Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over deelname NLFI aan Inkoopprogramma eigen aandelen ABN AMRO (Kamerstuk 31789-104)
31 789 Staatsdeelnemingen Fortis en ABN AMRO
Nr. 107 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 mei 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 9 februari 2022 over deelname NLFI
aan Inkoopprogramma eigen aandelen ABN AMRO (Kamerstuk 31 789, nr. 104).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 april 2022 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 16 mei 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennisgenomen van de brief van
de Minister van Financiën over de deelname van NL Financial Investments (NLFI) aan
het Inkoopprogramma eigen aandelen ABN AMRO. Deze leden hebben nog een aantal vragen
en opmerkingen bij deze brief en de aankoop van eigen aandelen door ABN AMRO.
Deze leden vragen naar de relatie tussen de inkoop van aandelen en de genoemde buffer
voor potentiële fusies en overnames, in lijn met de opdracht die ABN AMRO aan Goldman
Sachs heeft verstrekt om te zoeken naar mogelijke overnamekandidaten.
Door het inkoopprogramma van EUR 500 mln. neemt het eigen vermogen met dezelfde omvang
af en daarmee ook de (direct) beschikbare middelen voor overnames mocht ABN AMRO daartoe
overgaan. ABN AMRO heeft aan NLFI laten weten dat de bank ook na de aandeleninkoop
voldoende kapitaal zal hebben om haar strategie te kunnen uitvoeren.
De voorkeur van ABN AMRO voor de inkoop van eigen aandelen is begrijpelijk, maar de
leden van de D66-fractie horen graag tot welke mate het aandelenbelang van de staat
gereduceerd had kunnen worden als ABN AMRO ervoor had gekozen om enkel aandelen van
NLFI terug te kopen, zodat de winst per aandeel hoger zou worden en de staat zijn
belang in ABN AMRO verder had kunnen afbouwen.
Voor de start van het inkoopprogramma bezat NLFI 528,8 mln. aandelen1, wat gelijk stond aan 56,3%. Op donderdag 12 mei heeft ABN AMRO bekend gemaakt het
aandeleninkoopprogramma te hebben afgerond. De gemiddelde inkoopprijs per aandeel
bedroeg EUR 11,77.2 Indien ABN AMRO voor deze gemiddelde prijs aandelen bij NLFI had ingekocht voor de
volledige omvang van het programma van EUR 500 mln. dan waren dit ongeveer 42,5 mln.
aandelen geweest en had NLFI nog 486,3 mln. aandelen gehad. Het relatieve belang van
de staat was in dat geval afgenomen tot 54,2%.
Het behouden van een meerderheidsbelang bij ABN AMRO, om de beslissende stem te behouden
bij besluiten waarvoor een gewone meerderheid van de aandeelhouders van ABN AMRO benodigd
is, achten de leden van de fractie van D66 begrijpelijk. Anderzijds vinden deze leden
het behoud van dit belang lastig te rijmen met het voornemen dat de Minister heeft
uitgesproken om het belang van de staat in ABN AMRO af te bouwen.
In mijn brief van 9 februari 2022 (Kamerstuk 31 789, nr. 104) heb ik aangegeven dat het waarschijnlijk is dat het belang van de staat bij een
volgende verkooptransactie onder de 50% zakt en dat als gevolg daarvan de staat de
meerderheid van de stemmen verliest. Het behouden van een meerderheidsbelang is geen
doel van de staat en is ook geen factor in mijn beslissing over de verkoop van aandelen
ABN AMRO. Zoals de leden van de D66-fractie terecht opmerken ben ik voornemens het
belang van de staat af te bouwen.
Deze leden vragen daarom naar de wijze waarop de staat op dit moment gebruik maakt
van zijn meerderheid van gewone stemmen en bij welke besluiten het kabinet deze meerderheid
in de toekomst wil inzetten.
NLFI beheert namens de staat het aandelenbelang in ABN AMRO. NLFI maakt daarbij op
dezelfde wijze als andere aandeelhouders gebruik van haar stemrecht op de aandeelhoudersvergadering.
Dat is het geval nu NLFI (nog) een meerderheidsbelang heeft en hierin is geen wijziging
voorzien indien NLFI in de toekomst het meerderheidsbelang verliest. In dat geval
geldt wel dat bij besluiten waarvoor de gewone meerderheid van de aandeelhouders van
ABN AMRO benodigd is NLFI niet meer per definitie de beslissende stem heeft. Dit geldt
bijvoorbeeld voor de gebruikelijke stempunten op de jaarlijkse algemene vergadering,
zoals vaststellen van de jaarrekening en het dividendbeleid, het verlenen van decharge
aan bestuur (ExBo) en raad van commissarissen (rvc) en het benoemen van leden van
de rvc.
Daarnaast verandert de grens van transacties (investeringen en desinvesteringen door
ABN AMRO) die de goedkeuring van NLFI vereisen wanneer de staat geen meerderheidsbelang
meer heeft. Deze grens gaat omhoog van 5% naar 10% van het eigen vermogen van ABN
AMRO. De overige afspraken en waarborgen zoals opgenomen in de Relationship Agreement
tussen NLFI en ABN AMRO blijven ongewijzigd in het geval het belang daalt tot onder
de 50% maar boven de 33⅓% blijft.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de documenten voor wat betreft
de deelname van NLFI aan het inkoopprogramma van de eigen aandelen door ABN AMRO.
Zij brengen naar aanleiding daarvan het volgende naar voren.
De leden van de PVV-fractie willen allereerst weten met hoeveel het eigen vermogen
van ABN AMRO zal dalen als gevolg van de aandeleninkoop en hoeveel aandelen ABN AMRO
precies wil inkopen.
De omvang van het door ABN AMRO aangekondigde inkoopprogramma betreft EUR 500 mln.
De aandeleninkoop komt ten laste van het eigen vermogen van de bank en het eigen vermogen
daalt dus met dezelfde omvang.
Op donderdag 12 mei heeft ABN AMRO bekend gemaakt het aandeleninkoopprogramma te hebben
afgerond. Uit de door ABN AMRO gepubliceerde cijfers blijkt dat de gemiddelde inkoopprijs
EUR 11,77 was. ABN AMRO heeft ongeveer 42,5 mln. aandelen ingekocht.
De leden van de PVV-fractie willen voorts weten wat de aandeleninkoop doet met de
quick ratio en de intrinsieke waarde.
De quick ratio is een veel gehanteerde maatstaf om de liquiditeitspositie van ondernemingen te kunnen
bepalen. In het bankwezen wordt deze maatstaf echter minder gehanteerd en worden doorgaans
andere indicatoren gebruikt om de liquiditeitspositie te meten. Een veel gehanteerde
maatstaf waar ook ABN AMRO over rapporteert is de liquidity coverage ratio (LCR). De LCR verwijst naar het aandeel van de zeer liquide activa die door financiële
instellingen worden aangehouden om ervoor te zorgen dat zij blijvend in staat zijn
om aan hun kortlopende verplichtingen te voldoen. In het geval van ABN AMRO was de
LCR gedurende heel 2021 (ruim) boven de 100%. ABN AMRO monitort dit soort ratio’s
voortdurend en is mede als gevolg van zijn sterke kapitaalpositie en daarmee het vermogen
om liquide middelen aan te trekken in staat om deze liquiditeitspositie adequaat te
beheersen. Dit verandert niet door het inkoopprogramma. Ook de toezichthouder houdt
toezicht op de liquiditeitspositie.
Onder het begrip intrinsieke waarde kunnen verschillende dingen worden verstaan. Hiermee
kan onder meer de waarde van het eigen vermogen bedoeld worden. De impact op het eigen
vermogen is in het vorige antwoord toegelicht. Daarnaast kan ook de «echte» onderliggende
waarde van de onderneming bedoeld worden als variant op bijvoorbeeld de boekwaarde
of beurswaarde. De impact op deze intrinsieke waarde is in principe hetzelfde als
op het eigen vermogen. De onderliggende waarde van de onderneming neemt met dezelfde
omvang af als de omvang van het inkoopprogramma.
De leden van de PVV-fractie willen tevens weten in hoeverre de aandeleninkoop ervoor
kan zorgen dat de vervolgplaatsing van de overige certificaten van ABN AMRO minder
gaat opleveren, omdat er dan minder aandelen in omloop zijn. In hoeverre is het dus
denkbaar dat de waarde van de aandelen van ABN AMRO wel stijgt, maar dat de opbrengst
alsnog lager is omdat er minder aandelen in omloop zijn als gevolg van de aandeleninkoop?
Indien wordt uitgegaan van de efficiënte-markt-theorie zal de inkoop van eigen aandelen
geen impact hebben op de waarde en prijs van de overige aandelen. Gedachte hierbij
is dat de aandelen die worden ingekocht precies de waarde weerspiegelen die de onderneming
op moment van aandeleninkoop heeft. De afname van de waarde van de onderneming door
de aandeleninkoop wordt exact gecompenseerd door de afname van het aantal aandelen.
De waarde van de overige aandelen blijft daardoor ook gelijk.
In lijn hiermee zou het voor de totale verkoopopbrengst van de staat bij dit uitgangspunt
ook geen verschil maken of de aandelen aan de bank verkocht worden in een inkoopprogramma
of aan een andere koper bij bijvoorbeeld een vervolgplaatsing. In andere woorden,
de lagere verkoopopbrengst vanwege het lagere aantal resterende aandelen wordt (theoretisch)
exact gecompenseerd door de opbrengst voor de staat van de door ABN AMRO ingekochte
aandelen.
Of in de praktijk dit ook het geval gaat zijn is niet te voorspellen. Zoals NLFI eerder
heeft aangegeven is de verwachting dat het inkoopprogramma een positief effect heeft
op de interesse van investeerders in het aandeel, mede doordat de winst over minder
aandelen hoeft te worden verdeeld en de winst per aandeel dus toeneemt. In reactie
op de vragen gesteld bij het schriftelijk overleg over de aandeleninkoop ga ik nader
in op de mogelijke effecten van deze inkoop op de koers van het aandeel.3
De leden van de PVV-fractie willen vervolgens weten hoeveel de verkoop van certificaten
van ABN AMRO tot nu toe inclusief het uitgekeerde dividend de staat heeft opgeleverd.
De beursgang en de drie daaropvolgende vervolgplaatsingen hebben in totaal afgerond
EUR 8,2 mld. opgeleverd. De dividendontvangsten tot en met 2021 bedroegen afgerond
EUR 4,8 mld. De opbrengst voor de staat van het inkoopprogramma bedroeg EUR 281,3 mln.
De leden van de PVV-fractie willen weten wanneer de volgende vervolgplaatsing van
certificaten van ABN AMRO zal plaatsvinden.
De timing van transacties wordt bepaald op basis van verschillende factoren zoals
de ontwikkeling van de aandelenprijs, open en gesloten periodes, interesse bij investeerders
en de marktomstandigheden. NLFI weegt deze factoren voordat zij mij adviseert om (eventueel)
aandelen te verkopen.
Zoals gebruikelijk doe ik geen uitspraken over de exacte timing van transacties. Het
openbaar maken hiervan kan leiden tot verwachtingen bij beleggers waardoor zij mogelijk
kunnen anticiperen op een transactie van de staat. Dit kan invloed hebben op het succes
van toekomstige transacties.
In het Commissiedebat Staatsdeelnemingen op 26 januari 2022 heb ik het voornemen uitgesproken
om de afbouw van het belang in ABN AMRO te hernemen. Dit heb ik daarna onder andere
in de Kamerbrief over mijn beleidsprioriteiten bevestigd.4 Ik heb NLFI – dat de aandelen in ABN AMRO beheert – gevraagd om opnieuw te kijken
naar de verkoopstrategie en mij daarover te adviseren. Zoals gebruikelijk informeer
ik uw Kamer aan de start van een voorgenomen verkooptransactie.
De leden van de PVV-fractie willen ten slotte weten op welke wijze de belastingbetaler
rechtsreeks gecompenseerd zal worden voor het redden van ABN AMRO.
Van rechtstreekse compensatie van de schatkist is geen sprake. Het streven om zoveel
mogelijk van de kapitaaluitgaven van de staat terug te verdienen is onderdeel van
de criteria aan de hand waarvan verkooptransacties worden getoetst. Het uiteindelijke
resultaat voor de schatkist kan pas bepaald worden na de verkoop van het laatste aandeel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie vragen de Minister welke langetermijnstrategie NLFI hanteert
in zijn aandeelhouderschap van ABN AMRO en hoe de inkoop van eigen aandelen in die
strategie past. Deze leden merken op dat bijvoorbeeld het vorige kabinet van mening
was dat afbouw van het staatsbelang alleen kan plaatsvinden op een moment waarop de
financiële sector als voldoende stabiel kan worden beoordeeld.
De langetermijnstrategie van NLFI is ongewijzigd. Bij verkoop is steeds op de volgende
voorwaarden getoetst:
• Is de financiële sector voldoende stabiel
• Is er voldoende interesse in de markt
• Is de onderneming er klaar voor
Daarnaast is het streven steeds geweest zoveel als mogelijk van de totale kapitaaluitgaven
van de Staat terug te verdienen. Dit is ongewijzigd.
De leden van de SP-fractie vragen zich daarom af of dit moment van aandeleninkoop,
in de nadagen van de coronacrisis waarin dit soort inkopen en dividenduitkeringen
de facto verboden waren, wel een verstandig moment was om kapitaal uit de onderneming
te halen en ten goede te laten komen aan aandeelhouders. Wat is de mening van de Minister
hierover, zeker nu achteraf de onzekerheid verder is toegenomen door de crisis en
de oorlog in Oekraïne?
Het is van belang dat financiële instellingen ook in tijden van financiële stress
aan hun verplichtingen kunnen blijven voldoen. Een belangrijke maatstaf voor deze
weerbaarheid is de kapitaalpositie van banken. Kapitaal zorgt ervoor dat banken zelf
tegenvallers kunnen opvangen.
Voor ABN AMRO over kon gaan tot de aandeleninkoop diende de toezichthouder toestemming
te geven. Om goedkeuring te krijgen diende de bank de minimale kapitaaleisen te overschrijden
met een marge die de toezichthouder noodzakelijk acht. Zodoende kon de bank enkel
aandelen inkopen indien ruimschoots werd voldaan aan de eisen van de toezichthouder.
Zo is gewaarborgd dat de bank niet enkel de belangen van de aandeelhouder dient, maar
ook de kapitaalpositie op orde blijft. Dit draagt eraan bij dat de bank over voldoende
kapitaal beschikt om invulling te geven aan zijn belangrijke rol in de economie en
maatschappij, ook in onzekere tijden.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of het kapitaal niet effectiever en
verstandiger besteed was als het zou dienen om de bankenbuffers te verhogen, of op
een bepaalde manier ten goede te laten komen aan de klanten van ABN AMRO, bijvoorbeeld
door de prijzen van diensten niet te verhogen, zoals het opnemen van contant geld.
ABN AMRO heeft aan NLFI laten weten dat de bank ook na de aandeleninkoop voldoende
kapitaal zal hebben om haar strategie te kunnen uitvoeren. ABN AMRO investeert o.a.
in verdere digitalisering van haar dienstverlening. Het is de verantwoordelijkheid
van ABN AMRO om de omvang van haar kapitaal – uiteraard binnen de eisen die daar door
de toezichthouder aan gesteld worden – toe te snijden op datgene wat nodig is om invulling
te geven aan haar strategische, financiële en maatschappelijke ambities en verantwoordelijkheden.
De leden van de SP-fractie vragen om een opvatting en reflectie van de Minister in
algemene zin op het aankopen van eigen aandelen door staatsdeelnemingen, en specifieker
op het aankoopproces en het informeren van de Kamer daarover. Hoe is zij van plan
ervoor te zorgen dat alle Kamerleden en Kamerfracties in de toekomst wél invloed krijgen
op dergelijke ingrijpende beslissingen, voordat die op korte termijn en daadwerkelijk
aan de orde zijn bij een specifieke staatsdeelneming en geheimhouding onvermijdelijk
is?
In gesprekken met de staatsdeelnemingen heeft de staat als aandeelhouder aandacht
voor de financiële positie van de onderneming. De staat hecht eraan dat een deelneming
over voldoende (toegang tot) financiële middelen beschikt om in haar continuïteit
te voorzien en daarmee haar activiteiten op de korte en lange termijn uit te kunnen
voeren. Daarnaast dient een deelneming de financiële waarde te behouden die de onderneming
voor de staat vertegenwoordigt. Als de financiële buffers van een deelneming voldoende
zijn, dan kan een deel van de winst worden uitgekeerd aan de aandeelhouder. Dit gebeurt
in het algemeen via het uitkeren van dividend. Inkoop van eigen aandelen is de afgelopen
periode alleen aan de orde geweest in het specifieke geval van ABN AMRO.
Vanwege de vertrouwelijkheid die samenhangt met (beurs)transacties van beursgenoteerde
instellingen zijn, naar aanleiding van de aankoop van aandelen Air France-KLM, werkafspraken
gemaakt voor de omgang met vertrouwelijke en koersgevoelige informatie.5 De Tweede Kamer is conform deze afspraken geïnformeerd. Mijn voorganger heeft de
Tweede Kamer middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd op 4 november 2021. Dit
kon slechts vertrouwelijk, omdat ABN AMRO een beursgenoteerd bedrijf is en de informatie
koersgevoelig was. Deze informatie mocht, conform de Europese verordening marktmisbruik,
dus niet breder gedeeld worden.
Naar aanleiding van de vertrouwelijke brief heeft er een vertrouwelijk schriftelijk
overleg plaatsgevonden. Mijn voorganger heeft hier op 16 december 2021 op gereageerd.
Het uiteindelijke inkoopprogramma is door ABN AMRO op 9 februari 2022 aangekondigd.
Op die dag is ook de Tweede Kamer publiekelijk geïnformeerd en is de Kamerbrief van
4 november 2021 openbaar geworden. Ook het vertrouwelijk schriftelijk overleg van
16 december 2021 is inmiddels grotendeels openbaar gemaakt. Mijn voorganger en ik
hebben hiermee alle Kamerleden en Kamerfracties de mogelijkheid willen geven invloed
uit te oefenen op het besluit om NLFI goedkeuring te verlenen deel te nemen aan het
inkoopprogramma van ABN AMRO.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de beslissing om NLFI pro rata
te laten deelnemen aan het programma voor aandeleninkoop door ABN AMRO. Hierover hebben
deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat het belang van
de staat is in euro’s in ABN AMRO bij de huidige aandelenprijs, waarmee ook de geschatte
opbrengst van de aandeleninkoop voor de staat is geschat. Kan zij ook aangeven hoe
dit openstaande belang en het reeds verkochte belang zich verhoudt met de kosten voor
aankoop destijds? Klopt het dat alleen bij een koers van rond de 26 euro de volledige
investering van destijds kan worden terugverdiend? Zo ja, hoe groot acht de Minister
de kans dat dit gebeurt? Is er een realistische schatting te maken van het verlies
dat de staat zal leiden op de aankoop?
Op woensdag 11 mei 2022 had de staat nog 504.903.837 aandelen ABN AMRO in bezit. De
slotkoers die dag was EUR 11,11. De beurswaarde van het resterende staatsbelang betrof
die dag EUR 5,6 mld. De beursgang in 2015 en de drie daaropvolgende vervolgplaatsingen
hebben in totaal afgerond EUR 8,2 mld. opgeleverd. De opbrengst voor de staat van
het inkoopprogramma bedroeg EUR 281,3 mln. De beurswaarde van het resterende belang
en de totale verkoopopbrengsten samen is EUR 14,1 mld.
De oorspronkelijke kapitaaluitgaven waren EUR 21,7 mld. Om dit bedrag terug te verdienen
zou het resterende aandelenbelang EUR 13,2 mld. op moeten leveren. Hiervoor is een
beurskoers nodig van EUR 26,19. De slotkoers van EUR 11,11 van 11 mei 2022 was (fors)
lager dan bovengenoemde terugverdienprijs. Op dit moment is het dan ook niet de verwachting
dat de oorspronkelijke investering wordt terugverdiend. Echter het uiteindelijke resultaat
kan pas bepaald worden na de verkoop van het laatste aandeel. Daarnaast wordt in deze
vergelijking tussen kapitaaluitgaven en verkoopopbrengsten geen rekening gehouden
met rentelasten en dividendontvangsten.
De leden van de PvdA-fractie vragen of dit van invloed is op de beslissing van de
Minister om de verkoop van het resterende belang door te zetten. Pleit dit volgens
de Minister niet voor het deels in handen houden van ABN AMRO?
Nee, na de verkrijging van Fortis/ABN AMRO en in de jaren daarna is steeds het tijdelijke
karakter van staatsaandeelhouderschap in de financiële instellingen benadrukt. Doelstelling
was en is het op verantwoorde wijze terugbrengen naar de markt. Ook voor een concurrerende
bankensector acht ik het niet wenselijk dat private banken gericht op dienstverlening
aan consumenten en bedrijven langer dan nodig in staatshanden blijven.
Kan zij aangeven of en wanneer het besluit genomen zal worden wat te doen met de het
resterende belang van de staat in de bank?
In het Commissiedebat Staatsdeelnemingen van 26 januari 2022 (Kamerstuk 28 165, nr. 367) heb ik het voornemen van het kabinet uitgesproken om de afbouw van het staatsbelang
in ABN AMRO te hernemen. Dit heb ik in mijn brief van 9 februari 2022 herhaald.6 Ik kan geen uitspraken doen over de exacte timing van transacties, dit kan namelijk
een nadelig effect hebben op toekomstige transacties. Zoals door mijn voorganger aan
de Tweede Kamer is toegelicht zal de Kamer, vanwege de koersgevoeligheid, enkel na
afloop van iedere transactie worden geïnformeerd.7
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van BBB
Het lid van de BBB-fractie heeft met verbazing kennisgenomen van de brief van de Minister
van Financiën over de deelname van NLFI aan het inkoopprogramma eigen aandelen ABN
AMRO. Zeker omdat al in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III vermeld stond
dat ABN AMRO zo snel mogelijk als verantwoord naar de markt zou moeten. Dan is het
inkopen van extra aandelen natuurlijk helemaal ongewenst. Hoe kijkt de Minister hier
tegenaan en is hier sprake van een nieuwe koers van het huidige kabinet? Het lid van
de BBB-fractie ziet het als een veel logischer stap dat als ABN AMRO eigen aandelen
wil inkopen, zij dan eerst start met het kopen van de aandelen van NLFI/de staat.
Waarom kiest de Minister niet voor deze strategie?
Bij het inkoopprogramma koopt ABN AMRO aandelen in op de beurs en van NLFI conform
de aandelenverhouding tussen NLFI en overige aandeelhouders. Door deze vormgeving
verandert het relatieve aandelenbelang van de staat (via NLFI) niet. De aandeleninkoop
moet dan ook niet worden gezien als middel om het belang van de staat te laten afnemen,
maar is één van de instrumenten die de bank inzet voor het uitkeren van kapitaal aan
haar aandeelhouders, vergelijkbaar met het uitkeren van een (super)dividend. Om mogelijke
onduidelijkheid weg te nemen: de staat koopt hierbij geen aandelen in, maar de bank
zelf koopt aandelen in.
In het Commissiedebat Staatsdeelnemingen van 26 januari 2022 heb ik het voornemen
van het kabinet uitgesproken om de afbouw van het staatsbelang in ABN AMRO te hernemen.
Dit heb ik in mijn brieven van 9 en 16 februari 2022 herhaald.
Het lid van de BBB-fractie ziet graag een plan van de Minister voor het afbouwen van
de deelname in ABN AMRO naar 0 procent binnen deze kabinetsperiode. Kan de Minister
hier achter staan? Zo nee, waarom niet?
In het Commissiedebat Staatsdeelnemingen van 26 januari 2022 heb ik het voornemen
van het kabinet uitgesproken om de afbouw van het staatsbelang in ABN AMRO te hernemen.
In mijn brief van 16 februari 2022 heb ik bevestigd dat dit één van mijn beleidsprioriteiten
is8. Ik kan echter geen uitspraken doen over de exacte timing van transacties en de precieze
verkoopstrategie, dit kan namelijk een nadelig effect hebben op toekomstige transacties.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier