Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Kat over het artikel ‘Bewindvoerder steelt 160.000 euro van cliënten’
Vragen van het lid Kat (D66) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het artikel «Bewindvoerder steelt 160.000 euro van cliënten» (ingezonden 25 maart 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 26 april 2022). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2421.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Bewindvoerder steelt 160.000 euro van cliënten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Zijn er meer situaties bekend waarbij bewindvoerders dergelijke bedragen van hun cliënten
afhandig hebben gemaakt?
Zo ja, om hoeveel gevallen gaat dit en onder welke rechtbanken vielen deze zaken?
Kunt u een overzicht hiervan geven?
Antwoord 2 en 3
Er zijn helaas meer situaties bekend waarbij een bewindvoerder geld van cliënten heeft
verduisterd. Vanaf 2019 zijn mij drie gevallen bekend waarvan één het onderhavige
geval betreft. De bedragen die hierbij afhandig zijn gemaakt, verschillen.
Deze drie bewindvoerders hadden dossiers die vielen onder het toezicht van de rechtbanken
Limburg, Oost-Brabant, Zeeland-West-Brabant en Rotterdam.
Het lijkt hierbij om incidenten te gaan. Om het in perspectief te plaatsen, is het
van belang om voor ogen te hebben dat er eind 2020 272.000 meerderjarige personen
onder beschermingsbewind stonden. Zoals gezegd, zijn mij vanaf dat jaar slechts drie
gevallen van bewindvoerders bekend waarin misbruik is gemaakt van een benoeming als
bewindvoerder.
Vraag 4
Klopt het dat deze bewindvoerder nog twee jaar door heeft kunnen werken als bewindvoerder
nadat er in 2019 al een tip over deze persoon was ontvangen door de politie?
Antwoord 4
De bewindvoerder waarop deze Kamervragen betrekking hebben, is op 28 augustus 2019
door de kantonrechter van de rechtbank Limburg verhoord nadat kort daarvoor signalen
waren binnengekomen van onregelmatigheden in een zaak waarin deze persoon tot bewindvoerder
was benoemd. Bij beschikking van 28 augustus 2019 – onmiddellijk na het verhoor door
de kantonrechter – is deze bewindvoerder door de kantonrechter van de rechtbank Limburg
geschorst in alle zaken waarin deze persoon tot bewindvoerder was benoemd en waarover
de rechtbank Limburg het toezicht uitoefende. Bij beschikking van 3 september 2019
is deze bewindvoerder vervolgens door de kantonrechter van de rechtbank Limburg ambtshalve
ontslagen als bewindvoerder in alle zaken waarover de rechtbank Limburg het toezicht
uitoefende, onder gelijktijdige benoeming van opvolgend bewindvoerders. De kantonrechter
van de rechtbank Limburg heeft meteen op 28 augustus alle andere rechtbanken van de
schorsing en op 3 september van het ontslag op de hoogte gesteld zodat de overige
rechtbanken in de zaken waarin deze bewindvoerder was benoemd gelijksoortige maatregelen
konden treffen.
Na het ontslag op 3 september 2019 is deze bewindvoerder niet meer werkzaam geweest
als bewindvoerder. Het is dus niet juist dat deze bewindvoerder na de melding in 2019
nog twee jaar als bewindvoerder heeft kunnen doorwerken. Dat de aangifte tegen deze
bewindvoerder pas later is gedaan heeft te maken met de inventarisatie van de schade
door de opvolgend bewindvoerders.
Vraag 5
Zijn er in de afgelopen jaren officiële aangiften gedaan over malafide bewindvoering?
Zo ja, hoeveel?
Antwoord 5
De Raad voor de rechtspraak heeft mij laten weten dat tegen de bewindvoerder waarop
deze Kamervragen betrekking hebben, op 9 juli 2020 door de teamvoorzitter van het
team Toezicht namens het bestuur van de rechtbank Limburg aangifte is gedaan bij de
politie. Ook tegen de andere twee bewindvoerders die in het antwoord op de vragen
2 en 3 zijn genoemd, is namens het bestuur van de rechtbank Limburg bij de politie
aangifte gedaan.
Hoe vaak door cliënten aangifte is gedaan tegen bewindvoerders is niet bekend, omdat
de politie en het Openbaar Ministerie niet registreren op beroepsgroep of het beroep
van de verdachte.
Vraag 6
Op welke wijze geeft de politie dergelijke signalen door aan de rechter-commissaris
die is belast met het toezicht op de bewindvoering?
Antwoord 6
Dat het geld van een cliënt niet goed wordt beheerd of zelfs van hem wordt gestolen
wordt door medewerkers van het team Toezicht van de rechtbank zelf geconstateerd of
komt als signaal via andere weg bij het team Toezicht terecht, bijvoorbeeld via klachten
van de betrokkene of diens naaste familie of via een bank die vreemde overboekingen
constateert op de bankrekening van de bewindvoerder. De kantonrechter (en niet de
rechter-commissaris2) die belast is met het toezicht op bewindvoering bij onderbewindstelling treedt bij
dergelijke constateringen of signalen onmiddellijk op en kan zo nodig maatregelen
nemen tegen de bewindvoerder, zoals ook in het onderhavige geval is gebeurd en is
toegelicht in antwoord op vraag 4.
Bij een vermoeden dat geld van de cliënt wordt gestolen kan de cliënt of diens naaste
familie hiervan aangifte doen bij de politie. Een aangifte tegen een bewindvoerder
voor het vermoeden van fraude wordt behandeld net als andere aangiften. De politie
start onder leiding van een officier van justitie een opsporingsonderzoek dat na afronding
daarvan wordt doorgezet naar het Openbaar Ministerie. De politie en het Openbaar Ministerie
maken hiervan geen melding bij de kantonrechter die toezicht houdt op bewindvoerders,
omdat, zoals hiervoor in antwoord op vraag 5 vermeld, de politie en het Openbaar Ministerie
niet registreren op beroepsgroep of het beroep van de verdachte.
Vraag 7
In hoeverre ziet de kantonrechter actiever erop toe dat de bewindvoerder voldoende
inspanning levert om zijn cliënten een schuldenvrije toekomst te bezorgen, zoals geadviseerd
door de Nationale ombudsman in het rapport Hindernisbaan zonder finish?
Antwoord 7
Het rapport van de Nationale ombudsman betreft een onderzoek naar knelpunten in de
toegang tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), waarbij een onderscheid
wordt gemaakt tussen de drie soorten van schuldhulp: het minnelijk traject via de
gemeentelijke schuldhulpverlening, het wettelijk traject (Wsnp) via de rechtbank en
het schuldenbewind via de kantonrechter.
De belangrijkste taak van de bewindvoerder, zo merkt de Nationale ombudsman ook in
zijn rapport op, is het stabiliseren van de financiële situatie van de cliënt (het
beheren van de inkomsten en uitgaven, het uitkeren van leefgeld, aanspraak maken op
basisvoorzieningen, onderhandelen met schuldeisers). Het schuldenbewind levert cliënten
op zichzelf nog geen schuldenvrije toekomst op, maar geeft cliënten rust omdat het
hen bescherming biedt tegen (nieuwe) schuldeisers.3 Daarnaast heeft de bewindvoerder tot taak om zijn cliënt – zodra dit mogelijk is
– door te geleiden naar het minnelijk of wettelijk traject. Het actief doorgeleiden
naar de schuldhulpverlening of naar de Wsnp voor het toewerken naar een schuldenvrije
toekomst is een inspanningsverplichting van de bewindvoerder. De bewindvoerder moet
hierover periodiek (in beginsel jaarlijks) verantwoording afleggen aan de kantonrechter.
Aan de hand van de rekening en verantwoording ten overstaan aan de kantonrechter,
waarbij de bewindvoerder een overzicht verstrekt van het inkomen, de uitgaven, bezittingen,
vorderingen en schulden van de cliënt in het voorafgaande jaar, wordt door de kantonrechter
gemonitord of de bewindvoerder zijn taken als een goed bewindvoerder vervult.
De Nationale ombudsman constateert in zijn rapport dat het aantal schuldenbewinden
sterk is gestegen door de lage uitstroom uit schuldenbewind doordat veel cliënten
te lang blijven in de stabilisatiefase. In de afgelopen tijd is de uitstroom uit schuldenbewind
naar het gemeentelijk en/of wettelijk traject op verschillende fronten bevorderd.
Per 1 januari 2021 – met de inwerkingtreding van de Wet adviesrecht gemeenten bij
schuldenbewind4 – kan een schuldenbewind alleen nog voor een bepaalde tijdsduur worden opgelegd.
De tijdelijkheid van schuldenbewind dwingt de betrokken bewindvoerder om de cliënt
voldoende actief door te geleiden naar de schuldhulpverlening voor een schuldhulpregeling
of eventueel daarna naar de Wsnp. De kantonrechter kan hierdoor ook op kortere termijn
erop toezien of de noodzaak tot voortzetting van het bewind nog bestaat. Voorts is
de afgelopen jaren door bewindvoerders en gemeenten – onder meer door het sluiten
van convenanten – geïnvesteerd in nauwere samenwerking ten behoeve van het eerder
kunnen uitstromen naar het minnelijk traject. Verder wordt gewerkt aan een betere
aansluiting tussen het gemeentelijke schuldhulpverleningstraject en de Wsnp waarmee
ook burgers die onder schuldenbewind staan worden geholpen om eerder uit hun problematische
schuldensituatie te komen.5 Met een bewindvoerder aan hun zijde die de financiële situatie stabiliseert en de
administratie op orde brengt en houdt, hebben burgers in principe meer kans om toegelaten
te worden tot het minnelijk of wettelijk traject.6
Vraag 8
Klopt het dat deze bewindvoerder in totaal 26 cliënten geld afhandig heeft gemaakt?
Antwoord 8
Van de Raad voor de rechtspraak heb ik vernomen dat door de rechtbank Limburg in totaal
35 dossiers zijn aangetroffen met vermoedens van financiële onregelmatigheden door
deze bewindvoerder. Hierbij zijn de dossiers van gehuwde of samenwonende koppels wiens
goederen onder bewind zijn gesteld afzonderlijk van elkaar geteld.
Van de politie heb ik begrepen dat van 26 cliënten door de politie elk afzonderlijk
aangifte tegen deze bewindvoerder is opgenomen. Door de afzonderlijke aangiften kunnen
al deze cliënten zich als benadeelde partij in het strafproces voegen en binnen de
mogelijkheden van het strafproces hun schade op de verdachte bewindvoerder verhalen.
Vraag 9
Welke mogelijkheden hebben deze cliënten om het hen afhandig gemaakte geld terug te
krijgen van de malafide bewindvoerder?
Antwoord 9
Als een bewindvoerder niet de zorg van een goed bewindvoerder betracht en zijn cliënt
schade berokkent, is hij hiervoor aansprakelijk. De cliënt, maar ook zijn naaste familie,
kan de kantonrechter verzoeken om de bewindvoerder te ontslaan. De kantonrechter kan
de bewindvoerder ook ambtshalve ontslaan naar aanleiding van klachten of signalen
van financiële onregelmatigheden in een dossier. De kantonrechter kan de bewindvoerder
in één of enkele zaken ontslaan, maar kan ook maatregelen nemen in alle dossiers waarin
de bewindvoerder optreedt. Aan het indienen van een verzoek tot ontslag van de bewindvoerder
zijn voor de cliënt geen kosten verbonden.
Als de bewindvoerder wordt ontslagen, moet hij een eindafrekening en -verantwoording
opmaken. Wanneer de cliënt of opvolgend bewindvoerder bezwaar heeft tegen de eindafrekening
en -verantwoording, kan de rechter de schade vaststellen die de ontslagen bewindvoerder
aan de cliënt heeft berokkend, bijvoorbeeld doordat de bewindvoerder geld van de cliënt
heeft gestolen. De rechter kan dan de opvolgend bewindvoerder de opdracht geven om
de schade te verhalen op de ontslagen bewindvoerder.
Als de cliënt aangifte tegen de bewindvoerder heeft gedaan en de bewindvoerder door
het Openbaar Ministerie wordt vervolgd, kan de cliënt er ook voor kiezen zich in het
strafproces als benadeelde partij te voegen en schadevergoeding vorderen.
Vraag 10
Wat is de voortgang op het aanscherpen van de richtlijnen voor bewindvoering, zoals
verzocht in de motie Kat c.s. (Kamerstuk 35 925-XV, nr. 50)?
Antwoord 10
De motie Kat c.s. van 2 december 2021 verzoekt de regering in het Landelijk platformoverleg
schuldenbewind, waar bewindvoerders, gemeenten, rechtspraak en de ministeries van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en van Justitie en Veiligheid (JenV) vertegenwoordigd
zijn, te bezien of de gestelde eisen aan bewindvoerders voldoende zijn en hierbij
de ervaring van personen die onder bewindvoering hebben gestaan te betrekken en zo
te bezien of er verdere eisen nodig zijn. In het Coalitieakkoord 2021–2025 «Omzien
naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» staat dat strengere eisen aan beschermingsbewindvoerders
worden gesteld.
Voordat ik op de motie en de maatregel in het Coalitieakkoord inga, wil ik eerst benadrukken
dat er in de beroepsgroep van bewindvoerders heel veel betrokken professionals zijn
die zich met hart en ziel inzetten voor mensen die zich in een kwetsbare financiële
situatie bevinden. Mensen voor wie bewind is ingesteld, omdat zij tijdelijk of duurzaam
niet in staat zijn hun eigen financiële zaken naar behoren waar te nemen, zijn afhankelijk
van degene die hen ondersteunt en moeten blind op hem kunnen vertrouwen bij het beheren
van hun geld. Goed toezicht op bewindvoerders is daarom van essentieel belang en wordt
geborgd aan de hand van wettelijke kwaliteitseisen en het rechterlijke toezicht daarop.
Sinds 1 april 2014 moeten professionele kandidaat-bewindvoerders voldoen aan de eisen
van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren.7 Professionele kandidaat-bewindvoerders komen alleen voor benoeming in aanmerking
als zij voldoen aan deze kwaliteitseisen. Het gaat om eisen over werving, opleiding,
scholing en begeleiding, omgang met cliënten, het plan van aanpak, klachtenregeling,
dossiervorming, bedrijfsvoering en eisen ter voorkoming van belangenverstrengeling.
Per 1 januari 2022 zijn de opleidingseisen en de eisen met betrekking tot het plan
van aanpak aangescherpt. Voor de toets aan de kwaliteitseisen heeft de rechtspraak
het Landelijk Kwaliteitsbureau (LKB) opgericht. Om als professionele bewindvoerder
benoemd te kunnen worden, moeten kandidaten bij het LKB een toelatingsverzoek indienen.
Eenmaal benoemd moeten bewindvoerders bij het LKB jaarlijks een handhavingsverzoek
indienen. Naast het toelatings- en jaarlijks handhavingsverzoek houdt de kantonrechter
die de bewindvoerder heeft benoemd toezicht op het functioneren van de bewindvoerder.
Het toezicht vindt plaats aan de hand van de jaarlijkse rekening en verantwoording
die de bewindvoerder aan zijn cliënt ten overstaan van de kantonrechter aflegt en
het periodieke verslag van het verloop van het bewind dat de bewindvoerder aan de
kantonrechter doet.
Met de kwaliteitseisen is het mogelijk geworden om een deel van de potentieel slecht
functionerende bewindvoerders buiten de deur te houden. De jaarlijkse controle door
het LKB en het rechterlijk toezicht dragen er voorts aan bij dat eenmaal benoemde
bewindvoerders die tekort schieten in de kwaliteit en de integriteit anders dan van
hen verwacht mag worden, de mogelijkheid wordt ontnomen om als bewindvoerder te blijven
optreden.
In het Landelijk platformoverleg dat eind januari 2022 heeft plaatsgevonden hebben
de vertegenwoordigers van de ministeries van SZW en JenV de maatregel in het Coalitieakkoord
waaraan de motie Kat c.s. ten grondslag lijkt te liggen, onder de aandacht van de
overige deelnemers gebracht. In het platformoverleg zal dit onderwerp op de agenda
blijven staan en verder worden uitgewerkt, waarbij een belangrijk punt van bespreking
is het verkrijgen van de inbreng van personen die onder bewind hebben gestaan.
Daarnaast ga ik, mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
met de rechtspraak – ter uitvoering van de maatregel in het Coalitieakkoord en de
daaraan ten grondslag liggende motie – in gesprek over mogelijkheden om het toezicht
op het functioneren van bewindvoerders verder te borgen. Ook ga ik met de rechtspraak
en de brancheorganisaties van bewindvoerders in gesprek om te inventariseren in welk
opzicht de kwaliteitseisen aan professionele bewindvoerders en het rechterlijk toezicht
daarop verder aangescherpt kunnen worden om de kwaliteit die van bewindvoerders verwacht
mag worden te borgen.
Een belangrijk aspect van goede ondersteuning bij schuldenbewind door een bewindvoerder
is verder, voor zover dat in de situatie van de betrokkene mogelijk is, de tijdige
doorverwijzing van de cliënt naar de gemeentelijke schuldhulpverlening voor het oplossen
van de schulden. Dit vereist een goede afstemming en samenwerking tussen bewindvoerders
en gemeenten. Zoals is vermeld in antwoord op vraag 7 is hierin de afgelopen jaren
geïnvesteerd. Sommige gemeenten werken met convenanten waarin wederzijdse afspraken
zijn opgenomen over de samenwerking bij schuldenbewind, maar in sommige gemeenten
verloopt de samenwerking minder soepel. De financieringssystematiek van bewindvoering
via de bijzondere bijstand wanneer de cliënt de kosten van zijn bewindvoerder niet
zelf kan dragen en de beloning voor bewindvoerders worden door gemeenten en brancheverenigingen
van bewindvoerders vaker genoemd als belemmerende factor voor effectieve samenwerking.
Daarom wordt in opdracht van het Ministerie van SZW en in overleg met het Ministerie
van JenV een onderzoek verricht naar hoe wijzigingen in de financierings- en beloningssystematiek
kunnen bijdragen aan verbetering van de samenwerking tussen beide partijen. De resultaten
van dit onderzoek worden na de zomer verwacht en daarover zal uw Kamer te zijner tijd
over worden geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.