Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over de themarapportage maaltijd- en flitsbezorging van de Nederlandse Arbeidsinspectie
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de themarapportage maaltijd- en flitsbezorging van de Nederlandse Arbeidsinspectie (ingezonden 6 mei 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 9 juni
2022).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de conclusies van de themarapportage maaltijd- en flitsbezorging
van de Nederlandse Arbeidsinspectie? Kunt u één voor één reageren op elke conclusie?
Antwoord 1
In het algemeen geldt dat het goed is dat de Arbeidsinspectie al langere tijd aandacht
heeft voor maaltijdbezorging en nu ook verkennende inspecties heeft gedaan bij flitsbedrijven.
Bedrijven dienen hun verantwoordelijkheid als werkgever te nemen. Alle werknemers,
ook maaltijd- en flitsbezorgers, moeten eerlijk, gezond en veilig kunnen werken.
De belangrijkste conclusie uit de rapportage is dat sommige platforms werkgeversverantwoordelijkheid
vermijden door (schijn)zelfstandigheid en zo de verplichtingen uit de arbeidswetten
en verplichte afdracht van sociale premies en belastingen ontwijken. Hiervoor geldt
dat op basis van het Burgerlijk Wetboek gewerkt moet worden met de juiste contractvorm.
Dat wil zeggen: als zelfstandige of als werknemer. Op basis daarvan moet de arbeidsrelatie
volgens de juiste wijze gekwalificeerd worden zodat schijnzelfstandigheid wordt voorkomen
en werknemers onder andere zijn verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid en recht hebben
op doorbetaling van het loon bij ziekte. In mijn antwoord op vraag 5 ga ik verder
in op de specifieke conclusies 4 en 5 over het tegengaan van schijnzelfstandigheid.
Hierna ga ik één voor één in op de overige specifieke conclusies uit het rapport:
– In de eerste specifieke conclusie constateert de Arbeidsinspectie dat bedrijven in de maaltijd- en flitsbezorging de
arbozorg niet of matig ingevuld hebben en veelal geen of onvolledige RI&E en plan
van aanpak hebben. Ook voor maaltijd- en flitsbezorging geldt dat de Risico Inventarisatie
en Evaluatie (RI&E) het startpunt van een veilige werkomgeving moet zijn. Mijn ministerie
stimuleert de naleving van deze verplichting via het Meerjarenplan RI&E (2020–2023).
In goede samenwerking met alle Nederlandse stakeholders wordt via een programmatische
aanpak beoogd de naleving van de RI&E-plicht te vergroten, zowel kwalitatief (het
hebben van een volledige RI&E) als kwantitatief (het überhaupt hebben van een RI&E).
De wijze waarop arbozorg wordt georganiseerd, is de keuze van de werkgever, in overleg
met (vertegenwoordiger van de) de werkende. De werkgever is verplicht een contract
te hebben met een bedrijfsarts of arbodienst. Niet alleen vaste werknemers hebben
recht op arbozorg. Dit geldt ook voor deeltijd- en flexwerkers, oproepkrachten en
personen met een nul-urencontract.
– Arbozorg valt onder de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) en deze wet geldt
altijd als een persoon een arbeidsovereenkomst heeft of onder gezag werkt van een
werkgever en tegen betaling werk verricht. Het is van belang dat werknemers weten
wie de bedrijfsarts is en wie de andere betrokken Arbokerndeskundigen zijn. Ook moeten
medewerkers weten hoe de toegang tot de bedrijfsarts is geregeld en waar en wanneer
zij hem of haar kunnen vinden.
De Arbeidsinspectie ziet op de naleving van deze verplichtingen toe. De vier onderzochte
flitsbedrijven zijn door de Arbeidsinspectie per afzonderlijke brief op de hoogte
gesteld van de bevindingen en gewenste acties en verzocht om hun RI&E, plan van aanpak,
contract met arbodienstverlener en informatie over preventiemedewerkers aan te leveren.
Ook zijn de bedrijven uitgenodigd voor een gesprek over de gewenste acties.
Het vervolgtraject gericht op de betreffende bedrijven zal gedifferentieerd zijn,
al naar gelang de mate van welwillendheid tot goed werkgeverschap. In het ene geval
kan dit leiden tot een verbetertraject, in het andere geval tot handhaving. Om die
reden vinden ook gesprekken op concernniveau plaats.
– Het is positief dat de Arbeidsinspectie in de tweede specifieke conclusie concludeert dat bij geconstateerde overtredingen minder te jonge kinderen zijn aangetroffen.
– Tijdens inspecties na 1 juli 2020 (invoering verbod maaltijdbezorging onder de 16
jaar) heeft de Arbeidsinspectie circa 1/3 minder kinderen onder de 16 jaar aangetroffen
tijdens overtredingen. Ook zijn er geen wervingsadvertenties op social media meer
voor maaltijdbezorgers vanaf 15 jaar. Om overtredingen zoveel mogelijk aan te pakken,
wil ik extra inzetten op nalevingscommunicatie voor werkgevers.
– Voorts concludeert de Arbeidsinspectie (derde specifieke conclusie) ten aanzien van flitsbezorging dat geen inzet van jonge bezorgers door flitsbedrijven
is gebleken. Vanwege mogelijke ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de nabije toekomst
en de arbeidsmarktkrapte doet de Arbeidsinspectie de aanbeveling om een uitbreiding
van het verbod op maaltijdbezorging onder de 16 jaar naar flitsbezorging onder de
16 jaar te overwegen. Ik zal deze overweging over flitsbezorging betrekken bij mijn
reactie op het rapport over de modernisering van de regels voor kinderarbeid na de
zomer.
– Ik vind het zorgelijk dat de Arbeidsinspectie concludeert in de laatste (zesde) specifieke conclusie dat de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van flitsbedrijven verre van volwassen
zijn. Zoals eerder aangegeven moeten alle werknemers, ook maaltijd- en flitsbezorgers,
eerlijk, gezond en veilig kunnen werken. Om daarvoor te zorgen zijn er onder andere
de Arbowet, het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit), de Arboregeling,
de Arbeidstijdenwet en de Wet Minimumloon van toepassing.
Werkgevers en werknemers zijn samen verantwoordelijk voor gezond en veilig werken
en voor de invulling van deze wetgeving in de eigen organisatie en het voeren van
een arbobeleid. Hierbij wil ik benadrukken dat alle werkenden recht hebben op een
goed arbobeleid binnen het bedrijf, ongeacht of zij wel of geen vast dienstverband
hebben. In de situatie waarin ZZP’ers en werkenden in loondienst op dezelfde plek werken, gelden dezelfde (arbo)regels. Als een zelfstandige alleen werkt, zijn alleen
de Arboregels voor ernstige (levensbedreigende) risico’s (bijv. valgevaar) van toepassing
en dienen zij gevaar voor derden (bijv. passanten, omwonenden, klanten) te voorkomen.
– Om veilig en gezond te kunnen werken dienen arbeidsmiddelen in goede staat te verkeren
en op de juiste wijze te worden gebruikt. Naleving van de voorschriften voor arbeidsmiddelen
is een verplichting van zowel werkgevers als werknemers. Werkgevers zijn primair verantwoordelijk
voor de arbeidsomstandigheden in de onderneming. Dit geldt ook voor de afweging om
werknemers in de nacht in te zetten. Werkgevers moeten nagaan of nachtwerk nodig is
en maatregelen nemen om de nadelige gevolgen van nachtwerk te beperken. Daarbij is
de Arbeidstijdenwet het kader voor de werkgever. Deze beperkt het jaarlijks aantal
nachtdiensten. Dit gaat verder dan Europese regelgeving, dat enkel verplicht de duur
van de nachtdienst te beperken. Bij een overtreding van de regels voor nachtarbeid
kan de Arbeidsinspectie een boete opleggen.
Vraag 2, 3 en 4
Wat is uw visie op de wildgroei van maaltijd – en flitsbezorgdiensten, die vaak voor
een onveilige en onzekere werkomgeving voor werknemers zorgen?
Vindt u dat flitsbezorging in de huidige vorm een welkome toevoeging zijn aan lokale
economieën?
Welke stappen gaat u nemen om de wildgroei aan maaltijd- en flitsbezorgers tot een
halt te roepen?
Antwoord 2, 3 en 4
In beginsel staat het ondernemers vrij om diensten aan te bieden. Dit behoort zich
wel af te spelen binnen de kaders van vigerende wet- en regelgeving.
Het is niet zozeer de groei van deze diensten die mij zorgen baart, maar de oneerlijke
praktijken die zich rondom deze diensten manifesteren. Volgens de Nederlandse Arbeidsinspectie
(NLA) is deze groeiende platformeconomie een van de mechanismen die oneerlijke praktijken
in de hand werken. Vooral voor werkenden met een kwetsbare arbeidsmarktpositie.
Zoals in mijn antwoord op vraag 1 aangegeven is het goed dat de Arbeidsinspectie al
langere tijd toeziet op de verbetering van de naleving van de arbeidswetten bij deze
platforms en nu ook verkennende inspecties heeft gedaan bij flitsbedrijven. Bedrijven
dienen te allen tijde hun verantwoordelijkheid als werkgever te nemen. Zowel voor
wat betreft arbeidsvoorwaarden en contractvorm, als ook voor gezonde en veilige werkomstandigheden.
Naast inzet via toezicht en handhaving verwacht ik dat ook het richtlijnvoorstel van
de Europese Commissie om de rechten en arbeidsvoorwaarden van platformwerkers te verbeteren
een positieve bijdrage zal leveren aan het tegengaan van misstanden in deze sector,
waaronder het tegengaan van schijnzelfstandigheid.
Zoals aangegeven in de hoofdlijnennota Arbovisie 20401 signaleert ook de SER dat het stelsel van gezond en veilig werken een gelijk beschermingsniveau
voor alle werkenden beoogt, maar dat de praktijk is dat er verschillen bestaan2. Aan de ene kant zijn er kansen die commerciële platforms bieden zoals het bij elkaar
brengen van vraag en aanbod van werk, het vormen van een snelle manier om aan werk
te komen, ook als dat door opleiding of achtergrond moeilijk is. En het biedt keuze
en gemak voor consumenten. Aan de andere kant brengt dit risico’s met zich mee, vooral
voor diegenen die weinig opleiding genoten hebben. Zij zijn afhankelijk van het platform
om werk te krijgen, werken vaak voor lage tarieven en moeten veel uren maken.
Na de ontvangst van het SER advies over de hoofdlijnennota Arbovisie 2040 zal ik ook
bij het vaststellen van de Arbovisie 2040 en de concrete uitwerking in een beleidsagenda
hieraan de nodige aandacht geven.
Tot slot, het is aan de lokale besturen om te beoordelen of een dergelijke bezorging
een toevoeging is in het marktaanbod.
Vraag 5
Wat gaat u doen om de schijnzelfstandigheid en de prestatiedruk bij maaltijd- en flitsbezorgers
die in de rapportage worden benoemd tegen te gaan? Vanaf welke datum gaat er gehandhaafd
worden? Welke afspraken zijn hier in het coalitieakkoord over gemaakt?
Antwoord 5
In het coalitieakkoord is aangegeven dat schijnzelfstandigheid wordt tegengegaan door
betere publiekrechtelijke handhaving in het geval van het vermoeden van werknemerschap.
De inzet van publiekrechtelijke handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelatie
maakt onderdeel uit van het pakket arbeidsmarktmaatregelen uit het coalitieakkoord.
Over de uitwerking hiervan is het kabinet in gesprek met sociale partners en andere
betrokkenen. Ik zal uw Kamer voor de zomer een hoofdlijnenbrief sturen over deze uitwerking
van het coalitieakkoord. Daarnaast ontvangt u voor het ZZP debat van 30 juni een brief
waarin gereageerd wordt op het rapport van de Algemene Rekenkamer.
Toezicht en handhaving wordt ondertussen doorgezet binnen de eerder vastgestelde kaders.
Het geldende handhavingsmoratorium betekent niet dat er door de Belastingdienst niet
gehandhaafd kan worden op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen.
De Belastingdienst kan handhaven bij kwaadwillendheid en wanneer aanwijzingen door
de Belastingdienst (te geven vanaf 1 september 2019) niet binnen een redelijke termijn
zijn opgevolgd. Aanwijzingen kunnen gegeven worden in gevallen waarin de arbeidsrelatie
onjuist is gekwalificeerd, zonder dat bewezen hoeft te worden dat sprake is van evidente
en opzettelijke schijnzelfstandigheid. Handhaving ten aanzien van de loonheffingen
naar aanleiding van een aanwijzing die niet binnen de gestelde termijn is opgevolgd,
kan met terugwerkende kracht tot het moment dat de betreffende aanwijzing is gegeven.
De Arbeidsinspectie onderzoekt mogelijke schijnzelfstandigheid als dat noodzakelijk
is voor het toezicht op de naleving van de arbeidswetten zoals de Arbeidstijdenwet,
de Wet arbeid vreemdelingen en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Voor
de Arbeidsinspectie geldt geen handhavingsmoratorium.
Tot slot wordt met het Europese richtlijnvoorstel een weerlegbaar rechtsvermoeden
van werknemerschap geïntroduceerd waardoor het voor werkenden in de platformsector
gemakkelijker moet worden om de juiste kwalificatie van hun arbeidsrelatie te verkrijgen.
Het voorstel beoogt tevens dit voor de betreffende uitvoerders en handhavers (Belastingdienst,
Arbeidsinspectie en UWV) te vergemakkelijken. Of dat ook het geval is, moet nog blijken
uit de uitvoeringstoetsen. Op dit moment wordt er in Brussel onderhandeld over de
teksten van de het richtlijnvoorstel. Nederland neemt hierbij een constructieve positie
in. Ik informeer uw Kamer binnenkort over de voortgang via de geannoteerde agenda
van de EPSCO Raad van 16 juni.
Vraag 6
Bent u het eens dat het onacceptabel is dat er nog steeds kinderen onder de zestien
jaar werken in de bezorging? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat er tijdens een volgende
inspectieronde geen overtredingen worden geconstateerd?
Antwoord 6
Als de vraag is of ik het onacceptabel vind dat kinderen onder de 16 jaar werken in
de bezorging van maaltijden, dan is mijn antwoord dat dat inderdaad onacceptabel is.
Aangezien er sinds 1 juli 2020 een verbod geldt voor maaltijdbezorging door kinderen
jonger dan 16 jaar wanneer zij zelfstandig en op commerciële basis maaltijden bezorgen
met een voertuig. Positief is dat de Arbeidsinspectie bij geconstateerde overtredingen
minder te jonge kinderen aantrof en dat er geen wervingsadvertenties op social media
meer zijn voor maaltijdbezorgers vanaf 15 jaar. Om overtredingen zoveel mogelijk aan
te pakken, wil ik extra inzetten op nalevingscommunicatie voor werkgevers.
Voor flitsbezorging onder de 16 jaar geldt momenteel geen expliciet verbod. De Arbeidsinspectie
constateert dat het vooralsnog gaat om bezorgers van 18 jaar en ouder. Ik zal de aanbeveling
voor een uitbreiding van het verbod op maaltijdbezorging onder de 16 jaar naar flitsbezorging
betrekken bij mijn reactie op het rapport over de modernisering van de regels voor
kinderarbeid na de zomer.
Vraag 7
Welke wet- en regelgeving is er rond de vormgeving van de werkomgeving van flits-
en maaltijdbezorgers? Is de situatie in distributielocaties, zoals die in de rapportage
worden beschreven, volgens de huidige wet- en regelgeving legaal? Zo ja, wat vindt
u daarvan? Zo nee, wat gaat u er aan doen?
Antwoord 7
Zoals eerder aangegeven zijn werkgevers en werknemers op basis van de Arbowet samen
verantwoordelijk voor gezond en veilig werken en voor de invulling van deze wet in
de eigen organisatie of branche. Dit geldt ook voor flits- en maaltijdbezorgers.
Slecht ingerichte arbeidsplaatsen kunnen leiden tot gezondheidsklachten en ongevallen.
Ook bij distributielocaties moet de arbeidsplaats veilig toegankelijk zijn, veilig
kunnen worden gebruikt en snel kunnen worden verlaten in geval van nood. Er moeten
bijvoorbeeld voldoende brandblussers zijn en vluchtwegen en nooduitgangen moeten herkenbaar
zijn en vrij van obstakels.
Het Arbobesluit geeft ook voorschriften voor verlichting, zonwering, temperatuur en
de hoeveelheid frisse lucht. Apparatuur moet aan veiligheidsnormen voldoen, maar ook
zodanig zijn opgesteld dat de veiligheid niet in het gedrang komt. De Arbeidsinspectie
ziet op de naleving van deze verplichtingen toe.
Vraag 8
Steunt u gemeenten die flitsbezorgdiensten en zogenaamde «darkstores» weren uit hun
binnenstad om die leefbaar en toonbaar te houden? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 8
Ik kan me voorstellen dat de leefbaarheid in binnensteden door zogenoemde «darkstores»
onder druk kan komen te staan. Het is evenwel aan gemeenten zelf om te bepalen hoe
zij hiermee omgaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.