Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2021(Kamerstuk 36100-X-1)
36 100 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2021
Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2022
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Defensie over het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2021 (Kamerstuk 36 100 X, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2022. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
1.
Kunt u een specificatie van de onderhoudskosten per kazerne aan de Kamer te doen toekomen?
Er bestaat nog geen inzicht in de onderhoudskosten per object of gebouw. Dit is een
van de punten die bijdraagt aan de door de Algemene Rekenkamer (AR) geconstateerde
ernstige onvolkomenheid. Dit inzicht is niet op een eenvoudige manier te verkrijgen
voor de hele portefeuille. Er wordt per locatie gewerkt met een bepaald normbedrag
per vierkante meter. Zoals ook gemeld in de brief «Stand van zaken Ernstige Onvolkomenheid
Defensievastgoed» van 18 mei 2022 (Kamerstuk 34 919, nr. 91) heeft het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) eind 2021 de opdracht voor het ontwikkelen
van een rijksbreed onderhoudsmanagementsysteem (OMS) definitief gegund. Het OMS zorgt
ervoor dat we makkelijker en integraler inzicht krijgen in de staat van het onderhoud,
waaronder ook keuringen. De implementatie van het systeem start in 2022 (zie Kamerstuk
34 919, nr. 55 en Kamerstuk 35 830 X, nr. 8) en verbetert de kwaliteit van de informatievoorziening aan Defensie dus geleidelijk.
Ik wacht niet op de komst van het OMS om op dit thema voortgang te boeken. Daarom
zijn verschillende interim--oplossingen in ontwikkeling en reeds in gebruik, zoals
een tool die alle informatie verzamelt inzake decentrale budgetten voor kleinschalige bedrijfsmatige
aanpassingen aan het vastgoed om de bedrijfsvoering te optimaliseren. Defensie maakt
hierbij gebruik van zowel de informatie van het RVB als van eigen informatie. Dit
helpt niet alleen de periode tot volledige implementatie van het OMS te overbruggen,
maar levert ook waardevolle lessen op die worden gebruikt bij de ontwikkeling van
het OMS.
2.
Kunt u toelichten welke rollen Defensie en Veiligheid en Justitie hebben in de samenwerking
met Frontex?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is beleidsverantwoordelijk en het Ministerie
van Defensie is verantwoordelijk voor het beheer van de Koninklijke Marechaussee (KMar).
Het nationaal contactpunt (NFPOC) is belegd bij de KMar. De NFPOC coördineert de uitvoering
van de inzet voor alle Nederlandse ketenpartners (naast KMar ook IND, DT&V, DV&O,
Kustwacht en Nationale Politie) en de detacheringen. Naast de rol van NFPOC is de
Commandant KMar namens Nederland lid van de managementboard van Frontex.
3.
Kunt u een specificatie geven van de gemiddelde jaarlijkse kosten voor een Defensity
College reservist, een reguliere reservist en een reserve officier?
Defensity College reservist
De gemiddelde jaarlijkse kosten voor een reservist van het Defensity College bedragen
ongeveer € 10.000 (19 euro per uur). Het Defensity College gaat uit van de inzet van
een reservist voor (maximaal) twee dagen per week.
Reguliere reservisten en reserve-officieren
Reguliere reservisten zijn alle reservisten die geen officier zijn, ofwel manschappen
en onderofficieren. Het is niet mogelijk een specificatie te geven van de gemiddelde
jaarlijkse kosten voor een reguliere reservist of reserve-officier omdat deze kosten
afhankelijk zijn van de daadwerkelijke inzet van deze reservisten, hun rang en salarisnummer.
4.
Is er een werkstudentprogramma voor vmbo-studenten?
Om voldoende mensen te werven en te behouden, moet Defensie de verbinding met de samenleving
versterken en de jeugd reeds van jongs af aan inspireren voor onze hoofdopdracht:
beschermen wat ons dierbaar is. Iedereen die naast de ambitie ook de kwaliteiten heeft
om daaraan bij te dragen, vanuit onze gedeelde normen en waarden als Nederlandse samenleving
en krijgsmacht, moet dat kunnen doen. Met een nieuwe aanpak van boeien, binden en
behouden wil Defensie een breder publiek aanspreken. Dat betekent dat we innovatief
moeten zijn en op zoek moeten naar nieuwe initiatieven om mensen, vanuit alle opleidingsniveaus,
aan Defensie te binden, naast de inzet op behoud van de mensen die al voor ons werkzaam
zijn. VMBO-leerlingen kunnen vanwege hun jonge leeftijd niet voor een werkprogramma
worden ingezet. Voor MBO-studenten is er de opleiding Veiligheid en Vakmanschap (VeVa)
die jongeren voorbereidt op een baan bij Defensie. Voor overige MBO-studenten is een
werkprogramma niet geschikt omdat zij voltijds op school zitten en niet 1 of 2 dagen
in de week voor Defensie kunnen werken. Wel onderzoekt Defensie de mogelijkheid ook
MBO-studenten een Gapyear aan te bieden.
5.
Hoeveel procent van het oppervlak van de daken van Defensievastgoed is geschikt voor
zonnepanelen?
Het percentage geschikte daken is nog niet bepaald. Via het programma Zon op Rijksdaken,
onder regie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, inventariseren Defensie en
het RVB welke defensiedaken geschikt zijn voor zonnepanelen. Hiervoor doorlopen we
twee stappen: eerst start het RVB met deskresearch naar potentiele defensiedaken door
de panden digitaal te laten scannen via luchtfoto’s. Vervolgens vindt er per dak een
fysiek onderzoek plaats. In juli 2022 start het RVB met fysieke onderzoeken op 20
grote daken van Defensie. De verwachting is dat dit onderzoek vijf maanden duurt.
Om te bepalen welk percentage van de daken geschikt is voor zonnepanelen doorlopen
we deze stappen voor de gehele vastgoedportefeuille.
6.
Kunt u de kosten voor het project referentiewaarden verder specificeren?
De kosten voor het project referentiewaarden stikstof bestaan voor het boekjaar 2021
uit twee delen: de personeelskosten en de advieskosten van externe partijen. De personeelskosten
(het project kent enkel tijdelijke projectstoelen, einde project is gepland op 1-9-2023)
bedroegen in 2021 € 266.884. De advieskosten (tweetal adviesbureaus voor het leveren
van technische ondersteuning en het valideren van de rekenmethodiek) waren € 14.489,53.
Opgeteld waren de kosten in 2021 € 281.373,53.
7.
Waarom worden de kosten van Defensie-inzet tijdens de COVID-19 pandemie afgeboekt
op de begroting van Defensie en niet bij VWS?
De genoemde kosten zijn voorgeschoten door Defensie en worden conform gemaakte afspraken
vergoed door VWS.
8.
De totale bezoldiging van Strategisch Adviseur A overschrijdt de gemaximeerde norm.
De uitleg is duidelijk, maar kunnen er geen bezoldigingen worden ingehouden zodat
de adviseur weer onder de norm uitkomt?
Strategisch Adviseur A is geen topfunctionaris in de zin van de Wet Normering Topinkomens
(WNT). Doordat de bezoldiging niet genormeerd is, kan er geen sprake zijn van inhouden.
Voor een niet-topfunctionaris geldt enkel dat Defensie een meldingsplicht heeft.
9.
Kan een (schematisch) overzicht gegeven worden van de Europese samenwerkingsverbanden
die er momenteel zijn voor de aankoop van defensiematerieel?
Samenwerking is verweven in alles wat Defensie doet. In de Defensienota 2022 geeft
Defensie daarom ook aan de samenwerking met Europese partners op het gebied van de
aankoop van defensiematerieel te willen intensiveren, en daar zelf tevens een voortrekkersrol
in te willen nemen. Samenwerking bij de aankoop en instandhouding van materieel draagt
bij aan standaardisatie en interoperabiliteit tussen de partners, verstevigd de concurrentiepositie
op de markt en gaat bovendien, in tijden dat er veel vraag is naar defensiematerieel,
fragmentatie tegen. In de afgelopen jaren is ook al fors ingezet om deze samenwerking
vorm te geven. Binnen het raamwerk van de NAVO en de EU en daarbuiten zijn er verschillende
samenwerkingsverbanden, die in zich onderlinge samenwerking toeleggen op o.a. de aankoop
van defensiematerieel en capaciteitsopbouw in Europa. De voornaamste organisaties
in dit verband zijn de NATO Support and Procurement Agency (NSPA), het Europese Defensie
Agentschap (EDA) en Organisation Conjoint de Coopération en matière d’Armenment (OCCAR).
De Multi Role Tanker Transport (MRRT) vloot, die deels op Vliegbasis Eindhoven is
gestationeerd, is een voorbeeld van succesvolle samenwerking tussen deze organisaties.
Daarnaast bestaat ook nauwe bilaterale en multilaterale samenwerking tussen Europese
landen om gezamenlijk defensiematerieel te verwerven. Voorbeelden van deze (bilaterale)
samenwerking zijn de vervanging van de nieuwe M-fregatten en mijnenbestrijdingsvaartuigen
door respectievelijk Nederland en België en het onderzoek naar de mogelijkheden voor
een gezamenlijke verwerving van een luchtmobiel voertuig samen met Duitsland. De komende
jaren wil Defensie dit verder uitbouwen. Defensie werkt met partners concrete stappen
uit voor de gezamenlijke ontwikkeling en aanschaf van materieel en middelen, gezamenlijk
onderhoud en pooling and sharing van capaciteiten. In dit kader zoekt Defensie nadrukkelijk
naar mogelijkheden in de aankondigde maatregelen in het Commissierapport over defensie-investeringen.
10.
Gebruikt u algoritmen bij de uitvoering van het werk? Kunt u een limitatieve lijst
geven?
Defensie heeft sinds 2022 een vastgesteld normenkader dat is afgestemd met de Algemene
Rekenkamer en de Auditdienst Rijk. Alle algoritmes moeten aan dit normenkader voldoen.
In samenwerking met de departementen, werkt Defensie momenteel aan de ontwikkeling
van een openbaar algoritme register. Defensie streeft ernaar om alle algoritmes die
in productie zijn op te nemen in dit register, mits het algoritme niet gerubriceerd
is. De ontwikkeling van algoritmes bij Defensie bevindt zich voornamelijk in de experimentele
fase. In het kader van innovatie is Defensie de mogelijkheden van algoritmes ten behoeve
van de operationele inzet en bedrijfsvoering aan het beproeven. Er zijn momenteel
enkele algoritmes «in productie». Dit zijn veelal ondersteunende algoritmes op het
gebied van planning, onderhoud en detectie.
11.
Zijn er op ICT-systemen en het verwerken van data binnen Defensie en/of bij uitvoeringsinstanties
Privacy Impact Analyses (PIA) of Gegevensbeschermingeffectbeoordeling (GEB) uitgevoerd
in 2021? Kunt u deze rapportages naar de Kamer zenden?
In 2021 zijn door mijn ministerie negen data protection impact assessments (DPIA’s)
vastgesteld. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) raadt aan een DPIA, of een deel hiervan,
te publiceren. Bij informatie over beveiligingsrisico’s of concurrentiegevoelige informatie
kan volgens de AP worden volstaan met een samenvatting van de belangrijkste resultaten
van de DPIA. Uit de toelichting op het rapportagemodel DPIA Rijksdienst blijkt, dat
in het kader van transparantie en draagvlakvergroting, het wenselijk kan zijn om (delen
van) de uitkomsten van de DPIA openbaar te maken, rekening houdend met het afwegingskader
van de Wet openbaarheid van bestuur (tegenwoordig Wet open overheid).
Ik ben van plan om de DPIA’s die ik dit jaar vaststel, indien het technisch mogelijk
is, openbaar te maken met in achtneming van de uitzonderingen van de Wet open overheid.
12.
Hoeveel extern advies is er ingewonnen door Defensie in 2021?
Defensie heeft voor haar bedrijfsvoering € 9,3 miljoen uitgegeven voor advisering
exclusief inhuur van IT-specialisten en IT-dienstverlening.
Voor IT is in totaal € 160,6 miljoen aan inhuur uitgegeven waarvan € 48,2 miljoen
door de defensieonderdelen voor ondersteuning van IT binnen de bedrijfsvoering. Voor
IT-investeringsprojecten en het in stand houden van IT-projecten is € 112,4 miljoen
uitgegeven aan IT-specialisten en IT-dienstverlening.
13.
Wat is de verhouding FTE als het gaat om externe krachten, vaste contracten en tijdelijke
contracten op uw ministerie en bij de diensten?
De personele samenstelling van Defensie naar contractsoort, inclusief inhuur:
– Vaste contracten (militair en burger): 83%;
– Tijdelijke contracten (burger): 4%;
– Reservist: 9%;
– Inhuur: 4%.
14.
Welke onderzoeken zijn extern uitgevoerd in 2021 en door wie?
In bijlage 2 van het jaarverslag staan 12 onderzoeken / evaluaties die in 2021 zijn
afgerond. Hiervan is één evaluatie volledig extern uitgevoerd, namelijk de evaluatie
van de Nederlandse deelname aan de European-Led Mission Awareness Strait of Hurmuz
(EMASoH). Deze evaluatie is, in lijn met het besluit van het kabinet om eindevaluaties
van artikel 100-missies standaard volledig door een onafhankelijke partij te laten
uitvoeren (Kamerstuk 27 925, nr. 721), uitgevoerd door The Hague Center for Strategic Studies.
Ook worden in bijlage 2 van het jaarverslag een beleidsdoorlichting en een interdepartementaal
beleidsonderzoek (IBO) benoemd. De beleidsdoorlichting is volledig intern uitgevoerd,
echter conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) is externe deskundigheid
bij de klankbordgroep betrokken. Het IBO heeft Defensie in samenwerking met de Ministeries
van Financiën, I&W, J&V, BZK en AZ uitgevoerd. De werkgroep van het IBO stond onder
leiding van een onafhankelijke voorzitter.
Voorts worden in bijlage 2 van het jaarverslag voorvalonderzoeken benoemd die de Inspectie
Veiligheid Defensie (IVD) in 2021 heeft afgerond. Ten behoeve van het IVD-onderzoek
naar het ongeval met NH-90, heeft het Koninklijk Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum
(NLR) een analyse uitgevoerd op grond van gegevens uit de vluchtrecorder.
15.
Hoeveel heeft het extern advies Defensie en/of haar diensten gekost in 2021?
Zie het antwoord op vraag 12.
16.
Hoe analyseert Defensie zogenaamde «burger- of personeelssignalen» die bij publieksvoorlichting
binnenkomen?
Maandelijks krijgt de directie Communicatie van het Ministerie van Algemene Zaken,
de directie Publiek en Communicatie (DPC) een overzicht van de onderwerpen waarover
informatie is gevraagd. Deze lijst kan aanleiding zijn om informatie op www.defensie.nl te actualiseren.
Daarnaast worden er vragen gesteld op de corporate social media kanalen. Deze vragen
worden via de webcare beantwoord i.o.m. de dossierhouders. Daarnaast wordt bekeken
welke onderwerpen wel/geen aandacht krijgen. In de social media post kan defensie
extra aandacht geven aan deze onderwerpen.
Maandelijks meet Defensie het draagvlak voor Defensie onder het brede publiek. Ieder
half jaar wordt hiervan een rapportage opgesteld en aangeboden en worden trends beschouwd.
Begin 2017 is aan de hand van een kwalitatieve studie vastgesteld welke factoren van
invloed zijn op het draagvlak voor Defensie. Op basis van deze kwalitatieve studie
is een draagvlakmodel vastgesteld. Dit model vormt de basis voor de vragen in de monitor.
Met behulp van de vragenlijst wordt het draagvlak voor Defensie continu gemonitord
onder de Nederlandse bevolking (16 t/m 75 jaar). De resultaten worden twee keer per
jaar gerapporteerd in de draagvlakmonitor. De halfjaarlijkse draagvlakmonitor wordt
rond het begin van het jaar en halverwege het jaar gepubliceerd. Tevens wordt op specifieke
beleidsdossiers incidenteel onderzoek uitgevoerd. Zo is bijvoorbeeld onderzoek gedaan
naar de geluidsbeleving rondom vliegveld Eindhoven.
17.
Krijgt en bespreekt u de «burger- of personeelssignalen»?
De draagvlak monitor verschijnt halfjaarlijks. De samenvatting en de belangrijkste
meetresultaten worden intern op bestuurlijk niveau besproken. Defensie voert in het
kader van het personeelsbeleid diverse onderzoeken uit. De Monitor Mening van de Medewerker
(m3) is een doorlopend onderzoek naar verschillende (interne) thema’s waarbij de opinie
van het defensiepersoneel over deze thema’s gemeten wordt. De basis is algemene werkbeleving,
maar ook specifieke onderwerpen zijn onderdeel van het onderzoek; de samenstelling
van de thema’s varieert per maand. De resultaten uit m3 regelmatig besproken om de werkbeleving van ons personeel te verbeteren.
18.
Hoe bepaalt Defensie welke contacten en afspraken van de bewindspersonen publiek worden
gemaakt? Welke handreiking ligt daarvoor bij de communicatie-afdeling?
Op basis van de uitvoeringsrichtlijn «Openbare agenda» (zie: www.rijksoverheid.nl/documenten/richtlijnen/2018/04/19/uitvoeringsricht…), de rijksbrede notitie «Openbare agenda bewindslieden» en de handleiding «Openbare
agenda» wordt bepaald welke afspraken publiek worden gemaakt. Namen van personen worden
niet geopenbaard als zij in redelijkheid kunnen aangeven waarom openbaarmaking hun
belangen zou schaden.
19.
Welke kosten heeft Defensie gemaakt aan juridische procedures?
Graag verwijs ik voor het antwoord op vragen 19, 20 en 21 naar de brief van de Minister
van Justitie en Veiligheid van 16 mei 2022 (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 48) over de positie van de Landsadvocaat, waarin aan de Tweede Kamer is toegezegd dat
het kabinet de Kamer jaarlijks zal informeren over de kosten die zijn verbonden aan
de inzet van de Landsadvocaat. Het kabinet zal de kosten die in dit verband in totaal
per ministerie zijn gemaakt voor de verschillende adviezen en juridische procedures
jaarlijks publiceren.
20.
Wat heeft de inzet van de Landsadvocaat namens Defensie gekost?
Zie antwoord vraag 19.
21.
Hoeveel geld heeft Defensie uitgegeven aan extern juridisch advies in zijn algemeenheid?
Zie antwoord vraag 19.
22.
Kunt u een overzicht geven van de bezuinigingen dan wel (tussentijdse) intensiveringen
sinds 2010 tot en met het jaar 2025?
In onderstaand overzicht zijn de bezuinigingen en intensiveringen sinds 2010 tot en
met 2030 inzichtelijk gemaakt. Met de extra middelen uit Rutte IV stijgt de defensiebegroting
structureel met € 5 miljard extra.
In € miljoen
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Struc.
Totaal bezuinigingen kabinet Rutte-I/II
– 843
– 843
– 843
– 843
– 843
– 843
– 843
– 843
– 843
– 843
Totaal intensiveringen kabinet Rutte-I/II (tot Regeerakkoord 2017)
928
928
928
928
928
928
928
928
928
928
Totaal intensiveringen sinds kabinet Rutte-III (vanaf Regeerakkoord 2017)
2.314
2.376
2.433
2.283
2.263
2.209
2.123
2.266
2.101
2.101
Totaal intensiveringen sinds kabinet Rutte-IV (vanaf Regeerakkoord 2021)
500
2.300
5.800
6.200
5.000
5.000
5.000
5.000
5.000
5.000
Totaal saldo bezuinigingen en extra budget
2.899
4.761
8.319
8.568
7.348
7.294
7.208
7.351
7.186
7.186
23.
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van het percentage BBP dat wordt uitgegeven
aan Defensie vanaf 2010 tot en met het jaar 2025?
Onderstaand overzicht geeft de ontwikkeling van het bbp-percentage aan van 2010 tot
en met 2025. Het bbp-percentage komt in 2024 uit op 2,03% en in 2025 op 2,01%. In
2026 zakt het percentage terug naar 1,83%.
24.
Kunt u een overzicht van het NAVO gemiddelde van het BBP geven met inbegrip van Zweden
en Finland?
Het NAVO-gemiddelde van het bbp wordt regelmatig door de NAVO bekend gesteld. Zweden
en Finland zijn op dit moment nog geen leden van de NAVO en derhalve zijn de defensie
uitgaven van Zweden en Finland nog niet meegenomen in het NAVO-gemiddelde van het
bbp.
25.
Als gebrek aan bekwaam personeel als belangrijkste oorzaak voor de lage materiële
gereedheid wordt genoemd, hoe kan dit probleem dan worden opgelost met een hoge investeringsquote?
De investeringsquote is hoog omdat er nieuwe capaciteiten in ontwikkeling zijn en
er vervangingsinvesteringen plaatsvinden. Het effect hiervan wordt pas op termijn
zichtbaar. Het is afhankelijk van de aard van systemen en de mate van arbeidsextensiviteit
of de investeringen leiden tot een vraag naar meer mensen. Echter, het vinden van
voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel blijft een opgave voor Defensie. In
de Defensienota worden middelen gereserveerd om dit probleem aan te pakken. In de
aanbiedingsbrief bij de personeelsrapportage 2021 (Kamerstuk 35 925 X, nr. 78) bent u hierover nader geïnformeerd. Komende tijd wordt gewerkt aan een plan van
aanpak ten aanzien van defensiepersoneel, waarin de plannen voor het boeien, binden
en behouden van mensen voor Defensie uiteen worden gezet en waarmee het doel is de
personele gereedheid te verbeteren. Dit plan van aanpak zal rond de zomer worden verstuurd.
26.
U geeft aan dat financiering beschikbaar is om de inzetvoorraad in 2025 op de norm
te brengen voor een inzet in het kader van de tweede hoofdtaak. De tweede hoofdtaak
kent diverse vormen van inzet. Welke vormen van inzet bedoelt u?
De verzamelbrief versterking voorraden (Kamerstuk 27 830, nr. 268 van 19 oktober 2018) beschrijft dat de genormeerde voorraadhoogtes voor de Tweede
Hoofdtaak gebaseerd zijn op de uitgangspunten beschreven in het Beleidskader Inzetvoorraden
(BKI 2009). De inzet van een brigadetaakgroep (samengesteld uit land-, maritieme en
luchtcapaciteiten) voor operaties hoog in het geweldsspectrum voor een periode van
maximaal één jaar is in het BKI als meest veeleisende inzetdoelstelling gedefinieerd.
Een inzet in het kader van de tweede hoofdtaak kan ook een langdurige maar kleinere
operatie in het lagere geweldsspectrum van een eenheid van bataljonsgrootte omvatten.
Voor de normering van de inzetvoorraden wordt de meest veeleisende inzetdoelstelling
als basis gehanteerd; de verwachte verbruiken van de operationele assortimenten zullen
daarvoor immers het hoogst zijn. Omdat de reactietijden en voorbereidingstijden voor
een inzet in het kader van de tweede hoofdtaak langer zijn, wordt naast eigen voorraad
in Defensie-depots ook gebruik gemaakt van raamcontracten, waarbij externe leveranciers
de benodigde voorraden binnen de afgesproken reactietermijn leveren.
27.
U stelt dat de inzetbaarheid van de operationeel geneeskundige keten is verbeterd.
Waaruit bestaan deze verbeteringen? In hoeverre en onder welke omstandigheden functioneert
deze operationele keten en is behandeling en afvoer van patiënten gegarandeerd?
Het programma Militaire gezondheidszorg 2020 (MGZ2020) had tot doel de kwaliteit van
de militaire gezondheidszorg te verbeteren. Een subdoel was de inzetbaarheid van de
operationeel geneeskundige keten te verbeteren (zie Kamerstuk 35 000 X, nr. 73). Deze verbeteringen bestaan o.a. uit het door ontwikkelen van behandelprotocollen
vanuit de NAVO en partners voor gewonden voor (gevechts)verwondingen, het opstellen
en beheren van beschreven taakdelegaties in (operationeel) medisch handelen, het herijken
van het proces voor de planning van de geneeskundige ondersteuning voor operaties
en (stand by) missies en het invoeren van diverse (nieuwe) kwaliteitsmanagementsystemen
binnen de militaire gezondheidszorg.
De beschreven kwalitatieve verbeteringen dragen bij aan een adequaat functionerende
operationele geneeskundige keten voor de inzet in het kader van de tweede en derde
hoofdtaak en er is een begin gemaakt met de aanvulling van de tekorten. Daarbij is
het operationele voorraadassortiment «Geneeskundige artikelen» voor de tweede en derde
hoofdtaak nog tot 2025 in opbouw. Voor de eerste hoofdtaak zijn de voorraden nu nog
ontoereikend. In de Defensienota zijn onze plannen opgenomen om de voorraden aan te
vullen. Het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum heeft sinds 2019 de voorraden
opgehoogd om de Snelle Inzetbare Capaciteiten (SIC) te kunnen ondersteunen.
De geneeskundige capaciteit van de Krijgsmacht is ondanks deze kwalitatieve verbeteringen
nog niet voldoende toegerust om de generieke gereedstellingsopdrachten voor alle drie
de hoofdtaken met een adequate geneeskundige keten te ondersteunen. Het is niet voor
niets dat in de Defensie 2022 het versterken van de geneeskundige keten als een van
de prioriteiten is genoemd. De komende jaren investeert Defensie daarom in de geneeskundige
keten. Dit richt zich op het op orde brengen van de basis, dusdanig dat we voor onze
eigen snel inzetbare capaciteiten zelfstandige inzet kunnen ondersteunen. Het gaat
daarbij om enerzijds het ophogen van geneeskundige voorraden, maar ook het versterken
van de geneeskundige capaciteiten ter ondersteuning van gevechtseenheden. De komende
jaren moet dit gaan leiden tot een verbetering van de geneeskundige ondersteuning
in alle drie de hoofdtaken.
28.
Waarom wordt de maritieme industrie niet meer betrokken bij onderhoud om de grote
druk op het onderhoudsbedrijf (DMI) te verlichten?
Defensie betrekt reeds structureel het bedrijfsleven bij de taken van de Directie
Materiële Instandhouding (DMI) van het Commando Zeestrijdkrachten. Daarbij kan het
gaan om delen van gepland regulier onderhoud, het verhelpen van opgetreden defecten
en grotere projecten. Zo wordt de Midlife Update van het Landing Platform Dock Zr. Ms. Johan de Witt grotendeels uitgevoerd door de Nederlandse maritieme industrie.
Ook is begin vorig jaar een defecte schroefas van een van de Oceangoing Patrol Vessels door een Nederlands bedrijf gerepareerd. Voor de eigen werkzaamheden schakelt de
DMI regelmatig ingehuurd personeel van het bedrijfsleven in. In de toekomst zal de
DMI daar waar mogelijk en doelmatig vaker gebruik maken van de maritieme industrie.
Daarbij is van belang dat Defensie zelf blijft beschikken over de kennis en expertise
om het materieel te onderhouden, want bij missies in het buitenland is het bijvoorbeeld
niet altijd mogelijk om het bedrijfsleven in te schakelen.
29.
Wanneer komen de onderhoudsverplichtingen voor de Groene Draeck te vervallen?
De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses
Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene
Draeck als geschenk. De kosten voor het onderhoud aan de Groene Draeck worden verantwoord
bij het Ministerie van Defensie zolang Prinses Beatrix gebruik maakt van de Groene
Draeck. Daarna vervallen de onderhoudsverplichtingen voor de Staat.
30.
Wat verklaart de aanzienlijke stijging in beleidsartikel 4 Koninklijke Luchtmacht
bij «Overige personele exploitatie» tussen de jaren 2020 en 2021?
Door COVID is in 2020 een deel van de (vlieger)opleidingen in de VS niet afgenomen,
welke vervolgens in 2021 deels zijn ingehaald naast het reguliere (vlieger)opleidingen
programma. Daarnaast zijn op het gebied van Foreign Military Sales (FMS) in 2021 voorschotbetalingen voor initiële vliegeropleidingen gedaan (€ 19,7
miljoen). Deze voorschotbetalingen zijn onderdeel van de Special Billing Arrangement die voor alle Nederlandse FMS-contracten gelden. Ten slotte is extra geïnvesteerd
in de opleidingen en omscholingen voor wapensystemen die in transitie zijn.
31.
Wat behelst de post SSO Paresto en waarom zijn daar sedert 2019 geen uitgaven meer
voor geregistreerd?
Dit zijn kosten voor instandhouding van ICT-gerelateerde zaken zoals onder andere
werkplekhuur, vanuit DMO/Joint IV Commando (JIVC) aan Paresto. Tot en met 2018 was
DMO/JIVC een baten-lasten dienst. Vanaf 2019 valt DMO/JIVC onder het kas-verplichtingenstelsel.
Vanuit het kas-verplichtingenstelsel worden onderlinge kosten niet apart in rekening
gebracht. Dit is de reden waarom er vanaf 2019 hiervoor geen uitgaven meer worden
geregistreerd.
32.
Waarom blijven de uitgaven aan het Nationaal Fonds Ereschuld significant stijgen en
wat is de verwachte ontwikkeling voor de komende jaren?
De uitgaven van het Nationaal Fonds Ereschuld stijgen doordat meer (en ook jongere)
veteranen een beroep op compensatie vanuit het fonds doen en door de gewijzigde rekenrente.
De verwachte ontwikkeling voor de komende jaren is dat deze uitgaven blijven stijgen.
Een exacte raming is moeilijk te maken, onder andere doordat de hoogte van compensaties
vooraf moeilijk te bepalen is en bovendien is de omvang en het dreigingsniveau van
toekomstige missies en het aantal veteranen met missiegerelateerde aandoeningen dat
hieruit voortkomt niet vooraf te ramen.
33.
Hoeveel veteranen hebben inmiddels aanspraak gemaakt op het Nationaal Fonds Ereschuld?
Sinds 2017 zijn 679 claims afgewikkeld waarin een schadevergoeding aan een veteraan
werd toegekend. Dergelijke schadevergoedingen komen ten laste van het Nationaal Fonds
Ereschuld.
34.
Wat is de gemiddelde bedrag uit het Nationaal Fonds Ereschuld dat aan militairen wordt
uitgekeerd?
In 2021 was dit € 674.175.
35.
Wat is het hoogst uitgekeerde bedrag uit het Nationaal Fonds Ereschuld dat is gedaan
is aan een individuele veteraan?
Dit betreft een bedrag van € 2.708.751.
36.
Kunt u toelichten welke valuatarisico's er op dit moment bij Defensie zijn? Hoe groot
zijn deze risico's? Op welke wijze worden deze risico's zoveel mogelijk beperkt?
Sinds 2020 heeft Defensie een valuta afspraak met Financiën. Deze valuta afspraak
zorgt ervoor dat mee- en tegenvallers als gevolg van valutaschommelingen direct ten
laste van het EMU-saldo komen. Deze afspraak geldt alleen voor uitgaven binnen het
Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF), omdat Defensie hier het grootste valutarisico
loopt wegens het meerjarige karakter van investeringsuitgaven. Vanaf 2020 loopt Defensie
daarom geen valutarisico meer over de uitgaven in vreemde valuta binnen het DMF. Over
de uitgaven in vreemde valuta die binnen de defensiebegroting (X) worden gedaan loopt
het Ministerie van Defensie nog wel een valutarisico, dit risico is echter veel beperkter
dan bij investeringsuitgaven. Hoe groot dit risico is hangt af van de wisselkoersveranderingen
en de hoeveelheid betalingen in vreemde valuta en kan per jaar verschillen. In 2021
is binnen de defensiebegroting (X) voor een bedrag van € 210 miljoen in vreemde valuta
betaald, waarvan een deel (circa 37%) was afgedekt met in het verleden afgesloten
valutatermijncontracten. In de toekomst heeft Defensie geen mogelijkheden om dit risico
te beperken, aangezien het aangaan van nieuwe valutatermijncontracten niet meer geschiedt
en de uitgaven in vreemde valuta binnen de defensiebegroting (X) niet onder de valuta
afspraak met Financiën vallen.
37.
Kunt u de «producentenbonus» nader toelichten?
De producentenbonus van Paresto is een contractueel vastgelegde afspraak waarbij door
de producenten van de producten, die via de groothandel worden ingekocht, aan Paresto
een zekere korting wordt gegeven op basis van een vastgestelde minimumafname van producten.
De feitelijke ontvangst van deze bonus vindt in veel gevallen plaats in het jaar na
levering van de producten. Voor de jaarrekening wordt hiervoor dus een «reservering»
opgenomen, welke voor 2021 is bepaald op € 633.000.
38.
Naar welke exacte rang van welk krijgsmachtonderdeel is de in Brussel geplaatste kolonel
tijdelijk bevorderd?
De kolonel is als opvolger van een luitenant-generaal gestart als vertegenwoordiger
van Nederland bij de International Board of Auditors for NATO (IBAN). De kolonel is niet bevorderd. Na onvoorzien eerder vertrek van de luitenant-generaal
heeft Nederland, op uitdrukkelijk verzoek van de NAVO, voorzien in tijdelijke vervanging.
De plaatsingsperiode loopt tot 1 september 2022. Er is geen sprake van opvolging door
Nederland na 1 september 2022.
39.
Hoeveel van ruim de 280.000 euro die aan de Brusselse kolonel zijn uitgekeerd bedroegen
onkostenvergoedingen?
De bezoldiging is samengesteld door de rang kolonel conform de defensie-salaristabel
plus een aanvulling tot het bij de functie behorende salarisniveau zoals dat is vastgesteld
door de NAVO (A7). Daarnaast omvat de bezoldiging ook het werkgeversgedeelte van de
pensioenpremie. Dit bedrag is niet uitgekeerd aan de kolonel, maar wordt in het kader
van de Wet Normering Topinkomens wel tot de bezoldiging gerekend. Gezamenlijk bedraagt
de bezoldiging € 280.000. Dit is exclusief onkostenvergoedingen.
40.
Wat vindt u ervan dat een in Brussel geplaatste kolonel ruim 100.000 euro meer ontvangt
dan de Minister-President?
De in Brussel geplaatste kolonel valt niet onder de werking van de WNT. Op grond van
de WNT mag een ambtenaar niet meer verdienen dan de Minister-President. Echter, het
gaat hier om een NAVO-functie waarop een NAVO-salaris van toepassing is; hier heeft
Defensie geen invloed op.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier