Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Geurts over de berichtgeving dat de woningbouw in gevaar komt door te weinig grind en zand
Vragen van het lid Geurts (CDA) aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de berichtgeving dat de woningbouw in gevaar komt door te weinig grind en zand (ingezonden 5 april 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Minister
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat (ontvangen 28 april 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 2546.
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen «Komt woningbouw in gevaar door te weinig grind en
zand? Provincies geven niet genoeg vergunningen af voor winning» en «Meer bouwen?
Zonder nieuwe vergunningen is het grind straks op»?1
,
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dan wel ontkrachten dat er over vijf jaar in Nederland een tekort
aan zand en grind ontstaat, omdat bestaande vergunningen voor zand- en grindwinningen
niet worden verlengd en nieuwe vergunningen niet worden verstrekt?
Antwoord 2
Om hier een goed beeld van te kunnen vormen, is op mijn verzoek overleg gevoerd met
de branchevereniging Cascade en de provincies Gelderland, Overijssel en Limburg. Uit
dit overleg volgt dat er behoefte is aan een landelijk inzicht in de vraag naar zand
en grind en het aanbod op de midden en lange termijn. Hiervoor wordt op dit moment
een monitoringssysteem opgezet. Dit systeem moet ook antwoord geven op de vraag of
er voldoende vergunningen zijn of worden verleend voor de zand- en grindwinning.
Vraag 3
Deelt u de mening dat Nederland, gezien de hoge woningnood en de grote infrastructurele
ambities, zich geen tekort aan primaire bouwgrondstoffen, zoals zand en grind, kan
permitteren?
Antwoord 3
Ja, uw mening dat de beschikbaarheid van voldoende grondstoffen belangrijk is voor
het realiseren van onze woningbouwopgave en de aanleg van infrastructurele werken
wordt gedeeld. Tegelijkertijd onderstreept dit het belang van samen met de markt toewerken
naar een circulaire economie, juist om minder afhankelijk te zijn van fossiele en
minerale grondstoffen.
Vraag 4
In hoeverre wordt er op dit moment landelijke regie gevoerd op de vergunningsruimte
voor zand- en grindwinningen, en hoe wordt dit nationale grondstoffenbeleid doorvertaald
in de taakstelling van de regionale overheden om de vergunningsruimte te bewaken?
Antwoord 4
Vanaf 2003 is de regie van het Rijk op het winnen van zand en grind afgebouwd en in
2008 beëindigd. Sinds 2003 wordt door het Rijk ook geen «Structuurschema Oppervlakte
Delfstoffen» (SOD) meer uitgebracht. Het ontwikkelen van ontgrondingsprojecten is
vanaf dat moment overgelaten aan de markt, in afstemming met het bevoegde gezag. Voor
de Rijkswateren – exclusief het winterbed van de grote rivieren – is Rijkswaterstaat
het bevoegd gezag en voor de overige delen van Nederland is dit de provincie.
Vraag 5
Klopt het dat de nationale overheid op dit moment geen overzicht heeft van het totaal
aantal vergeven vergunningen voor zand- en grindwinningen? Zo ja, hoe bent u van plan
om dit zo spoedig in kaart te brengen?
Antwoord 5
Na de afbouw van de regie van het Rijk op het winnen van zand en grind in 2003 is
de monitoring door het Rijk nog tot en met 2017 voortgezet. Om het landelijk overzicht
opnieuw te verkrijgen wordt momenteel gewerkt aan het opzetten van een nieuw landelijk
monitoringssysteem.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het de taak is van de rijksoverheid om de zand- en grindwinning
en eventuele tekorten te monitoren, en waar nodig bij te sturen?
Antwoord 6
De rol van het Rijk is om voorwaarden te scheppen waaronder de winning van delfstoffen
betrouwbaar, betaalbaar, ecologisch verantwoord en veilig kan plaatsvinden. Met een
nieuw op te zetten landelijk monitoringssysteem zal worden getoetst of aan de voorwaarden
wordt voldaan en wordt bekeken of de vraag naar en het aanbod van zand en grind op
de midden en lange termijn voldoende op elkaar zijn afgestemd. Bij knelpunten in het
vergunningsverleningsproces voor de zand- en grindwinning overlegt mijn ministerie
samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) met de provincies
Gelderland, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg en branchevereniging Cascade over
mogelijke oplossingen.
Vraag 7
Bent u bereid om bouwgrondstoffenwinning toe te voegen aan de onderwerpen waar aanvullende
Rijksregie en bijbehorend instrumentarium op nodig is? Zo ja, hoe gaat u deze regierol
vormgeven?
Antwoord 7
De regierol op de winning van oppervlaktedelfstoffen ligt op dit moment bij de provincies
en de marktpartijen. Op dit moment is er geen aanleiding om dit te wijzigen. Wel denkt
mijn ministerie graag mee over lange termijn mogelijkheden en strategieën.
Vraag 8
Welk ministerie heeft de primaire verantwoordelijkheid voor het monitoren van bouwgrondstoffenwinning?
Antwoord 8
Het Ministerie van IenW is verantwoordelijk voor het beleid voor de boderm/ondergrond,
waaronder ontgrondingen (vanuit de Ontgrondingenwet). De Minister voor VRO is stelselverantwoordelijk
voor ruimtelijke ordening. Een monitoringsystemen voor de zand- en grindwinning wordt
opgezet door het Ministerie van IenW.
Vraag 9
Heeft u zicht op de export vanuit Nederland van zand en grind? Zo ja, kunt u aangeven
in welke hoeveelheden en naar welke landen dit plaatsvindt? Zo nee, is het niet raadzaam
hier zicht op te krijgen?
Antwoord 9
Nederland was in 2020 een netto importeur van grind en heeft alleen naar België grootschalig
meer zand geëxporteerd dan geïmporteerd. In 2019 werd er 5.4 miljoen ton zand en 137
duizend ton grind geëxporteerd. Hiervan waren de grootste afnemers België, met 4.6
miljoen ton zand en 107 duizend ton grind, en Duitsland met 122 duizend ton zand en
21 duizend ton grind.3 De gegevens hierover worden jaarlijks door het CBS verzameld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.