Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het uitvoeringsbesluit WEB , houdende maatstaven voor studiesucces in het mbo
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 506
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 april 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de
brief van 1 april 2022 over de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het
uitvoeringsbesluit WEB, houdende maatstaven voor studiesucces in het mbo (Kamerstuk
31 524, nr. 505).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 april 2022 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 20 april 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
2
II
Reactie van Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
3
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang inzake het ontwerpbesluit
tot Wijziging van het uitvoeringsbesluit WEB, houdende maatstaven voor studiesucces
in het mbo. Zij hebben nog enkele vragen die zij willen voorleggen aan de Minister.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het zeer belangrijk is dat alle studenten
kwalitatief goed onderwijs ontvangen. Kan de Minister toelichten welke extra stappen
hij gaat zetten om studiesucces voor elke student te bewerkstelligen? Op welke wijze
draagt dit ontwerpbesluit daaraan bij? Tot slot vragen zij welke implicaties dit wetsvoorstel
heeft voor niet-bekostigde opleidingen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
ontwerpbesluit. Deze leden steunen de voorgenomen wijzigingen van het uitvoeringsbesluit
WEB, naar aanleiding van het amendement Bisschop, Van Meenen en Rog, waarin regels
opgesteld worden hoe studiesucces gemeten en beoordeeld kan worden. Tevens hebben
deze leden nog een enkele vraag.
Maatwerksituaties, entree- en niet-bekostigde opleidingen
De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe vaak het voorkomt dat studenten
die zich in willen schrijven voor een entreeopleiding geweerd worden omdat ze al een
schooldiploma bezitten. Tevens vragen zij om welke diploma’s dit dan met name gaat.
Hoe vaak gaan studenten en/of ouders in bezwaar vanwege het genoemde tweede lid waardoor
studenten wel toelaatbaar zijn, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
ontwerpbesluit. Zij onderschrijven het grote belang dat de Minister hecht aan kwalitatief
goed onderwijs voor iedere student en voor de samenleving als geheel en onderkennen
dat in dit verband het laagste inspectie-oordeel over de kwaliteit van middelbaar
beroepsonderwijs als «zeer zwak» goed moet worden geborgd. Een bekostigde beroepsopleiding
wordt voortaan zeer zwak genoemd indien niet alleen het studiesucces daar onvoldoende
is, maar ook de zorgplicht inzake het onderwijsprogramma en de examinering, de beroepspraktijkvorming
of de regels op het gebied van veiligheid daar onvoldoende worden uitgevoerd. De leden
vragen wat de consequenties worden wanneer het beroepsopleidingen betreft die niet
bekostigd worden. Vindt de Minister het in zulke gevallen acceptabel dat jongeren
zonder startkwalificatie hun opleiding afsluiten? De Minister vermeldt ook dat dit
besluit geen gevolgen heeft voor Caribisch Nederland, omdat de Wet educatie en beroepsonderwijs
BES geen wettelijke opdracht kent om normen voor studiesucces vast te stellen in de
regelgeving. Kan de Minister nader toelichten welke overwegingen hieraan ten grondslag
liggen? Geeft de Minister op enige andere wijze gestalte aan het grote belang dat
toch ook hij zal hechten aan kwalitatief goed beroepsonderwijs op Caribisch Nederland?
Tot slot vragen zij welke waarborgen hij daartoe in bouwt.
II Reactie van Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ik dank de leden van de fracties van D66, CDA en Partij van de Arbeid voor hun schriftelijke
inbreng naar aanleiding van het overgelegde ontwerpbesluit studiesucces mbo. Op hun
vragen geef ik hierna antwoord.
De leden van de D66-fractie vragen welke extra stappen ik ga zetten om studiesucces
voor elke student te bewerkstelligen. Onderwijskwaliteit beschouw ik als een prioritair
thema voor de komende jaren. Er loopt vanuit mijn ministerie een traject om met de
mbo-sector tot een brede werkagenda voor het mbo te komen. Een onderdeel daarvan is
het stimuleren van de onderwijskwaliteit en een zorgvuldige studiekeuze voor de aspirant-student.
Een brief met meer duiding over inhoud en proces verwacht ik rond de zomer aan uw
Kamer te kunnen zenden. De (hieruit voortvloeiende) werkagenda mbo, met concrete maatregelen,
wil ik presenteren in het najaar.
Dezelfde leden vragen op welke wijze dit ontwerpbesluit bijdraagt aan het studiesucces
voor elke student. Het is van groot belang dat de mbo-instelling ervoor zorgdraagt
dat elke student de instelling verlaat met een diploma op ten minste mbo-2 niveau.
Dit is de basis voor het meten van het studiesucces in het mbo. Dit ontwerpbesluit
regelt volgens welke maatstaven het studiesucces van een bekostigde beroepsopleiding
wordt gemeten en beoordeeld. Op basis daarvan wordt het mogelijk om opleidingen het
oordeel zeer zwak toe te kennen op een eenduidige wijze, welk oordeel zo nodig bij
de rechter kan worden getoetst. Op deze wijze kan de kwaliteit van het mbo hoog worden
gehouden, omdat de stok achter de deur is, dat de rechten op bekostiging en diplomering
kunnen worden ontnomen. Dit draagt bij aan studiesucces voor de student.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie welke implicaties het ontwerpbesluit heeft
voor niet-bekostigde opleidingen. Het ontwerpbesluit heeft geen betrekking op en daarmee
geen gevolgen voor niet-bekostigde opleidingen. Het niet-bekostigd beroepsonderwijs
heeft echter alleen recht op diploma-erkenning als zij zich houdt aan in de wet vastgelegde
eisen, waaronder die over de kwaliteit van dat onderwijs en de examinering. Op de
kwaliteit van niet-bekostigde beroepsopleidingen en de naleving van de wettelijke
eisen die zijn verbonden aan de diploma-erkenning houdt de Inspectie van het onderwijs
ook toezicht. De uitwerking van de kwaliteitseisen is vastgelegd in het onderzoekskader
van de inspectie. In het geval van onvoldoende kwaliteit kunnen instellingen die deze
opleidingen verzorgen, ook waarschuwingen of herstelsancties krijgen. Bij onvoldoende
herstel binnen de gestelde tijd kan ik het recht op diploma-erkenning intrekken.
De leden van de CDA-fractie stellen enkele vragen over de inschrijving voor een entreeopleiding.
Ten eerste willen deze leden weten hoe vaak het voorkomt dat studenten worden geweerd
voor een entreeopleiding, omdat ze al een schooldiploma bezitten en om welke diploma’s
dit dan gaat. Ik heb geen informatie over hoe vaak een weigering voorkomt. De entreeopleiding
is op grond van artikel 8.1.1b WEB drempelloos toegankelijk voor degenen die niet
ten minste voldoen aan de vooropleidingseisen voor mbo-2 niveau en niet langer leerplichtig
zijn.1 «Drempelloos» houdt in dat er geen vooropleidingseisen voor de entreeopleiding zijn.
Zoals gezegd mogen echter degenen die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor opleidingen
op mbo-2 niveau of hoger, niet tot de entreeopleiding worden toegelaten. Dit geldt
met name en kort gezegd voor personen met een vmbo-diploma.2 Een weigering van toelating vanwege al behaalde diploma’s kan dus wel rechtmatig
zijn. Personen zonder Nederlands vmbo-diploma of die afkomstig zijn uit het praktijkonderwijs
of voortgezet speciaal onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of het
uitstroomprofiel dagbesteding, moeten dus wel tot de entreeopleiding worden toegelaten,
mits zij ten minste 16 jaren oud zijn of ten minste 12 volledige schooljaren heeft
doorgebracht op een school die voldoet aan de voorwaarden van de Leerplichtwet 1969.
Dezelfde leden vragen ook hoe vaak studenten of hun ouders in bezwaar gaan tegen een
negatieve toelatingsbeslissing voor de entreeopleiding en hoe vaak een dergelijk bezwaar
gegrond wordt verklaard. Ook dit soort informatie is mij niet bekend, omdat dit binnen
de instelling blijft. Een instelling hoeft dit ook niet te registreren. Ook een toelating
of weigering na een bezwaar dient echter binnen de hierboven beschreven wettelijke
kaders te passen.
De leden van de PvdA-fractie vragen naar de consequenties van het ontwerpbesluit voor
beroepsopleidingen die niet worden bekostigd. Zoals hierboven aangegeven bij het antwoord
op een vergelijkbare vraag van de D66-fractie heeft dit ontwerpbesluit daarvoor geen
gevolgen.
Met de leden van de PvdA-fractie vind ik het belangrijk dat iedere jongere het onderwijs
met minimaal een startkwalificatie verlaat. Vanuit de RMC-functie worden jongeren
zonder startkwalificatie tot hun 23e jaar gevolgd en waar mogelijk gestimuleerd om alsnog een diploma en daarmee hun startkwalificatie
te behalen.3
Dezelfde leden vragen waarom het ontwerpbesluit geen betrekking heeft op het onderwijs
op de openbare lichamen voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Er is nu nog geen grondslag
om het ontwerpbesluit betrekking te laten hebben op de openbare lichamen. Met de wetswijziging
naar aanleiding van het amendement Bisschop c.s. wordt de WEB BES immers niet gewijzigd.
Op dit moment loopt er een verkenning hoe de WEB BES te integreren in de WEB. In dat
kader wordt ook het vraagstuk rondom studiesucces meegenomen.
Met de leden van de PvdA-fractie deel ik de overtuiging dat kwalitatief goed beroepsonderwijs
ook van belang is op de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
Tot slot is mijn antwoord op de vraag van dezelfde leden hoe de kwaliteit van het
onderwijs op de openbare lichamen in Caribisch Nederland wordt gewaarborgd, dat daarvoor
ook wettelijke kwaliteits- en andere eisen gelden, thans nog op grond van de WEB BES.
Daarop houdt de inspectie ook toezicht. De uitwerking van die kwaliteitseisen staat
omschreven in het onderzoekskader van de inspectie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier