Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over passende bekostiging voor integrale geboortezorg (Kamerstuk 32279-221)
2022D12821 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief inzake passende bekostiging voor integrale geboortezorg
(Kamerstuk 32 279, nr. 221).
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
11
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
12
II.
Reactie van de Minister
12
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de passende bekostiging
omtrent integrale geboortezorg. Zij onderschrijven de door de Minister genoemde uitgangspunten,
namelijk kwaliteit van zorg voor moeder en kind, én het belang van gelijkwaardige
samenwerking tussen alle geboortezorgprofessionals. Zij hebben hierbij nog enkele
vragen.
De Minister stelt in de brief dat de aanpak, bestaande uit twee sporen, met elke partij
in het veld is besproken. Conclusie van deze gesprekken is dat het merendeel van de
partijen zich in de voorgestelde route kan vinden. De leden van de VVD-fractie concluderen
hieruit ook dat niet alle partijen zich in de aanpak kunnen vinden. Genoemde leden
vinden het van belang dat op dit dossier wel stappen worden gezet en vragen de Minister
hoe gezorgd wordt dat partijen hier toch in het belang van de patiënt en de kwaliteit
van zorg de komende tijd gezamenlijk de schouders onder gaan zetten.
Deze leden vragen de Minister hoe verankerd is, of wordt, dat alle zorgverleners de
mogelijkheid moeten hebben toe te treden tot een integrale geboortezorgorganisatie
(IGO). Waar worden de toetredingseisen bepaald en waar is vastgelegd dat deze redelijk
en transparant zijn?
Genoemde leden bevestigen dat de positie van eerstelijnsverloskundigen niet ter discussie
staat en het van belang is dat deze juist versterkt wordt. Ook zijn zij ervan overtuigd
dat met deze aanpak dat ook mogelijk is. Zij vragen de Minister wat nodig is om de
in de brief benoemde kansen voor de eerste lijn en verplaatsing van zorg door integrale
bekostiging te realiseren.
De leden van de VVD-fractie zijn voorts benieuwd of geschetst kan worden wat voor
zwangere vrouwen de merkbare verschillen zullen zijn tussen de twee sporen. Op welke
wijze merken zwangeren voorafgaand en tijdens het zorgtraject of zij te maken hebben
met zorg middels monodisciplinaire bekostiging, of met zorg middels integrale bekostiging?
Hoe is het voor hen mogelijk om daar bewust een afweging in te kunnen maken als zij
dat relevant vinden?
Genoemde leden onderschrijven het belang dat de acute verloskunde in samenhang gezien
wordt met het toekomstbestendig maken van de acute zorg. De acute verloskunde zal
daarom hierbij betrokken worden. Kan de Minister aangeven hoe dit vormgegeven wordt?
Kan de Minister hier expliciet op terugkomen in de aangekondigde brief over het toekomstbestendig
maken van de acute zorg die voor de zomer naar de Kamer gestuurd zal worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de plannen van
de Minister1 met betrekking tot bekostiging van de geboortezorg in Nederland. Kwaliteit van zorg
en samenwerking tussen zorgverleners staat wat betreft deze leden centraal en hiertoe
hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat een compromis is gezocht tussen de veldpartijen
door ervoor te kiezen om de twee bekostigingsvormen naast elkaar te laten bestaan.
Hierbij is gekozen om geen stip op de horizon te zetten, in tegenstelling tot het
advies van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)2. Deze leden lezen in hetzelfde advies-rapport dat veldpartijen vrezen dat door het
ontbreken van een dergelijk uitgangspunt, er stilstand of zelfs achtergang ontstaat
bij het verder implementeren van integrale bekostiging. Kan de Minister toelichten
welke mogelijke knelpunten of gevaren kunnen ontstaan door het ontbreken van een stip
op de horizon? Kan de Minister aangeven welke stappen hij voornemens is te zetten
of reeds heeft gezet om de voorziene knelpunten en potentiële gevolgen te voorkomen?
Genoemde leden zijn van mening dat verbetering van de kwaliteit van zwangerschap-
en geboortezorg leidend moet zijn in het maken van beleidskeuzes in vormen van bekostiging.
Deze leden lezen in de brief dat hoewel in de evaluatie van de NZa duidelijke kwaliteitsverbetering
ontbreekt (minstens in stand houden), de Minister de conclusie trekt dat het functioneren
in een IGO vooruitgang lijkt te betekenen. Kan de Minister hier verder op ingaan?
Kan de Minister aangeven op basis van welke onderzoeken en signalen uit het veld hij
deze conclusie trekt? Kan de Minister aangeven hoe de kwaliteit in beide bekostigingsvormen
zal worden gemonitord?
De leden van de D66-fractie herkennen dat Nederland een unieke cultuur en zorgsysteem
hebben als het gaat om zwangerschap- geboortezorg. Toch zijn zij benieuwd of er andere
landen zijn die tegen dezelfde problematiek aanlopen en welke lessen Nederland van
andere (Europese) landen kan leren.
Deze leden constateren dat verschillende veldpartijen, waaronder de Nederlandse Patiëntenfederatie
en de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), zorg hebben dat
integrale bekostiging leidt tot minder keuzevrijheid voor de patiënt. De Minister
deelt deze zorg niet, zo lezen deze leden in de brief van de Minister. Kan de Minister
aangeven of, en zo ja, hoe hij voornemens is om keuzevrijheid te monitoren? Kan de
Minister daarbij ook aangeven hoe samen beslissen nadrukkelijk een plek krijgt in
het monitoren van beide bekostigingsvormen?
De leden van de D66-fractie zijn geschrokken van de verdeeldheid in het veld. Kan
de Minister aangeven welke gevaren hiermee ontstaan in de kwaliteit van zorg voor
patiënten? Kan de Minister toelichten welke plannen hij verder heeft om deze verdeeldheid
terug te dringen en samenwerking te bevorderen?
De leden van de D66-fractie lezen met interesse dat de Minister advies bij de NZa
uitvraagt naar aanleiding van de motie Paulusma3 over bekostiging van (telefonische) talentolk in de geboortezorg. Kan de Minister
de Kamer informeren over de voortgang van deze uitvraag en kan de Minister aangeven
binnen welke termijn de tijdelijke oplossing kan worden ingezet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
de bekostiging van de integrale geboortezorg. Genoemde leden zijn voorstander van
integrale geboortezorg en een passende bekostiging is daarbij essentieel. Nu gekozen
is voor twee vormen van bekostiging hebben deze leden daarover een paar vragen en
opmerkingen.
Genoemde leden snappen het compromis in de vorm van een tweesporenbeleid dat de Minister
voor ogen heeft. Degenen die tijdens de experimentele fase succesvol met integrale
bekostiging hebben gewerkt, moeten hiermee kunnen doorgaan. Het afzonderlijk bekostigen
van een coördinerende functie voor samenwerking bij de monodisciplinaire variant,
is in de ogen van deze leden ook een goede stap. Wel krijgen genoemde leden graag
een overzicht in de verdeling tussen geboortezorgorganisaties die werken volgens de
integrale bekostiging en die werken volgens de monodisciplinaire bekostiging. Tevens
willen zij weten hoe dit landelijk verspreid is. Komt de ene vorm meer voor in de
regio of in de grote steden bijvoorbeeld? Wat zijn de verschillen in administratieve
lasten tussen de twee bekostigingsvormen?
De leden van de PVV-fractie vragen of met het tweesporenbeleid nu de knelpunten worden
weggenomen die in het verleden zijn geconstateerd door de stuurgroep Zwangerschap
en Geboorte. Brengt dit tweesporenbeleid niet nieuwe knelpunten naar boven gezien
ook de weerstand van sommige veldpartijen tegen integrale bekostiging? Genoemde leden
constateren een verharding van de standpunten van voor- en tegenstanders van de integrale
geboortezorg. Hoe gaat de Minister deze partijen bij elkaar brengen?
Deze leden vragen zich af of integrale bekostiging gevoeliger is voor fraude. Monodisciplinaire
bekostiging is immers heel transparant, elke verrichting wordt gedeclareerd en is
goed controleerbaar. Bij de integrale bekostiging is dat niet het geval, er volgt
een declaratie voor een gehele behandeling en wie wat krijgt uit deze zak met geld
wordt achter de voordeur besloten. Zijn er voldoende waarborgen dat integrale bekostiging
geen kostenstijging door mogelijk frauduleuze declaraties oplevert? Genoemde leden
zijn altijd heel kritisch op de niet-transparante wijze van declareren in de tweede
lijn middels Diagnose Behandelcombinaties (DBC’s), de oorsmeergate staat deze leden
nog op het netvlies. Zij zien niet graag dat dit soort praktijken ook in de eerste
lijn mogelijk gemaakt gaan worden. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het besluit
van de Minister inzake de toekomstige bekostiging van de geboortezorg. Daarbij begrijpen
zij het zo dat de Minister voornemens is de huidige monodisciplinaire bekostiging
voort te zetten en het huidige experiment integrale bekostiging per 1 januari 2023
op te nemen in de reguliere bekostiging. Klopt dat? Genoemde leden hebben tijdens
de procedurevergadering eerder gevraagd of de datum van 1 januari 2023 de NZa voldoende
tijd geeft dit in te regelen. Denkt de Minister dat dit haalbaar/realistisch is?
De Minister stelt expliciet in de brief dat er niet een vorm van bekostiging leidend
zal zijn. De reacties van belangenorganisaties zijn niet allemaal positief op dit
voorstel, hierbij is er een veel voorkomend gevoelen dat zij gedwongen worden om over
te gaan tot integrale bekostiging. Hoe weegt de Minister dit punt?
Dan lezen de leden van de CDA-fractie ook dat de NZa de ontwikkelingen rondom de bekostiging
van geboortezorg nauwgezet monitort. Het lijkt hen goed bij de bekostiging van geboortezorg
een vinger aan de pols te houden. Wordt dan ook gemonitord of de twee verschillende
financieringsopties door zorgverzekeraars worden aangeboden? Vervolgens vragen genoemde
leden of er bij de uitwerking door de NZa ook rekening mee wordt gehouden dat monodisciplinaire
bekostiging of integrale bekostiging ook in bepaalde regio beter of juist minder goed
kan werken. Heeft de integrale bekostiging nog effect op het programma Kansrijke start?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Voor de leden van de PvdA-fractie staat kwalitatief goede zorg voor moeder en kind
centraal. Het streven van de Minister om kwaliteit en samenwerking binnen de geboortezorg
te verbeteren, kunnen zij dus onderschrijven. Zij vragen zich wel af of de voorgestelde
bekostiging daadwerkelijk zorgt voor betere samenwerking en kwaliteit. Dit leidt tot
enkele vragen over het gemaakte besluit.
Genoemde leden hebben vernomen dat grote stappen gezet zijn in het verbeteren van
de samenwerking tussen partijen in de geboortezorg. Dit was, ook volgens deze leden,
hard nodig. Zij hebben vragen over de rol van IGO’s in het verbeteren van samenwerking.
Is de samenwerking binnen de regio, ook buiten de IGO’s om, niet zodanig verbeterd
dat de noodzaak van IGO’s voor betere samenwerking beperkt is? Deze leden zijn benieuwd
welke concrete verbeteringen in de samenwerking nog geboekt moeten worden bij zorgaanbieders
die werken met monodisciplinaire bekostiging. De Minister geeft aan dat hij de monodisciplinaire
bekostiging wil door ontwikkelen. Hoe wil de Minister dit doen? Kan de Minister daar
concrete acties voor noemen? De leden van de PvdA-fractie begrepen dat bij IGO’s kosten
in praktijk vaak nog steeds monodisciplinair worden verdeeld. Strookt dit met het
beeld van de Minister? Zo ja, wat voegt een IGO dan toe tegenover het monodisciplinaire
systeem? De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van de Minister dat met IGO’s
de kwaliteit van zorg minstens gelijk is gebleven en de kosten minder hard zijn gestegen.
Is het doel van de integrale bekostiging om de zorgkosten te bedwingen?
Een groot goed in de Nederlandse geboortezorg is de keuzevrijheid van zwangere vrouwen.
De voorgestelde bekostiging mag deze keuzevrijheid niet in de weg staan. Volgens veel
verloskundigen bedreigt de integrale bekostiging echter wel de positie van de vrijgevestigde
verloskundige. Is het de ambitie van de Minister om op lange termijn alleen nog integrale
bekostiging van geboortezorg aan te bieden? Kunnen wat de Minister betreft de twee
bekostigingsvormen ook structureel naast elkaar blijven bestaan? Zijn er andere gebieden
van zorg waar twee bekostigingsvormen naast elkaar bestaan? Zo ja, kunnen in die gevallen
deze twee bekostigingsvormen ook langere tijd goed naast elkaar fungeren? Welke rol
heeft de zorgverzekeraar in de bekostigingskeuze van ziekenhuis en verloskundigen?
Kunnen verzekeraars besluiten om enkel nog IGO’s te contracteren? Zo ja, wat zou dit
betekenen voor verloskundigen die via een monodisciplinair systeem bekostigd worden?
Is de Minister bereid om de keuzevrijheid van zwangere vrouwen bij beide bekostigingsmethodes
goed te monitoren?
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de positie van de verloskundigen
in relatie tot de ziekenhuizen bij IGO’s. Bij IGO’s zullen ziekenhuis en verloskundigen
samen de bekostiging moeten organiseren. De relatie tussen ziekenhuizen en verloskundigen
wordt echter door sommigen als ongelijkwaardig ervaren. Hoe borgt de Minister de gelijkwaardigheid
van de verschillende partijen in een IGO? Een IGO heeft enkel een ziekenhuis en één
verloskundigenpraktijk nodig. Ziekenhuizen zouden zo ook bepaalde verloskundigenpartijen
kunnen weren uit een IGO. Herkent de Minister dit beeld? Welke mogelijkheden ziet
de Minister om meer ondersteuning te bieden bij de vormgeving van IGO’s? is de Minister
bereid om de positie van verloskundigen en ziekenhuizen in IGO’s te blijven monitoren
om zo te verzekeren dat geen van beide partijen aan het kortste eind trekt?
Genoemde leden zijn benieuwd naar de organisatie van IGO’s. Zeker in gebieden met
meer ziekenhuizen (die mogelijk niet met elkaar willen samenwerken) of in regio’s
waar praktijken samenwerken met meer ziekenhuizen, zijn deze leden bezorgd over de
vormgeving van IGO’s. Wat kan de Minister zeggen over de organisatie van de IGO’s
in een complexer zorglandschap? Ziet de Minister barrières om dit goed te organiseren?
Wat kan de Minister doen om de organisatie van IGO’s, juist in complexere situaties,
in goede banen te leiden?
Deze leden geven veel prioriteit aan het verminderen van administratieve lasten in
de zorg. Zij zijn blij dat het spoorboekje binnen het KPMG-traject oplossingsrichtingen
geeft om de administratieve lasten bij integrale bekostiging te verbeteren. Het is
voor deze leden zaak dat de oplossingsrichtingen zo snel mogelijk worden uitgevoerd.
Wanneer verwacht de Minister alle acties uit het spoorboekje belegd te hebben? De
Minister geeft aan dat het bij sommige oplossingsrichtingen nog bepaald moet worden
waar ze belegd kunnen worden. Is het uitdagend om de juiste partijen hiervoor te vinden?
Zo ja, waarom?
De leden van de PvdA-fractie moedigen het bekostigen van tolken voor anderstaligen
in de verloskunde en kraamzorg van harte aan. De Minister geeft aan ruim de tijd nodig
te hebben om dit voorstel uit te werken. Kan de Minister meer duidelijkheid geven
over het verwachte tijdspad? Wanneer verwacht de Minister dat de NZa een advies kan
geven over een tijdelijke oplossing? En wanneer wil de Minister een structurele oplossing
met de Kamer delen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-factie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en hebben
daarbij nog enkele vragen. Zij lezen dat de Minister schrijft dat «om te komen tot
integrale, passende zorg is de samenwerking vanuit gelijkwaardigheid tussen alle geboortezorgprofessionals
van essentieel belang.» Kan de Minister toelichten hoe die gelijkwaardigheid zich
op dit moment uit? Hoe kan deze gelijkwaardigheid nog verbeterd worden, ook met het
oog op de mogelijke verandering in de bekostigingssystematiek?
Genoemde leden constateren dat onder de ambtsvoorganger van de Minister is toegezegd
dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport regie zou nemen op het dossier
van bekostiging. Tegelijkertijd constateren deze leden dat er nog steeds verdeeldheid
is in het veld. Kan de Minister aangeven hoe dit komt? Welke stappen in het «nemen
van regie» zijn gezet, en waar hebben die toe geleid? Is de Minister nog steeds van
plan om de toezegging van zijn voorganger uit te voeren?
De leden van de SP-fractie brengen de aangenomen motie Van Gerven Bergkamp4 in herinnering, en het deel van het dictum waarin verzocht wordt om ruimte te creëren
van partijen om tot een gemeenschappelijk beeld te komen. Welke stappen zijn daarin
gezet en wat is het resultaat daarvan geweest? Is het voor de Minister een optie geweest
om – nu blijkt dat er geen gemeenschappelijk beeld is – het experiment verder te verlengen
en in gesprek te blijven om partijen bij elkaar te brengen? Zo nee, waarom niet?
Genoemde leden zijn benieuwd of de optie van het experiment niet regulier maken ook
verkend is. Indien deze discussie heeft plaatsgevonden, kan de Minister – eventueel
onderbouwd met stukken – toelichten hoe die discussie is gegaan? Indien deze discussie
niet heeft plaatsgevonden, waarom is dat niet gebeurd?
De leden van de SP-fractie vragen specifiek aandacht voor de petitie Noodalarm Geboortezorg.
Bij het opstellen van deze inbreng is de petitie bijna 130.000 keer ondertekend. Kan
de Minister ingaan op wat dit voor hem en het voornemen om tot een integrale bekostiging
te komen betekent? Heeft de Minister contact gehad met de initiatiefnemers van de
petitie, en zo ja, hoe is dat contact verlopen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit
van de Minister om met twee reguliere vormen van bekostiging te werken in de geboortezorg.
Hoewel zij het voornemen van de Minister in een sterk gepolariseerd zorgveld begrijpen,
hebben zij nog wel een aantal vragen en zorgen.
De eerste vraag die deze leden hebben, is of er andere vormen van zorg zijn waarbinnen
twee reguliere vormen van bekostiging mogelijk zijn of zijn geweest. Zij vragen zich
ook af wat de ervaringen daarmee zijn en hoe dat is meegenomen in het besluit.
Over het nut en de noodzakelijkheid van de integrale bekostiging hebben genoemde leden
ook nog een vraag. Want in hoeverre is integrale bekostiging nodig om een IGO te financieren?
Kan een IGO niet ook uit de voeten met een monodisciplinaire bekostiging, waarbij
de IGO dan alle losse handelingen declareert? Is de samenwerking buiten IGO-regio’s
ook niet dusdanig verbeterd dat integrale bekostiging eigenlijk niet meer nodig is?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie of met integrale bekostiging ook
een stap naar populatiebekostiging kan worden gemaakt in de hele regio voor geboortezorg.
Genoemde leden vragen wat nu precies de effecten zijn van het compromis. De Minister
heeft eigenlijk zelf niet gekozen voor de integrale bekostiging of de monodisciplinaire
bekostiging. Maar kan dit er ook toe leiden dat het dan uiteindelijke de zorgverzekeraar
is die de keuze maakt, door alleen nog de IGO of de verloskundigen te contracteren?
Hoe is de keuzevrijheid van vrouwen gewaarborgd als verzekeraars besluiten om enkel
IGO’s te contracteren? Zit daar nog een verschil voor vrouwen die een natura of een
restitutiepolis hebben? Is de Minister bereid om, indien het voornemen een daadwerkelijk
besluit wordt, de keuzevrijheid zorgvuldig en blijvend te monitoren met patiëntenorganisaties?
Welke stappen heeft de Minister in gedachten als keuzevrijheid afneemt, zonder dat
kwaliteit toeneemt? Heeft de Minister een marktanalyse te laten maken om de effecten
van de beslissing duidelijker in beeld te brengen? Zo nee, is de Minister hiertoe
bereid?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook een zorg met betrekking tot de marktmacht
van IGO’s. De Minister adresseert in de brief al kort de mogelijkheid voor ziekenhuizen
om met een (klein) deel van de verloskundigen een IGO te beginnen. Deze leden zijn
bang dat ziekenhuizen dan alsnog de keus kunnen maken voor een van de twee vormen
van bekostiging in een regio, zelfs als daar weinig draagvlak voor is. De Minister
geeft aan dat voor een IGO redelijke en transparante toetredingseisen moeten gelden,
net als bij Verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV’s). Tegelijkertijd zijn er ook
signalen dat niet in alle regio’s alle partijen tevreden zijn met de samenwerking
na de start van de IGO. Krijgt de Minister deze signalen ook en hoe beoordeelt hij
deze? Heeft de Minister een beeld van de toetredingseisen en in hoeverre deze transparant
en redelijk zijn?
Genoemde leden lezen ook dat de NZa de oprichting van nieuwe IGO’s goed zal monitoren.
Met oog op het bovenstaande vragen zij de Minister wat de mogelijkheden zijn van de
toezichthouders als toch blijkt dat verloskundigen uit de markt worden gedrukt door
IGO’s. Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat er een gelijk speelveld blijft tussen
IGO’s en verloskundigen?
Op welke wijze is bestuurlijk overleg geweest met de Brancheorganisatie BO Geboortezorg,
de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), de KNOV en de Nederlandse Vereniging
voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)? Het zorgveld lijkt sterk verdeeld, terwijl
juist meer samenwerking nodig is in de geboortezorg. Daarvoor is het ook belangrijk
dat de besluiten worden gedragen in het veld. De voornoemde leden vragen wanneer over
deze beslissing is gesproken met de verschillende partijen en wat de posities van
de verschillende partijen waren ten opzichte van het voorgestelde compromis.
Met betrekking tot het verbeteren van de monodisciplinaire bekostiging en de doorontwikkeling
daarvan, hebben genoemde leden ook nog een vraag. Welke acties worden concreet ingezet
om de monodisciplinaire bekostiging door te ontwikkelen?
Tot slot lazen de leden van de GroenLinks-fractie in de brief van de Minister ook
nog een stukje over tolken in de geboortezorg. Binnen welke termijn kan de Minister
meer helderheid geven over of en hoe de NZa een tijdelijke, snellere oplossing voor
bekostiging van tolken voor anderstaligen kan realiseren? Welke partijen zullen daarbij
worden betrokken? Hoe zit het met tolkvoorzieningen binnen de geboortezorg voor doven
en slechthorenden? Is er voor deze groep wel een gebarentolk of schrijftolk beschikbaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over passende bekostiging
voor integrale geboortezorg. Deze leden merken op dat het onderwerp een lange geschiedenis
kent en dat het experiment voor integrale bekostiging van geboortezorg is ingegeven
vanuit het streven de kwaliteit van zorg voor moeder en kind te verbeteren. Zij concluderen
dat na de eerdere verlenging van het experiment met een jaar, nu een beslissing nodig
is over de verdere bekostiging van de gevormde integrale geboortezorgorganisaties
omdat deze anders per 1 januari 2023 stopt. Zij vragen of dit inderdaad betekent dat
zonder een passend besluit over verdere bekostiging deze IGO’s zouden ophouden te
bestaan.
Genoemde leden lezen met instemming dat de Minister afstapt van het voornemen om tot
een vorm van bekostiging te komen. Zij lezen dat de Minister twee parallelle sporen
bewandelt om te komen tot een beter passende bekostiging, waarbij de monodisciplinaire
bekostiging mogelijk blijft ook na 2028. Deze leden vragen of de keuzevrijheid van
zwangeren en het behoud van eerstelijnsverloskundigen uitgangspunt zijn bij het verder
doorontwikkelen van de huidige bekostiging richting passende bekostiging.
Vanuit de beroepsgroep zijn veel zorgen geuit over het mogelijk blijven van de thuisbevalling.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat onnodige hospitalisering
van de geboortezorg voorkomen moet worden en vragen de Minister in het licht van de
toekomst met een toenemende zorgvraag of hij dit deelt.
Zij vinden het belangrijk dat de keuzevrijheid van de zwangere vrouw en de kwaliteit
van zorg geborgd worden, ook na invoering van het voorgenomen besluit. Daarnaast is
het voor deze leden belangrijk dat geboortezorg, net als andere zorg, zoveel mogelijk
dichtbij wordt geboden. Genoemde leden horen de zorgen van verloskundigen dat hun
positie in de eerste lijn onder druk zou komen te staan. De Minister vraagt de NZa
om de verschuiving van de tweede en eerste lijn te monitoren en indien nodig te laten
onderzoeken of aanvullende maatregelen nodig zijn. Welke waarborgen zijn er of is
de Minister bereid om in te voeren om deze eventuele verschuiving voor te zijn? Hoe
frequent monitort de NZa? Is de Minister bereid de Kamer hierover jaarlijks te informeren?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een nadere uitwerking van de stappen
die de Minister van plan is te zetten om de huidige bekostiging door te ontwikkelen
richting passende zorg. Zij vragen de Minister om daarbij alle betrokken partijen
te blijven betrekken. Zij vragen ook hoe de onrust die is ontstaan bij eerstelijnsverloskundigen
en kraamverzorgenden zal worden weggenomen en welke rol de Minister ziet voor de brancheverenigingen.
Ten aanzien van de bekostiging van talentolken in de verloskunde en kraamzorg vragen
genoemde leden of op korte termijn duidelijkheid komt over de (tijdelijke) oplossing
voor het financieren van tolken. Zij vragen of het nog mogelijk is dat er per 1 januari
2023 een regeling is, zeker nu het budgettair beslag verwaarloosbaar zal zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie
De leden van de JA21-fractie nemen met interesse kennis van de voorgenomen besluitvorming
rondom de bekostiging van integrale geboortezorg waarover de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport de Kamer per brief van 21 maart 2022 informeert.
De Minister is voornemens de monodisciplinaire bekostiging te willen doorontwikkelen
naar een beter passende bekostiging. De leden van de JA21-fractie vragen of door het
compromis van twee bekostigingssystemen monodisciplinaire bekostiging (in te verbeteren
vorm) een rem kan vormen op (integraal te bekostigen) samenwerking in een IGO. Ook
zijn zij benieuwd of de wijze van bekostiging (monodisciplinair of integraal) in de
praktijk verschil gaat maken voor de soort geboortezorg (aanbodkant) en de keuzevrijheid
(vraagkant). Hierbij in aanmerking nemend dat aan de wettelijke keuzevrijheid niet
wordt getornd, zoals de Minister schrijft.
Bij de verkenning naar een beter passende bekostiging hoort ook het bekostigen van
samenwerking tussen partijen die bij de geboortezorg zijn betrokken en het stimuleren
van verdere samenwerking. Genoemde leden zijn benieuwd welke partijen het betreft,
op welke wijze deze samenwerking wordt gestimuleerd, hoe de monitoring wordt opgezet
om zicht te houden op deze samenwerking en op welke wijze de evaluatie plaatsvindt.
De Minister trekt op basis van onderzoeken en signalen uit het veld de conclusie dat
het algemene beeld is dat het functioneren in een IGO vooruitgang lijkt te betekenen.
De verbeterde samenwerking tussen beroepsgroepen maakt kwaliteitsverbetering, substitutie
en taakherschikking mogelijk. Ook maken zorgverzekeraars en IGO’s vaker en gemakkelijker
kwaliteitsafspraken met elkaar dan met monodisciplinaire aanbieders. De leden van
de JA21-fractie vragen of deze bevindingen mede zijn toe te schrijven aan de hand
van inbreng van zorgprofessionals van buiten de IGO’s en zorgverzekeraars. Tevens
vragen zij zich af of cliënten zijn bevraagd naar hun ervaringen.
De Minister schrijft dat de positie van de eerstelijnsverloskundige niet ter discussie
staat en dat deze juist door samenwerking met de tweede lijn moet worden versterkt
om onnodige hospitalisering van de geboortezorg te voorkomen. Genoemde leden verzoeken
de Minister in te gaan op de vraag waarom deze op zichzelf heldere insteek desondanks
nog altijd tot zoveel scepsis en twijfel blijft leiden bij verloskundigen, die graag
vasthouden aan de monodisciplinaire benadering. Dit ook vanuit de constatering vanuit
het veld dat het gesprek over de integrale bekostiging volgens direct betrokkenen
verhardt, waarbij de dialoog uit het zicht dreigt te raken.
Een taalbarrière mag niet in de weg staan aan adequate zorg. De Minister geeft aan
dat een structurele lange termijn-oplossing voor het financieringsvraagstuk van tolken
tijd zal vergen. De leden van de JA21-fractie vragen de Minister of hij uitsluitsel
kan geven binnen welke termijn de NZa kan adviseren met betrekking tot een tijdelijke,
snellere bekostiging. Is de Minister bereid betrokken partijen financiële middelen
beschikbaar te stellen ten behoeve van adequate implementatie? Met dank voor de aanstaande
beantwoording is dit de inbreng van de leden van de fractie van JA21 op de brief van
de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
passende bekostiging voor integrale geboortezorg. Zij delen de opvatting van de Minister
dat een besluit nodig en gewenst is. Tegelijkertijd zien zij dat de positie van veldpartijen
zeer uiteen loopt. Zij maken graag van de gelegenheid gebruik om over het besluit
een aantal vragen te stellen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat aan het besluit van de Minister een traject
van jaren vooraf is gegaan. Zij begrijpen dat de gehoopte consensus met alle partijen
uit het veld niet bereikt is. Zij vragen de Minister of hij van oordeel is dat het
draagvlak voor het besluit dat hij nu neemt voldoende is. Wat zijn de consequenties
van het gebrek aan draagvlak bij sommige veldpartijen voor de beoogde doelen: de verbetering
van de samenwerking tussen organisaties en verbetering van de zorg?
In de beslisnota lezen de leden van de SGP-fractie dat er onjuiste beelden leven in
het veld, wat mogelijk door recente brieven van veldpartijen aan de Kamer ook een
verkeerd beeld geeft bij Kamerleden. Deze leden vragen de Minister om zo precies mogelijk
aan te geven welke informatie die aan Kamerleden is verstrekt, onjuist zou zijn. Klopt
bijvoorbeeld het beeld dat de geboortezorg in de komende jaren «gecentraliseerd» zal
gaan worden? Kan de Minister zijn antwoord toelichten?
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister in dit kader nader te reageren op de
zorgen van het platform Noodalarm Geboortezorg.
Genoemde leden vragen de Minister aan te geven welke gevolgen het voorgenomen besluit
om de integrale bekostiging regulier te maken heeft voor eerstelijns verloskundigen.
Voorziet de Minister dat de verloskundige in de wijk na verloop van tijd zal verdwijnen?
Zo nee, kan de Minister dat toelichten? Welk waarborgen treft de Minister om dit te
voorkomen? Hoe verklaart de Minister überhaupt het bestaan van de zorg dat dit zal
gebeuren?
De leden van de SGP-fractie vragen vervolgens hoe met het invoeren van de integrale
bekostiging gewaarborgd wordt dat zwangere vrouwen ook in de toekomst kunnen blijven
kiezen voor een verloskundige met dezelfde levensovertuiging of achtergrond. Blijft
daar wat de Minister betreft ruimte voor en hoe wordt dat gewaarborgd?
Deze leden lezen dat er twee sporen komen voor de financiering. Ze begrijpen dat dit
nadrukkelijk een compromis is. Het eerste spoor maakt integrale bekostiging een regulier
alternatief. Het tweede spoor zet in op doorontwikkeling van de huidige (monodisciplinaire)
bekostiging richting passende bekostiging. De leden van de SGP-fractie vragen of voor
die doorontwikkeling een einddoel is bepaald. Wat verstaat de Minister onder passende
bekostiging en wat betekent dat concreet in de praktijk?
Genoemde leden maken uit de brief op dat een uitgangspunt uit het rapport van Common
Eye is dat samen organiseren nodig is en dat dit niet vrijblijvend kan zijn. Zij lezen
dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Berenschot dezelfde
conclusies trekken. Zij vragen de Minister om toe te lichten wat dit concreet in de
praktijk betekent voor partijen in de geboortezorgketen.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister
inzake de integrale bekostiging geboortezorg. De Minister is erg enthousiast over
de integrale bekostiging, maar het genoemde lid heeft hier wel wat bedenkingen bij.
De Kamerbrief lijkt geschreven vanuit de invalshoek van organisaties die integrale
geboortezorg bieden. Het belang van organisaties die dat niet doen, blijft echter
onderbelicht.
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat juist bijvoorbeeld de zelfstandige verloskundigen
aan de bel trekken. Zij merken nu al, tijdens de periode van het experiment, dat zij
ondergesneeuwd raken. Dat de IGO’s extra eisen stellen aan de patiënten die vanuit
een zelfstandige verloskundige praktijk komen. Zo kreeg het lid melding dat patiënten
vanuit een zelfstandige praktijk bij de IGO niet in aanmerking komen voor lachgassedatie. Ook andere signalen wijzen erop dat sprake is van op zijn minst misbruiken
van de (machts)positie van de IGO. Het lid van de BBB-fractie vindt dit zeer zorgelijk
en vindt dat de vrije keuze voor de patiënt voorop moet staan. Heeft dit soort signalen
de Minister niet bereikt? Indien wel: waarom is dit dan niet meegenomen? Indien niet:
wat gaat de Minister doen om dit soort signalen goed in beeld te krijgen?
Het genoemde lid meent dat integrale bekostiging een goed instrument kan zijn, maar
dat dit niet moet leiden tot een machtspositie voor IGO’s of het dwingen van zelfstandigen
in het vormen van een IGO. Zij geeft aan dat op veel locaties uitstekend wordt samengewerkt
zonder dat dit in de vorm van een IGO gebeurt. Wat het lid betreft moet deze keuzevrijheid
zowel voor de zelfstandige als voor de zwangere bovenaan staan. Hoe gaat de Minister
waarborgen dat daadwerkelijk sprake is van keuzevrijheid? Hoe gaat de Minister deze
keuzevrijheid monitoren?
Het lid van de BBB-fractie heeft vernomen dat nu al sprake is van concurrentie door
nieuw opgerichte IGO’s vanuit de tweedelijns zorg die de concurrentie aangaan met
eerstelijnszorg, die op hun beurt de tweedelijnszorg niet kunnen bieden. Niet alleen
gaat dit ten koste van kleine zelfstandigen maar mogelijk ook van de kwaliteit van
zorg. Beiden zijn punten van zorg voor het genoemde lid. Het bieden van kwalitatief
goede zorg zou leidend moeten zijn. Hoe gaat de Minister de kwaliteit van zorg garanderen?
Daarnaast ontstaat de situatie dat een ziekenhuis de hele integrale zorg inkoopt en
declareert, waarbij de eerstelijnszorgverleners op hun beurt weer bij het ziekenhuis
moeten declareren. In die situatie is de kans groot dat dit leidt tot een slechtere
uitgangspositie voor de eerstelijnszorgverlener. Graag ontvangt het lid een reactie
van de Minister daarop.
Het genoemde lid kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de Minister de geluiden
van organisaties of personeel die niet blij zijn met de voorgenomen wijziging, naast
zich heeft neergelegd. Wat heeft de Minister gedaan om hen tegemoet te komen? Heeft
de Minister hun zorgen serieus genomen en hoe dan? Verder vraagt het lid van de BBB-fractie
wat het onderliggende kostenplaatje is bij deze wijziging.
Genoemd lid is er voorstander van dat de Minister terughoudend is met de integrale
bekostiging en eerst eens goed kijkt naar de mogelijke nadelige effecten. Het lid
van de BBB-fractie ziet graag dat het mogelijk blijft om zelfstandige te zijn binnen
de eerstelijnsgeboortezorg.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.