Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over Maastricht Aachen Airport
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over Maastricht Aachen Airport (ingezonden 20 april 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 31 mei 2022).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2618
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Politiek worstelt nog met standpunt MAA»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u het voortbestaan van Maastricht Aachen Airport (MAA) belangrijk voor de Nederlandse
economie? Zo ja, hoe kan het zo zijn dat Limburgse Statenleden zeggen te kampen met
informatieachterstand, hetgeen goede besluitvorming over MAA in de weg staat? Kunt
u hierop een toelichting geven waarbij u zorgt voor zowel informatievoorziening als
voor de toezegging voor voldoende financiële steun?
Antwoord 2
In de recente brief aan uw Kamer van 31 mei jl.2 is aangegeven hoe het Rijk binnen de systeembenadering van de Nederlandse luchthavens
aankijkt tegen de rollen en functies van de regionale luchthavens van nationale betekenis,
waaronder MAA. Ten aanzien van MAA is aangegeven dat deze luchthaven, te samen met
Rotterdam The Hague Airport (RTHA), Groningen Airport Eelde (GAE) en Eindhoven Airport
(EA), de zogenaamde «tweede schil» van luchthavens vormt, die vooral ten dienste staan
van de regio waarin ze liggen. Daarom is in de Luchtvaartnota 2020–2050 aangegeven
dat het Rijk van deze luchthavens verwacht dat zij samen met onder meer omwonenden,
belangengroepen en regionale overheden de gewenste ontwikkelrichting van de luchthaven
verkennen.
Met de motie Koerhuis c.s. en de motie Graus c.s.3 heeft uw Kamer voor MAA en GAE om inzet vanuit het Rijk gevraagd om de samenwerking
tussen de luchthavens verder te bevorderen. In dit kader zijn de afgelopen periode
gesprekken gevoerd tussen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de Schiphol
Group, de betreffende regionale luchthavens en hun aandeelhouders. In algemene zin
is in de gevoerde gesprekken de lijn gevolgd, zoals ik die bij het Commissiedebat
luchtvaart van 24 februari jl. uiteen heb gezet. Anders dan bij autosnelwegen of spoorwegen
die in eigendom van het Rijk zijn, zijn de regionale luchthavens zelfstandige ondernemingen
die opereren binnen een sterk geliberaliseerde luchtvaartsector. Het is daarom aan
de luchthavens (en hun aandeelhouders) om in samenwerking met de regio de toekomst
te bepalen. Dat betreft ook de uiteindelijke afweging om verdergaand samen te werken.
Dit is een bedrijfseconomische beslissing van de luchthavens. Daarbij past dat het
Rijk geen bijdragen doet in exploitatie of instandhouding van regionale luchthavens.4 Vanwege Europese regelgeving zijn er daartoe ook welhaast geen mogelijkheden. Evenmin
heeft het Rijk de juridische instrumenten om het luchtverkeer over Nederland te verdelen.
Luchtvaartmaatschappijen en operators bepalen zelf (onder meer op basis van de marktvraag)
van welke luchthavens gebruik wordt gemaakt. Wel is het Rijk bevoegd gezag voor de
luchthavenbesluiten, en zal het de luchthavens ondersteunen om tot een goed luchthavenbesluit
te komen. Tevens zal het Rijk gerichte ondersteuning bieden waar het gaat om kennis
en expertise, innovatie, inzet op duurzaamheid en het ondersteunen van de inzet op
de verbetering van de leefomgeving. Hierover is het Rijk in gesprek met de luchthavens.
De provincie Limburg, eigenaar van MAA, heeft een zorgvuldig regionaal proces ingericht
om tot besluitvorming over de toekomst van MAA te komen, waarin het ministerie goed
is meegenomen. Zo heeft de heer Van Geel in 2020 in opdracht van de provincie een
verkenning uitgevoerd en zijn in opdracht van de provincie een Maatschappelijke Kosten
Batenanalyse (MKBA) en andere relevante (financiële) onderzoeken uitgevoerd. Middels
onder andere technische briefings zijn de Limburgse Statenleden hierover geïnformeerd.
Daarnaast heeft gedeputeerde staten van Limburg een definitieve sonderende notitie
opgesteld ten behoeve van besluitvorming door de Statenleden.
Ik wacht nu eerst de regionale besluitvorming af. Indien de provincie kiest voor een
scenario met de luchthaven, dan wil ik bezien op welke manier het Rijk hierin kan
ondersteunen op het gebied van duurzaamheid, innovatie en leefomgeving.
Vraag 3
Welke acties zijn door u genomen inzake het beperken van de overlast van MAA voor
Zuid-Limburg? Kunt u hiervan een totaaloverzicht geven?
Antwoord 3
Door de deelnemers van het door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ingestelde
overlegplatform bij de luchthaven Maastricht (naast de luchthaven gaat het onder andere
om een vertegenwoordiging van gemeentebesturen en bewonersvertegenwoordigers van de
omliggende gemeenten) zijn omgevingsafspraken gemaakt. Doel van deze afspraken is
om vermijdbare hinder van de luchthaven beter aan te pakken. Het betreft onder andere
maatregelen als elektrificatie van grondmaterieel, het gebruik van volledig elektrische
stroomaggregaten voor de stroomvoorziening wanneer een vliegtuig op de grond geparkeerd
staat en het preventief vastzetten van dakpannen om het risico op dakpanschade door
turbulentie van vliegverkeer van MAA te verminderen. In de CRO MAA wordt de voortgang
van de omgevingsafspraken besproken en bewaakt.
Vraag 4
Welke acties zijn genomen om Zuid-Limburg economisch beter te laten profiteren van
MAA, onder andere door het realiseren van werkgelegenheid voor Limburgers?
Antwoord 4
Dit is in essentie aan de provincie Limburg, eigenaar van de luchthaven, in samenwerking
met de luchthaven zelf en mede de aanleiding waarom de provincie een regionale verkenning
is gestart naar de gewenste ontwikkeling van de luchthaven. Zie verder het antwoord
op vraag 2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.