Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Werner en Inge van Dijk over het bericht 'Recordaantal klachten en vragen over discriminatie in 2021'
Vragen van de leden Werner en Inge van Dijk (beiden CDA) aan de Ministers voor Langdurige Zorg en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Recordaantal klachten en vragen over discriminatie in 2021» (ingezonden 3 mei 2022).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (ontvangen 7 juni 2022). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2847.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Recordaantal klachten en vragen over discriminatie
in 2021»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de meeste klachten bij het College voor de Rechten van de Mens vorig
jaar betrekking hadden op een handicap of een chronische ziekte, zoals de afgelopen
vijf jaar ook al het geval was? Welke verklaring(en) heeft u hiervoor? Wordt de toegankelijkheid
van de samenleving voor mensen met een handicap volgens u te positief voorgesteld?
Antwoord 2
Uit de Monitor Discriminatiezaken over 2021 blijkt inderdaad dat sinds 2017 de meeste
verzoeken om een oordeel, betrekking hadden op een handicap of een chronische ziekte.
Dit laat in de eerste plaats zien dat het College voor de Rechten van de Mens bekendheid
geniet bij de mensen die bescherming kunnen ontlenen aan de Wet gelijke behandeling
op grond van handicap en chronische ziekte, waarover het College een uitspraak kan
geven. Het College houdt sinds de ratificatie van het VN-verdrag handicap in 2016
toezicht op de uitvoering en naleving ervan in Nederland. Het College geeft zelf als
verklaring dat hij door deze toezichthoudende rol meer is gaan communiceren over de
rechten van mensen met een beperking. Hierdoor weten meer mensen met een beperking
wat hun rechten zijn en dat ze naar het College kunnen stappen als ze menen dat hun
rechten worden geschonden.2
De toegankelijkheid van de samenleving voor mensen met een handicap vraagt nog altijd
om meer bewustwording. De oordelen van het College laten zien dat werkgevers en ondernemers
werknemers zich vaak niet realiseren dat de toegankelijkheid van hun organisatie verbetering
behoeft voor werknemers en klanten met een beperking.
Vraag 3
Deelt u de mening dat een organisatie een beperking heeft als mensen hun werk niet
kunnen doen of niet kunnen meedoen aan activiteiten?
Antwoord 3
Elke organisatie die werk of goederen en diensten aanbiedt moet rekening houden met
de eisen die de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
stelt. Uit de wet volgt ook het recht om een doeltreffende aanpassing te vragen als
dat nodig is om toegang te krijgen tot werk of activiteiten. Toegankelijkheid is dus
het uitgangspunt van de wet. Als een organisatie niet toegankelijk is voor mensen
met een handicap of chronische ziekte en evenmin bereid is om daaraan te werken, deel
ik de mening dat de beperking vooral in de organisatie zelf zit. Gelukkig blijkt uit
de oordelen van het College voor de Rechten van de Mens juist een coöperatieve houding
van organisaties die op hun (on)toegankelijkheid worden aangesproken. Uit de Monitor
Discriminatiezaken over 2021 blijkt ook dat de oordelen van het College meer dan ooit
werden opgevolgd. 88% van de in het ongelijk gestelde verwerende partijen waren bereid
om maatregelen te treffen naar aanleiding van een uitspraak waarin tot schending van
de gelijke behandelingswetgeving werd geoordeeld.3
Vraag 4
Welke maatregelen heeft u de afgelopen jaren getroffen voor mensen met een handicap
naar aanleiding van de Monitor Discriminatiezaken over 2021?
Antwoord 4
De afgelopen jaren heeft het kabinet ingezet op het op gang brengen en in gang houden
van een maatschappelijke beweging naar meer toegankelijkheid en inclusie. Zo is bijvoorbeeld
het aantal gemeenten, bedrijven en onderwijsinstellingen dat een aanpak heeft op het
gebied van toegankelijkheid en inclusie gegroeid. In de eindrapportage van het programma
Onbeperkt meedoen! over de periode 2018 – 2021 is uiteengezet hoe deze vertaling van het VN-verdrag
handicap terug te zien was op diverse terreinen zoals openbaar vervoer, arbeidsmarkt,
onderwijs of passende zorg en ondersteuning. Dit zijn thema’s waarop het College voor
de Rechten van de Mens in 2021 bijvoorbeeld ook haar meldingen of verzoeken op binnen
kreeg. De eindrapportage geeft een weergave van de diverse maatregelen en activiteiten
vanuit de rijksoverheid en het grote aantal opgestarte maatschappelijke initiatieven
die de afgelopen jaren op deze thema’s ondernomen zijn.4
Vraag 5
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de verplichtingen voor
de overheid die voortvloeien uit het VN-verdrag Handicap?5
Antwoord 5
Op 19 april 2022 heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport als coördinerend
bewindspersoon handicap u geïnformeerd over de vervolgaanpak van het kabinet voor
de implementatie van het VN-verdrag handicap.6 Met de maatschappelijke beweging die in antwoord op uw vorige vraag (vraag 4) is
beschreven, zijn we de afgelopen jaren de goede weg ingeslagen. Maar het VN-verdrag
handicap moet ook de komende jaren bij bedrijven, organisaties en overheden op de
agenda blijven staan. Het denken vanuit het sociaal model van handicap7, het verbeteren van de toegankelijkheid en het bewerkstelligen van inclusie vergt
een proces van lange adem en het continueren van de samenwerking met vele partijen
in het land.
De aanpak voor de komende periode is er onder andere op gericht dat er op belangrijke
opgaven uit het VN-verdrag handicap inclusiepacten kunnen worden afgesloten, tussen
partijen die zelf concrete acties gericht op impact voor mensen met een beperking
aan deze opgaven kunnen verbinden. Het VN-verdrag handicap krijgt ook een verdere
vertaling in de beleidsagenda’s van diverse leden van het kabinet, waar u in de brief
van 19 april 2022 een overzicht van trof. Daarnaast is er blijvende inzet op het vergroten
van de bewustwording over de letterlijke en figuurlijke drempels waar mensen met een
beperking in de samenleving tegenaan kunnen lopen. En het verbeteren van de inzet
van ervaringsdeskundigheid, waarmee het beleid en de uitvoering van organisaties,
overheden en bedrijven verbeterd kan worden.
Vraag 6
Herkent u het beeld, dat de situatie voor mensen met een handicap of chronische ziekte
als gevolg van de coronapandemie is verslechterd, zeker als zij moeite hadden met
het vinden van een baan, een opleiding of een huis?
Antwoord 6
Ik herken dat het coronavirus een ontegenzeglijke invloed heeft gehad op het dagelijks
leven van mensen met een beperking of chronische ziekte.8 Eén op de vijf meldingen bij het College ging over de coronamaatregelen, onder meer
over de problemen die mensen ervoeren door het corona toegangsbewijs en de mondkapjesplicht.
Het coronavirus en de maatregelen die in de strijd tegen het virus genomen zijn, hebben
in veel gevallen het leven van mensen met een beperking ontregeld. En de verwachte
verschuiving van de coronapandemie naar een endemie, heeft mogelijk langdurige consequenties
voor een deel van de mensen met een beperking of chronische aandoening. Zo zullen
zij door hun specifieke medische achtergrond verhoogde medische risico’s blijven lopen.
De coronaperiode heeft daarmee de initiatieven gericht op inclusie vanuit het VN-verdrag
relevanter en urgenter gemaakt. En tegelijkertijd kansen aan het licht gebracht om
de toegankelijkheid van de samenleving te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van
prikkelarm (thuis)werken en -studeren.
Vraag 7
Welke voorbeelden in de Monitor Discriminatiezaken over 2021 zijn voor u aanleiding
om concrete beleidsmaatregelen te treffen, onder meer om te bevorderen dat mensen
met een handicap zichtbaar zijn in de samenleving, hun steentje kunnen bijdragen en
aansluiting zoeken bij anderen?
Antwoord 7
Hoewel er de afgelopen jaren stappen voorwaarts zijn gezet, ervaren mensen met een
beperking nog altijd drempels om volledig mee te kunnen doen in de samenleving. We
moeten verdere stappen blijven zetten zodat zij volledig mee kunnen doen aan de samenleving.
In de Monitor Discriminatiezaken 2021 staat onder andere vermeld dat over het algemeen
mensen met een beperking minder snel een huis, een baan of een opleiding kunnen vinden.
Hierdoor kunnen zij minder goed meedoen aan de samenleving dan mensen zonder beperking.
In de Kamerbrief van 19 april 2022 vindt u een overzicht van hoe mijn collega’s in
het kabinet de komende periode invulling zullen geven aan het verbeteren van de positie
van mensen met een beperking op deze gebieden.9 Zo vindt het kabinet belangrijk dat er voldoende betaalbare woningen beschikbaar
zijn voor mensen met een beperking met waar nodig de juiste zorg, ondersteuning en
begeleiding. In het programma «Een thuis voor iedereen» worden mensen met een beperking
expliciet genoemd als aandachtsgroep.10 Daarnaast streeft het kabinet naar een inclusieve arbeidsmarkt en heeft het de ambitie
om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.