Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over het artikel ‘Duidelijke koers staatsbanken gewenst’
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Financiën over het artikel «Duidelijke koers staatsbanken gewenst» (ingezonden 8 april 2022).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën) (ontvangen 16 mei 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2570.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Duidelijke koers staatsbanken gewenst»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Erkent u dat in het vorige regeerakkoord van kabinet Rutte III vermeld stond dat de
ABN AMRO zo snel mogelijk als verantwoord naar de markt zou moeten?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Wat is er de afgelopen regeringsperiode gedaan om de banken verder te privatiseren?
Antwoord 3
Het aandeelhouderschap in ABN AMRO en de Volksbank is ondergebracht bij NLFI, onder
certificering van de aandelen aan de staat. NLFI adviseert mij over de verkoopgereedheid
en de verkoopstrategie voor deze instellingen en voert die uit. Het klopt dat voor
deze beide instellingen geldt dat er in de afgelopen kabinetsperiode geen verdere
afbouw heeft plaatsgevonden. Ik ga hieronder op beide gevallen nader in.
Het kabinet heeft in 2015 besloten ABN AMRO terug naar de beurs te brengen2. In 2015, 2016 en 2017 hebben meerdere verkooptransacties plaatsgevonden. Zoals ik
eerder aan uw Kamer heb laten weten wordt de timing van verkooptransacties bepaald
op basis van verschillende factoren zoals de ontwikkeling van de aandelenprijs, open
en gesloten periodes, interesse bij investeerders en de marktomstandigheden3. NLFI weegt deze factoren voordat zij mij adviseert om aandelen te verkopen. Mede
vanwege de koersgevoeligheid ben ik beperkt in wat ik hier in het openbaar over kan
zeggen. Dit zou bovendien nadelig kunnen zijn voor de financieel-economische positie
van de staat. In de vertrouwelijke setting van het schriftelijk overleg dat ik later
deels openbaar heb gemaakt, ben ik nader ingegaan op de overwegingen waarom afbouw
in de vorige kabinetsperiode niet verder heeft plaatsgevonden4. Bij het Commissiedebat Staatsdeelnemingen op 26 januari 2022 heb ik het voornemen
uitgesproken om de afbouw van het belang in ABN AMRO te hernemen. Dit heb ik daarna
onder andere in de Kamerbrief over mijn beleidsprioriteiten bevestigd5. Ik heb NLFI gevraagd om opnieuw te kijken naar de verkoopstrategie en mij daarover
te adviseren. Zoals gebruikelijk informeer ik uw Kamer aan de start van een voorgenomen
verkooptransactie. Via NLFI houdt de staat momenteel nog 56,3% van de aandelen in
ABN AMRO.
Een besluit over de toekomst van de Volksbank was afgelopen periode niet aan de orde.
De bank kende gedurende de volledige vorige kabinetsperiode uitdagingen, o.a. als
gevolg van de impact van de langdurige lage rente op de bank. In de brief van 6 juli
2021 heeft mijn voorganger aan de hand van de meest recente voortgangsrapportage van
NLFI over de Volksbank aangegeven dat de bank nog steeds niet klaar is voor privatisering6. De Volksbank heeft tijd nodig om aan de implementatie van de strategie te werken
om daarmee een betere uitgangspositie voor privatisering te realiseren. In deze strategie
adresseert de bank de uitdagende (markt)omstandigheden en werkt het onder andere aan
diversificatie van de inkomsten en flexibilisering van de kostenstructuur. Een volgende
voortgangsrapportage van NLFI wordt voor de zomer van 2022 verwacht, die deel ik zoals
gebruikelijk met uw Kamer.
Gelijktijdig met de laatste voortgangsrapportage heeft mijn voorganger een verkenning
naar toekomstmogelijkheden en de mogelijkheden voor de borging van het maatschappelijk
karakter aan de Tweede Kamer gestuurd. Die verkenning heeft geen besluitvormend karakter,
maar heeft als doel om de dialoog over de toekomstmogelijkheden voor de bank met uw
Kamer te kunnen voeren.
Vraag 4
Vindt u ook dat volledig of deels eigendom in bepaalde banken door de staat marktwerking
verstoort en onwenselijk is?
Antwoord 4
Uitgangspunt bij het aangaan van de deelnemingen in ABN AMRO en (voorheen) SNS REAAL
was dat de verschillende onderdelen op termijn weer zouden worden verkocht. Ik ben
het eens met wat het toenmalige kabinet destijds heeft aangegeven, namelijk dat blijvend
staatsaandeelhouderschap de concurrentieverhoudingen in de sector kan verstoren7. De publieke belangen in de financiële sector en eerlijke mededinging worden in de
eerste plaats gebord door het instrument van wet- en regelgeving.
Om concurrentieverstoring tegen te gaan zijn daarnaast maatregelen van de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) van kracht. De risico’s voor de mededinging worden voorkomen
doordat de toepassing van deze maatregelen ervoor zorgen dat wordt geborgd dat deze
financiële instellingen zelfstandig blijven opereren en dat er geen onderlinge afstemming
plaatsvindt. Dit wordt onder meer bereikt doordat NLFI (en het ministerie) geen concurrentiegevoelige
informatie mogen ontvangen over deze instellingen en de ondernemingen autonoom hun
strategie bepalen.
Vraag 5
Klopt het dat de Europese Unie bij de nationalisering van de banken heeft geëist dat
de banken uiteindelijk weer geprivatiseerd moeten worden?
Antwoord 5
De Nederlandse staat heeft zich in de procedure rondom staatssteun voor beide banken
gecommitteerd om te zijner tijd, als de marktomstandigheden dat toelaten de financiële
instellingen weer terug te brengen naar de markt. Het aandeelhouderschap van de staat
in enkele financiële instellingen is, zoals gezegd, een tijdelijke maatregel die ten
doel had om de stabiliteit van het financiële stelsel in de (nasleep van) de financiële
crisis van 2008 te borgen. De Nederlandse staat heeft daarbij zelf aangegeven dat
het niet de bedoeling is om financiële instellingen in staatshanden te houden en zich
te committeren aan het op termijn verzelfstandigen van beide banken.
Vraag 6
Heeft de Nederlandsche Bank ook een advies gegeven aan het ministerie over het feit
dat een aantal banken nog steeds (grotendeels) staatsbezit zijn?
Antwoord 6
Nee, een dergelijk advies is nooit verstrekt.
Vraag 7 en 8
Wat is de huidige strategie van het Ministerie van Financiën om de banken verder te
privatiseren?
Hoe wordt er uitvoering gegeven aan deze strategie?
Antwoord op vragen 7 en 8
Om te concluderen of een deelneming gereed is voor privatisering, beoordeelt NLFI
de gebruikelijke randvoorwaarden voor privatisering. Deze zien op de vragen of: (i)
de betrokken vennootschap klaar is voor privatisering; (ii) of de financiële sector
stabiel is, en (iii) of er voldoende interesse in de markt voor de beoogde transactie
is. Voorts is het streven erop gericht om zoveel als mogelijk de kapitaaluitgaven
terug te verdienen.
In lijn met mijn antwoord op vraag 3 ben ik voornemens de afbouw van het belang in
ABN AMRO ter hernemen en heb ik NLFI gevraagd opnieuw te kijken naar de verkoopstrategie
en de voorwaarden te beoordelen waaronder verkoop kan plaatsvinden. Zoals nader toegelicht
in dat antwoord kan ik publiekelijk geen mededelingen doen over de concrete overwegingen
bij de timing van de verkoop van het aandelenbelang in ABN AMRO.
Voor de exit-strategie van de Volksbank is in de eerste plaats de voortgang op de
implementatie van de onlangs herziene strategie van belang. Ik vind het positief dat
de bank een strategie heeft opgesteld waarin het de uitdagingen adresseert en dat
de bank met de uitvoering hiervan is gestart. Het toetsingskader dat NLFI ter beoordeling
van de nieuwe strategie heeft opgesteld (zoals opgenomen in de voortgangsrapportage),
ondersteunt bij de beoordeling van de gereedheid van de bank voor privatisering8. NLFI zal in de volgende voortgangsrapportage(s) ingaan op deze voortgang. Deze voortgangsrapportages
deel ik zoals gebruikelijk ook met uw Kamer.
Vraag 9
Zijn er bekende en/of verwachte belemmeringen in het privatiseren van de banken?
Antwoord 9
Zoals toegelicht in het antwoord op de vragen 7 en 8 is een aantal criteria geformuleerd
waar NLFI in het kader van verkoop op toetst: (i) is de onderneming er klaar voor,
(ii) is de financiële sector voldoende stabiel en (iii) is er voldoende interesse
in de markt. Voorts is het streven erop gericht om zoveel als mogelijk de kapitaaluitgaven
terug te verdienen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3 ben ik voornemens
de afbouw van het belang in ABN AMRO te hernemen en heb ik NLFI gevraagd mij daarover
te adviseren. Hoewel ik op voorhand geen belemmeringen zie, is het aan NLFI om deze
factoren te wegen voordat zij mij adviseert om aandelen te verkopen. Mede vanwege
de koersgevoeligheid ben ik beperkt om nader in het openbaar in te gaan op de verkoopstrategie.
Dit zou bovendien nadelig kunnen zijn voor de financieel-economische positie van de
staat.
Voor de Volksbank geldt dat met een succesvolle uitvoering van de nieuwe strategie
wordt gewerkt aan een meer solide basis voor haar toekomst. Voorkomen moet worden
dat de bank in de toekomst (opnieuw) in financiële problemen komt. Mede door de huidige
uitdagende (markt)omstandigheden heeft de bank nog steeds tijd nodig om tot een dergelijke
uitgangspositie te komen. De uitdagingen komen voornamelijk voort uit de druk op de
rentemarges. Ook aan de kostenkant zijn er uitdagingen. Deze uitdagingen hebben impact
op het verdienvermogen van de bank en zijn daarmee van invloed op de verkoopgereedheid
van de bank. Zoals ook aan bod komt in mijn antwoord op vragen 3 en 8 vind ik het
positief om te zien dat de bank een strategie heeft opgesteld waarin het de uitdagingen
adresseert. Ik acht het van groot belang dat de implementatie van de strategie en
de effecten daarvan nauwgezet worden gemonitord, zodat tijdig kan worden beoordeeld
of de nieuwe strategie het gewenste effect sorteert. Een volgende voortgangsrapportage
van NLFI wordt voor de zomer van 2022 verwacht, die deel ik zoals gebruikelijk met
uw Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.