Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boswijk over de overlast die wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van de Amerikaanse rivierkreeft
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de overlast die wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van de Amerikaanse rivierkreeft (ingezonden 4 april 2022).
Antwoord van Minister Staghouwer (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister voor Natuur en Stikstof (ontvangen 11 mei 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met de problemen die worden veroorzaakt door de aanwezigheid van de
Amerikaanse rivierkreeft in onze wateren, zoals een achteruitgang van de waterkwaliteit
en de biodiversiteit en extra kosten voor baggeren en het herstellen van oevers?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u de financiële schade die deze problematiek tot gevolg heeft in beeld brengen?
Antwoord 2
Dit is op korte termijn niet mogelijk, omdat we nog geen goed beeld hebben van wat
de schade veroorzaakt door uitheemse rivierkreeften in Nederland precies is en wat
de financiële omvang van die schade is. De verspreiding en dichtheden van de uitheemse
rivierkreeften zijn relatief nieuw en de verschillende soorten vertonen ander gedrag
(wel of niet graven, mate van baggeraanwas, ecologische schade etc.). Er is al veel
onderzocht, maar er is nog meer onderzoek nodig omdat er nog vragen zijn over onder
meer de causaliteit en omdat de effecten per gebied (functie van het gebied, type
habitat) uiteenlopen.
In de brief van 30 september 2021 (Aanhangsel Handelingen II 2021–2022, nr. 153) heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over het bestuurlijk overleg dat
het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) samen met alle betrokken
partijen is gestart. Gezamenlijk worden de mogelijkheden voor een beheersingsaanpak
uitgewerkt. Dit vindt plaats langs drie hoofdlijnen: preventie van verdere verspreiding,
bestrijding mogelijk maken en het vergroten van de systeemweerbaarheid. Om tot verdere
uitwerking van de beheersingsaanpak te komen is onder meer een gezamenlijke onderzoeksagenda
opgesteld waarin ook onderzoek naar de financiële schade veroorzaakt door uitheemse
rivierkreeften een plek krijgt.
Vraag 3
In hoeverre heeft u in beeld hoe de Amerikaanse rivierkreeft zich in de afgelopen
jaren in de Nederlandse wateren heeft verspreid en in welke mate de daarmee gepaard
gaande problemen, zoals negatieve effecten op de biodiversiteit en de waterkwaliteit,
zijn verergerd?
Antwoord 3
In de bijlage vindt u verspreidingskaarten van de zes soorten Amerikaanse rivierkreeften
die in de Nederlandse wateren voorkomen1. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
In hoeverre komt het bereiken van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW)
in gevaar door de achteruitgang van de waterkwaliteit veroorzaakt door de rivierkreeft?
Antwoord 4
De waterschappen signaleren lokaal waterkwaliteitsproblemen die lijken samen te hangen
met de aanwezigheid van rivierkreeften. Indien de waterkwaliteit achteruitgaat als
gevolg van de aanwezigheid van uitheemse rivierkreeften, kan ook na 2027 een beroep
worden gedaan op de uitzonderingen van artikel 4, KRW. Om een dergelijk beroep te
kunnen motiveren moet worden aangetoond dat alle opties zijn verkend en benut om het
probleem te voorkomen en te verminderen. Daar draagt het programma beheersingsaanpak
uitheemse rivierkreeft in belangrijke mate aan bij.
Vraag 5
Kunt u ingaan op het risico dat de aanwezigheid van de rivierkreeft leidt tot een
verhoogde kans dat waterkeringen doorbreken, zoals recent in Reeuwijk gebeurd is,
waarmee ook de veiligheid van mensen in gevaar kan komen?
Antwoord 5
Veel regionale keringen staan continu in contact met water en zijn daardoor bereikbaar
voor gravende uitheemse rivierkreeften. Er zijn voorvallen bekend (onder andere in
het beheergebied van Waterschap Rivierenland en Hoogheemraadschap van Delfland) waarbij
lekkages zijn ontstaan in regionale keringen waarbij het vermoeden bestaat dat uitheemse
rivierkreeften betrokken waren. Uitheemse rivierkreeften kunnen met hun graafgedrag
bestaande gangenstelsels van andere dieren (zoals de muskusrat) verder uitbreiden.
Deze incidenten hebben voor zover bekend niet geleid tot het doorbreken van waterkeringen.
Op basis van deze voorvallen kan niet geconcludeerd worden dat de veiligheid van mensen
in gevaar komt door aanwezigheid van uitheemse rivierkreeften.
In het geval van de recente dijkafschuiving in Reeuwijk is in de media de uitheemse
rivierkreeft als mogelijke veroorzaker genoemd. Naar de oorzaak van de dijkafschuiving
is door het Hoogheemraadschap van Rijnland een onderzoek ingesteld. Daarbij wordt
ook onderzocht of de uitheemse rivierkreeft een rol heeft in de oorzaak van de dijkafschuiving.
De rol van de uitheemse rivierkreeft is onderzocht door specialisten van Wageningen
Environmental Research en EIS/Naturalis. In samenhang met het overige onderzoek moet
worden vastgesteld of het aannemelijk is dat de uitheemse rivierkreeft verantwoordelijk
is voor, dan wel heeft bijgedragen aan het falen van de waterkering bij Reeuwijk.
Op dit moment is het onderzoek naar de mogelijke oorzaak van de dijkafschuiving nog
in uitvoering. Naar verwachting wordt het resultaat van het onderzoek door het hoogheemraadschap
in de zomer van 2022 bekend gemaakt. De eerste resultaten geven nog geen directe aanwijzing
dat de uitheemse rivierkreeft de oorzaak is van de dijkafschuiving.
Vraag 6
Is het juist dat op dit moment wettelijk alleen beroepsvissers kreeften mogen wegvangen,
waardoor grootschalige bestrijding niet mogelijk is?
Antwoord 6
Bevissing met beroepsvistuigen (zoals fuik en kreeftenkorf) is voorbehouden aan beroepsvissers.
Beroepsvissers kunnen door waterbeheerders of eigenaren van het water voor bestrijding
worden ingehuurd, zoals momenteel ook al gebeurt in het kader van bestrijdingspilots.
Daarvoor beschikken beroepsvissers ook over de benodigde vangtuigen en hebben expertise
hoe deze in te zetten. Op dit moment zijn er meer dan voldoende beroepsvissers die
dit uit zouden kunnen voeren, afgezet tegen de huidige behoefte aan bestrijdingsinzet.
Indien in de toekomst naar veel grootschaliger bestrijding zou worden overgestapt,
kan het wenselijk zijn dat, aanvullend op beroepsvissers, ook door bijvoorbeeld specifieke
rivierkreeft-bestrijders bevist kan worden. Een verkenning hiernaar maakt onderdeel
uit van het ingezette bestuurlijke traject, zoals toegelicht onder vraag 2. Belangrijk
aandachtspunt daarbij is wel dat met beroepsvistuigen ook aanzienlijke hoeveelheden
vis worden gevangen (daarvoor zijn die vistuigen primair bedoeld). Voorkomen moet
worden dat door een sterk verbrede inzet van deze vistuigen buiten de reeds bestaande
beroepsvissers ongewenste ecologische nevenschade gaat optreden. Dat is temeer van
belang gezien de grote oppervlakten waar we over spreken en de intensiteit van bevissing
die nodig is om de aantallen kreeften naar beneden te krijgen.
Vraag 7
Bent u bekend met het feit dat de eerste fase van een proef met het grootschalig wegvangen
van rivierkreeften in de Krimpenerwaard ertoe heeft geleid dat 80.000 kreeften uit
het water zijn gevist (naar schatting de helft van de volwassen kreeften in het pilotgebied),
maar dat dit nog niet voldoende is voor het herstel van de waterkwaliteit?2
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Wat zegt het resultaat van deze pilot u over de mate waarin bevissing van de rivierkreeften
door alleen beroepsvissers nog een effectieve beheermaatregel is?
Antwoord 8
Bevissing door beroepsvissers is aangemerkt als beheersmaatregel in het kader van
de Exotenverordening, met als oogmerk het beheersen van de populatie, niet het verwijderen
hiervan. De uitgevoerde pilot gaat een stap verder en richt zich op het daadwerkelijk
grootschalig verwijderen van rivierkreeft uit een watersysteem. Wat hier vooral uit
is gebleken is de hoge intensiteit van bevissing die nodig is om enig effect te sorteren.
Voor de aanpak van de 15 kilometer sloot was de inzet van 600 fuiken en korven noodzakelijk,
wat alsnog onvoldoende bleek om de rivierkreeft tot het gewenste niveau terug te dringen.
Het is dus de vraag of bestrijding via bevissing uiteindelijk een haalbare, betaalbare
en afdoende wijze van bestrijden is. Mogelijk dat bestrijding via bevissing op korte
termijn en lokaal kan helpen om een populatie kleiner te krijgen, maar aanvullende
maatregelen via onder meer het versterken van het ecosysteem zullen waarschijnlijk
noodzakelijk zijn om de populatie structureel beheersbaar te maken. Hierbij moet gedacht
worden aan het stimuleren van natuurlijke vijanden van de uitheemse kreeften (predatoren
zoals de fuut, reiger, snoekbaars, paling etc.), het terugbrengen van eutrofiëring
(zoals te hoge fosfaatbelasting) en vlakke oevers. Hier zal nog nader onderzoek naar
moeten plaatsvinden, want ook hier geldt dat dit afhangt van lokale omstandigheden.
Vraag 9
Deelt u de mening dat de wettelijke beperking waardoor alleen beroepsvissers kreeften
mogen vangen een effectieve aanpak van de rivierkreeft door middel van grootschalige
bestrijding in de weg staat? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Er zijn goede redenen om de inzet van vistuig te reguleren. Met beroepsvistuigen kan
per vangtuig in één keer een groot aantal dieren worden onttrokken. Dat kan dan gaan
om kreeften, maar ook om allerlei vissoorten, waar deze vangmiddelen primair voor
zijn bedoeld. Om deze reden is het gebruik van deze vistuigen voorbehouden aan een
afgebakende groep beroepsvissers. Zoals in de beantwoording van vraag 6 is aangegeven,
is de beschikbaarheid van beroepsvissers daarbij op dit moment niet de beperkende
factor. In de toekomst kan dit mogelijk anders liggen, afhankelijk van de mate waarin
bestrijding door wegvissen daadwerkelijk breder gaat worden ingezet. Daarbij zal ook
de weging rond haalbaarheid (is wegvissen in grote watergebieden überhaupt haalbaar?)
en de betaalbaarheid daarvan een rol spelen.
Vraag 10
Welke mogelijkheden ziet u om tot een effectievere aanpak te komen deze beperking
weg te nemen?
Antwoord 10
Zie hiervoor de antwoorden op vragen 6, 8 en 9.
Vraag 11
Bent u bereid om samen met waterschappen en provincies extra geld vrij te maken om
versneld een effectieve aanpak te ontwikkelen waarmee de rivierkreeft bestreden kan
worden?
Antwoord 11
Zoals genoemd onder vraag 2 werkt LNV samen met stakeholders aan de ontwikkeling van
een (kosten)effectieve beheersingsaanpak voor uitheemse rivierkreeften. Op alle deelnemende
partijen wordt een beroep gedaan om bij te dragen, dat kan financieel of op andere
wijze, aan de genoemde hoofdlijnen. Ook het Ministerie van LNV maakt tijd en middelen
vrij voor de ontwikkeling van een beheersingsaanpak, maar de uitvoering van aanvullende
bestrijding financiert LNV niet. Het Ministerie van LNV werkt mee vanuit de systeemverantwoordelijkheid
voor natuur en visserij. Vanuit het natuurbeleid, specifiek de Europese Exotenverordening,
is eerder de keuze gemaakt om bevissing in te zetten als beheersmaatregel tegen uitheemse
rivierkreeften. De soorten zijn al dermate wijd verspreid dat uitroeiing geen haalbare
optie meer is. Grootschalig bestrijden van uitheemse rivierkreeften door wegvangen
lijkt, zeker in open watersystemen, niet een heel haalbare optie. Dit vergt, zoals
ook is gebleken in de proef bij Schieland en Krimpenerwaard, een zeer hoge inzet van
vistuigen en dan nog is het resultaat beperkt. Als andere overheden of partijen om
andere redenen (met het oog op hun beleidsdoelen, zoals bijvoorbeeld de KRW of lokaal
voor de natuurkwaliteit) hier bovenop tot verdergaande bestrijding over willen gaan,
ligt de (financiële) verantwoordelijkheid voor de vormgeving hiervan bij die partijen.
Vraag 12
Is het ook een optie om de registratie tot beroepsvisser gemakkelijker te maken, bijvoorbeeld
door de eis voor het hebben van voldoende viswater voor alleen schaal- en schelpdieren
naar beneden bij te stellen?
Antwoord 12
Het aanpassen van de criteria om als beroepsvisser met beroepsvistuigen te mogen vissen
is geen wenselijke ontwikkeling. Dit zal leiden tot meer beroepsvissers die dan met
alle toegestane beroepsvistuigen mogen gaan vissen en daarmee tot een toename van
de totale visserijdruk op de binnenwateren. Indien op enig moment de huidige inzet
van beroepsvissers voor het wegvangen van kreeft niet meer zou volstaan, ligt het
eerder in de rede om aanvullend specifieke rivierkreeft-bestrijders toe te staan om
met een specifiek vangmiddel (waarmee alleen kreeft kan worden gevangen) de dieren
te gaan bestrijden. Zo’n vangmiddel is nu nog niet voorhanden. Om deze reden is LNV,
samen met het Hoogheemraadschap van Delfland, een traject gestart om te kijken of
tot een dergelijk vangmiddel gekomen kan worden.
Vraag 13
Ziet u daarnaast kans om gebruik te maken van mogelijkheden om ondermaatse kreeft
die beroepsvissers vangen tegen een vergoeding af te laten voeren?
Antwoord 13
Een waterbeheerder of terreinbeheerder die rivierkreeft uit zijn wateren wil laten
verwijderen kan, zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 6, hiervoor de inzet
van beroepsvissers inhuren. Dit kan relatief voordelig omdat de beroepsvisser immers
de marktwaardige kreeft kan verkopen. Voor het opvissen van ook de kleinere (niet
marktwaardige kreeften) kan verder in de inhuursom een prijs worden overeen gekomen.
Vraag 14
Kunnen er wettelijke mogelijkheden worden gecreëerd om na 1 september, wanneer het
seizoen voor aal gesloten wordt, door te kunnen vissen op rivierkreeft?
Antwoord 14
Inzet van fuiken, waarmee ook en in belangrijke mate aal kan worden gevangen, in het
gesloten seizoen ter bescherming van de aalstand is geen goed idee. Inzet van kreeftenkorven
zoals die zijn gedefinieerd in het Reglement voor de Binnenvisserij is echter reeds
toegestaan in de gesloten periode, omdat hiermee geen alen worden bijgevangen. Indien
in de toekomst een specifiek nieuw en selectief vangmiddel beschikbaar zou komen (zie
antwoord vraag 13), dan zou ook hiervoor gelden dat dit zonder problemen voor de aal
in het gesloten aalseizoen kan worden toegepast.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.