Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Werf en Bikker over de situatie van Nederlandse kinderen in Syrische kampen
Vragen van de leden Van der Werf (D66) en Bikker (ChristenUnie) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Buitenlandse Zaken over de situatie van Nederlandse kinderen in Syrische kampen (ingezonden 28 april 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Ministers
van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen
9 juni 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2798.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Save the Children waarschuwt: «Repatriëring buitenlandse
kinderen uit Syrische kampen kan nog wel 30 jaar duren»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoeveel kinderen met een Nederlandse link zich in Syrisch-Koerdische
vluchtelingenkampen bevinden (van de 60 kinderen die zich volgens de «Tweede rapportage
uitreizigers» van 13 april 20222 in Syrisch-Koerdische vluchtelingenkampen of in detentie bevinden)? Kunt u daarbij ook aangeven in welke kampen die kinderen zich
bevinden, hoe oud zij zijn en hoeveel van hen wees zijn?
Antwoord 2
Volgens de openbare cijfers van de AIVD bevinden zich (1 mei 2022) 60 kinderen met
een Nederlandse link in Syrisch-Koerdische vluchtelingenkampen of in detentie3. De meerderheid bevindt zich in kamp al-Roj en een kleiner deel in kamp Al-Hawl.
Volgens de AIVD zijn de kinderen van Nederlandse uitreizigers overwegend jong, omdat
zij meestal zijn geboren na de uitreis van hun ouders. Voor zover nu bekend zijn er
geen weeskinderen met een Nederlandse link in de kampen in Noordoost-Syrië. Over individuele
gevallen, de aantallen per kamp en leeftijden kan ik geen uitspraken doen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat al deze Nederlandse kinderen onschuldige slachtoffers zijn van
de gruweldaden van hun ouders?
Antwoord 3
Ja, het kabinet is van mening dat deze kinderen slachtoffer zijn van de door hun ouders
gemaakte keuze om naar strijdgebied af te reizen.
Vraag 4
Op welke manier draagt Nederland direct of indirect bij aan de voorzieningen voor
de kinderen in de kampen?
Antwoord 4
Om de noden wereldwijd te verlichten, steunt Nederland professionele humanitaire organisaties
met grotendeels ongeoormerkte bijdragen, zoals aan VN-organisaties, Rode Kruis-takken
en non-gouvernementele organisaties van de Dutch Relief Alliance. Dit betekent dat
zij de flexibiliteit hebben om zelfstandig te bepalen welke noden er zijn en waar
deze het hoogst zijn. Van deze humanitaire organisaties zijn ook enkele actief in
de kampen in Noordoost Syrië, alhoewel de toegang tot de regio en de kampen complex
is door de veiligheidssituatie.
Nederland draagt ook bij aan de humanitaire hulp door de Europese Unie, zoals aan
het budget van de Europese noodhulporganisatie ECHO die wereldwijd projecten financiert4. ECHO draagt in 2022 met 135 mln. EUR bij aan de humanitaire financiering voor heel
Syrië. Vanuit DGNEAR wordt vanuit het NDICI via Special Measures steun verleend in
Syrië, via NGOs, bijvoorbeeld voor de verbetering van toegang tot gezondheidszorg
en huisvesting (ca. EUR 30–40 mln. per jaar), waaronder in de regio Noordoost Syrië.
De humanitaire principes (humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit)
zijn leidend in het werk van humanitaire organisaties bij het bieden van hulp aan
diegenen die het meest kwetsbaar zijn. Hierin maken zij in hulpverlening geen onderscheid
tussen de nationaliteit van de mensen in nood. Dat betekent dat alle kinderen, ongeacht
hun nationaliteit en bijvoorbeeld ook slachtoffers van terroristische daden zoals
yezidi-jongeren, toegang kunnen hebben tot deze diensten.
Vraag 5
Welke verantwoordelijkheid draagt de Nederlandse overheid om het recht op onderwijs
van deze kinderen te verwezenlijken?
Antwoord 5
De kinderen in de kampen in Noordoost-Syrië bevinden zich in een gebied waar de Nederlandse
staat geen effectief gezag of autoriteit heeft. Uit mensenrechtenverdragen, waaronder
het Verdrag inzake de rechten van het Kind (IVRK), volgt dat Nederland verplicht is
die mensenrechten te verzekeren van iedereen die zich op het grondgebied bevindt van
Nederland. Onder omstandigheden zijn er verplichtingen om de mensenrechten ook buiten
het grondgebied van Nederland te verzekeren. Daarvan is in dit geval naar het oordeel
van het kabinet geen sprake. Er kan dus geen (rechtstreeks) beroep worden gedaan op
of rechten worden ontleend aan onder meer het Internationaal Verdrag inzake de Rechten
van het Kind (IVRK).
Vraag 6
Kunt u toelichten op welke manier onderwijs voor de kinderen op dit moment georganiseerd
is in de kampen?
Antwoord 6
Basisvoorzieningen en diensten in heel Syrië zijn door 11 jaar conflict gefragmenteerd
en verzwakt, met name in de kampen voor ontheemden. Voorzieningen en diensten worden
voornamelijk gefaciliteerd door een aantal daar aanwezige humanitaire organisaties.
Deze organisaties bieden als onderdeel van humanitaire hulp waar mogelijk ook (informele)
onderwijsactiviteiten aan, en zetten kindvriendelijke faciliteiten op. In de kampen
al-Roj en al-Hol wordt bijvoorbeeld basisonderwijs zoals reken- en leesles gefaciliteerd
door NGO’s voor analfabete kinderen en kinderen tussen 3 en 5 jaar. Dit onderwijs
wordt aangeboden in het Arabisch, Koerdisch en Engels. Ook biedt een aanwezige NGO
onderwijs aan door middel van Self Learning Programmesvoor kinderen ouder dan 5 jaar, op basis van het UNICEF curriculum. Enkele NGO’s bieden
met een zelf ontwikkeld curriculum onderwijs aan voor kinderen in de leeftijd van
6 tot en met 14 jaar.
Vraag 7
In hoeverre maakt preventie van radicalisering onderdeel uit van het onderwijs of
van andere vormen van dienstverlening binnen de kampen?
Antwoord 7
Het beperkte curriculum van deze organisaties richt zich op het bieden van een veilige
omgeving om te leren. Geen van de curricula zijn specifiek ontwikkeld met het doel
radicalisering tegen te gaan. Diensten aangeboden door aanwezige humanitaire organisaties
in de kampen als psychosociale steun (MHPSS) en (informele) onderwijsactiviteiten
dragen indirect bij aan preventie van radicalisering door bij te dragen aan het versterken
van de weerbaarheid van deze kwetsbare groep.
Vraag 8
Bent u bekend met het Finse initiatief waarbij Finse kinderen in de kampen op afstand
les krijgen?5 Hoe duidt u dit initiatief?
Antwoord 8
Ja, dit initiatief is opgezet middels een fonds van de Finse regering nadat besloten
was de kinderen te repatriëren, maar vanwege COVID-19 niet onmiddellijk tot overbrenging
kon worden overgegaan. Inzet was om tot het moment van repatriëren de situatie voor
de kinderen te bevorderen waardoor de banden met Finland aan werden gehaald en mogelijk
indirect bij te dragen om radicalisering tegen te gaan. De lessen bestonden uit Fins
en een aantal kernvakken om zo de kinderen voor te bereiden op hun komst naar Finland.
De lesmethode was niet zonder risico omdat deze via de verboden telefoons werd gegeven
aan de kinderen. Door repatriëring en verplaatsingen van families naar andere kampen
zijn de lessen weer gestopt. Dit voorbeeld is niet te vergelijken met de Nederlandse
situatie omdat er al een besluit tot repatriëren lag, maar deze door COVID-19 lang
op zich liet wachten.
Vraag 9
Bent u bekend met het bericht «Germany repatriates women, children from Syrian camp»?6 Kunt u bevestigen dat Duitsland vrouwen en kinderen heeft opgehaald uit kamp al-Roj,
waar zich ook Nederlandse vrouwen en kinderen bevinden?
Antwoord 9
Ja. Duitsland bracht eind maart 27 kinderen en hun 8 moeders over van kamp al-Roj
naar Duitsland.
Vraag 10
Heeft u voorafgaand aan de terughaalactie contact gehad met Duitsland? Zo, ja heeft
u overwogen om samen te werken met Duitsland om bijvoorbeeld Nederlandse weeskinderen
gelijktijdig terug te halen, en waarom is dat uiteindelijk niet gebeurd?
Antwoord 10
Nederland onderhoudt voortdurend contact met andere EU-lidstaten, waaronder Duitsland,
over uitreizigers. Duitsland informeerde Nederland (echter) niet voorafgaand over
de terughaalactie. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 verblijven op dit moment,
voor zover bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend, geen Nederlandse kinderen
zonder ouderlijk gezag in kampen in Noordoost Syrië.
Vraag 11
Kunt u een update geven van hoe het de Nederlandse kinderen vergaat die inmiddels
zijn teruggehaald? Hoe verloopt hun opvang in Nederland tot nu toe?
Antwoord 11
De moeders zijn na aankomst in Nederland aangehouden. De kinderen zijn, als gevolg
hiervan, gescheiden van hun moeders. Zij zijn geplaatst in een gespecialiseerde jeugdzorginstelling,
waar zij worden geobserveerd en de tijd en rust krijgen om te stabiliseren. Na de
observatieperiode van drie maanden stromen ze uit naar een woongroep of in het eigen
netwerk. Dit geldt ook voor de eerder teruggekeerde kinderen.
Vraag 12
Valt in zijn algemeenheid al iets te zeggen over de impact die het leven in oorlogsgebied
en vluchtelingenkampen op hen gehad heeft?
Antwoord 12
Voor de recent teruggekeerde groep kinderen is het daar op dit moment nog te vroeg
voor. Zij zijn op dit moment aan het wennen aan hun nieuwe leefomstandigheden in Nederland.
Na terugkeer hebben zij het meeste last van het feit dat zij gescheiden zijn van hun
ouders, van achterstand in scholing en van de ingrijpende ervaringen uit het strijdgebied
en in de kampen. De daadwerkelijke impact op langer termijn kan ook pas op latere
leeftijd tijdens de puberteit of adolescentie tot uiting komen. De Raad voor de Kinderbescherming
en de jeugdbescherming hebben zicht op de kinderen gedurende de ondertoezichtstelling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.