Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Jasper van Dijk over individuele ambtsberichten
Vragen van de leden Van Nispen en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over individuele ambtsberichten (ingezonden 2 mei 2022).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 2 juni 2022).
Vraag 1
Op welke wijze spant Nederland zich in om genocideverdachten uit het buitenland op
te sporen en te veroordelen? Waarom vervolgt Nederland genocideverdachten niet in
Nederland zelf, zoals ook België doet?
Antwoord 1
Het kabinet hecht grote waarde aan het tegengaan van straffeloosheid en het voorkomen
dat Nederland een toevluchtsoord wordt voor genocideplegers.
Sinds jaar en dag hanteert Nederland het uitgangspunt dat de opsporing en vervolging
van internationale misdrijven zoveel mogelijk plaatsvindt in het land waar de misdrijven
zijn gepleegd. Dit heeft een aantal praktische en maatschappelijke redenen: zo bevindt
zich daar doorgaans het meeste bewijs en zijn de procesdeelnemers ingevoerd in de
taal, de cultuur en de achtergronden van de gebeurtenissen. Daarnaast bevinden zich
daar over het algemeen ook de meeste slachtoffers en getuigen. Door deze misdrijven
aldaar te vervolgen kunnen slachtoffers, nabestaanden en getuigen met eigen ogen zien
dat en hoe er recht wordt gedaan.
Als uitlevering niet aan de orde is of niet mogelijk is kan worden bezien of tot strafrechtelijke
vervolging in Nederland wordt overgegaan. Strafrechtelijke vervolging in Nederland
is alleen mogelijk als er een link is met Nederland, doordat de verdachte of het slachtoffer
een Nederlander of als de verdachte zich in Nederland bevindt. Sinds 2003 bestaat
bij de politie een Team Internationale Misdrijven (TIM) dat gespecialiseerd is in
de opsporing van dergelijke misdrijven en dat onder leiding staat van officieren van
justitie met expertise op dit gebied. Er wordt jaarlijks geïnvesteerd om de opsporing,
vervolging en berechting van dergelijke misdrijven in Nederland mogelijk te maken.
Uw Kamer wordt in de Rapportagebrief Internationale Misdrijven jaarlijks geïnformeerd
over de inspanningen die worden verricht in de strijd tegen straffeloosheid voor internationale
misdrijven.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het artikel «Rwanda opereert zoals Oost-Duitsland met de Stasi»?1
Antwoord 2
Wij zijn bekend met het artikel. Inhoudelijk wordt er in de beantwoording van de andere
vragen ingegaan op het artikel dat ten grondslag ligt aan uw vragen.
Vraag 3
Kunt u gedetailleerd uitleggen hoe individuele ambtsberichten tot stand komen en wat
de rol van vertrouwenspersonen in derde landen daarbinnen is? Kunt u daarbij tevens
uitleggen hoe een kokervisie wordt voorkomen en ook ontlastend materiaal wordt opgenomen?
Antwoord 3
Zie antwoord vraag 5.
Vraag 4
Hoe wordt bepaald welke vertrouwenspersoon onderzoek doet naar een verdachte?
Antwoord 4
Zie bij antwoord 5.
Vraag 5
Hoe wordt gegarandeerd dat verklaringen die door de vertrouwenspersoon worden opgenomen
niet onder angst voor een regime tot stand komen?
Antwoord 5
De IND stelt, wanneer informatie nodig is uit het land van herkomst van een persoon,
onderzoeksvragen aan de Afdeling Ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. Onderzoeksvragen voor onderzoek in Rwanda worden voorgelegd aan de Nederlandse
ambassade te Kigali. De ambassade kan een vertrouwenspersoon inzetten om het onderzoek
uit te voeren.
Aan de werving van vertrouwenspersonen ligt een zorgvuldige procedure ten grondslag,
waarbij professionaliteit en betrouwbaarheid belangrijke factoren zijn. Een andere
belangrijke factor is de veiligheid van de vertrouwenspersoon zelf, gezien de gevoeligheid
van de onderzoeken.
De procedure voor het onderzoek is gericht op het verkrijgen van betrouwbare informatie.
Daarbij worden zo mogelijk meerdere (van elkaar onafhankelijke) bronnen geraadpleegd.
De gebruikte onderzoeksmethode en bronnen dienen duidelijk te worden beschreven in
het onderzoeksverslag.
Na afronding van het onderzoek stelt de ambassade een onderzoeksverslag op en schrijft
de Afdeling Ambtsberichten op basis daarvan het individueel ambtsbericht. Dit individueel
ambtsbericht bevat de onderzoeksvragen en uitkomsten van het onderzoek, inclusief
eventueel verkregen ontlastende informatie. Het individueel ambtsbericht wordt ook
aan de betrokken persoon en diens advocaat ter beschikking gesteld.
Gedetailleerde informatie over de totstandkoming van individuele ambtsberichten, inclusief
de procedure voor de selectie en handelwijze van vertrouwenspersonen, is eerder in
het kader van een Wob-verzoek in 2019 vrijgegeven: https://archief28.sitearchief.nl/archives/sitearchief/20210413104300/ww…
Naar aanleiding van uw vragen en om redenen van transparantie zal ik de laatste versie
van de destijds vrijgegeven documenten opnieuw publiceren (zoals eerder: afgezien
van de passages die vertrouwelijkheid behoeven).
Vraag 6
Waarom wordt aan advocaten die genocideverdachten bijstaan geen inzage in de totstandkoming
van een individueel ambtsbericht gegeven?
Antwoord 6
Zie antwoord vraag 7.
Vraag 7
Herkent u de signalen uit het artikel dat individuele ambtsberichten niet of nauwelijks
te controleren of te verifiëren zijn? Wat is daarop uw reactie?
Antwoord 7
Bij individuele ambtsberichten is er een spanningsveld tussen enerzijds de wens tot
transparantie mede in het belang van de betrokken persoon en diens advocaat, en anderzijds
het belang om methoden en bronnen te beschermen, om redenen van veiligheid alsmede
om ook in de toekomst onderzoek te kunnen doen.
Individuele ambtsberichten zijn echter wel degelijk te controleren en verifiëren.
De bevoegde rechtbank en/of de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
kan op vertrouwelijke basis inzage krijgen in de achterliggende stukken om te bezien
of die de conclusies van het individuele ambtsbericht kunnen dragen.
Dit gebeurt in de praktijk met enige regelmaat. Hiermee meen ik dat de mogelijkheid
geborgd is om de overheid te kunnen controleren, zonder daarmee methoden of bronnen
in gevaar te brengen.
Vraag 8
Meent u dat de rapporten van de International Commission of Jurists van adequaat niveau
zijn en waarom stopt monitoring na het proces?
Antwoord 8
Sinds 2016 monitort de Keniaanse afdeling van de International Commission of Jurists
(ICJ) de strafprocessen tegen door Nederland aan Rwanda uitgeleverde personen. ICJ
heeft ruime ervaring met het rapporteren over strafprocessen. Zo werkt het International
Residual Mechanism for Criminal Tribunals (IRMCT) eveneens al jaren samen met ICJ
voor de monitoring van door het tribunaal naar Rwanda verwezen zaken.
De waarnemers wonen onder meer rechtszittingen bij, observeren deze, brengen verslag
uit. Verder verzamelen zij informatie die relevant wordt geacht voor onder meer het
verloop van de procedure, het recht op een eerlijk proces en de detentieomstandigheden
van de uitgeleverde personen. Zij brengen regelmatig bezoeken aan de detentiecentra
waar de opgeëiste personen zijn gedetineerd en ontmoeten de opgeëiste personen, diens
advocaten, de gevangenisautoriteiten en andere relevante partijen. Dit wordt allemaal
verwerkt in de rapporten die worden uitgebracht door ICJ. Hiermee geven de rapporten
een uitgebreid en veelzijdig beeld van de procedure in Rwanda.
Door de rechter is in de uitleveringsprocedure geadviseerd om de processen in Rwanda
te laten monitoren. Tijdens de uitleveringsprocedure van de thans aan Rwanda uitgeleverde
personen is door de rechter het belang onderstreept van monitoring van het proces.
Zodra de strafrechtelijke procedure tot een definitief einde is gekomen en een eindconclusie
kan worden getrokken over de naleving van de rechten op een eerlijk proces, komt de
monitoring ten einde.
Vraag 9
Hoe beoordeelt het kabinet de kwaliteit van de Rwandese rechtsstaat en wat zijn in
het geval van uitlevering de waarborgen tegen schending van artikelen 3 en 6 van het
EVRM?
Antwoord 9
Nederland begon na de genocide van 1994 met het leveren van financiële steun aan de
Rwandese justitiesector. Die was toen volledig lamgelegd. Veel rechters, advocaten
en andere juristen waren gevlucht of vermoord. Nederland groeide uit tot de grootste
internationale donor binnen de Rwandese justitiesector en mede dankzij de Nederlandse
steun bestaat er nu een justitiële infrastructuur in het land. Ten aanzien van de
kwaliteit van de Rwandese rechtsstaat kan worden verwezen naar de zogenaamde «Rule
of Law index 2021» van het World Justice Report – een gerenommeerde Amerikaanse NGO die met data en analyse de staat van de rechtsorde
wereldwijd meet en vergelijkt. In die index staat Rwanda op nr. 49 van de 139 in beschouwing
genomen landen. Daarmee «scoort» Rwanda volgens World Justice Reporthet best van alle in beschouwing genomen landen in Sub-Sahara Afrika, en beter dan
een aantal landen in Europa.
Dat neemt niet weg dat er deelgebieden van de Rwandese rechtsstaat zijn waar Nederland
zonder meer kritisch over is. Nederland voert aanhoudend gesprekken met de Rwandese
overheid om ze te wijzen op aandachts- en verbeterpunten als het gaat om de rechtsstaat,
zoals het aanpakken van de grote achterstand van rechtszaken waardoor processen te
lang duren. Dat doet Nederland niet alleen via bilaterale contacten maar ook via multilaterale
fora, zoals de VN Mensenrechtenraad. Aanvullend steunt Nederland projecten om de kwaliteit
van de Rwandese rechtspraak te verbeteren, bijvoorbeeld via trainingen aan rechters
en advocaten (zie antwoord 10).
De vervolging en berechting van aan Rwanda uitgeleverde genocideverdachten vindt plaats
onder de zogenoemde «Transfer Law». Dit betekent dat uitgeleverde genocideverdachten
onder internationale wetgeving worden vervolgd en berecht en dat het proces kan worden
getoetst aan onder meer het recht op een eerlijk proces van het Europees Verdrag voor
de Rechten van de Mens. Middels monitoring door ICJ houdt Nederland zicht op de naleving
van de rechten van de verdachten. Bij gelegenheid treedt het Ministerie van Justitie
en Veiligheid in contact met de Rwandese autoriteiten.
Vraag 10
Waarom is Nederland na 25 jaar gestopt met investeringen in de Rwandese rechtsstaat
terwijl er nog altijd twijfels zijn over de rechtsstaat aldaar?
Antwoord 10
In 2018 heeft toenmalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Sigrid Kaag besloten om de ontwikkelingssamenwerking met Rwanda geleidelijk af te
bouwen en toe te werken naar een bredere relatie gebaseerd op wederzijdse belangen
op het gebied van handel, investeringen en politieke samenwerking. Dit past binnen
de wens van Rwanda om op den duur hulponafhankelijk te worden. De decentrale Nederlandse
financiële steun aan Rwanda, inclusief aan de rechtsstaatopbouw, komt na dit jaar
dan ook ten einde. Een uitzondering wordt gemaakt voor enkele projecten die als gevolg
van COVID-19 vertraging hebben opgelopen in de uitvoering en daarom een kosteloze
verlenging tot 2023 krijgen. Centraal gefinancierde programma’s die op meerdere landen
gericht zijn kunnen nog wel ten goede komen aan Rwanda.
Nederland spant zich in voor het behoud van de resultaten die met onze steun in Rwanda
zijn bereikt via een afbouwstrategie. Zo organiseerde de Nederlandse ambassade in
juni 2021 samen met de Nederlandse en Rwandese ministeries van Justitie een conferentie
in Kigali ter gelegenheid van 25 jaar justitiesamenwerking. Een van de hoofddoelen
was om samen stil te staan bij behaalde resultaten en geleerde lessen, deze te documenteren
en Rwanda en andere donoren de gelegenheid te bieden om op de mede door Nederlandse
steun behaalde resultaten voort te bouwen.
De veranderde relatie betekent niet dat Nederland geen aandacht meer zal vragen voor
de rechtsstaat en mensenrechten in Rwanda. Zo blijft Nederland projecten in Rwanda
steunen via het mensenrechtenfonds. Op die manier blijven we bijdragen aan onder meer
mediavrijheid en vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten voor de LHBT-gemeenschap
en de bescherming van mensenrechtenverdedigers. Ook gaat Nederland door met het organiseren
van netwerkbijeenkomsten voor mensenrechtenverdedigers.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.