Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuik over het bericht 'Halsema: drugseconomie draait op volle toeren, jongeren sneller in zware criminaliteit’
Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Halsema: drugseconomie draait op volle toeren, jongeren sneller in zware criminaliteit» (ingezonden 11 april 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 9 mei
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2609.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Halsema: drugseconomie draait op volle toeren, jongeren
sneller in zware criminaliteit» en met de Regionale Veiligheidsrapportage Amsterdam-Amstelland
(RVR) 2021?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u net als het CDA geschrokken van de bevindingen uit de veiligheidsrapportage,
die het beeld oproepen van een stad die ondermijnd wordt door de drugsmaffia?
Antwoord 2
Elk rapport over drugsproblematiek laat opnieuw zien hoe groot de problemen zijn waar
mee we te maken hebben en hoe urgent het is ze aan te pakken. De aanpak van georganiseerde
criminaliteit is daarom van groot belang voor dit kabinet en zal voor mij de komende
periode topprioriteit zijn. In mijn Kamerbrief van 26 april jl. over de aanpak van
georganiseerde criminaliteit op hoofdlijnen heb ik het belang van een consistente
en samenhangende repressieve en preventieve aanpak benadrukt.2 Ook lokaal kennen de verschillende steden hun eigen aanpak en daarbinnen hun eigen
prioriteiten.
Vraag 3
In hoeverre hebben de conclusies van de rapporteurs u verrast? Hoezeer is de situatie
in Amsterdam exemplarisch voor die in andere Nederlandse gemeenten? Welke factoren
maken de Amsterdamse situatie anders of uniek?
Antwoord 3
Zie ook mijn reactie op vraag 2. Georganiseerde drugscriminaliteit en de ondermijnende
effecten daarvan doen zich op meer plekken voor dan alleen in Amsterdam. Uit onderzoek
en ondermijningsbeelden blijkt wel dat de gemeente Amsterdam een andere en een meer
omvangrijke problematiek kent dan andere gebieden in Nederland. Deze problematiek
kwam onder andere al naar voren in het onderzoeksrapport «de achterkant van Amsterdam»
van Pieter Tops en Jan Tromp.
Factoren die de Amsterdamse situatie anders maken zijn dat Amsterdam fungeert als
belangrijk knooppunt in de drugsindustrie en dat verschillende internationale criminele
groeperingen opereren vanuit onze hoofdstad. Amsterdam is daarmee niet alleen het
financieel centrum van ons land, maar ook het operationeel machtscentrum en financiële
hart van de cocaïnemarkt. Dit maakt dat Amsterdam meer dan andere steden wordt geconfronteerd
met specifieke ondermijnende effecten van de drugscriminaliteit, zoals extreem geweld,
bedreiging, intimidatie en ondermijning van het democratisch gezag.
Amsterdam onderscheidt zich daarnaast vanwege haar sterke internationale karakter
en haar toeristische aantrekkingskracht. Daarmee heeft de stad een aantrekkelijke
positie ten opzichte van andere Nederlandse gemeenten als het gaat om investeringen
van internationale bedrijven in vastgoed. Deze investeringen brengen helaas ook witwasrisico’s
met zich mee. Daarnaast raken branches zoals de horeca en het toerisme ontwricht door
het witwassen van drugsgelden.
Vraag 4
Kunt u, in het licht van de veiligheidsrapportage waaruit blijkt dat criminelen veelvuldig
drugs uit zeecontainers halen in de havens van Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen,
aangeven of het opnemen van de (verruiming van) de strafbaarstelling van uithalers
(138aa Sr) in de wet per 1 januari impact heeft op de hoeveelheid drugs die de havens
van Nederland binnengebracht wordt? Zijn er cijfers en/of signalen beschikbaar waaruit
blijkt dat er sindsdien hogere straffen worden opgelegd dan de € 95 geldboete die
tot 1 januari kon worden opgelegd aan uithalers? Worden er inmiddels gevangenisstraffen
opgelegd conform 138aa Sr?
Antwoord 4
Sinds de inwerkingtreding van de zogenaamde Uithalerswet zijn door de Rechtbank van
Rotterdam meerdere verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 3 tot
6 maanden. Dat is aanzienlijk hoger dan de boete van 95 euro. Dit lijkt tot nu toe
geresulteerd te hebben in een daling van de hoeveelheid aangetroffen uithalers in
de haven van Rotterdam. Het positieve effect van de nieuwe maatregel is daarmee duidelijk
aanwezig in de haven van Rotterdam. Het is echter lastig aan te tonen in hoeverre
een specifieke maatregel effect heeft op de totale omvang van drugstransport in dergelijke
grote havens. Cijfers omtrent drugstransport zijn bovendien gebaseerd op aangetroffen
en onderschepte hoeveelheden drugs en niet op de hoeveelheid die daadwerkelijk getransporteerd
wordt. De impact van deze maatregel op de totale drugstransporten in havens is daarom
niet aan te tonen, maar in de praktijk blijkt een positieve impact op de uithalersproblematiek.
Vraag 5
Ziet u net als de burgemeester van Amsterdam dat in bepaalde wijken van grote steden
«parallelle samenlevingen» (zijn) ontstaan, waarin ondermijnende criminaliteit wordt
getolereerd of zelfs gestimuleerd? Welke informatie hebt u hierover? Wat zijn bijvoorbeeld
de kenmerken van dergelijke wijken en zijn deze allemaal bij de overheid in beeld?
Welke maatregelen lopen er om deze parallelle samenlevingen terug te dringen, bijvoorbeeld
op het gebied van preventie om te voorkomen dat jongeren op vroege leeftijd in de
criminaliteit terechtkomen?
Antwoord 5
Ook ik maak me zorgen over de ontwikkelingen in sommige gebieden in Nederland. Die
zorgen ontstaan niet alleen door wat ik van deskundigen en ook de politie en bestuurders
hoor, maar ook door rapportages en monitors die al jarenlang uitgevoerd worden. Ik
noem er een paar: de monitor Jeugdcriminaliteit van het WODC, de Leefbaarometer van
BZK, het Dashboard Zicht op ondermijning, politiedata etc. Doordat deze rapportages
en monitors al jarenlang teruggaan hebben mijn collega’s van OCW, SZW, BZK en ik een
goed beeld van de meest kwetsbare gebieden in Nederland. Kenmerken van kwetsbare wijken
zijn: een relatief laag veiligheidsgevoel van bewoners, een relatief hoog aantal delicten
en relatief veel bewoners met multiproblematiek, zoals schulden, werkloosheid en/of
het hebben van een (licht) verstandelijke beperking. Deze wijken vormen een voedingsbodem
voor georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Hoewel de jeugdcriminaliteit al
jaren gestaag daalt, zien we tegelijkertijd dat het voor sommige jongeren steeds lastiger
wordt de verleidingen van drugscriminaliteit te weerstaan. Het beeld ontstaat dat
jongeren steeds vroeger en sneller geweld gebruiken, naar wapens grijpen en zich keren
tegen de samenleving. En dat is zeer zorgelijk. Er is geen tijd te verliezen. Als
we niks doen komen meer jongeren in de drugshandel terecht en wordt de macht van de
drugsorganisaties in kwetsbare wijken steeds groter.
Om te voorkomen dat jongeren en jongvolwassenen het criminele pad op gaan of daarin
verder afglijden, investeer ik, zoals onlangs aangekondigd, 82 miljoen in preventie
en start ik met een wijkgerichte aanpak in de 15 gemeenten waar de problematiek het
grootst is. Ik sluit daarbij aan bij de geprioriteerde gebieden van het Nationaal
Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Later dit jaar volgen er meer wijken. Er worden
extra inspanningen gepleegd op scholen, bijvoorbeeld met het programma Kapot Sterk
waar kinderen uit groep 8 wordt geleerd sterker te staan tegen de verleiding en aanzuigende
werking van criminaliteit. Lokaal wordt de samenwerking gezocht met ondernemers voor
bijvoorbeeld stages en leer-werkplekken, zodat jongeren een aantrekkelijk toekomstperspectief
geboden wordt. Er wordt geïnvesteerd in jongerenwerk waar risicojongeren samen met
school, ouders en straatcoaches permanent in de gaten worden gehouden en gestimuleerd
worden (verder) te leren of te gaan werken. Die steun en stimulans zijn niet vrijblijvend.
Jongeren die over de schreef gaan, worden dichtbij huis aangepakt, door bijvoorbeeld
de inzet van gebiedsgerichte officieren van justitie die de lokale omstandigheden
en risicogroepen goed kennen. Waar mogelijk zet ik in op wijkrechtspraak, waardoor
meer rekening kan worden aan de lokale mogelijkheden en behoeften voor straf en genoegdoening.
Vraag 6
Beschikken overheden volgens u over voldoende instrumenten om gerichte wapencontroles
te kunnen uitvoeren, waarvan de Amsterdamse driehoek van burgemeester, Openbaar Ministerie
en politie aangeeft dat ermee moet worden doorgegaan? Vindt u dat preventief fouilleren
breder en makkelijker mogelijk gemaakt zou moeten worden, daar uit de veiligheidsrapportage
naar voren komt dat wapenbezit onder jongeren veel voorkomt en er veelvuldig (dodelijke)
steekincidenten plaatsvinden?
Antwoord 6
Om wapenbezit en -gebruik onder jongeren tegen te gaan is het actieplan Wapens en
Jongeren opgesteld.3 In dit gezamenlijke actieplan tegen wapenbezit onder jongeren – waaraan de gemeente
Amsterdam deelneemt – wordt onder meer het inzetten van preventief fouilleren gestimuleerd.
Ik vind preventief fouilleren een belangrijk instrument om het aantal wapens op straat
te verminderen en bij te dragen aan het versterken van het veiligheidsgevoel in het
publieke domein. Momenteel wordt het instrument preventief fouilleren geëvalueerd.
Hierin wordt ook onderzocht of het nuttig zou kunnen zijn het instrument te wijzigen
naar eventuele andere eisen van de tijd. Verschillende zaken, zoals de ervaringen
met de aanwijzingsprocedure, de operationele toepassing in de praktijk, de eventuele
verruiming van preventief fouilleren naar andere voorwerpen (bijvoorbeeld (zwaar)
vuurwerk) en de mogelijkheden voor groeps- en persoonsgerichte toepassing van het
middel, worden in het kader in de evaluatie meegenomen. Overigens kan de burgemeester
op basis van artikel 174b van de Gemeentewet in onvoorziene en spoedeisende situaties
een gebied voor maximaal twaalf uur aanwijzen als een veiligheidsrisicogebied. Voor
deze spoedeisende variant van preventief fouilleren is het niet nodig dat de gemeenteraad
vooraf de bevoegdheid heeft verleend aan de burgemeester.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.