Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Omtzigt over het bericht dat het onderzoek naar fraude bij de landsadvocaat onvolledig en niet onafhankelijk genoeg was
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat het onderzoek naar fraude bij de landsadvocaat onvolledig en niet onafhankelijk genoeg was (ingezonden 11 februari 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 31 maart 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 1957.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de conclusies van het College van Toezicht Advocatuur (CvT)
inzake het onderzoek dat door de deken is uitgevoerd naar de fraude bij het kantoor
van de landsadvocaat; namelijk dat dit onderzoek onvolledig en onvoldoende onafhankelijk
was?1
Antwoord 1
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Vraag 2
Bent u geschrokken van de conclusies van het CvT, dat stelt dat de effectiviteit en
professionaliteit van het toezicht tekortschieten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat
gaat u doen om dit toezicht zo snel mogelijk te verbeteren?
Antwoord 2
Het CvT fungeert als systeemtoezichthouder als blik van buiten de advocatuur. Het
is de taak van het CvT om te onderzoeken hoe het toezicht op advocaten functioneert.
De conclusies van het CvT hebben betrekking op het functioneren van het toezicht op
de advocatuurlijke tak van Pels Rijcken.2 Er ligt een kritisch rapport met conclusies en aanbevelingen. Gelet op de onafhankelijkheid
van de advocatuur en het toezicht daarop ben ik terughoudend met het reageren op een
individuele casus, zo ook deze.
Voor wat betreft mijn visie in zijn algemeenheid op het toezicht op de advocatuur,
het volgende. In 2020 is het toezicht op de advocatuur geëvalueerd.3 Op 29 oktober 2021 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de opvolging
van de aanbevelingen uit het evaluatierapport.4 Uitgangspunt daarbij is dat het toezicht binnen de advocatuur wordt versterkt door
de oprichting van één landelijke toezichthouder op alle advocaten. Deze landelijke
toezichthouder moet daarbij onder meer beschikken over adequate bevoegdheden en adequate
landelijke ondersteuning. Consequentie daarvan is dat de 11 lokale dekens niet meer
eindverantwoordelijk zullen zijn voor het toezicht in het eigen arrondissement, maar
ook dat de ondersteuning van het toezicht niet meer lokaal zal plaatsvinden. In de
brief van 29 oktober 2021 en in de brief van 22 november 20215 is door mijn ambtsvoorganger tevens aangekondigd met de Nederlandse orde van advocaten
(hierna: NOvA) in gesprek te gaan om te bezien of het niet verstandiger is om het
toezicht wat verder weg van de deken te organiseren. Die gesprekken lopen nu en over
de uitkomsten van die gesprekken zal ik uw Kamer dit voorjaar informeren. De algemene
conclusies uit het bovengenoemde rapport over het toezicht op de advocatuur zal ik
in deze gesprekken meenemen.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat zelfs in het laatste jaarverslag (toen de fraude bij Pels Rijcken
al bekend was) de deken het toezicht in het Haagse arrondissement «in hoge mate effectief»,
noemde?
Antwoord 3
Zoals ik ook al in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven ben ik terughoudend met
het oordelen over het toezicht in een individuele casus. In zijn algemeenheid geldt
dat de deken jaarlijks verslag doet van de stand van het toezicht in het eigen arrondissement.
Deze verslaglegging is de verantwoordelijkheid van de deken en is van belang voor
de transparantie van het toezicht en het vertrouwen dat de samenleving in dat toezicht
en de beroepsgroep moet hebben. Het CvT ziet als systeemtoezichthouder toe op de werking
van het toezicht en kan in dat kader ook oordelen over de effectiviteit van het toezicht.
Vraag 4
Hoe verklaart u dat bij het dekentoezicht op Pels Rijcken geen onderzoek is gedaan
naar naleving van antiwitwaswetgeving (Wwft)? Ziet u ook in dat dit uiterst opmerkelijk
is gezien het gegeven dat er voor miljoenen is gefraudeerd bij Pels Rijcken en niet
kan worden uitgesloten dat er mogelijk ook sprake is van het witwassen van gelden?
Antwoord 4
Gelet op de onafhankelijkheid van het toezicht op de advocatuur past ook hier terughoudendheid.
In zijn algemeenheid geldt dat de deken sinds 2015 zowel toezichthouder is op de naleving
door advocaten van het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet als de Wwft. Het
is aan de deken als toezichthouder om bij het doen van onderzoek naar mogelijke misstanden
bij advocaten, de opzet en omvang van het onderzoek te bepalen.
Vraag 5
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat er op korte termijn grondig onafhankelijk onderzoek
gedaan wordt naar naleving van antiwitwaswetgeving bij Pels Rijcken? Wilt u daarvoor
een voorstel doen?
Antwoord 5
Nee, het is niet aan mij om beide toezichthouders opdracht te geven een onderzoek
te starten. Het toezicht op de naleving van de antiwitwaswetgeving door advocaten
is belegd bij de deken, en bij het Bureau Financieel Toezicht (BFT) voor wat betreft
de notarissen van het kantoor. Om een dergelijk onderzoek bij geheimhouders te kunnen
uitvoeren, zijn wettelijke bevoegdheden nodig. Betrokken toezichthoudende instanties
hebben dergelijke bevoegdheden tot hun beschikking.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat door het gebrek aan medewerking van de dekens nu in de lucht
blijft hangen hoe het toezicht rond Pels Rijcken er precies uitzag terwijl Frank Oranje
zijn miljoenenfraude pleegde? Op welke wijze gaat u bevorderen dat er absolute helderheid
komt?
Antwoord 6
In de antwoorden op de vragen 2 tot en met 5 heb ik aangegeven dat ik omwille van
de onafhankelijkheid van de advocatuur en het toezicht daarop niet treed in de beoordeling
van een individuele casus.
Los van deze individuele casus heb ik bij de beantwoording van vraag 2 verwezen naar
de brieven van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer. Op dit moment vinden er gesprekken
plaats met de NOvA over de inrichting en ondersteuning van de landelijke toezichthouder
op de advocatuur. Deze landelijk toezichthouder wordt zoals eerder aangegeven eindverantwoordelijk
voor het toezicht op alle advocaten. Belangrijk onderwerp van gesprek daarbij zijn
de uitgangspunten voor een wettelijke regeling van het toezicht op de juridische beroepen
zoals die zijn verwoord in 2010.6 Deze uitgangspunten gelden voor mij nog steeds en vormen voor mij de leidraad bij
het toezicht op de juridische beroepen. Het toezicht moet onafhankelijkheid, transparant,
uniform, preventief en effectief zijn. Het streven naar de vorming van één landelijk
toezichthouder binnen de advocatuur die landelijk wordt ondersteund draagt daar aan
bij. Voor de advocatuur geldt specifiek nog dat het toezicht, gelet op de onafhankelijke
rol en positie van advocaten ten opzichte van de Staat, binnen de beroepsgroep zelf
moet worden uitgeoefend.
Vraag 7
Bent u bereid maatregelen te nemen zodat medewerking door dekens aan toezicht van
het CvT wél wordt afgedwongen? Zo ja, welke maatregelen precies en zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
De Advocatenwet biedt de mogelijkheid om maatregelen te nemen in het geval een deken
niet mee wil werken aan het toezicht door het CvT. Op grond van artikel 45i, tweede
lid, Advocatenwet verstrekt de deken alle informatie die het CvT redelijkerwijs nodig
heeft voor de uitoefening van zijn taken. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt
dat de lokale deken gehouden is om ten behoeve van het systeemtoezicht aan het CvT
de voor diens taakuitoefening noodzakelijke informatie te verschaffen. Als het CvT
die informatie niet krijgt dan kan de lokale deken een aanwijzing krijgen om die informatie
te verstrekken (artikel 45b Advocatenwet). Een dergelijke aanwijzing is niet vrijblijvend.
De deken is gehouden die aanwijzing op te volgen, doet hij dat niet dan handelt de
deken in strijd met de Advocatenwet.7 Zoals ik in vraag 2 heb aangegeven ben ik in gesprek met de NOvA of het niet verstandiger
is om het toezicht wat verder weg van de deken te organiseren. Afhankelijk van de
uitkomsten van de gesprekken zal ook gekeken worden naar het noodzakelijke instrumentarium.
Vraag 8
Wat zegt het in het algemeen over het toezicht op advocatenkantoren, dat zelfs bij
een kantoor wat al flink onder vuur ligt, het toezicht alsnog, naar nu blijkt, flink
tekortschiet?
Antwoord 8
In het evaluatierapport uit 2020 is aangegeven dat het toezicht en de toezichtcultuur
zich in de jaren vanaf inwerkingtreding van de Wet positie en toezicht advocatuur
op 1 januari 2015 in positieve zin hebben ontwikkeld, maar dat verdere verbeteringen
mogelijk en noodzakelijk zijn. Met de verdere verbetering van de inrichting van het
toezicht op de advocatuur is mijn ambtsvoorganger gestart en die verdere verbetering
werk ik nader uit. Dat doe ik zoveel mogelijk in samenwerking en samenspraak met de
NOvA. Daarover lopen nu gesprekken.
De mogelijke verbeteringen zien niet alleen op wijziging van wet- en regelgeving maar
juist ook op aanpassingen in de uitvoering daarvan.8 Een voorbeeld is dat bij de feitelijke toezichtuitoefening door dekens doorgaans
gebruik wordt gemaakt van de inzet van andere leden van de raad van de orde. De huidige
regeling van het toezicht in de Advocatenwet gaat echter niet uit van de gelijkwaardigheid
tussen de deken en de raad van de orde. De deken is sinds 2015 de enige toezichthouder
op de naleving van de Advocatenwet en de Wwft door de advocaten in zijn arrondissement
en kan in dat kader bijvoorbeeld ook bestuursrechtelijk handhaven.
Ik constateer dat er met name bij de dekens verschillende inzichten bestaan over de
uitvoering van de regeling van het toezicht, waaronder het betrekken van de raad van
de orde bij het toezicht. De gesprekken met de verschillende gremia binnen de NOvA
zijn nuttig en noodzakelijk om te achterhalen waar overeenkomsten en verschillen zitten
in de beleidsvoornemens, wetgeving en de uitvoering.
Vraag 9
Klopt het dat grote advocatenkantoren gemiddeld genomen slecht één keer in de tien
jaar worden bezocht ter controle, zoals het CvT meldt? Zo ja, acht u dit voldoende
om adequaat en effectief toezicht te kunnen houden op grote advocatenkantoren?
Antwoord 9
Zoals door mijn ambtsvoorganger eerder aan uw Kamer gemeld, hebben de dekens als toezichthouder
met elkaar afgesproken dat jaarlijks ten minste 10 procent van alle advocatenkantoren,
ongeacht de kantoorgrootte, wordt bezocht.9 Daarnaast gebruiken dekens verschillende andere instrumenten om informatie te verzamelen
over de naleving door advocaten van de wet- en regelgeving, bijvoorbeeld het jaarlijks
opvragen van financiële kengetallen bij alle kantoren in het arrondissement.10 Het is de toezichthouder die bepaalt op welke wijze het toezicht wordt vormgegeven
en of het jaarlijks bezoeken van 10 procent van de kantoren hem in staat stelt om
adequaat en effectief toezicht uit te oefenen.
Van de dekens heb ik vernomen dat het dekenberaad sinds 2022 een portefeuillehouder
heeft die specifiek belast is met de grote kantoren. Daarnaast voeren de dekens in
2022 een thematisch onderzoek uit naar het gebruik van derdengelden bij grote kantoren
en hebben zij ook bijzondere aandacht voor de cultuur en integriteit binnen de grote
kantoren.
Vraag 10
Bent u het er mee eens dat er meer mogelijkheden nodig zijn om controles te houden
bij gemengde kantoren met zowel een notaris- als een advocatentak, omdat met de huidige
regels dekens zich enkel op de advocaten mogen richten? Zo ja, wat gaat u hier aan
doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
De deken is op grond van artikel 45a, eerste lid, van de Advocatenwet de bevoegde
toezichthouder op advocaten en het Bureau Financieel Toezicht (BFT) is op grond van
artikel 110 van de Wet op het notarisambt de bevoegde toezichthouder op notarissen.
Met inachtneming van de huidige regelingen in de Advocatenwet, de Wet op het notarisambt
en de Wwft kunnen controles worden gehouden bij kantoren waar zowel advocaten als
notarissen werkzaam zijn. De dekens en het BFT kunnen gezien artikel 22a Wwft geen
vertrouwelijke informatie in het kader van de naleving van de Wwft met elkaar uitwisselen.
Op dit moment vindt in het kader van het toezicht op de Wwft overleg plaats tussen
de dekens en het BFT over de wijze waarop generieke informatie, trends en kennis wel
met elkaar kan worden gedeeld. In het kader van de versterking van het toezicht op
de advocatuur zal ook gekeken worden welke extra informatie de landelijk toezichthouder
op de advocatuur in de toekomst zou moeten kunnen delen met andere toezichthouders,
waaronder het BFT.
Vraag 11
Is er wel genoeg zelfreinigend vermogen binnen de advocatuur om effectief en onafhankelijk
toezicht te houden als iemand met flinke banden met het te onderzoeken kantoor, zelf
het onderzoek mag leiden? Bent u het er mee eens dat hierdoor in ieder geval de schijn
van belangenverstrengeling heeft kunnen ontstaan? Hoe gaat u er, beter nog dan nu,
voor zorgen dat toezicht door dekens boven elke vorm van belangenverstrengeling/partijdigheid
verheven zal zijn?
Antwoord 11
De zorg van de leden over de schijn van belangenverstrengeling deel ik. De deken is
advocaat, en vervult daarnaast onder meer de rol bestuurder van de lokale orde, komt
met zijn raad op voor de rechten en belangen van de advocaten in het eigen arrondissement
en is ook, samen met de raad, verantwoordelijk voor de toetreding tot de advocatuur
en stage-aangelegenheden. De deken geeft daarnaast voorlichting over de praktijkuitoefening,
bemiddelt bij geschillen tussen advocaten, behandelt klachten over advocaten en fungeert
regelmatig als vertrouwenspersoon voor advocaten (al dan niet omdat de Verordening
of de Gedragsregels dat voorschrijven). Sinds 2015 is de deken ook de enige bevoegde
toezichthouder in het eigen arrondissement. Met de komst van een landelijke toezichthouder,
waarin volgens het evaluatierapport uit 2020 de dekens deel van zouden gaan uitmaken,
is de vraag gerechtvaardigd hoe die verschillende rollen zich tot elkaar verhouden.
Deze vraag is onderwerp van gesprek met de NOvA.
In de brief van mijn ambtsvoorganger van 29 oktober 2021 is aangegeven dat het doel
is van het versterken van het toezicht is om te komen tot een stelsel dat modern,
evenwichtig en toekomstbestendig is. Een stelsel waarbinnen alle actoren opereren
met eenduidige, duidelijk afgebakende taken, rollen en bevoegdheden en het toezicht
onafhankelijk, transparant, uniform en effectief is. Ik onderschrijf dit doel en zal
dat ook als uitgangspunt nemen bij het nader uitwerken van de plannen om het toezicht
op de advocatuur te versterken.
Vraag 12
Neemt het Openbaar Ministerie (OM) de conclusies van het CvT mee in haar onderzoek
naar de misstanden bij Pels Rijcken?
Antwoord 12
Zoals te doen gebruikelijk is neemt het Openbaar Ministerie alle voor het strafrechtelijk
onderzoek relevante gegevens mee in het onderzoek.
Vraag 13
Bent u bereid het contract met Pels Rijcken, waarop een opzegtermijn van een jaar
zit, te ontbinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Er is geen overeenkomst met het kantoor Pels Rijcken. De Staat heeft een contractuele
verhouding met een advocaat die optreedt als Landsadvocaat. Sinds 1969 zijn dit advocaten
geweest die waren verbonden aan het kantoor Pels Rijcken. Zoals eerder aan uw kamer
gemeld, zal het kabinet een commissie van deskundigen instellen om advies uit te brengen
over zowel de mogelijke positionering en vormgeving als de inhoudelijke reikwijdte
van de advocatuurlijke dienstverlening aan de rijksoverheid.11 Ik acht het niet verstandig om in afwachting van het advies van de commissie onomkeerbare
stappen te nemen waarmee de opties op de langere termijn zouden kunnen worden beperkt,
of die onnodige risico´s met zich mee brengen voor de continuïteit van de juridische
bijstand aan de Staat.
Vraag 14
Vindt u het ook wenselijk dat er verdere waarborgen en checks and balances in onder
meer de financiering van het toezicht door lokale dekens worden aangebracht? Zo ja,
zijn er al voornemens om verdere waarborgen in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
In het kader van een onafhankelijk, transparant, uniform, proactief en effectief toezicht
zijn stevige waarborgen voor checks and balances in de financiering van het toezicht
noodzakelijk. Dit vormt een belangrijk onderdeel in de gesprekken met de NOvA over
de inrichting van een landelijke toezichthouder en een landelijke ondersteuning van
die toezichthouder. Zodra daar meer duidelijkheid over is zal ik uw Kamer informeren
(zie ook het antwoord op vraag 2).
Vraag 15
Op welke manier vraagt u, in uw contacten met instanties binnen de Nederlandse Orde
van Advocaten, aandacht voor het versterken van de expertise en onafhankelijkheid
van lokale dekens en het dekenberaad?
Antwoord 15
Ik heb zowel afzonderlijk als gezamenlijke gesprekken met de diverse organen van de
NOvA over de instelling van één landelijke toezichthouder met één landelijke ondersteuning.
Ik ben van mening dat een landelijk georganiseerd toezicht ten goede komt aan de onafhankelijkheid
en de versterking van de expertise van het toezicht.
Vraag 16
Bent u bereid om deze vragen binnen drie weken, een voor een, te beantwoorden?
Antwoord 16
De vragen zijn één voor één en zo snel als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.