Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Beukering-Huijbregts en Romke de Jong over pensioenopbouw door zzp’ers
Vragen van de leden Van Beukering-Huijbregts en Romke de Jong (beiden D66) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de Staatssecretaris van Financiën over pensioenopbouw door zzp’ers (ingezonden 11 februari 2022).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), mede namens
de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst (ontvangen 29 maart
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1839.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Pensioenvoorbereiding van zzp’ers tijdens de coronacrisis»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunnen er maatregelen worden genomen om de pensioenopbouw van zzp’ers tijdens en na
de coronacrisis op orde te houden? Zo ja, welke?
Antwoord 2
De gevolgen van de coronacrisis worden door iedereen gevoeld. Het Netsparpaper waar
u naar verwijst onderzoekt de mate waarin de coronacrisis, en specifiek de lockdowns,
impact heeft gehad op het spaargedrag van zzp’ers. Het kabinet heeft met een ruimhartig
coronasteunpakket velen in deze moeilijke periode geholpen om de klap voor een groot
deel op te vangen. Dit heeft bijgedragen aan het behoud van banen en inkomens. Het
precieze effect van de steunmaatregelen is moeilijk in te schatten. Onderzoek van
het CPB en AFM wijst uit dat zonder inkomenssteun een aanzienlijk deel van de zelfstandigen
bij omzetverlies op korte termijn in de financiële problemen zou raken2.
Tegelijkertijd heeft de coronacrisis wel degelijk inkomenseffecten gehad. Dat laat
het Netsparpaper ook zien. Onderzoek van het CPB laat zien dat zelfstandigen tijdens
het begin van de crisis behoorlijk minder werkten, maar dat dit zich gedurende 2020
voor een deel herstelde3.
Ik vind het van belang dat alle werkenden in voldoende mate worden gefaciliteerd om
een adequate oudedagsvoorziening te treffen, ook zzp’ers. Daartoe is er naast de AOW
als basispensioen (eerste pijler) het arbeidsvoorwaardelijkpensioen (tweede pijler),
en hebben zzp’ers (en ook anderen) de mogelijkheid om via een individuele faciliteit
aanvullend pensioen te sparen (de derde pijler). Deze individuele faciliteit wordt
fiscaal gefaciliteerd, wat betekent dat zzp’ers premies of inleg kunnen aftrekken.
Met het Wetsvoorstel toekomst pensioenen wordt voorgesteld de ruimte die zzp’ers hebben
om fiscaal gefaciliteerd te sparen in de derde pijler fors te verruimen. Nu is die
ruimte gemaximeerd op 13,3% van de premiegrondslag (inkomen minus AOW-drempelbedrag).
Voorgesteld wordt dit te verhogen naar 30%, waarmee de ruimte in de derde pijler gelijk
wordt aan de ruimte die werknemers hebben in de tweede pijler. Voor deze verruiming
is 100 miljoen euro gereserveerd. Met de verruiming van de fiscale ruimte wordt opbouw
van oudedagsvoorzieningen door zzp’ers beter gefaciliteerd. Het Wetsvoorstel toekomst
pensioenen wordt binnenkort aan uw Kamer aangeboden.
Vraag 3
Deelt u de observatie dat een eigen woning een passende mogelijkheid is om als pensioenvoorziening
te fungeren?4 Zo ja, hoe kijkt u naar de fiscale mogelijkheden om een eigen woning in te zetten
als pensioenvoorziening?
Antwoord 3
Het Netsparpaper waar u naar verwijst verkent de mogelijkheden om vermogen uit de
eigen woning te verzilveren als inkomensaanvulling na pensionering. In het paper valt
te lezen dat er in de kern twee mogelijkheden zijn om de overwaarde van de eigen woning
(gedeeltelijk) liquide te maken: het aangaan van een leenconstructie of het verkopen
van de woning. Beide opties zijn reeds mogelijk en kennen verschillende verschijningsvormen
met verschillende risico’s en voordelen. Het is afhankelijk van de individuele situatie
of het liquide maken van de overwaarde in de eigen woning een mogelijkheid is om het
pensioen aan te vullen of als pensioenvoorziening te fungeren. Net zoals dat bijvoorbeeld
ook geldt voor het verkopen of belenen van andere bezittingen.
Niet iedereen heeft echter een eigen woning of heeft overwaarde in de eigen woning.
Bovendien is de vermogensopbouw beperkt tot de waarde van de woning en zegt die waarde
weinig tot niets over de benodigde pensioenvoorziening. Een eigen woning is dan ook
niet specifiek bedoeld als pensioenbelegging en wordt als zodanig ook niet fiscaal
behandeld. Voor fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw gelden fiscale begrenzingen
gebaseerd op een bepaalde pensioenambitie qua hoogte van het inkomen na pensioendatum.
Het creëren van extra fiscale pensioenfaciliteiten voor specifiek de overwaarde in
de eigen woning verhoudt zich niet tot deze ambitie en fiscale begrenzingen. Daarnaast
werkt het complexiteitsverhogend als met dergelijke fiscale pensioenfaciliteiten in
het reguliere fiscale pensioenkader rekening gehouden moet worden. Met het hiervoor
reeds aangehaalde Wetsvoorstel toekomst pensioenen wordt juist een eenvoudiger en
generiek fiscaal kader voorgesteld voor opbouw van oudedagsvoorzieningen voor zowel
werknemers als zelfstandigen. Dit kader geeft fiscale ruimte voor een adequate opbouw
van oudedagsvoorzieningen onafhankelijk van de vraag of er sprake is van overwaarde
in de eigen woning die benut kan worden.
Vraag 4
Herkent u de observatie dat zzp’ers administratieve lasten en beperkte mogelijkheden
voor flexibele opname als reden geven voor lage pensioenopbouw?5 Hoe kunnen deze administratieve lasten verminderd en de mogelijkheden voor flexibele
opname vergroot worden?
Antwoord 4
In het onderzoek van Netspar waar u naar verwijst wordt aangegeven dat veel zzp’ers
niet weten wat de fiscale jaarruimte is. Op de website van de Belastingdienst staat
een handige rekenhulp om de jaarruimte te bepalen. Daarnaast bevat de website van
de Belastingdienst informatie over het aftrekken van lijfrentepremie in de aangifte
inkomstenbelasting binnen de fiscale jaarruimte.
In het Netsparpaper wordt ook aangegeven dat zzp’ers voor opbouw in de tweede pijler
het inkomen van drie jaar geleden moeten doorgeven aan de pensioenuitvoerder. Dit
punt heeft de aandacht. In het Wetsvoorstel toekomst pensioenen is experimenteerwetgeving
opgenomen die het mogelijk maakt dat zzp’ers zich vrijwillig kunnen aansluiten bij
daarvoor opengestelde pensioenregelingen in de tweede pijler. Daarbij wordt in het
kader van dit experiment niet gekeken naar het inkomen van drie jaar geleden, maar
is in overleg met de sector en zelfstandigenorganisaties besloten te kijken naar het
inkomen van een jaar geleden. De experimenteerwetgeving voor zzp’ers wordt na invoering
binnen vijf jaar geëvalueerd. Bij die evaluatie zal worden bezien of deze maatregel
als minder belemmerend wordt ervaren.
Tot slot wordt in het Netsparpaper gepleit voor het vergroten van mogelijkheden tot
flexibele opname bij tegenvallend inkomen, investeringen en studie. Het risico hiervan
is dat er een te grote onttrekking wordt gedaan die een grote invloed kan hebben op
het uiteindelijke pensioeninkomen. Daarom dient hier terughoudend mee omgegaan te
worden. Voor de situatie van tegenvallend inkomen vanwege arbeidsongeschiktheid bestaat
een mogelijkheid om een lijfrente tot een bepaald bedrag per jaar af te kopen. In
andere situaties is dit niet mogelijk. Investeringen en studie zijn in de regel redelijk
te voorzien en zouden in principe uit een reguliere buffer gefinancierd moeten worden
en niet uit pensioengeld.
Het is belangrijk dat zelfstandigen voldoende pensioen kunnen opbouwen. Daarom wordt,
zoals ook in het antwoord op vraag twee aangegeven, een verruiming van de fiscale
ruimte in de derde pijler voorgesteld met het Wetsvoorstel toekomst pensioenen en
wordt in dit wetsvoorstel een experimenteerbepaling opgenomen waarmee de toegang tot
de tweede pijler voor zelfstandigen wordt vergroot. Het kabinet is van mening dat
pensioenopbouw voor zelfstandigen hierdoor beter wordt gefaciliteerd.
Vraag 5
Hoe wilt u zzp’ers wijzen op de mogelijkheden om het bezit van een huis in te zetten
als pensioenvoorziening?
Antwoord 5
Ik ben niet voornemens om dit te doen. Dit is te afhankelijk van de individuele situatie.
Daarnaast is de eigen woning niet primair bedoeld als pensioenvoorziening zoals ook
toegelicht in antwoord op vraag drie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.