Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Ceder over het aantal doorplaatsingen van uit huis geplaatste kinderen
Vragen van de leden Westerveld (GroenLinks) en Ceder (ChristenUnie) aan de Minister van Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het aantal doorplaatsingen van uit huis geplaatste kinderen (ingezonden 1 maart 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 16 mei 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2134.
Vraag 1
Heeft u geluisterd naar de reportage van onderzoeksprogramma Argos over doorplaatsingen
van uithuisgeplaatste kinderen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is er concreet gebeurd sinds Stichting Het Vergeten Kind in februari 2020 het
rapport Constant nieuwe gezichten, ik crash daarvan aan uw ambtsvoorganger overhandigde? Welke concrete afspraken zijn gemaakt? Heeft
dit geleid tot minder doorplaatsingen?
Antwoord 2
Stichting Het Vergeten Kind overhandigde in februari 2020 hun rapport en petitie aan
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik vind het goed dat Stichting
Het Vergeten Kind aandacht vraagt voor dit onderwerp. Ik ben het met mijn ambtsvoorganger
eens dat het aantal doorplaatsingen verder omlaag moet. Het recent gepubliceerde rapport
Ik weet niet eens waar ik volgende week woonvan Stichting Het Vergeten Kind bevestigt dit. Gemeenten en aanbieders zijn hiervoor
primair aan zet. Mijn ambtsvoorganger heeft in augustus 2020 samen met bestuurders
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Jeugdzorg Nederland met Stichting
Het Vergeten Kind gesproken over hun rapport en aanbevelingen. Destijds is besproken
dat gemeenten en aanbieders zich gezamenlijk blijven inzetten voor het terugdringen
van doorplaatsingen.
Over het totale aantal doorplaatsingen op landelijk niveau kan ik geen betrouwbare
uitspraken doen. Hier zijn geen uniforme gegevens over beschikbaar. Daarnaast wil
ik benadrukken dat het terugdringen van doorplaatsingen een brede, gezamenlijke aanpak
met een lange adem vraagt. Wel vonden de afgelopen jaren positieve ontwikkelingen
plaats die bijdragen aan minder doorplaatsingen. Zo verminderde het aantal doorplaatsingen
in de gesloten jeugdhulp van 14% in 2019 naar 8% in 20212, en zet de sector zich via diverse projecten in voor het merkbaar verbeteren van
jeugdzorg met verblijf3.
Vraag 3
Wordt het aantal plaatsingen en doorplaatsingen geregistreerd zoals aangekondigd in
het actieplan van uw ambtsvoorganger De best passende zorg voor kwetsbare jongeren4 Zo ja, kunt u een overzicht geven van de afgelopen jaren uitgesplitst naar plaatsingen
in instellingen, bij pleegouders en gezinshuizen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het aantal jongeren met jeugdhulp met verblijf wordt geregistreerd. De tabel hieronder
laat deze gegevens zien, uitgesplitst naar verblijfsvorm5.
2018
2019
2020
20211
Totaal jeugdhulp met verblijf
42 770
43 345
42 470
43 900
Pleegzorg
20 740
21 525
21 210
21 525
Gezinsgericht
6 165
5 545
5 310
6 515
Gesloten plaatsing
2 565
2 550
2 080
1 815
Ander verblijf bij jeugdhulpaanbieder
18 150
18 350
18 135
18 435
X Noot
1
Voorlopige cijfers
Daarnaast publiceert Jeugdzorg Nederland jaarlijks cijfers over pleegzorg en gesloten
jeugdhulp.
Het aantal doorplaatsingen wordt niet landelijk geregistreerd. Uit een eerder door
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie
en Veiligheid gevraagde inventarisatie door het CBS blijkt dat de beschikbare gegevens
geen accuraat beeld kunnen geven. Hierover heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd.7 Het is aan gemeenten om het aantal doorplaatsingen op lokaal niveau te registreren.
Vraag 4
Wat is er concreet gebeurd met het «gezamenlijk plan voor het reduceren van overplaatsingen
tussen hun residentiele instellingen» dat de branches hebben opgesteld?
Antwoord 4
De sector zet breed in op het voorkomen dat jongeren overgeplaatst worden tussen residentiele
instellingen, al dan niet gesloten. Het doel was niet dat hier een specifiek, apart
plan voor zou komen. Door verschillende oorzaken kan een overplaatsing nog niet altijd
voorkomen worden. Met name de benodigde expertise en de beschikbaarheid van passende
plekken zijn hiervan de oorzaak.
Langs verschillende lijnen werkt de sector aan het verbreden en zichtbaar maken van
de benodigde kennis, onder andere op het gebied van kleinschaligheid en de ontwikkeling
naar alternatieven voor leefgroepen. Zo heeft StroomOp «Onderweg naar JeugdhulpPlus
Thuis» gepubliceerd. Dit bevat een overzicht van knelpunten en oplossingsrichtingen
voor zowel het voorkomen als verkorten van gesloten plaatsingen. Ook werkt de sector
aan de ombouw naar meer kleinschalige accommodaties zodat meer passende plekken worden
gerealiseerd. Hiervoor heeft het Ministerie van VWS € 33,5 mln. voor de gesloten jeugdhulp
en € 50 mln. voor open driemilieusvoorzieningen verstrekt aan gemeenten via een SPUK-regeling8. De inzet langs deze lijnen draagt niet alleen bij aan het voorkomen dat jongeren
gesloten geplaatst worden, maar ook aan dat jongeren op een plek kunnen blijven gedurende
de periode dat ze niet thuis kunnen wonen.
Vraag 5
Wat is er concreet gebeurd met de doelstelling in dit actieplan dat in het vierde
kwartaal van 2020 het «aantal overplaatsingen in de JeugdzorgPlus sterk is gereduceerd
naar minder dan 5% van het aantal overplaatsingen»? Is dit doel gehaald?
Antwoord 5
Het aantal overplaatsingen binnen de gesloten jeugdhulp neemt, net als het aantal
plaatsingen in de gesloten jeugdhulp, al enkele jaren af. De doelstelling van een
reductie naar minder dan 5% is niet gehaald. Desondanks is er een sterke daling te
zien: van 218 overplaatsingen in 2018 naar 98 overplaatsingen in 2021.
Onderstaande tabel laat de meest recente plaatsingsgegevens zien9.
2018
2019
2020
2021
Nieuw
977
57%
976
57%
758
56%
740
63%
Overplaatsing
218
13%
235
14%
168
12%
98
8%
Hernieuwd na onttrekking
66
4%
80
5%
67
5%
53
5%
Hernieuwd
458
27%
416
24%
371
27%
284
24%
Totaal
1 719
1 707
1 364
1 175
Vraag 6
Wat is er gebeurd met de doelstelling dat «alle jeugdigen in de JeugdzorgPlus binnen
een half jaar zicht hebben op een vast woonperspectief?» Is dit doel gehaald?
Antwoord 6
Dit doel is niet gehaald. Het bieden van een vast woonperspectief aan alle jongeren
in de gesloten jeugdhulp vraagt een brede, langdurige inzet en is mede afhankelijk
van de inkoop van (vervolg)woonplekken door gemeenten.
Onderstaande tabel laat de verblijfssituatie van jongeren zien na hun verblijf in
de gesloten jeugdhulp10.
2020
2021
Thuis/Zelfstandig met hulp
19%
19%
Thuis/Zelfstandig zonder hulp
11%
16%
Pleegzorg
1%
0%
Gezinsgericht
2%
1%
Jeugdhulpvoorziening open
39%
42%
Jeugdhulpvoorziening gesloten
12%
10%
Zwervend
1%
1%
Onbekend
14%
12%
Het aandeel jongeren dat na verblijf in gesloten jeugdhulp zelfstandig naar huis gaat
zonder hulp is in 2021 toegenomen. Dat laat onverlet dat er nog stappen te zetten
zijn om alle jongeren na verblijf in de gesloten jeugdhulp een passend perspectief
te bieden.
Vraag 7
Bent u, met de kennis van nu, tevreden over de resultaten van het actieprogramma?
Zo ja, wat is de grootste winst? Zo nee, gaat u zich alsnog inzetten om de doelstellingen
te behalen?
Antwoord 7
Ik zie mooie resultaten die behaald zijn met het actieplan Best passende zorg voor kwetsbare jongeren over de gesloten jeugdhulp. Voor een overzicht van de belangrijkste mijlpalen verwijs
ik uw Kamer naar het hoofdstuk over actielijn 2 uit de slotrapportage van het actieprogramma
Zorg voor de Jeugd11. Ik zie dat Rijk, gemeenten en aanbieders de afgelopen jaren in toenemende mate de
handen ineen hebben geslagen om de gesloten jeugdhulp blijvend te verbeteren. En met
effect: het aantal gesloten plaatsingen neemt af.
Tegelijkertijd vind ik dat we meer moeten doen om gesloten jeugdhulp in de huidige
vorm af te bouwen. Daarom werk ik samen met gemeenten en aanbieders aan de totstandkoming
van een plan voor de toekomst van gesloten jeugdhulp. Hierover informeer ik uw Kamer
voor de zomer.
Vraag 8
In de vijfde voortgangsrapportage naar aanleiding van het actieprogramma Zorg voor de Jeugd wordt gesteld dat het aantal doorplaatsingen naar aanleiding van het programma StroomOp
is verminderd.12 Kunt u dit concretiseren? Zet deze positieve trend door?
Antwoord 8
Zie mijn beantwoording op vraag 5.
Vraag 9
Bent u het met ons eens dat een uithuisplaatsing een «middel is om ervoor te zorgen
dat een jeugdige veilig is en zich goed kan ontwikkelen»13 in contrast is met het aantal hulpverleners en doorplaatsingen waar uit huisgeplaatste
kinderen mee te maken krijgen? Speelt dit gegeven mee in de overweging van het besluit
om kinderen uit huis te plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Een uithuisplaatsing is inderdaad geen doel op zich, maar een ingrijpend middel om
ervoor te zorgen dat een kind veilig is en zich goed kan ontwikkelen, of om een kind
een behandeling te geven die anders niet mogelijk is. Het is voor kinderen van groot
belang om een stabiele verblijfplaats te krijgen na een uithuisplaatsing, bij voorkeur
met vaste hulpverleners die steeds doelgericht toewerken naar terugplaatsing óf ervoor
zorgdragen dat een kind een vaste verblijfplaats krijgt met de mogelijkheid zich te
hechten aan enkele vaste personen, bijvoorbeeld pleegouders of gezinshuisouders. Knelpunten
in de praktijk vormen wachtlijsten voor interventies en beschikbare plekken, alsmede
een tekort aan personeel. Daardoor komt het helaas voor dat kinderen gedurende een
uithuisplaatsing te maken kunnen krijgen met doorplaatsingen en/of een wisselend aantal
hulpverleners. Ik vind dit onwenselijk omdat we weten dat juist deze kinderen bij
een uithuisplaatsing baat hebben bij stabiliteit en gehechtheid.
Het doorplaatsen van kinderen betreft de uitvoering van de ondertoezichtstelling. In het wettelijk systeem is dat de taak van de gecertificeerde
instelling (GI). De wijze waarop de GI dat doet maakt in beginsel geen onderdeel uit
van het toetsingskader dat de kinderrechter hanteert bij het toetsen van de noodzaak
van een kinderbeschermingsmaatregel. Het is immers niet bij voorbaat bekend of doorplaatsingen
aan de orde zijn. Een kinderrechter toetst of aan de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling
en uithuisplaatsing is voldaan en of daarmee deze maatregelen voor een kind noodzakelijk
zijn. Dit betekent niet dat kinderrechters de problemen in de jeugdzorg niet meewegen.
Er zijn voorbeelden van gerechtelijke uitspraken waarin de tekorten aan hulp en/of
de beperkte beschikbaarheid van jeugdbeschermers van invloed zijn op de overwegingen
van een kinderrechter een ondertoezichtstelling en/of uithuisplaatsing te verkorten
of te beëindigen.
Vraag 10
Hoe gaat u de registratie van het aantal terugplaatsingen verbeteren?14
Antwoord 10
Op dit moment zijn geen cijfers beschikbaar over hoe vaak kinderen na een uithuisplaatsing
worden teruggeplaatst bij hun ouders. Van het aantal jongeren dat na gesloten jeugdhulp
wordt teruggeplaatst, zijn wel gegevens beschikbaar (zie antwoord op vraag 6). Het
Ministerie van JenV bespreekt met Jeugdzorg Nederland en het CBS hoe het aantal terugplaatsingen
kan worden gemonitord. Bij de eerstvolgende voortgangsbrief Jeugd wordt uw Kamer informeren
over de voortgang.
Vraag 11
Bent u bereid om jongeren zelf meer zeggenschap te geven over de plek waar zij (tijdelijk)
wonen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Antwoord 11
Ik vind het heel belangrijk dat naar de stem van jongeren wordt geluisterd. De mening
van de jongere en andere belanghebbenden wordt in principe altijd meegenomen bij een
beslissing over de (tijdelijke) woonplek van een jongere. Steeds meer jeugdhulpaanbieders
hebben daarnaast actieve jongerenraden. Ook is als onderdeel van het plan Best passende zorg voor kwetsbare jongeren het project De Jongere als Stakeholder opgezet, met als doel om de stem van jongeren verder te vergroten. Jongerenparticipatie
en het inzetten van ervaringsdeskundigheid dragen wezenlijk bij aan betere jeugdhulp.
Het project heeft niet alleen een impacttour georganiseerd, podcasts gemaakt over
het belang van de stem van de jongere, maar ook het fundament gelegd voor een platform
waarop organisaties contact kunnen leggen met jongere ervaringsdeskundigen en waar
belangrijke informatie is gebundeld. Ook is een meerjarenagenda opgesteld om bewustwording
te vergroten, participatie te bevorderen, de juiste voorwaarden te creëren en oplossingen
toegankelijk te maken.
Vraag 12
Kunt u reflecteren op de preambule van het VN-verdrag Kinderrechten waarin staat dat
een kind «voor de volledige en harmonische ontplooiing van zijn of haar persoonlijkheid,
dient op te groeien in een gezinsomgeving, in een sfeer van geluk, liefde en begrip»?
Antwoord 12
Ik onderschrijf deze preambule. Ik vind het van groot belang dat alle kinderen kunnen
opgroeien in een veilige en liefdevolle gezinsomgeving.
Vraag 13
Hoe is dit te rijmen met situaties waarin kinderen soms tientallen hulpverleners hebben
gezien en zeer regelmatig moeten doorverhuizen? Bent u van mening dat Nederland zich
aan deze bepaling in het Verdrag houdt? Zo nee, wat gaat u dan doen om dit te veranderen?
Antwoord 13
Ik onderschrijf dat het zien van tientallen hulpverleners en regelmatige doorverhuizingen
niet in het belang zijn van het kind. Kinderen die uithuisgeplaatst zijn hebben juist
baat bij stabiliteit. Het terugdringen van het aantal doorplaatsingen en wisselen
van hulpverleners vraagt om een brede, gezamenlijke aanpak die niet van vandaag op
morgen is gerealiseerd. Ik zie dat er positieve ontwikkelingen plaats hebben gevonden
die bijdragen aan minder doorplaatsingen. Ik zal me hier samen met gemeenten en aanbieders
voor in blijven zetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.