Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Woude over het artikel ‘Studenten noemen mij racistisch en homofoob’
Vragen van het lid Van der Woude (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel «Studenten noemen mij racistisch en homofoob» (ingezonden 13 april 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 23 mei
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Studenten noemen mij racistisch en homofoob.»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dan wel ontkennen of van universitaire docenten wordt geëist hun
literatuurlijst te herzien omdat er te veel «witte mannen» op zouden staan?
Antwoord 2
Het artikel betreft een interview met een universitair docent over zijn nieuwe boek.
Hij vertelt dat sommige studenten van hem eisen dat hij andere literatuur kiest bij
het onderwijs dat hij verzorgt. Ik zie geen aanleiding om zijn verhaal in twijfel
te trekken.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dan wel ontkennen of van universitaire docenten in een nota bene
wetenschappelijke omgeving wordt geëist dat zij «niet-wetenschappelijke» perspectieven
ruimte geven, net zoals eerder aan de Universiteit van Amsterdam «rationaliteit» als
«westers» is bestempeld?
Antwoord 3
Ik heb niet geverifieerd wat studenten van deze of andere docenten precies eisen.
Het is de verantwoordelijkheid van de universiteit om de academische vrijheid van
medewerkers te beschermen en zorg te dragen voor een veilige werk- en leeromgeving.
Op de universiteiten, net als in andere domeinen van onze samenleving, worden bepaalde
uitingen, instituties en praktijken bekritiseerd omdat zij zouden uitsluiten of stigmatiseren.
Dit kan leiden tot stevige discussies over wat goede wetenschap en wat goed onderwijs
is. De universiteit lijkt me de juiste omgeving voor die discussie.
Vraag 4
Deelt u de mening dat deze gang van zaken haaks staat op de plicht van universiteiten
om academische vrijheid te borgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee. Opleidingen in het hoger onderwijs vormen een leeromgeving voor studenten waarin
plaats is voor confrontaties, debat en lastige gesprekken. Daar hoort bij dat studenten
en docenten elkaar kunnen aanspreken, maar ook dat daarop een weerwoord kan volgen.
Deze kritische functie ligt in de aard van academisch onderwijs. De wrijving die dit
soms oplevert is van alle tijden. Universiteiten zijn robuuste organisaties die hiermee
om kunnen gaan.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is als docenten zich niet meer vrij durven
te uiten in een academische omgeving waar het open en vrije debat juist de norm zou
moeten zijn? Zo ja, welke stappen bent u bereid te zetten om de academische vrijheid
op universiteiten beter te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De academische vrijheid moet te allen tijde geborgd zijn. De instellingsbesturen hebben
de plicht om die vrijheid te beschermen. Als docenten zich niet vrij durven te uiten,
bijvoorbeeld omdat zij zich geïntimideerd of bedreigd voelen, is dat zorgwekkend.
Maar als docenten het lastig vinden om door mondige studenten te worden geconfronteerd
met kritiek, vormt dat nog geen beperking van de academische vrijheid. Een respectvolle
omgang met studenten vereist dat docenten hun woorden zorgvuldig kiezen, maar als
zij voortdurend op eieren moeten lopen is dat kwalijk. Het kan voor bestuurders lastig
zijn om te bepalen waar zij in concrete gevallen mee te maken hebben. Ik zal, mede
naar aanleiding van bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs over het studie-
en werkklimaat, in gesprek gaan met de Universiteiten van Nederland en de Vereniging
Hogescholen over hoe zij omgaan met dit spanningsveld.
Vraag 6
Kunt u laten weten wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering
van de motie van het lid Van der Woude c.s. over een onderzoek of zelfcensuur en beperking
van diversiteit van perspectieven een rol spelen in wetenschap en hoger onderwijs2 en kunt u deze casus bij dat onderzoek betrekken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
In reactie op de motie van het lid Van der Woude c.s. over een eventueel nieuw onderzoek
over zelfcensuur heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven eerst twee lopende onderzoeken
af te willen wachten. Op basis van de uitkomsten van die onderzoeken kan worden besloten
of een aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Ten eerste het onderzoek van de KNAW
over de preventie van wangedrag in de wetenschap. De uitkomsten van dit onderzoek
verwacht ik voor de zomer. Ik zal uw Kamer daarover informeren. Ten tweede heeft de
Inspectie van het Onderwijs in 2021 een eerste beeld opgehaald over de mate waarin
studenten zich vrij voelen om hun mening te uiten.3 In de Staat van het Onderwijs 2022 heeft de inspectie dit beeld nader ingevuld.4 Zoals ik aangaf in antwoord op vraag 5 zal ik met UNL in gesprek gaan op basis van
de bevindingen van de inspectie. Ik zal de thema’s die bij deze casus aan bod komen
betrekken in dat gesprek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.