Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Woude over het bericht ‘Universiteit heeft behoefte aan heldere kaders over China; onderzoek samenwerking met omstreden universiteiten, waarschuwt denktank’
Vragen van het lid Van der Woude (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Universiteit heeft behoefte aan heldere kaders over China; onderzoek samenwerking met omstreden universiteiten, waarschuwt denktank» (ingezonden 28 februari 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 7 april
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2088.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Universiteit heeft behoefte aan heldere kaders over
China; onderzoek Samenwerking met omstreden universiteiten, waarschuwt denktank»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u dit bericht?
Antwoord 2
Het beeld is in lijn met inzichten uit een tweetal onderzoeken die in 2020 door Instituut
Clingendael2 en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)3 in opdracht van OCW zijn uitgevoerd naar de Nederlandse samenwerking met China op
het gebied van hoger onderwijs en wetenschap. In de Kamerbrief over samenwerking met
China in onderwijs en wetenschap uit december 2020 is, mede op basis van de inzichten
uit de genoemde rapporten, een inzet geformuleerd.4 Uitgangspunt wordt gevormd door het adagium «open waar mogelijk, beschermen waar
nodig», zoals geformuleerd in de Chinanotitie van het kabinet uit 2019.5 Academische kernwaarden zoals wetenschappelijke integriteit en academische vrijheid
dienen steeds geborgd te zijn. Binnen die kaders is en blijft academische samenwerking
met China van waarde voor het hoger onderwijs en de wetenschap in Nederland.
Het kabinet ondersteunt instellingen in algemene zin bij het maken van afwegingen
in relatie tot kennisveiligheid en (het aangaan van) internationale samenwerkingen.
Die ondersteuning wordt bijvoorbeeld geboden via het Rijksbrede Loket Kennisveiligheid6 waar instellingen voor advies terecht kunnen en de Nationale Leidraad Kennisveiligheid7, die in samenspraak met de kennissector is ontwikkeld. De kennisveiligheidsdialoog
en een door RVO uitgevoerde quickscan8 onder kennisinstellingen hebben een goed beeld gegeven van de behoeften van instellingen
voor ondersteuning vanuit de overheid op het gebied van kennisveiligheid.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u het feit dat 5 van de 22 kennisinstellingen waarmee de Universiteit
Leiden samenwerkt in hoge of zeer hoge risico categorie valt volgens de China Defence University Tracker en daarmee worden gelinkt aan spionage, ongewenste beïnvloeding, verspreiden van
desinformatie en banden met het Chinese leger en veiligheidsdiensten? Vindt u dat
een dergelijk criterium moet worden meegenomen in de afweging van Nederlandse universiteiten
om wel of niet samen te werken met een Chinese universiteit? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat een dergelijk criterium past in de eerder door de VVD-fractie
voorgestelde risicoanalyse of scan voor universiteiten?
Antwoord 3
Samenwerkingsafspraken moeten van geval tot geval worden bekeken. De vraag is bijvoorbeeld
of het een samenwerking betreft binnen een sensitief kennisgebied. Een andere vraag
is wat het profiel van de buitenlandse kennisinstelling is en wat er bekend is over
het land van vestiging. Het gaat dan ook om een combinatie van factoren.
Zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat van 9 februari jl., mede naar aanleiding
van vragen en suggesties van de VVD-fractie, heb ik de kennisinstellingen gevraagd om een risicoanalyse uit te voeren en daarover te rapporteren
aan hun Raden van Toezicht. De brief aan de instellingen wordt conform mijn toezegging
aan uw Kamer, parallel met de beantwoording van deze vragen, aan uw Kamer gezonden.
Ik roep kennisinstellingen daarmee op om samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse
kennisinstellingen tegen het licht te houden en te onderzoeken of de fundamentele
waarden hierin voldoende geborgd zijn. Waar dat niet het geval is, is het wenselijk
dat afspraken op dit punt door de betrokken instellingen worden herzien. In de Nationale
Leidraad Kennisveiligheid wordt nader ingegaan op het maken van risicoanalyses en
het belang van gepaste zorgvuldigheid.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat de universiteit meent de risico’s onder controle te
hebben en pas de banden zal doorsnijden als de politiek dat opdraagt? Deelt u de mening
dat een risicoanalyse zoals recent voorgesteld in het debat kennisveiligheid hier
een oplossing kan bieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zoals hiervoor in antwoord op vraag 3 aangegeven is het belangrijk dat kennisinstellingen
een combinatie van factoren meewegen bij beslissingen over het al dan niet aangaan
van samenwerkingen met buitenlandse partners. De Universiteit Leiden geeft desgevraagd
aan dat er gewerkt wordt met interne procedures om risico’s in te schatten en dat
wanneer daarbij risico’s in beeld komen die door de universiteit niet te mitigeren
zijn, de samenwerking niet wordt aangegaan of -in geval van een bestaande samenwerking-
wordt beëindigd. Om kennisinstellingen hierbij bij te staan, heb ik onlangs het Rijksbrede
Loket Kennisveiligheid gelanceerd waar kennisinstellingen terechtkunnen voor informatie
en advies vanuit alle relevante ministeries en diensten.
De oproep aan de kennisinstellingen om risicoanalyses uit te voeren zal een nuttige
bijdrage kunnen leveren aan de bewustwording en de urgentie rond het thema kennisveiligheid
en aan het scherper in beeld krijgen van waar er eventueel aanvullende (overheids)maatregelen
nodig zijn.
Vraag 5
Heeft u gelezen dat in dit artikel door een decaan wordt gesteld dat de angst van
Chinese studenten om zich vrij te uiten en bijvoorbeeld over Hong Kong te spreken
– iets waar herhaaldelijk alarm over is geslagen door een Leids universitair docent
– goed wordt ondervangen door docenten en studieadviseurs? Deelt u de mening dat studenten
die niet vrij zijn te spreken, ook niet met «begeleiding» uit die situatie kunnen
worden geholpen, maar dat de oorzaak ligt bij de aard van de Chinese instellingen
verbonden aan studenten?
Antwoord 5
Het is belangrijk dat studenten zich vrij voelen om zich vrij te uiten, ongeacht uit
welk land zij komen. Het is daarom aan de universiteiten alles in het werk te stellen
om een sociaal veilig klimaat te scheppen binnen de instelling en daarbij de academische
vrijheid van studenten en onderzoekers te borgen. Docenten, studieadviseurs en vertrouwenspersonen
kunnen hier een rol in spelen. Tegelijkertijd is (heimelijke) beïnvloeding een complex
verschijnsel waar geen eenduidige maatregelen voor bestaan. Wel kan het toepassen
van algemene kennisveiligheidsmaatregelen binnen instellingen, zoals de handvatten
die in de Nationale Leidraad Kennisveiligheid aangedragen worden, ervoor zorgen dat
heimelijke beïnvloeding minder kans krijgt.
Vraag 6
Deelt u de mening dat universiteiten zich ervan bewust moeten zijn dat een verlaagd
veiligheidsregime in een faculteit met vermeend laag risico alleen effectief is als
de toegang tot kennis met hoger risico volledig gecompartimenteerd is voor zowel studenten,
als docenten en computersystemen (bijvoorbeeld via air gaps)? Kunt u bevestigen dat
universiteiten deze voorzorgsmaatregelen toepassen?
Antwoord 6
Deze mening deel ik. Zoals ook staat beschreven in de Nationale Leidraad Kennisveiligheid
is het van belang dat op verschillende manieren maatregelen worden getroffen om ervoor
te zorgen dat toegang tot gevoelige informatie beperkt blijft tot diegenen die bevoegd
zijn ermee te werken. Daarbij kan het gaan om ICT-maatregelen, maar ook om fysieke
maatregelen (zoals de toegang tot bepaalde ruimtes/labs). Zoals gezegd ga ik de kennisinstellingen
oproepen om risicoanalyses uit te voeren, aan de hand van de Nationale Leidraad kennisveiligheid
en -waar nodig- met hulp van het loket kennisveiligheid. Ik vraag de instellingen
hierover aan hun Raden van Toezicht te rapporteren. Zo ontstaat een scherper beeld
van waar de kennisveiligheid goed op orde is en waar eventueel nog aanvullende maatregelen
nodig zijn.
Vraag 7
Kunt u bij de brief die u tijdens het commissiedebat over Internationalisering en
kennisveiligheid d.d. 9 februari 2022 heeft toegezegd over onder andere de uitwerking
van de verplichte risicoanalyse voor hoger onderwijs9, deze situatie als casus betrekken?
Antwoord 7
Ja, dat zal ik doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.