Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over ‘Het besluit om de stikstofneerslag verder dan 25 kilometer van de bron niet meer mee te tellen’
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over het besluit om de stikstofneerslag verder dan 25 kilometer van de bron niet meer mee te tellen (ingezonden 2 februari 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 10 mei
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1838.
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat tot januari 2022 de stikstofneerslag van economische activiteiten
met het programma AERIUS berekend kon worden zonder vooraf ingestelde afkapgrens,
waarbij alle neerslag terug kon worden herleid naar de specifieke activiteit?
Antwoord 1
Het kabinet heeft op 9 juli 2021 besloten om de projectbijdrage voor alle typen emissiebronnen
in het kader van toestemmingverlening te berekenen tot een maximale rekenafstand van
25 kilometer. De maximale rekenafstand van 25 kilometer is verwerkt in AERIUS Calculator
2021, die sinds 13 januari 2022 is voorgeschreven in de Regeling natuurbescherming.
In lopende procedures in het kader van toestemmingverlening kon, vooruitlopend op
de implementatie van de maximale rekenafstand in AERIUS Calculator 2021, de maximale
rekenafstand van 25 km per direct vanaf 9 juli 2021 worden toegepast via AERIUS Connect.
Met de vorige versie van dit rekeninstrument, AERIUS Calculator 2020, werd de depositiebijdrage
van andere bronnen dan wegverkeer berekend in heel Nederland zonder maximale rekenafstand,
tot een rekenkundige ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar. Voor wegverkeer werd uitgegaan
van een maximale rekenafstand van 5 kilometer.
Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof beoordeelde het gebruik van AERIUS Calculator
als niet doelgeschikt voor toestemmingverlening, omdat er onder meer sprake was van
een onbalans tussen het gewenste detailniveau van berekenen en de onzekerheid van
het rekenmodel. Op basis van de resultaten van de door het kabinet gevraagde onderzoeken
van RIVM en TNO naar de modeleigenschappen van AERIUS Calculator heeft het kabinet
aanleiding gezien om te komen tot een onderbouwde keuze voor een maximale rekenafstand
van 25 kilometer voor alle depositieberekeningen met AERIUS Calculator in het kader
van toestemmingverlening op grond van de Wet natuurbescherming.
Hiermee wordt de onbalans tussen het gewenste detailniveau van berekenen en onzekerheid
van het rekenmodel verkleind en wordt tegemoet gekomen aan de bevindingen van het
Adviescollege.
Vraag 2
Kunt u in begrijpelijke taal uitleggen waarom u vindt dat per januari 2022 de stikstofverbindingen
die verder dan 25 kilometer van een activiteit neerslaan niet meer terug te herleiden
zijn naar de bron?
Antwoord 2
Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof concludeerde dat de manier waarop projectbijdragen
werden berekend in het kader van toestemmingverlening teveel onzekerheden opleverde.
Ze stelde dat wetenschap en beleid te sterk door elkaar lopen: omdat het technisch
gezien mogelijk is in groot detail te rekenen, wordt dit in het beleidsinstrument
toegepast zonder een goede afweging of de berekening de werkelijkheid weergeeft en
het bijdraagt aan de totale kwaliteit van de berekening. De keuze voor de maximale
rekenafstand van 25 kilometer voor depositieberekeningen met AERIUS Calculator in
het kader van toestemmingverlening op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) is
gebaseerd op technisch-modelmatige argumenten. Deze argumenten betreffen onder meer
de onmogelijkheid van de validatie met metingen van het rekenmodel voor berekende
depositiebijdragen van individuele bronnen op grotere afstanden dan 20 kilometer en
de toename van de onzekerheid in de berekende bijdragen met de afstand.
Met de maximale rekenafstand van 25 kilometer voor alle bronnen is vanuit technisch-modelmatige
overwegingen een balans gevonden tussen de volledigheid en de precisie van de berekende
stikstofdepositie die wordt betrokken in een passende beoordeling. De depositiebijdrage
per hectare van een individueel project buiten 25 kilometer is relatief klein. Het
toerekenen van dusdanig kleine depositieveranderingen op een dergelijke afstand aan
een individueel project is om technisch-modelmatige redenen bezwaarlijk. Het is mogelijk
om de depositiebijdragen van een individueel project te berekenen op afstanden groter
dan 25 kilometer, maar daarbij gaat de volledigheid van de berekening ten koste van
de precisie van het resultaat van de berekening.
Een uitgebreide toelichting op de technisch-modelmatige argumenten voor een maximale
rekenafstand van 25 kilometer is beschreven in het rapport van TNO dat als bijlage
is meegestuurd bij de brief aan uw Kamer over de vervolgacties naar aanleiding van
het eindrapport van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 158).
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat de Europese Habitatrichtlijn een verslechteringsverbod kent
voor alle Natura 2000-gebieden en dat dit in de praktijk betekent dat een activiteit
geen extra stikstofneerslag mag veroorzaken op een Natura 2000-gebied dat reeds met
stikstof overbelast is?
Antwoord 3
Inderdaad kent de Habitatrichtlijn een verslechteringsverbod voor alle Natura 2000-gebieden
(artikel 6, tweede lid). Dit betekent dat lidstaten passende (preventieve) maatregelen
moeten treffen die nodig zijn om verslechteringen te voorkomen. Nederland geeft hier
onder meer uitvoering aan met de structurele aanpak stikstof die de volgende elementen
omvat:
– resultaatsverplichtende omgevingswaarden voor het verminderen van de totale depositie
van stikstof op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
– een programma stikstofreductie en natuurverbetering met passende bron- en natuurmaatregelen
om te voldoen aan de omgevingswaarde en om de instandhoudingsdoelstellingen voor de
Natura 2000-gebieden te verwezenlijken;
– periodieke monitoring en bijsturing van de maatregelen en het programma in zijn integraliteit
en rapportage daarover.
De structurele aanpak stikstof is aanvullend op de al eerder vastgestelde bron- en
natuurmaatregelen (zoals beheerplanmaatregelen en PAS-herstelmaatregelen) en de reeds
bestaande gebiedsgerichte monitoring en bijsturing.
Het verslechteringsverbod staat niet gelijk aan het verbod dat een activiteit geen
extra stikstofneerslag mag veroorzaken op een Natura 2000-gebied dat reeds met stikstof
overbelast is. Want dat de stikstofdepositie op een aantal habitattypen toeneemt terwijl
de kritische depositiewaarde al wordt overschreden, betekent niet per definitie dat
de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden worden aangetast. Dit is vaste
jurisprudentie van de Raad van State.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat het voor de verlening van natuurvergunningen niet relevant is
of een toename van de stikstofdepositie op een bepaalde afstand nog met zekerheid
is toe te schrijven aan een specifiek project, maar dat beoordeeld moet worden of
met wetenschappelijk zekerheid is uit te sluiten dat een project significante effecten
heeft op Natura 2000-gebieden, ongeacht de afstand tot het project?1
Antwoord 4
Er mag voor het verlenen van een natuurvergunning geen redelijke wetenschappelijke
twijfel bestaan over de conclusie dat significante effecten als gevolg van de te vergunnen
activiteit zijn uitgesloten.
Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof concludeerde dat de manier waarop projectbijdragen
werden berekend in het kader van toestemmingverlening schijnzekerheid opleverde. Ze
gaf aan dat wetenschap en beleid te sterk door elkaar lopen: omdat het technisch gezien
mogelijk is in groot detail te rekenen, wordt dit in het beleidsinstrument toegepast
zonder rekening te houden met de onzekerheden die inherent zijn aan het rekenmodel.
In het kader van de maximale rekenafstand van 25 kilometer is technisch-modelmatig
onderbouwd (balans tussen volledigheid en precisie van stikstofberekeningen) dat een
berekende projectbijdrage voorbij een afbakening niet meer redelijkerwijs toerekenbaar
is aan een project. Een eventuele depositiebijdrage buiten deze afstand hoeft dan
ook niet betrokken te worden in de passende beoordeling van een project.
Het kabinet heeft dan ook vertrouwen in de onderbouwing van de maximale rekenafstand.
Het is uiteindelijk aan de rechter om hierover een oordeel te geven.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat op een afstand van 20 kilometer van de uitstootbron slechts
30% van de ammoniak (voornamelijk uit de landbouw) is neergeslagen en slechts 10%
van de stikstofoxiden (voornamelijk uit de industrie en verkeer)? Zo ja, waarom telt
u het overgrote deel van de stikstofneerslag niet meer mee?2
Antwoord 5
Gemiddeld slaat ongeveer twee derde van de totale stikstofemissies (NH3 en NOx) van Nederlandse bronnen buiten Nederland neer (Bron: RIVM-briefrapport 2021–0200).
Voor de ammoniakemissies (NH3) geldt dat ongeveer 47% van de Nederlandse ammoniakemissies buiten Nederland neerslaat.
Voor stikstofoxiden (NOx) is dit ongeveer 88%.
Voor het deel dat neerslaat in Nederland geldt dat gemiddeld 50% van de stikstofemissie
van een bron binnen een straal van 25 kilometer deponeert en 50% daarbuiten. Deze
fracties geven een gemiddelde inschatting voor een groot aantal bronnen. Met mijn
brief van 9 juli 2021 en de daarbij behorende bijlagen heb ik uw kamer hierover geïnformeerd
(Kamerstuk 35 334, nr. 158). De hoogste depositie per hectare per jaar treedt op vlakbij een bron. Voor een
individuele bron geldt dat het percentage van de emissies NOx en NH3 dat zich verder verspreidt dan 25 kilometer onder meer afhankelijk is van de locatie,
de stof en de emissiekarakteristieken zoals schoorsteenhoogte en warmte-inhoud. Deze
depositie buiten de 25 kilometer van een bron is in de meeste gevallen lager dan 0,005
mol per hectare per jaar.
De maximale rekenafstand van 25 kilometer geldt voor depositieberekeningen van individuele
projecten in het kader van de toestemmingverlening. Voor de berekening van de totale
stikstofdepositie geldt de maximale rekenafstand niet. De maximale rekenafstand heeft
daarom geen invloed op de bepaling van de totale depositie, bijvoorbeeld in het kader
van de monitoring van de stikstofaanpak.
Vraag 6
Deelt u de zorg dat u het grootste deel van de stikstofneerslag op papier niet meer
meetelt, waardoor de natuur in werkelijkheid verder achteruit kan gaan?
Antwoord 6
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 zijn de depositiebijdragen van projecten
op afstanden groter dan 25 kilometer niet buiten beeld. De depositiebijdragen van
activiteiten buiten de 25 kilometer zijn onderdeel van de totale deposities waarvoor
de overheid verantwoordelijk is om maatregelen te treffen die nodig zijn de verwezenlijking
van de instandhoudingsdoelstellingen en passende matregelen ter voorkoming van verslechtering
van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten.
De raming van deze totale deposities op basis waarvan het huidige structurele pakket
aan maatregelen is bepaald, is gebaseerd op emissieramingen van het Planbureau voor
de Leefomgeving waarin verwachte economische en maatschappelijke activiteiten meegenomen,
inclusief activiteiten (projecten) waarover nog een toestemmingsbesluit moet worden
genomen.
Hoewel de emissieramingen een plausibele inschatting beogen te geven van de ontwikkeling,
zijn daar onzekerheden aan verbonden. Dat is inherent aan prognoses en modelberekeningen
voor toekomstige situaties. Daarom heeft het kabinet besloten extra passende maatregelen
te treffen in de vorm van extra bronmaatregelen, als extra waarborg om te voorkomen
dat het totaal aan deposities, inclusief de projectbijdragen buiten de maximale rekenafstand,
leidt tot (lokale) verslechtering van beschermde natuurwaarden in Natura 2000-gebieden.
Vraag 7
Welk belang wordt hiermee gediend? Hoe is de natuur hierbij gebaat?
Antwoord 7
Met de maximale rekenafstand van 25 kilometer is tegemoetgekomen aan de bevindingen
van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof: de onbalans tussen het gewenste
detailniveau van berekenen en onzekerheid van het rekenmodel op grote afstand is verkleind
en de ongelijke behandeling van verschillende typen emissiebronnen is beëindigd.
De maximale rekenafstand heeft niet als doel de natuur te verbeteren. Daarvoor heeft
het kabinet de structurele aanpak stikstof vastgesteld, met onder meer een pakket
aan bron- en natuurmaatregelen.
Vraag 8
Beaamt u dat het kunstmatig stellen van een afkapgrens waarbuiten geen rekening meer
gehouden hoeft te worden met stikstof, vragen is om nieuwe rechtszaken, waarbij de
rechtsgeldigheid van bedrijfsuitbreidingen of nieuwe activiteiten terecht op het spel
staat?
Antwoord 8
Op basis van de resultaten van de onderzoeken van RIVM en TNO naar de modeleigenschappen
heeft het kabinet aanleiding gezien om tot een onderbouwde keuze te komen voor een
maximale rekenafstand van 25 kilometer in het kader van toestemmingverlening.
Bij deze maximale rekenafstand is rekening gehouden met de op basis van de meest recente
jurisprudentie geldende cumulatieve randvoorwaarden voor het vaststellen van een afbakening
voor stikstofdepositie van verschillende emissiebronnen:
– Er is technisch modelmatig onderbouwd (balans tussen volledigheid en precisie van
stikstofberekeningen) dat een berekende projectbijdrage voorbij een afbakening niet
meer redelijkerwijs toerekenbaar is aan een project, en
– Binnen die afbakening treft de initiatiefnemer van een project voor zover nodig maatregelen
ten behoeve van de mitigatie van de stikstofdepositie, en
– Er is verzekerd dat, waar nodig, passende maatregelen getroffen worden om een verslechtering
van stikstofgevoelige habitats (in Natura 2000-gebieden) als gevolg van de totale
stikstofdepositie, dat wil zeggen inclusief die buiten de gehanteerde projectafbakening,
te voorkomen.
Het kabinet heeft dan ook vertrouwen in de onderbouwing van de maximale rekenafstand.
Het is uiteindelijk aan de rechter om hierover een oordeel te geven.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat vooral de industrie hiervan zal gaan profiteren (en in mindere
mate boeren), omdat de industrie voornamelijk stikstofoxiden uitstoot, die veel verder
weg neerslaan, waarmee de industrie dus de grootste baten heeft bij een kunstmatige
afkapgrens?
Antwoord 9
Nee, dat kan ik niet bevestigen. De depositiebijdrage per hectare per jaar van een
individueel project is buiten 25 kilometer relatief klein. Dit geldt voor zowel agrariërs
als de meeste industriële activiteiten.
Bij een maximale rekenafstand van 25 kilometer zal een initiatiefnemer emissiereducerende
maatregelen moeten treffen voor de depositie die zijn project veroorzaakt op Natura
2000-gebieden binnen die straal van 25 kilometer. Bij relatief grote projecten zullen
in beginsel meer effectieve mitigerende maatregelen vereist zijn.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat bijvoorbeeld de RWE in de Eemshaven volgens AERIUS stikstofneerslag
veroorzaakt in meer dan 40 overbelaste Natura 2000-gebieden en dat 98,6% van de stikstofuitstoot
van Tata Steel IJmuiden neerslaat buiten de 25 kilometergrens, maar dat al deze uitstoot
niet meer meetelt door de afkapgrens?3
4
Antwoord 10
De maximale rekenafstand geldt bij toestemmingverlening voor nieuwe initiatieven.
Bijvoorbeeld indien Tata Steel een vergunning aanvraagt voor een nieuwe activiteit
of voor een wijziging van de bestaande activiteiten op de eigen locatie. De maximale
rekenafstand geldt dus alleen voor het vaststellen van projecteffecten. De stikstofeffecten
buiten de 25 km zijn niet buiten beeld, zie ook antwoord op vraag 6. Daarnaast onderzoekt
het kabinet de mogelijkheid om in de individuele vergunningverlening een bijdrage
te vragen als passende maatregel voor effecten voor extra emissiereductie.
Vraag 11
Kunt u bevestigen dat u in antwoord op eerdere Kamervragen stelt dat de stikstofneerslag
die niet meer tot een specifieke activiteit zal worden gerekend door de afkapgrens,
in de projectdeken terecht zal komen? Kunt u bevestigen dat de overheid verantwoordelijk
wordt voor de mitigatie en compensatie van de projectdeken?5
Antwoord 11
Ik kan bevestigen dat de overheid verantwoordelijk is voor de passende maatregelen
ter voorkoming van eventuele verslechtering door depositie op grotere afstand dan
de maximale rekenafstand. Zie ook het antwoord op vraag 6 en vraag 9.
Vraag 12
Beaamt u dat u hiermee de kosten voor mitigatie en compensatie van de neerslag buiten
de 25 kilometer – als dit al plaatsvindt – verschuift van de initiatiefnemer naar
de belastingbetaler? Zo ja, waarom kiest u hiervoor en vindt u het rechtvaardig dat
de vervuiler hier niet langer betaalt, maar de burger?
Antwoord 12
Nee, dat beaam ik niet. Een initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het treffen van
de benodigde mitigerende maatregelen om aantasting van de natuurlijke kenmerken van
Natura 2000-gebieden als gevolg van het project te voorkomen. De lidstaat (rijk en
provincies) is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen
(art. 6, eerste lid, Habitatrichtlijn) en passende maatregelen (preventief) ter voorkoming
van verslechtering van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten (art.
6, tweede lid, Habitatrichtlijn). De maximale rekenafstand van 25 kilometer kan gevolgen
hebben voor de mitigerende maatregelen die een initiatiefnemer moet treffen. Voor
projecten met een verkeersaantrekkende werking, zoals grote woningbouwprojecten en
rijks- en provinciale infrastructuurprojecten, leidt een maximale rekenafstand van
25 kilometer mogelijk tot een grotere mitigatieopgave dan in de situatie met een maximale
rekenafstand van 5 km. Voor een beperkt aantal andere projecten betekent de maximale
rekenafstand van 25 kilometer mogelijk een kleinere mitigatieopgave ten opzichte van
de situatie waarbij geen maximale rekenafstand geldt.
Dit betekent echter niet automatisch dat door de overheid meer maatregelen moeten
worden getroffen om de bestaande overbelasting als gevolg van de totale deposities
weg te nemen. Om de volgende redenen:
– Bij het vaststellen van de totale deposities op basis waarvan het huidige structurele
pakket aan maatregelen is bepaald, is rekening gehouden met nieuwe activiteiten en
wijziging van bestaande activiteiten: de effecten van toekomstige activiteiten (projecten)
zijn verdisconteerd in de emissieramingen van het PBL die gebruikt zijn voor berekening
van de totale deposities.
– De effecten van projectspecifieke mitigerende maatregelen op afstanden groter dan
25 kilometer worden niet betrokken in de passende beoordeling, maar werken wel door
op de totale deposities op afstanden groter dan 25 km. Dit leidt er toe dat in bepaalde
situaties, ook voor andere emissiebronnen dan wegverkeer, meer mitigerende maatregelen
getroffen moeten worden dan in de situatie zonder een maximale rekenafstand van 25
km.
Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheid om in de individuele vergunningverlening
een bijdrage te vragen als passende maatregel voor effecten voor extra emissiereductie.
Ik beschouw deze verdeling van verantwoordelijkheden voor het treffen van maatregelen
tussen initiatiefnemers en overheid als rechtvaardig.
Vraag 13
Wanneer voorziet u de maatregelen te nemen die deze toename van de projectdeken moeten
compenseren? Kunt u bevestigen dat uit stukken die openbaar zijn geworden middels
een WOB-procedure blijkt dat hiervoor € 180 miljoen extra belastinggeld wordt gereserveerd?
Zo ja, hoe rechtvaardigt u het dat de initiatiefnemers van projecten niet zelf voor
deze kosten opdraaien?6
Antwoord 13
De stikstofdepositiebijdrage van projecten buiten de 25 kilometer is onderdeel van
de totale deposities, waarvoor de overheid verantwoordelijk is om maatregelen te treffen
die nodig zijn voor de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen (artikel
6 eerste lid, Habitatrichtlijn) en passende maatregelen (preventief) ter voorkoming
van verslechtering van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten (artikel
6, lid 2, Habitatrichtlijn). Hiertoe is onder meer de huidige structurele aanpak stikstof
met een pakket aan bron- en natuurmaatregelen in gang gezet.
In juli 2021 heeft het vorige kabinet besloten dit pakket aan te vullen. Dit aanvullende
pakket bronmaatregelen is niet bedoeld om de totale landelijke stikstofneerslag buiten
25 kilometer te compenseren, maar vormt een versterking van het pakket aan passende
maatregelen die rijk en provincies nemen als extra waarborg om te voorkomen dat het
totaal aan (achtergrond)deposities, inclusief de projectbijdragen buiten de maximale
rekenafstand, leidt tot verslechtering van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden.
Voor de extra passende maatregelen heeft het vorige kabinet € 150 miljoen gereserveerd.
Verdere besluitvorming over dit aanvullende pakket vindt plaats in aanloop naar de
Voorjaarsnota 2022.
Vraag 14
Wat zal er volgens u gebeuren als bedrijven in bijvoorbeeld de Eemshaven, die met
uw afkapgrens denken te zijn vrijgesteld van de natuurvergunningplicht, hun activiteiten
gaan uitbreiden en vervolgens door natuurorganisaties voor de rechter worden gesleept?
Antwoord 14
Er zijn op dit moment vier gebieden in Nederland waar binnen 25 kilometer afstand
geen (naderend) overbelaste stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden liggen.
Als er geen stikstofaspecten zijn, kan een natuurvergunning alsnog aan de orde zijn
vanwege andere aspecten zoals bijvoorbeeld verstoring. Ook gelden andere eisen: een
activiteit moet bijvoorbeeld planologisch passen en voldoen aan de van toepassing
zijnde milieueisen zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Samen met provincies waarin deze gebieden liggen, volg ik de ontwikkelingen. Ik wil
niet vooruitlopen op rechtszaken die nog niet aanhangig zijn gemaakt.
Vraag 15
Wie draait er voor de kosten op als deze uitbreidingsbesluiten door de rechter worden
vernietigd, omdat ze in strijd zijn met de wetten en regels? Moet de uitbreiding dan
worden teruggedraaid, of draait de belastingbetaler dan weer op voor de kosten voor
legalisatie, zoals nu bij de PAS-melders?
Antwoord 15
Zoals in het antwoord op vraag 8 is aangeven heeft het vorige kabinet naar aanleiding
van het advies van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof en op basis van de
resultaten van het onderzoek van TNO aanleiding gezien om tot een onderbouwde keuze
te komen voor een maximale rekenafstand van 25 kilometer in het kader van toestemmingverlening.
Het kabinet heeft dan ook vertrouwen in de onderbouwing van de maximale rekenafstand.
Mocht de rechter onverhoopt anders oordelen inzake uitbreidingsbesluiten dan zullen
te zijner tijd aan de hand van de uitspraak de gevolgen daarvan worden bezien.
Vraag 16
Denkt u dat u bedrijven een dienst bewijst met deze juridisch onzekere geitenpaadjes?
Denkt u niet dat bedrijven juist snakken naar juridische zekerheid voordat ze investeringen
gaan doen?
Antwoord 16
Zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 17
Bent u bereid het toepassen van de afkapgrens in AERIUS terug te draaien, waardoor
alle stikstofuitstoot van een activiteit weer meegerekend wordt en zo per project
een zorgvuldige afweging gemaakt kan worden van de mogelijke schade die het toebrengt
aan de natuur? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Er is geen aanleiding om de maximale rekenafstand van 25 kilometer voor het berekenen
van stikstofdepositie in het kader van toestemmingverlening terug te draaien.
De maximale rekenafstand van 25 kilometer is gebaseerd op technisch-modelmatige argumenten
waarmee is onderbouwd dat berekende projectbijdragen aan de deposities op meer dan
25 kilometer van de emissiebron niet meer redelijkerwijs toerekenbaar zijn aan een
specifiek project.
Door het Adviescollege meten en berekenen in 2020 is vastgesteld dat het systeem AERIUS
Calculator niet doelgeschikt is voor toestemmingverlening.
Er is volgens het adviescollege sprake van een onbalans tussen het gewenste detailniveau
van berekenen en onzekerheid van het rekenmodel.
Met deze maximale rekenafstand van 25 kilometer is tegemoetgekomen aan de bevindingen
van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof: de onbalans tussen het gewenste
detailniveau van berekenen en onzekerheid van het rekenmodel op grote afstand is verkleind
en de ongelijke behandeling van verschillende typen emissiebronnen is beëindigd. Hiermee
is de meet- en rekensystematiek voor stikstofdepositie in Nederland verbeterd, robuuster
en beter uitlegbaar geworden.
Vraag 18
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gestelde termijn beantwoorden?
Antwoord 18
Een gedegen beantwoording van de vragen heeft meer tijd gekost en daardoor is het
niet gelukt om de vragen binnen de gebruikelijke termijn te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.