budget? Lukt het momenteel binnen de huidige
budgettaire kaders om de door gemeenten geprefereerde adequate kleinschalige opvangvoorzieningen
te realiseren? Zo nee, welk budget is nodig om daarin te kunnen voorzien?
Antwoord 6
Gezien de urgente situatie wordt alles op alles gezet om voldoende opvangplekken te
creëren. Het budget is daarbij momenteel niet de beperkende factor. Geconstateerd
is dat het op korte termijn opstarten en beëindigen van (crisis)noodopvanglocaties
vanzelfsprekend forse financiële consequenties heeft. Het COA is, net als de bewoners
van het COA, dan ook gebaat bij duurzame, adequate opvangvoorzieningen.
Wanneer het aankomt op het creëren van kleinschalige opvangvoorzieningen spelen ook
andere overwegingen dan financiën een rol. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan
het voorzieningenniveau (taallessen, activiteiten, recreatiefaciliteiten etc.) dat
het COA kan bieden als de schaal groter is. Jarenlange praktijkervaring heeft bovendien
uitgewezen dat grotere opvanglocaties goede opvang kunnen bieden met goed draagvlak
in de gemeenten.
Bij de beoordeling op geschiktheid van een mogelijke (kleinschalige) locatie wordt
ook gekeken naar benodigde personele capaciteit (zeker van belang in de huidige krappe
arbeidsmarkt), de mogelijkheden tot samenwerking met ketenpartners op locatie en de
afstand tot andere voorzieningen. Hierbij valt te denken aan voorzieningen als activiteiten,
opvang en onderwijs voor kinderen, begeleiding, een zinvolle dagbesteding en voorbereiding
op inburgering. Deze factoren tezamen bepalen of een (kleinschalige) locatie ingezet
kan worden als COA-opvanglocatie. Er zijn voor deze factoren geen harde criteria afgesproken,
een afweging van alle factoren tezamen bepaalt of een locatie kan worden ingezet of
niet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.