Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening EU Drugsagentschap (Kamerstuk 22112-3354)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3425
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 31 mei 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 25 februari 2022 over het Fiche: Verordening EU Drugsagentschap (Kamerstuk
22 112, nr. 3354).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 maart 2022 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 30 mei 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
Blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
2
SP-fractie
5
SGP-fractie
6
BBB-fractie
7
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche: voorstel voor
een verordening EU Drugsagentschap. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
Kan het kabinet aangeven wat wordt bedoeld met de zinsnede dat de Europese Commissie
een sterkere internationale rol voor het agentschap (Europees Waarnemingscentrum voor
drugs en drugsverslaving (EWDD)) voorziet? Hoe moet deze sterkere rol vorm krijgen
en welke instrumenten zijn daarin voor het agentschap voorzien?
Voorts lezen deze leden dat het kabinet erop zal toezien dat de inhoudelijke uitbreiding
van het mandaat van het EWDD niet verder gaat dan nodig is, en niet ten koste zal
gaan van de huidige taken. Kan worden aangegeven waar de grenzen voor het kabinet
hierbij liggen?
Aangaande de budgettering lezen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet voorstander
is van een verhoging van het budget en van uitbreiding van het personeel, maar dat
hij betwijfelt of de voorgestelde versterking en uitbreiding van het mandaat de hoogte
van het bedrag (een verdubbeling ten opzichte van het huidige budget) en de extra
fte (van rond de honderd naar 140) rechtvaardigen. Waar liggen de twijfels bij het
kabinet?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie in het BNC-fiche dat het kabinet kritisch
is over de EU-brede waarschuwingen voor gevaarlijke stoffen die het agentschap zelfstandig
uitgeeft. Zij lezen dat het kabinet niet gelijk de toegevoegde waarde hiervan ziet.
Het zou volgens het kabinet ook negatieve effecten kunnen hebben. Kunnen deze negatieve
effecten in kaart worden gebracht? Kan daarbij tevens het krachtenveld geschetst worden?
Het kabinet is volgens het fiche kritisch over brede campagnes omtrent drugsgebruik
op EU-niveau, omdat dit onbedoeld negatieve effecten kan hebben. Op welke effecten
doelt het kabinet?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie onderstrepen om te beginnen graag het belang van een realistisch
drugsbeleid en dat begint met de erkenning dat de war on drugs een heilloze weg is gebleken. Deze leden hebben daarom met gemengde gevoelens kennisgenomen
van het voorliggende voorstel en willen het kabinet nog enkele vragen stellen.
Essentie voorstel
Inhoud voorstel
De leden van de D66-fractie hebben uit de evaluatie van het EWDD uit 2019 opgemaakt,
dat dit agentschap goed functioneert als zijnde een excellentiecentrum. Daarnaast
worden in de evaluatie aanbevelingen gedaan die onder andere betrekking hebben op
de verbetering van de instrumenten die worden gebruikt voor informatievergaring en
onderzoek. Door het mandaat te verbreden naar taken op het gebied van aan veiligheid
gerelateerde zaken, wordt het doel van een excellentiecentrum verbreed naar een veiligheidsinstituut.
Kan het kabinet toelichten waarom deze verbreding van het mandaat naar veiligheid
noodzakelijk is en wat hierin het kabinetsstandpunt is? Genoemde leden zijn van mening
dat het veiligheidsperspectief juist (veel) te dominant is geworden in het drugsbeleid
en dat deze repressieve aanpak zowel voor de volksgezondheid als voor de veiligheid
vaak averechts uitpakt.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie polysubstantiegebruik
aan het mandaat wil toevoegen. Deze leden vragen met welk doel dit mandaat wordt uitgebreid.
In hoeverre is er in de onderzoeken naar het gebruik van polysubstantiegebruik voldoende
waarborging van het gezondheidsperspectief?
De leden van de D66-fractie vragen wat de implicaties zijn voor de nationale forensische
en toxicologische laboratoria als er een Europees netwerk voor deze laboratoria wordt
opgericht. Kan het kabinet dit toelichten?
De leden van de D66-fractie vernemen ook uit de plannen dat de Europese Commissie
wil inzetten op «versterkte monitoring» en dat er «dreigingsevaluaties» gemaakt moeten
worden voor nieuwe ontwikkelingen rondom drugs die mogelijk bedreigend zijn voor de
volksgezondheid. Waarom wordt bij het verbreden van het mandaat niet gekeken naar
de ontwikkelingen met betrekking tot drugs die bevorderlijk zijn voor de volksgezondheid?
Kan het kabinet deze plannen concretiseren en uitleggen wat dit zal betekenen voor
het landelijke beleid van de lidstaten? Deze leden juichen het toe dat bijvoorbeeld
in Malta, Luxemburg en Duitsland een beweging naar een realistischer cannabisbeleid
is ingezet en krijgen graag de bevestiging dat de onderhavige plannen met betrekking
tot de verordening betreffende het Drugsagentschap van de Europese Unie geen ombuiging
van deze trend tot gevolg zal hebben. In een breder perspectief maken genoemde leden
zich zorgen over soms achterhaalde en starre (interpretatie van) internationale en
Europese afspraken op dit gebied.
De leden van de D66-fractie zijn ook uiterst kritisch over het ontwikkelen van Europees
brede preventie- en bewustwordingscampagnes op EU-niveau. Deze leden zijn gerustgesteld
om te lezen dat het kabinet hier ook kritische kanttekeningen bij heeft gezet. Kan
het kabinet toezeggen dat EU-brede preventie- en bewustwordingscampagnes niet aan
het takenpakket van het agentschap zullen worden toegevoegd?
De leden van de D66-fractie delen voorts de zorgen van het kabinet dat door het krappe
budget de kwaliteit van het EWDD mogelijk in het gedrag is gekomen en dat het instituut
hierdoor niet toekomstbestendig is. Waarom moet de hele organisatie worden aangepast
als uiteindelijk het krappe budget de hoofdoorzaak was van twijfels aan de toekomstbestendigheid?
Kan het kabinet dit toelichten?
Impact assessment Europese Commissie
De leden van de D66-fractie onderschrijven het kabinetsstandpunt in het BNC-fiche
dat de kern van het mandaat bij monitoring en ondersteuning van de EU en de lidstaten
moet blijven liggen. Daarnaast wijzen deze leden erop dat het mandaat van de monitoring
en ondersteuning niet alleen betrekking moet hebben op toekomstige bedreigingen. Het
Drugsagentschap van de Europese Unie zou ook de toekomstige voordelen, zowel vanuit
gezondheids- als vanuit veiligheidsperspectief, moeten kunnen monitoren en daarmee
de lidstaten van de EU moeten kunnen ondersteunen in een evenwichtig nationaal drugsbeleid.
Deze leden wijzen op de diversiteit van het beleid binnen de EU. Zij voorzien problemen
als het Drugsagentschap een te sterk beleid makende rol op zich zal nemen waarin te
veel de nadruk gelegd wordt op het veiligheidsperspectief. Kan het kabinet hierop
reflecteren?
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De leden van de D66-fractie delen het standpunt van het kabinet dat het belangrijk
is dat het drugsbeleid wetenschappelijk onderbouwd wordt en gebaseerd is op een effectief
bewezen beleidsinzet. Deze leden vragen echter of het Nederlandse liberale beleid
niet in het gedrang komt in een Europese Unie waarin een groot aantal andere culturele,
sociale en politieke opvattingen rondom het drugsbeleid bestaan. Kan het kabinet zijn
zienswijze hierop toelichten?
Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De leden van de D66-fractie zijn, net als het kabinet, bang voor overlapping en onduidelijkheden
met de andere EU-agentschappen zoals Europol, Eurojust, Frontex en het Europese Geneesmiddelenagentschap
(EMA). Kan het kabinet toelichten welke meerwaarde het mandaat heeft in het licht
van het al bestaande EWDD en in het licht van een mogelijk nauwere samenwerking met
de bovengenoemde EU-agentschappen?
De leden van de D66-fractie zijn met het kabinet van mening dat operationele criminaliteitsbestrijding
een nationale competentie is, en dat de rol van de EU op dat terrein ondersteunend
is. Zou het kabinet een concrete toelichting kunnen geven op zijn plan van aanpak
hierover?
De leden van de D66-fractie zijn evenals het kabinet voorstander van een verhoging
van het budget en de uitbreiding van het personeel, maar betwijfelen of de voorgestelde
versterking en uitbreiding van het mandaat de hoogte van het bedrag (een verdubbeling
ten opzichte van het huidige budget) en de extra fte (van rond de honderd naar 140)
rechtvaardigen. Kan het kabinet in de toelichting bij de al bestaande EU-agentschappen,
meenemen hoe dit zich verhoudt tot de verhoging van het budget en de personeelsuitbreiding?
Kan het kabinet daarbij aangeven of dit ook nodig is?
De leden van de D66-fractie zijn voorts, evenals het kabinet, voorstander van het
ontvangen van een verduidelijking over de bovenmatige aandacht in het EU-voorstel
voor dreigingsevaluaties van nieuwe ontwikkelingen. Zij vernemen graag wat het kader
hiervoor is. Zoals het kabinet uitlegt, wordt in het EU-voorstel bovenmatig veel aandacht
geschonken aan nieuwe psychoactieve stoffen. Deze leden vragen wat het effect is van
het gebruik van psychoactieve stoffen ter bevordering van de geestelijke gezondheid.
Kan het kabinet uitleggen of met deze uitbreiding geen overlapping plaatsvindt met
de overige EU- agentschappen, aangezien de overige EU-agentschappen al onderzoek doen
naar de gezondheidsincidenten en fatale overdoses?
Eerste inschatting van het krachtenveld
De leden van de D66-fractie hebben met name vragen over de inhoudelijke uitbreiding
van het agentschap. Deze leden vragen welke consequenties de voorgestelde wijzigingen
hebben op het nationaal drugsbeleid van de EU-lidstaten.
Kan het kabinet toelichten wat de effecten van deze inhoudelijke wijzigingen op het
Nederlands drugsbeleid zijn? Genoemde leden zouden tevens graag een uitgebreidere
toelichting krijgen van de manier waarop Nederland met gelijkgezinde landen gezamenlijk
optrekt in dit dossier, en op welke wijze de zogenaamde Belvédère-groep hierin functioneert.
Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
Subsidiariteit
De leden van de D66-fractie zijn voorstander van kennisuitwisseling en internationale
samenwerking op Europees niveau. Deze leden onderstrepen het standpunt van het kabinet
dat elk land een eigen drugscultuur kent en dat het formuleren van een generiek EU-standpunt
lastig is. Kan het kabinet toelichten wat de gevolgen zijn indien het EU-standpunt
averechts werkt ten opzichte van het nationale beleid?
Proportionaliteit
De leden van de D66-fractie delen de zorgen van het kabinet over de uitbreiding van
het mandaat op de dreigingsevaluaties van nieuwe ontwikkelingen en willen dit punt
graag onderstrepen.
Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
Consequenties EU-begroting
De leden van de D66-fractie achten het niet wenselijk om extra middelen voor de uitbreiding
van het EWDD uit het budget te halen van Heading 4 (migratie en grensbeheer) binnen
het Meerjarig Financieel Kader. Deze leden vragen het kabinet om een toelichting te
geven op de mogelijkheid om eventuele extra financiering vanuit de lidstaten zelf
te laten komen.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche Verordening EU Drugsagentschap
en hebben daarbij nog een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet puntsgewijs aan te geven wat voor nieuwe
of gewijzigde bevoegdheden het nieuwe Drugsagentschap van de Europese Unie (EUDA)
gaat krijgen. Zij vragen daarbij of, in de gevallen waarin het om gewijzigde bevoegdheden
gaat, het kabinet een zogeheten «was – wordt» lijst kan maken en naar de Kamer kan
sturen.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet tevens, naast de vraag om duidelijk
te maken welke bevoegdheden met deze verordening van Nederland overgeheveld worden
naar de EU, om aan te geven waarom dit nodig is en waarom dit niet op nationaal niveau
geregeld kan worden.
De leden van de SP-fractie onderschrijven het feit dat drugshandel een grensoverschrijdende
activiteit is, en dat vanuit dat perspectief goede internationale samenwerking nodig
is. Kan het kabinet toelichten in hoeverre deze verordening daaraan zal bijdragen?
Tegelijkertijd zien genoemde leden dat de verschillen ten aanzien van drugsgebruik
per lidstaat flink uiteenlopen. In hoeverre is dan een lidstaat overstijgende aanpak,
alsmede lidstaat overstijgend(e) voorlichting en onderzoek wenselijk of zelfs functioneel?
De leden van de SP-fractie vragen tenslotte aan het kabinet om toe te lichten welk
onderzoek vanuit de EU zal moeten plaatsvinden en wat precies het doel daarvan is.
Wat is de meerwaarde van deze kennis op Europees niveau, aangezien het de lidstaten
zijn die met de gevolgen van drugsgebruik, -handel et cetera worden geconfronteerd
en die belast zijn met de aanpak van drugsoverlast- en criminaliteit?
Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche met betrekking
tot de Verordening EU Drugsagentschap. Zij maken graag van de gelegenheid gebruik
hierover enkele vragen te stellen.
Essentie voorstel
De leden van de SGP-fractie merken op dat drugsbeleid primair een verantwoordelijkheid
is van de lidstaten. Zij vragen het kabinet te bevestigen dat het Drugsagentschap
van de Europese Unie geen vehikel is of wordt om EU-breed een liberaal drugsbeleid
te bevorderen. Welke positie neemt Nederland bij de discussie over dit Europese Drugsagentschap
in? Wat wordt de Nederlandse bijdrage en/of betrokkenheid?
De leden van de SGP-fractie menen dat de toegevoegde waarde van een Drugsagentschap
van de Europese Unie ligt in het aanpakken van drugsproblematiek en -criminaliteit
met een grensoverschrijdend karakter. Kan het kabinet verduidelijken in hoeverre de
(nieuwe) taken van het Drugsagentschap daarop gericht zijn? Meent het kabinet dat
de taken van het agentschap dusdanig worden versterkt dat het Drugsagentschap beter
in staat zal zijn om grensoverschrijdende drugsproblematiek aan te pakken?
De leden van de SGP-fractie vragen voorts aan het kabinet of voldoende duidelijk is
wat de taakverdeling is tussen dit Drugsagentschap en andere EU-agentschappen. Kan
het kabinet toelichten wat de specifieke taken van het Drugsagentschap (zullen) zijn
in relatie tot bijvoorbeeld Europol of het EMA?
De leden van de SGP-fractie kunnen zich voorstellen dat EU-brede preventie- en bewustmakingscampagnes
op EU-niveau gezien de verschillen tussen de lidstaten niet bijster effectief zullen
zijn. Tegelijkertijd menen genoemde leden dat Nederland wel zou kunnen leren van anti-drugscampagnes
in andere EU-lidstaten. Kan het Drugsagentschap van de Europese Unie daaraan bijdragen?
Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
De leden van de SGP-fractie delen de kritiek van het kabinet over de verdubbeling
van het budget en de personeelsuitbreiding met 40 fte. Kan worden aangegeven welke
budgetverhoging voor het kabinet wel acceptabel zou zijn? Ook vragen zij of het kabinet
tegen het onderhavige voorstel zal stemmen indien het bedrag en/of de voorgenomen
personeelsuitbreiding niet verlaagd worden.
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het BNC-fiche Verordening EU Drugsagentschap.
Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de inzet van het kabinet op dit onderwerp en
waardeert de kritische blik ter zake.
Het lid van de BBB-fractie kan zich erin vinden dat het mandaat beperkt blijft tot
monitoring en ondersteuning van de EU en de lidstaten. Genoemd lid waardeert de toezegging
van het kabinet om erop toe te zien dat de inhoudelijke uitbreiding van het mandaat
niet verder gaat dan nodig is. Dit lid vindt dit van groot belang. Het kabinet geeft
aan dat het onduidelijk is wat de uitbreiding van het mandaat precies inhoudt, omdat
het EWDD ook nu al monitort. Het lid van de BBB-fractie vraagt het kabinet om hierover
zo spoedig mogelijk duidelijkheid te krijgen en hierover de Kamer te informeren.
Het lid van de BBB-fractie is net als het kabinet kritisch over de hoogte van het
gevraagde budget. Genoemd lid ondersteunt dan ook de vraag van het kabinet naar een
onderbouwing hiervan. Een verdubbeling van het budget lijkt echter op voorhand onredelijk.
Dit lid vraagt daarbij aandacht voor de doelmatigheid: welke doelen worden behaald
met het verhogen van dit budget? Welke meerwaarde heeft dit voor Nederland? Aangezien
op dit moment niet duidelijk is wat de uitbreiding van het mandaat precies inhoudt,
is het onmogelijk om een oordeel te kunnen geven over de gevraagde budgetverhoging.
Het lid van de BBB-fractie maakt zich zorgen over de enorme budgetten waarmee de EU
werkt en het gemak waarmee om meer budget gevraagd wordt. Genoemd lid heeft ernstige
twijfels over de doelmatigheid. Wat is het standpunt van het kabinet hierin?
Het lid van de BBB-fractie ziet ook geen meerwaarde in publiekscampagnes op Europees
niveau door het Drugsagentschap. Dit soort campagnes zullen op nationaal niveau veel
zinvoller (effectiever) zijn. Ook hierin ondersteunt de BBB-fractie dus de visie van
het kabinet.
II. Reactie van de Minister
VVD-fractie
1.1 De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven wat wordt bedoeld
met de zinsnede dat de Europese Commissie een sterkere internationale rol voor het
agentschap (Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD)) voorziet.
Verder vragen zij hoe deze sterkere rol vorm moet krijgen en welke instrumenten zijn
daarin voor het agentschap voorzien.
De Europese Commissie wil met dit voorstel de verantwoordelijkheden van het EU-drugsagentschap
op het internationale terrein duidelijker vastleggen, zodat het op basis hiervan een
helder mandaat heeft om mondiale ontwikkelingen van de drugsproblematiek die potentieel
invloed hebben op de EU, te analyseren, en om de EU en de lidstaten beter te ondersteunen
in het ontwikkelen en implementeren van de internationale dimensie van het drugsbeleid.
In het voorstel is dit onder andere uitgewerkt in de volgende specifieke taken en
instrumenten: actieve samenwerking met internationale organisaties (hier wordt bijvoorbeeld
mee bedoeld de afdeling voor dataverzameling en onderzoek van de United Nations Office
on Drugs and Crime), het actief uitdragen van Europese best practices en onderzoeksresultaten, monitoring en analyse van informatie van internationale
organisaties, derde landen, onderzoeksresultaten en andere relevante bronnen, en tot
slot het ondersteunen van derde landen bij het ontwikkelen van hun nationale drugsbeleid
en bieden van technische assistentie, bijvoorbeeld bij het opzetten van een nationaal
dataverzamelingssysteem.
1.2 De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden aangegeven waar de grenzen voor
het kabinet liggen ten aanzien van de inhoudelijke uitbreiding van het mandaat van
het EWDD, waarbij de uitbreiding niet verder gaat dan nodig is, en niet ten koste
zal gaan van de huidige taken.
Voorwaarde voor het kabinet is dat de taken op het gebied van gezondheid en veiligheid
in balans zijn met elkaar en in overeenstemming zijn met de EU Drugsstrategie 2021–2025.
Dataverzameling en monitoring dienen de kerntaak van het agentschap te blijven en
deze taak dient verstevigd te worden. Bijvoorbeeld door innovatie in dataverzameling
en beter gebruik te maken van data die er al zijn. Het kabinet is het er mee eens
dat het noodzakelijk is om een goed beeld te hebben van alle aspecten van de drugsproblematiek.
Deze informatie kan gebruikt worden door lidstaten, de Commissie en andere EU-agentschappen.
De inhoudelijke uitbreiding van taken dient niet te overlappen met het werk en het
mandaat van andere agentschappen. De rol van het EU Drugsagentschap dient ondersteunend
te zijn aan de lidstaten op het terrein van volksgezondheid, veiligheid en criminaliteit.
1.3 Aangaande de budgettering lezen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet voorstander
is van een verhoging van het budget en van uitbreiding van het personeel, maar dat
hij betwijfelt of de voorgestelde versterking en uitbreiding van het mandaat de hoogte
van het bedrag (een verdubbeling ten opzichte van het huidige budget) en de extra
fte (van rond de honderd naar 140) rechtvaardigen. Zij vragen waar de twijfels liggen
bij het kabinet.
Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben over het voorgestelde budget
kritische vragen gesteld aan de Commissie. De Commissie heeft recent aangegeven dat
de kosten voor de 40 extra FTE binnen de EUR 63 miljoen vallen en dus niet daar nog
bovenop komen. Volgens de Commissie is haar voorstel om de EUR 63 miljoen uit het
Meerjarig Financieel Kader, Heading 4 (migratie en grensbeheer) te halen, haalbaar
en verantwoord. Dit is binnen de Commissie ook afgestemd met het directoraat-generaal
Begroting. De hoogte van het budget is echter geen onderdeel van de onderhandelingen
over het huidige voorstel. Hierover zal beslist worden in het kader van de onderhandelingen
over de EU-jaarbegroting, waarbij de inzet van het kabinet is dat eventuele benodigde
EU- gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van
het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente
ontwikkeling van de Europese jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de
administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het
MFK-akkoord. Rekening houdend met het huidige jaarlijkse budget van EWDD (ca EUR 17
miljoen) heeft het kabinet vraagtekens bij de absorptiecapaciteit van de voorgestelde
verhoging. Het agentschap moet namelijk praktisch gezien wel in staat zijn om dit
budget weg te zetten.
1.4 De leden van de VVD-fractie vragen of de negatieve effecten van de door de Commissie
voorgestelde EU-brede waarschuwingen voor gevaarlijke stoffen die het agentschap zelfstandig
zou gaan uitgeven, in kaart kunnen worden gebracht en vragen of daarbij tevens het
krachtenveld kan worden geschetst.
De negatieve effecten betreffen vooral de optie voor het agentschap om de EU-brede
waarschuwingen rechtstreeks bekend te maken aan het algemene publiek en specifiek
aan mensen die (potentieel) drugs gebruiken. Risico’s hierbij zijn dat hiermee het
nationale waarschuwingssysteem wordt gepasseerd, de waarschuwing niet van toepassing
is op het Nederlandse publiek omdat het probleem zich hier niet voordoet, en er te
snel en te veel waarschuwingen EU-breed worden afgegeven. Hierdoor maken waarschuwingen
mogelijk niet veel indruk meer en gaan mensen de waarschuwingen, ook de terechte waarschuwingen,
negeren. Indien er wel sprake is van een situatie waarbij het van belang is om snel
en adequaat te handelen, is er een risico dat bij een waarschuwingssysteem op EU-niveau
de gehele procedure (inventarisatie, besluitvorming en het daadwerkelijke uitrollen
van een dergelijke waarschuwing) te traag verloopt.
Nederland heeft al jarenlang een strikt systeem van waarschuwingen gericht op specifieke
doelgroepen en verschillende niveaus, waarbij per keer nauwkeurig de strategie en
boodschap wordt afgewogen.
Nederland en verschillende andere lidstaten hebben hierover hun zorgen geuit. Dit
heeft geleid tot aanpassingen in het voorstel. De EU-brede waarschuwingen dienen complementair
te zijn aan de relevante nationale waarschuwingssystemen. Het agentschap mag in nauwe
samenwerking met de relevante nationale autoriteiten een waarschuwingssysteem ontwikkelen
om informatie over de risico’s beschikbaar te stellen aan mensen die (mogelijk) drugs
gebruiken.
1.5 De leden van de VVD-fractie vragen wat de negatieve effecten kunnen zijn van brede
campagnes omtrent drugsgebruik op EU-niveau.
Brede publiekscampagnes zijn gericht op het algemene publiek, terwijl het aantal mensen
dat drugs gebruikt maar een relatief klein percentage is. Er worden dus veel mensen
geconfronteerd met een boodschap die niet voor hen is bedoeld of waar ze nog te jong
voor zijn. Het idee kan ontstaan dat gebruik van drugs veel vaker voorkomt dan daadwerkelijk
het geval is. Dit kan ook als negatief effect hebben dat juist belangstelling wordt
gewekt om drugs te gebruiken. Bij EU-brede campagnes speelt ook het probleem dat dit
niet aansluit bij de verschillen tussen lidstaten in drugsgebruik en drugscultuur.
Naar aanleiding van kritiek van veel lidstaten is het artikel in het voorstel over
brede campagnes vervangen door een artikel over het bevorderen door het agentschap
van evidence based interventies en bewustwording en het, op hun verzoek, ondersteunen van lidstaten
hierbij.
D66-fractie
2.1 De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kan toelichten waarom de verbreding
van het mandaat naar veiligheid noodzakelijk is en wat hierin het kabinetsstandpunt
is.
Het huidige mandaat uit 20061 dekt niet meer de lading van het huidige takenpakket. Het agentschap heeft in de
loop van de jaren al verschillende activiteiten ontwikkeld die naast gezondheid ook
veiligheid betroffen. Voorbeelden: de impact van COVID-19 op drugsmarkten; onderzoek
(samen met Europol) naar drugs en het darknet; een online tool voor het vergelijken
tussen lidstaten van straffen voor overtredingen gerelateerd aan het gebruik en bezit
van drugs. Gedeeltelijk betreft het huidige voorstel daarom het verankeren in wetgeving
van taken die het agentschap al uitvoert.
Ook nu al monitort het agentschap bijvoorbeeld de drugsmarkten. Dit is belangrijk
omdat veranderingen in productie en handel ook gevolgen kunnen hebben voor de lokale
consumptie en gezondheid van mensen die drugs gebruiken in Europa. De situatie in
Afghanistan bijvoorbeeld, kan gevolgen hebben voor de hoeveelheid opium die daar wordt
geoogst en voor de hoeveelheid en kwaliteit van de heroïne op de markt in de EU.
Daarnaast acht het kabinet het van belang dat we een goed begrip krijgen van de drugsproblematiek
in zijn volle omvang, en dus ook van de veiligheidsaspecten. Dit is mede van belang
vanwege de toenemende complexiteit en snelle ontwikkelingen van de drugsproblematiek.
De kennisvergaring en analyses van het agentschap kunnen lidstaten helpen met het
wetenschappelijk onderbouwen van hun beleid en om beter en sneller te reageren op
de ontwikkelingen in de drugsproblematiek. De activiteiten van het agentschap op het
terrein van veiligheid en (grensoverschrijdende) drugscriminaliteit dienen wel nadrukkelijk
ondersteunend te zijn aan de lidstaten.
2.2 De leden van de D66-fractie vragen met welk doel het mandaat van het EWDD wordt
uitgebreid naar polysubstantiegebruik. Ook vragen zij in hoeverre er in de onderzoeken
naar het gebruik van polysubstantiegebruik voldoende waarborging is van het gezondheidsperspectief.
Dat polysubstantiegebruik (drugsgebruik in combinatie met het gebruik van andere psychoactieve
stoffen zoals alcohol, tabak of medicatie) veel voorkomt wordt steeds beter herkend.
Het heeft zijn eigen specifieke risico’s voor de gezondheid. Het gaat bijvoorbeeld
om cocaïne en alcohol, heroïne en benzodiazepines, of cannabis en tabak. Daarom is
het goed als de monitoring van het agentschap zich niet alleen richt op het gebruik
van soorten drugs, maar ook op het gebruik van drugs in combinatie met andere stoffen
en de gevolgen daarvan. Dit kan lidstaten helpen een beter begrip te krijgen van de
omvang en ernst van de problematiek in gebruik, verslavingen en incidenten en overdoses.
2.3 De leden van de D66-fractie vragen wat de implicaties zijn voor de nationale forensische
en toxicologische laboratoria als er een Europees netwerk voor deze laboratoria wordt
opgericht.
Elke EU-lidstaat mag maximaal drie laboratoria aanwijzen. Deze laboratoria gaan deel
uitmaken van het EU-brede netwerk van laboratoria. In dit netwerk zullen data worden
gedeeld, trainingen worden georganiseerd en de ontwikkeling van dataverzamelingsmethodes
en kwaliteitsbewaking worden gestimuleerd. Het agentschap financiert het netwerk en
het opzetten ervan. De nationale laboratoria dienen het netwerk toegang geven tot
hun drugsgerelateerde data en vertegenwoordigers van de laboratoria dienen in ieder
geval een keer per jaar een bijeenkomst van het netwerk bij te wonen.
2.4 De leden van de D66-fractie vragen waarom bij het verbreden van het mandaat niet
wordt gekeken naar de ontwikkelingen met betrekking tot drugs die bevorderlijk zijn
voor de volksgezondheid. Verder vragen de leden of het kabinet deze plannen kan concretiseren
en uitleggen wat dit zal betekenen voor het landelijke beleid van de lidstaten.
Ontwikkelingen met betrekking tot drugs die (mogelijk) bevorderlijk zijn voor de volksgezondheid,
zijn niet expliciet meegenomen in het verbreden van het mandaat, omdat deze al onderdeel
zijn van het mandaat. Monitoring, analyse, onderzoek en het bevorderen van innovatieve
ontwikkelingen op het gebied van preventie, tegengaan van verslaving en het tegengaan
van de risico’s van gebruik dragen allen bij aan de bevordering van de volksgezondheid.
Daarnaast inventariseert en analyseert het agentschap ontwikkelingen met betrekking
tot drugs in EU-lidstaten en in derde landen en dit kunnen ontwikkelingen zijn die
negatief of bevorderlijk zijn voor de volksgezondheid.
De voorgestelde versterkte monitoring en dreigingsevaluaties kunnen lidstaten ondersteunen
in hun drugsbeleid. Zo krijgen landen inzicht in trends in gebruik en op drugsmarkten,
kunnen ze op tijd adequate maatregelen nemen gericht op preventie, tegengaan van verslaving,
verminderen of voorkomen van schade door drugsgebruik of aanpassen van handhaving.
2.5 De leden van de D66-fractie vragen of zij bevestiging kunnen krijgen dat de onderhavige
plannen met betrekking tot de verordening betreffende het Drugsagentschap van de Europese
Unie geen ombuiging van de trend naar een realistischer cannabisbeleid, zoals bijvoorbeeld
ingezet door Malta, Luxemburg en Duitsland, tot gevolg zal hebben.
Dit voorstel voor een verordening betreffende het Drugsagentschap van de Europese
Unie zal niet leiden tot aanpassing van de ontwikkelingen in nationaal cannabisbeleid
van EU-lidstaten. Het agentschap zal deze ontwikkelingen wel monitoren, zoals het
nu internationaal al doet met bijvoorbeeld het cannabisbeleid in Canada.
2.6 De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kan toezeggen dat EU-brede preventie-
en bewustwordingscampagnes niet aan het takenpakket van het agentschap zullen worden
toegevoegd.
Naar aanleiding van kritiek van Nederland en verschillende andere EU-lidstaten zijn
de Europees brede preventie- en bewustwordingscampagnes uit het voorstel en dus uit
het takenpakket van het agentschap geschrapt en vervangen door het bevorderen van
evidence based interventies en bewustwording en het, op hun verzoek, ondersteunen van lidstaten
hierbij.
2.7 De leden van de D66-fractie vragen waarom de hele organisatie moet worden aangepast
als uiteindelijk het krappe budget de hoofdoorzaak was van twijfels aan de toekomstbestendigheid.
Het krappe budget was niet de enige reden waarom er zorgen waren over de toekomstbestendigheid
van het agentschap. De andere belangrijke reden tot zorg waren de toenemende complexiteit
en snelle ontwikkelingen van de drugsproblematiek waarvoor het agentschap niet voldoende
toegerust was om die te monitoren en analyseren en lidstaten en de Commissie te adviseren.
De huidige organisatie van het agentschap, inclusief management board en netwerk van
nationale contactpunten, zal overeind blijven en vooral worden aangevuld met extra
personeel en middelen om tegemoet te komen aan deze zorgpunten. De organisatie wordt
dus niet aangepast, maar uitgebreid.
2.8 De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kan reflecteren op hun standpunt
dat het Drugsagentschap van de Europese Unie ook de toekomstige voordelen, zowel vanuit
gezondheids- als vanuit veiligheidsperspectief, zou moeten kunnen monitoren en daarmee
de lidstaten van de EU moeten kunnen ondersteunen in een evenwichtig nationaal drugsbeleid.
Deze leden wijzen op de diversiteit van het beleid binnen de EU. Zij voorzien problemen
als het Drugsagentschap een te sterk beleid makende rol op zich zal nemen waarin te
veel de nadruk gelegd wordt op het veiligheidsperspectief.
Het is nadrukkelijk niet het doel van het voorstel dat het agentschap een beleidmakende
rol op zich neemt. Naast toekomstige bedreigingen is er ook plaats in het voorstel
voor monitoring en ondersteuning van lidstaten wat betreft voordelen of mogelijkheden
voor verbeteringen. Het agentschap kijkt daarbij, in lijn met de EU Drugsstrategie,
naar gezondheid, veiligheid en mensenrechten. Het agentschap houdt zich bijvoorbeeld
bezig met het analyseren van de gevolgen van het decriminaliseren van drugsgebruik,
en beoordelen op effectiviteit van drugsgebruikersruimtes.
2.9 De leden van de D66-fractie delen het standpunt van het kabinet dat het belangrijk
is dat het drugsbeleid wetenschappelijk onderbouwd wordt en gebaseerd is op een effectief
bewezen beleidsinzet. Deze leden vragen echter of het Nederlandse liberale beleid
niet in het gedrang komt in een Europese Unie waarin een groot aantal andere culturele,
sociale en politieke opvattingen rondom het drugsbeleid bestaan. Zij vragen of het
kabinet zijn zienswijze hierop kan toelichten.
Dit voorstel is gericht op de verankering van de verantwoordelijkheden van het EU
drugsagentschap. Die liggen op het vlak van monitoring en analyse, versterken van
samenwerking en ondersteunen van de lidstaten. Dit voorstel leidt niet tot veranderingen
in het drugsbeleid binnen de EU noch binnen lidstaten.
Drugsbeleid is hoofdzakelijk nationaal beleid. De juridische kaders van dit beleid
worden gevormd door de drugsverdragen van de Verenigde Naties en EU-kaderwetgeving,
maar daarbinnen is er ruimte voor nationale invulling. Binnen de EU bestaat een bepaalde
mate van verscheidenheid.
De afspraken tot vrijwillige samenwerking binnen de EU voor de komende jaren zijn
vastgelegd in de EU Drugsstrategie. De strategie is het politieke kader voor het EU
drugsbeleid. Het uitgangspunt van de strategie is een evidence-based en gebalanceerde benadering bij het tegengaan van de drugsproblematiek, met als doel
het verbeteren van gezondheid, welzijn en veiligheid. Deze doelen streeft het kabinet
ook na met het nationale drugsbeleid en is dus in lijn met het gezamenlijk streven
van de EU.
2.10 De leden van de D66-fractie zijn, net als het kabinet, bang voor overlapping
en onduidelijkheden met de andere EU-agentschappen zoals Europol, Eurojust, Frontex
en het Europese Geneesmiddelenagentschap (EMA). Zij vragen of het kabinet kan toelichten
welke meerwaarde het mandaat heeft in het licht van het al bestaande EWDD en in het
licht van een mogelijk nauwere samenwerking met de bovengenoemde EU-agentschappen.
De meerwaarde van het nieuwe mandaat betreft het versterken van de monitoringsfunctie
en het analyseren van de zich snel ontwikkelende en steeds complexer wordende drugsproblematiek
op het gebied van gezondheid en veiligheid en het adviseren en ondersteunen van lidstaten
op basis van deze informatie. Elke lidstaat kan hiermee beter tegemoetkomen aan de
nationale situatie en grensoverschrijdende onderdelen die aandacht vragen, zoals de
stijgende vraag en aanbod van drugs, groeiende diversiteit aan soorten drugs en nieuwe
psychoactieve stoffen op de markt, en de toename van gebruik, verslaving en fatale
overdoses.
Nederland heeft samen met andere lidstaten nadrukkelijk gemarkeerd dat er geen overlap
met andere agentschappen mag ontstaan. De Commissie heeft dit bevestigd en tekst met
deze strekking is toegevoegd aan het voorstel.
2.11 De leden van de D66-fractie zijn met het kabinet van mening dat operationele
criminaliteitsbestrijding een nationale competentie is, en dat de rol van de EU op
dat terrein ondersteunend is, en vragen of het kabinet een concrete toelichting kan
geven op zijn plan van aanpak hierover.
Het plan van aanpak van het kabinet met betrekking tot criminaliteitsbestrijding,
specifiek de criminaliteit die gerelateerd is aan drugs, is beschreven in recente
brieven over de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit, zoals die
van 26 april jl.2 De hoofdlijnen van deze aanpak zijn het voorkomen, doorbreken van criminele netwerken
en verdienmodellen, bestraffen en beschermen.
2.12 De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet in de toelichting bij de al
bestaande EU-agentschappen, mee kan nemen hoe dit zich verhoudt tot de verhoging van
het budget en de personeelsuitbreiding, en vragen of het kabinet daarbij kan aangeven
of dit ook nodig is?
Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben over het voorgestelde budget
kritische vragen gesteld aan de Commissie. De Commissie heeft aangegeven dat de kosten
voor de 40 extra FTE binnen de EUR 63 miljoen vallen en dus niet daar nog bovenop
komen. Volgens de Commissie is haar voorstel om de EUR 63 miljoen uit het Meerjarig
Financieel Kader, Heading 4 (migratie en grensbeheer) te halen, haalbaar en verantwoord.
Dit is binnen de Commissie ook afgestemd met het directoraat-generaal Begroting. De
hoogte van het budget is echter geen onderdeel van de onderhandelingen over het huidige
voorstel. Hierover zal beslist worden in het kader van de onderhandelingen over de
EU-jaarbegroting, waarbij de inzet van het kabinet (ook voor EU-agentschappen) is
dat eventuele benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad
afgesproken financiële kaders van het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 en dat
deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de Europese jaarbegroting. Daarnaast
moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies
van juli 2020 over het MFK-akkoord.
De Commissie heeft aangegeven dat dit voorstel het mandaat in lijn brengt met de gemeenschappelijke
aanpak voor de gedecentraliseerde EU-agentschappen.3
2.13 De leden van de D66-fractie vragen wat het kader is voor de bovenmatige aandacht
in het EU-voorstel voor dreigingsevaluaties van nieuwe ontwikkelingen.
De drugsproblematiek wordt steeds complexer en ontwikkelt zich steeds sneller. Het
gaat om grensoverschrijdende problematiek die grote invloed kan hebben op de gezondheid
en veiligheid in de EU. Om deze ontwikkelingen bij te houden en om beter voorbereid
te zijn en te reageren met maatregelen, acht de Commissie het noodzakelijk dat het
agentschap in staat is om snelle dreigingsevaluaties te doen.
2.14 De leden van de D66-fractie vragen wat het effect is van het gebruik van psychoactieve
stoffen ter bevordering van de geestelijke gezondheid. Daarnaast vragen zij of het
kabinet kan uitleggen of met deze uitbreiding geen overlapping plaatsvindt met de
overige EU- agentschappen, aangezien de overige EU-agentschappen al onderzoek doen
naar de gezondheidsincidenten en fatale overdoses?
Wanneer het gaat om het effect van het gebruik van psychoactieve stoffen ter bevordering
van de geestelijke gezondheid, gaat het niet om recreatief gebruik maar om medicinaal
gebruik van deze stoffen. Dit valt binnen het mandaat van het Europese Medicijn Agentschap
(EMA). Deze ontwikkelingen (bijvoorbeeld het gebruik van MDMA bij behandeling van
PTSS of ketamine bij therapieresistente depressie) kunnen echter van invloed zijn
op het recreatief gebruik (bijvoorbeeld met het oog op risicoperceptie of een veranderende
sociale norm). Het is belangrijk om aandacht te hebben voor motieven van gebruik van
psychoactieve stoffen.
Het EWDD is het enige EU-agentschap dat data over gezondheidsincidenten en fatale
overdoses verzamelt en monitort wanneer het gaat om drugs en nieuwe psychoactieve
stoffen. Het EMA houdt zich bezig met gezondheidsincidenten en overdoses bij het gebruik
en misbruik van medicijnen. Enige overlap bij polysubstantiegebruik moet dus worden
voorkomen en daarom is het van belang dat de agentschappen hierop samenwerken.
2.15 De leden van de D66-fractie vragen welke consequenties de voorgestelde wijzigingen
hebben op het nationaal drugsbeleid van de EU-lidstaten. Zij vragen het kabinet om
toe te lichten wat de effecten van deze inhoudelijke wijzigingen op het Nederlands
drugsbeleid.
De inhoudelijke uitbreiding van het agentschap heeft geen effecten op de inhoud van
het Nederlandse drugsbeleid.
2.16 Genoemde leden zouden tevens graag een uitgebreidere toelichting krijgen van
de manier waarop Nederland met gelijkgezinde landen gezamenlijk optrekt in dit dossier,
en op welke wijze de zogenaamde Belvédère-groep hierin functioneert.
Nederland heeft in het kader van de horizontale drugsraadswerkgroep waar in dit voorstel
wordt behandeld, op ambtelijk niveau doorlopend contact met gelijkgezinde EU-lidstaten
om elkaar te informeren en waar mogelijk standpunten af te stemmen. Ook schriftelijk
commentaar op het voorstel wordt uitgewisseld. Daarnaast is Nederland door VWS ambtelijk
vertegenwoordigd in het management board van het EWDD waar het ook goed contact heeft
met gelijkgezinde landen. Ook in het netwerk van nationale contactpunten, waarin Nederland
wordt vertegenwoordigd door het Trimbos Instituut, is er goede onderlinge afstemming.
In de context van de VN Commission on Narcotic Drugs bestaat een informele groep van
gelijkgezinde landen die bij gelegenheid kennis en ervaring uitwisselt. Deze groep
wordt soms aangeduid met de naam Belvedère-groep. Nederland neemt actief aan deze
uitwisseling deel. De groep richt zich niet op EU-beleid.
2.17 De leden van de D66-fractie zijn voorstander van kennisuitwisseling en internationale
samenwerking op Europees niveau. Deze leden onderstrepen het standpunt van het kabinet
dat elk land een eigen drugscultuur kent en dat het formuleren van een generiek EU-standpunt
lastig is. Zij vragen het kabinet om toe te lichten wat de gevolgen zijn indien het
EU-standpunt averechts werkt ten opzichte van het nationale beleid.
Het voorliggende voorstel heeft geen invloed op de inhoud van het Nederlandse drugsbeleid.
Het beleid en de drugscultuur kent verschillen en overeenkomsten tussen EU-lidstaten.
Kennisuitwisseling en internationale samenwerking op Europees niveau helpt het beleid
te verbeteren. Waar nodig wordt een generiek EU-standpunt geformuleerd, bijvoorbeeld
in de discussies in VN-verband. De samenwerking binnen de EU is daarbij goed, zodat
het formuleren van een generiek standpunt niet tot problemen leidt of averechts werkt
ten opzichte van het nationale beleid.
2.18 De leden van de D66-fractie achten het niet wenselijk om extra middelen voor
de uitbreiding van het EWDD uit het budget te halen van Heading 4 (migratie en grensbeheer)
binnen het Meerjarig Financieel Kader. Zij vragen het kabinet om een toelichting te
geven op de mogelijkheid om eventuele extra financiering vanuit de lidstaten zelf
te laten komen.
Het kabinet vindt het positief dat de extra middelen gevonden worden binnen de EU-begroting
door middel van herschikking en dat daardoor geen stijging van de EU-afdrachten benodigd
is. Het kabinet is geen voorstander van extra financiering vanuit de lidstaten zelf,
maar voor behoud van de reguliere financieringswijze van MFK-programma’s en agentschappen;
namelijk via de reguliere EU-afdrachten. Dit borgt gezamenlijke coördinatie, transparantie
en controle door de EU-begrotingsautoriteit (de Raad en het Europees Parlement).
SP-fractie
3.1 De leden van de SP-fractie vragen het kabinet puntsgewijs aan te geven wat voor
nieuwe of gewijzigde bevoegdheden het nieuwe Drugsagentschap van de Europese Unie
(EUDA) gaat krijgen. Zij vragen daarbij of, in de gevallen waarin het om gewijzigde
bevoegdheden gaat, het kabinet een zogeheten «was – wordt» lijst kan maken en naar
de Kamer kan sturen.
Het nieuwe EU Drugsagentschap krijgt in vergelijking met de huidige verordening de
volgende nieuwe taken:
– Versterking van de rol van het netwerk van nationale knooppunten die de kerngegevens
over drugs en drugsverslaving, alsook over het beleid en de toegepaste oplossingen
verzamelen en de schakel vormen tussen het agentschap en de lidstaten;
– Een ruimer werkterrein wat betreft polydruggebruik;
– Versterkte capaciteit voor dreigingsevaluatie: het betreft hier zowel bedreigingen
voor de gezondheid als voor de veiligheid;
– Het opzetten van een gespecialiseerd netwerk van wetenschappers en laboratoria die
zich bezighouden met forensische en toxicologische analyses;
– Een sterkere internationale rol: een duidelijk mandaat om mondiale ontwikkelingen
en ontwikkelingen in derde landen die gevolgen kunnen hebben voor de EU, te analyseren;
– In plaats van de competentie om zelf voorlichtingscampagnes te ontwikkelen, zoals
de Commissie voorstelde, krijgt het agentschap de competentie om wetenschappelijk
gebaseerde interventies te ontwikkelen gericht op preventie, maatregelen gericht op
verminderen van schade van gebruik, verslavingszorg en herstel. Lidstaten kunnen vrijwillig
op nationaal niveau deze interventies toepassen, eventueel in aangepaste vorm en toegesneden
op specifieke groepen;
– Versterkte capaciteit wat betreft de aanbodzijde van drugs en veiligheid: dit betreft
het monitoren van opkomende trends die een impact hebben op de EU, waarbij het agentschap
in samenwerking met Europol informatie zal verzamelen over illegale productie en handel
in drugs en daaraan gerelateerde criminaliteit en nieuwe technologieën.
Huidig mandaat
Specifieke doelstellingen van het herziene mandaat
– Verzameling en analyse van bestaande gegevens
– Verbetering van methodes voor gegevensvergelijking
– Verspreiding van gegevens
>>
3) Het opzetten van een virtueel forensisch en toxicologisch laboratorium
4) Versterking van de rol van de nationale Reitox-knooppunten
1) Een ruimer werkterrein wat betreft polydruggebruik
2) Versterkte capaciteit voor dreigingsevaluatie
6) Versterkte capaciteit wat betreft aanbod en veiligheid
– Samenwerking met Europese en internationale instanties en organisaties en met derde
landen
>>
7) Verduidelijking van de internationale dimensie
– Informatieverplichtingen
>>
5) Competentie op het gebied van wetenschappelijk gebaseerde interventies
3.2 De leden van de SP-fractie vragen het kabinet tevens, naast de vraag om duidelijk
te maken welke bevoegdheden met deze verordening van Nederland overgeheveld worden
naar de EU, om aan te geven waarom dit nodig is en waarom dit niet op nationaal niveau
geregeld kan worden.
Er worden geen bevoegdheden overgedragen van de lidstaten naar de EU. Drugsbeleid
blijft een nationale bevoegdheid. Het agentschap blijft taken uitvoeren die ondersteunend
zijn aan de lidstaten.
3.3 De leden van de SP-fractie onderschrijven het feit dat drugshandel een grensoverschrijdende
activiteit is, en dat vanuit dat perspectief goede internationale samenwerking nodig
is. Zij vragen of het kabinet kan toelichten in hoeverre deze verordening daaraan
zal bijdragen.
Op basis van het voorstel voor deze verordening draagt het agentschap op de volgende
manieren bij aan goede internationale samenwerking: het analyseren van mondiale ontwikkelingen
die potentieel invloed hebben op de EU, zelf aangaan en versterken van internationale
samenwerking, en het ondersteunen van de Unie en de lidstaten in het ontwikkelen en
implementeren van de internationale dimensie van de EU drugsstrategie.
Met de uitbreiding van de taken zal het agentschap beter toegerust zijn om de toenemende
complexiteit en snelle ontwikkelingen van de grensoverschrijdende drugsproblematiek
beter te monitoren en analyseren en lidstaten en de Commissie te adviseren. Het agentschap
kan best practices, analyses en onderzoeksresultaten delen met derde landen en internationale organisaties,
en kan derde landen ondersteunen bij het ontwikkelen van hun nationale drugsbeleid.
3.4 Tegelijkertijd zien genoemde leden dat de verschillen ten aanzien van drugsgebruik
per lidstaat flink uiteenlopen. Zij vragen in hoeverre een lidstaat overstijgende
aanpak, alsmede lidstaat overstijgend€ voorlichting en onderzoek dan wenselijk of
zelfs functioneel is.
Naast de bestaande verschillen zijn er ook aspecten ten aanzien van drugsgebruik die
wel overeenkomen, denk aan de effecten van verschillende drugs op de gezondheid. Daarnaast
heeft het meerwaarde om dezelfde wetenschappelijke basis te hanteren. Ook het uitwisselen
van kennis, bijvoorbeeld over effectieve inzet van voorlichting en hoe je dat meet,
is nuttig. Het kabinet twijfelt over de meerwaarde van EU-brede campagnes, gelet op
het gebrek aan wetenschappelijk bewijs voor effectiviteit, mogelijk negatieve effecten
en de verschillen tussen lidstaten. Maar lidstaten kunnen wel van elkaar leren welke
interventies effectief zijn en elkaars kennis en ervaring benutten bij gerichte inzet
van effectieve interventies.
3.5 De leden van de SP-fractie vragen tenslotte aan het kabinet om toe te lichten
welk onderzoek vanuit de EU zal moeten plaatsvinden en wat precies het doel daarvan
is. Zij vragen wat de meerwaarde is van deze kennis op Europees niveau, aangezien
het de lidstaten zijn die met de gevolgen van drugsgebruik, -handel et cetera worden
geconfronteerd en die belast zijn met de aanpak van drugsoverlast- en criminaliteit.
Gezamenlijk onderzoek en uitwisseling van kennis is van belang om alle facetten van
de drugsproblematiek in de EU beter te begrijpen en bij te dragen aan wetenschappelijke
gebaseerde beleidsontwikkeling door de lidstaten. Het netwerk van nationale contactpunten
wisselt informatie uit en men benut elkaars kennis en onderzoek. Het agentschap benut
ook de kennis en onderzoeksresultaten van wetenschappers en academici. Onderzoek kan
bijvoorbeeld ook gebruikt worden voor verdere ontwikkeling van trainingen en instrumenten
voor monitoring. De verordening is gericht op het beter ontsluiten van al dit soort
kennis.
SGP-fractie
4.1 De leden van de SGP-fractie merken op dat drugsbeleid primair een verantwoordelijkheid
is van de lidstaten. Zij vragen het kabinet te bevestigen dat het Drugsagentschap
van de Europese Unie geen vehikel is of wordt om EU-breed een liberaal drugsbeleid
te bevorderen. Verder vragen zij welke positie Nederland inneemt bij de discussie
over dit Europese Drugsagentschap en wat de Nederlandse bijdrage en/of betrokkenheid
wordt.
De inhoudelijke uitbreiding van het agentschap heeft geen effecten op de inhoud van
het Nederlandse drugsbeleid. Nederland steunt de verankering van de verantwoordelijkheden
van het Europese drugsagentschap. Die liggen op het vlak van monitoring en analyse,
versterken van samenwerking en ondersteunen van lidstaten. Tegelijk waakt Nederland
ervoor dat de primaire verantwoordelijkheid voor het drugsbeleid een nationale bevoegdheid
blijft.
4.2 De leden van de SGP-fractie menen dat de toegevoegde waarde van een Drugsagentschap
van de Europese Unie ligt in het aanpakken van drugsproblematiek en -criminaliteit
met een grensoverschrijdend karakter. Zij vragen het kabinet om te verduidelijken
in hoeverre de (nieuwe) taken van het Drugsagentschap daarop gericht zijn. Ook vragen
zij of het kabinet van mening is dat de taken van het agentschap dusdanig worden versterkt
dat het Drugsagentschap beter in staat zal zijn om grensoverschrijdende drugsproblematiek
aan te pakken.
Onder het huidige mandaat voert het agentschap al verschillende taken uit die ook
de aanbodkant van de drugsproblematiek betreffen. Het gaat hierbij voornamelijk om
het monitoren van de drugsmarkten, zoals die voor cocaïne, heroïne en methamfetamine.
Het Drugsagentschap analyseert, samen met Europol, de hele productie -en handelsketen,
inclusief de samenwerking tussen criminele groepen in de EU en derde landen.
Met de uitbreiding van de taken zal het agentschap beter toegerust zijn om de toenemende
complexiteit en snelle ontwikkelingen van de grensoverschrijdende drugsproblematiek
beter te monitoren en analyseren en lidstaten en de Commissie te adviseren. Dit betreft
het monitoren van opkomende trends die een impact hebben op de EU, waarbij het agentschap
in samenwerking met Europol informatie zal verzamelen over illegale productie en handel
in drugs en daaraan gerelateerde criminaliteit en nieuwe technologieën. Het agentschap
zal daarnaast in staat zijn om snelle dreigingsevaluaties te doen. Het agentschap
draagt ook bij aan goede internationale samenwerking, en kan derde landen ondersteunen
bij het ontwikkelen van hun nationale drugsbeleid.
De kennisvergaring en analyses van het agentschap kunnen lidstaten helpen met het
wetenschappelijk onderbouwen van hun beleid en om beter en sneller te reageren op
de ontwikkelingen in de drugsproblematiek. De activiteiten van het agentschap op het
terrein van veiligheid en (grensoverschrijdende) drugscriminaliteit dienen wel nadrukkelijk
ondersteunend te zijn aan de lidstaten. De aanpak van drugsproblematiek en criminaliteit
is namelijk een taak van de lidstaten zelf, in samenwerking met Europol.
4.3 De leden van de SGP-fractie vragen voorts aan het kabinet of voldoende duidelijk
is wat de taakverdeling is tussen dit Drugsagentschap en andere EU-agentschappen.
Zij vragen het kabinet om toe te lichten wat de specifieke taken van het Drugsagentschap
(zullen) zijn in relatie tot bijvoorbeeld Europol of het EMA.
Ten aanzien van de taakverdeling tussen het Drugsagentschap en andere EU-agentschappen
is op verzoek van Nederland en andere lidstaten verduidelijkt in de tekst dat bij
het uitvoeren van haar taken het Drugsagentschap actief moeten samenwerken met andere
EU-agentschappen binnen hun respectievelijke mandaten. Dit om te voorkomen dat er
overlap en verlies aan efficiëntie ontstaat. Voor Europol en EMA wordt de samenwerking
en taakverdeling op de relevante punten verder uitgewerkt, bijvoorbeeld waar het gaat
om verzamelen van informatie over nieuwe psychoactieve stoffen. Het Drugsagentschap
moet dan bij het EMA navragen of de betreffende nieuwe psychoactieve stof een werkzame
stof is in medicijnen.
4.4 De leden van de SGP-fractie vragen of het Drugsagentschap van de Europese Unie
eraan kan bijdragen dat Nederland kan leren van anti-drugscampagnes in andere EU-lidstaten.
Ja, het EWDD houdt een openbare database bij met interventies op het gebied van preventie,
zoals campagnes, inclusief een score voor de effectiviteit van de interventie.
4.5 De leden van de SGP-fractie delen de kritiek van het kabinet over de verdubbeling
van het budget en de personeelsuitbreiding met 40 fte en vragen welke budgetverhoging
voor het kabinet wel acceptabel zou zijn. Ook vragen zij of het kabinet tegen het
onderhavige voorstel zal stemmen indien het bedrag en/of de voorgenomen personeelsuitbreiding
niet verlaagd worden.
Hierover zal beslist worden in het kader van de onderhandelingen over de EU-jaarbegroting,
waarbij de inzet van het kabinet (ook voor EU-agentschappen) is dat eventuele benodigde
EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 en dat deze moeten passen bij
een prudente ontwikkeling van de Europese jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling
van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over
het MFK-akkoord.
BBB-fractie
5.1. Het kabinet geeft aan dat het onduidelijk is wat de uitbreiding van het mandaat
precies inhoudt, omdat het EWDD ook nu al monitort. Het lid van de BBB-fractie vraagt
het kabinet om hierover zo spoedig mogelijk duidelijkheid te krijgen en hierover de
Kamer te informeren.
De uitbreiding van het mandaat van het agentschap betreft de volgende onderdelen:
– Versterking van de rol van het netwerk van nationale knooppunten die de kerngegevens
over drugs en drugsverslaving, alsook over het beleid en de toegepaste oplossingen
verzamelen en de schakel vormen tussen het agentschap en de lidstaten;
– Een ruimer werkterrein wat betreft polydruggebruik;
– Versterkte capaciteit voor dreigingsevaluatie: het betreft hier zowel bedreigingen
voor de gezondheid als voor de veiligheid;
– Het opzetten van een gespecialiseerd netwerk van wetenschappers en laboratoria die
zich bezighouden met forensische en toxicologische analyses;
– Een sterkere internationale rol: een duidelijk mandaat om mondiale ontwikkelingen
en ontwikkelingen in derde landen die gevolgen kunnen hebben voor de EU, te analyseren;
– In plaats van de competentie om zelf voorlichtingscampagnes te ontwikkelen, zoals
de Commissie voorstelde, krijgt het agentschap de competentie om wetenschappelijk
gebaseerde interventies te ontwikkelen gericht op preventie, maatregelen gericht op
verminderen van schade van gebruik, verslavingszorg en herstel. Lidstaten kunnen vrijwillig
op nationaal niveau deze interventies toepassen, eventueel in aangepaste vorm en toegesneden
op specifieke groepen;
– Versterkte capaciteit wat betreft de aanbodzijde van drugs en veiligheid: dit betreft
het monitoren van opkomende trends die een impact hebben op de EU, waarbij het agentschap
in samenwerking met Europol informatie zal verzamelen over illegale productie en handel
in drugs en daaraan gerelateerde criminaliteit en nieuwe technologieën.
5.2 Het lid van de BBB-fractie vraagt welke doelen worden behaald met het verhogen
van het budget en welke meerwaarde dit heeft voor Nederland.
Een verhoging van het budget zal het agentschap toekomstbestendiger maken. De huidige
organisatie zal worden aangevuld met extra personeel en middelen. Daarnaast zal het
agentschap beter toegerust zijn om de toenemende complexiteit en snelle ontwikkelingen
van de drugsproblematiek beter te monitoren en analyseren en lidstaten en de Commissie
te adviseren. Monitoring door het agentschap van polysubstantiegebruik bijvoorbeeld
kan lidstaten helpen een beter begrip te krijgen van de omvang en ernst van de problematiek
in gebruik, verslavingen en incidenten en overdoses.
Deze bijdragen van het agentschap hebben ook voor Nederland meerwaarde om een goed
en actueel beeld te hebben van alle aspecten van de drugsproblematiek, en om waar
nodig op tijd adequate maatregelen te nemen gericht op preventie, tegengaan van verslaving,
verminderen of voorkomen van schade door drugsgebruik of aanpassen van handhaving.
5.3 Het lid van de BBB-fractie maakt zich zorgen over de enorme budgetten waarmee
de EU werkt en het gemak waarmee om meer budget gevraagd wordt. Genoemd lid heeft
ernstige twijfels over de doelmatigheid en vraagt wat het standpunt van het kabinet
hierin is.
Het kabinet is hier ook kritisch op en heeft daarom de Commissie gevraagd goed te
onderbouwen welk extra budget nodig is voor welke taak. De Commissie heeft recent
aangegeven dat de kosten voor de 40 extra FTE binnen de EUR 63 miljoen vallen en dus
niet daar nog bovenop komen. Volgens de Commissie is haar voorstel om de EUR 63 miljoen
uit het Meerjarig Financieel Kader, Heading 4 (migratie en grensbeheer) te halen,
haalbaar en verantwoord. Dit is binnen de Commissie ook afgestemd met het directoraat-generaal
Begroting. De hoogte van het budget is echter geen onderdeel van de onderhandelingen
over het huidige voorstel. Hierover zal beslist worden in het kader van de onderhandelingen
over de EU-jaarbegroting, waarbij de inzet van het kabinet is dat eventuele benodigde
EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 en dat deze moeten passen bij
een prudente ontwikkeling van de Europese jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling
van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over
het MFK-akkoord.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier