Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Belhaj over de racistische intimidatie van een gezin in Giethoorn en de gebrekkige reactie daarop van lokale instanties
Vragen van het lid Belhaj (D66) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid over de racistische intimidatie van een gezin in Giethoorn en de gebrekkige reactie daarop van lokale instanties (ingezonden 9 februari 2022).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 29 maart 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van Zembla van donderdag 3 februari 2022?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de gang van zaken in de door Zembla onderzochte casus?
Antwoord 2
Alle vormen van discriminatie en racisme zijn volstrekt ontoelaatbaar in onze samenleving.
Uit berichtgeving van Zembla blijkt dat een gezin van Turkse afkomst zich gediscrimineerd
en niet veilig heeft gevoeld in hun eigen woonomgeving door racistische pesterijen,
intimidatie en vernielingen sinds de herfst van 2020. Het gezin heeft inmiddels besloten
om te verhuizen. Dit is een schrijnend voorbeeld van de grote impact die racistische
bejegening kan hebben op de levens van mensen. Iedereen in Nederland moet gelijk worden
behandeld, zichzelf kunnen zijn en zich veilig voelen. Zoals ook aangegeven tijdens
het commissiedebat Politie van 17 februari jl., heeft de Minister van Justitie en
Veiligheid zich reeds voorgenomen om contact op te nemen met het gezin uit Giethoorn,
wanneer het strafrechtelijk onderzoek is afgerond.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat het in deze casus zo moeilijk was om aangifte te doen van discriminatie,
terwijl de Aanwijzing discriminatie voorschrijft aangiften van discriminatie in beginsel
altijd op te nemen en in behandeling te nemen?
Antwoord 3
In de Aanwijzing Discriminatie2 staat als uitgangspunt beschreven dat de politie aangiften betreffende discriminatie
in beginsel opneemt en in behandeling neemt en dat opsporingsonderzoek wordt verricht.
De politie neemt een aangifte op wanneer sprake is van een vermoeden van een strafbaar
feit. Daarnaast is het politiebeleid dat een aangifte altijd wordt opgenomen als er
twijfel ontstaat over het strafbare karakter of wanneer dit de wens van het slachtoffer
is. In de casus in Giethoorn is dit in eerste instantie niet gebeurd. De politie heeft
aangegeven dat dit beleid nadrukkelijker onder de aandacht gebracht zal worden in
de politieorganisatie.
Vraag 4
Klopt het dat de politie op basis van artikel 2.3 van de aanwijzing zelf alert zou
moeten zijn op eventuele discriminatieaspecten, ook in het geval dat de aangever bijvoorbeeld
slechts melding zou doen van vernieling?
Antwoord 4
Dat klopt. In de Aanwijzing Discriminatie3 staat dat de politie bij een aangifte of melding van een commuun delict alert dient
te zijn op eventuele discriminatie-aspecten, ook indien deze door de aangever zelf
niet direct als discriminerend worden aangemerkt.
Vraag 5
Bent u bereid het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie van de politie – eventueel
in samenwerking met het Landelijke Expertise Centrum Discriminatie (LECD) van het
Openbaar Ministerie – deze casus te laten onderzoeken, met het doel de geleerde lessen
landelijk in de organisatie te implementeren?
Antwoord 5
Het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie van de politie zal deze casus met de betrokken
eenheden en de discriminatie-contactpersonen van de politie-eenheden bespreken om
te leren waar verbeteringen mogelijk zijn. Het is van groot belang dat alle beschikbare
informatie tussen alle betrokken partijen goed wordt gedeeld en dat er op een juiste
wijze opvolging wordt gegeven aan een melding of aangifte van discriminatie. Zoals
ook in antwoord op vraag 13 wordt uitgelegd, speelt het Regionaal Discriminatie Overleg
tussen politie, OM en ADV’s hierin een sleutelrol. De expertisecentra van de politie
en het OM dragen hier ook aan bij. De politie neemt de aangifte van discriminatie
op en onderzoekt de zaak. De zaak wordt daarna overgedragen aan het OM. Het Landelijk
Expertise Centrum Discriminatie (LECD) van het OM is er vervolgens om binnen parket
Amsterdam aangiften inhoudelijk te behandelen en officieren en andere medewerkers
van het OM, belast met discriminatie in andere parketten te adviseren en informeren
over de strafbaarheid van feiten die raken aan discriminatie.
Vraag 6
Deelt u de mening dat deze casus de potentiele meerwaarde van gespecialiseerde discriminatierechercheurs
nogmaals onderstreept?
Antwoord 6
Het is op dit moment te vroeg om de exacte meerwaarde van de discriminatierechercheurs
te kunnen vaststellen, maar de intentie en de inzet is er. In een pilot met het Expertise
Centrum Aanpak Discriminatie van de politie zullen de nog aan te stellen discriminatierechercheurs
via de landelijke kennis- en informatiefunctie de politie-eenheden en hun ketenpartners
beter in staat stellen om discriminatievraagstukken te herkennen en op te pakken.
Gedurende de komende vier jaren wordt de landelijke expertise verder ontwikkeld en
toegankelijker gemaakt om alle eenheden te ondersteunen in de aanpak van discriminatie.
Vraag 7
Herinnert u zich uw antwoord op de vraag naar de laatste stand van zaken van de pilot
discriminatierechercheurs naar aanleiding van de motie Paternotte c.s.?4, 5 Hoe ver bent u met het streven om de functies van de discriminatierechercheurs dit
voorjaar ingevuld te hebben?
Antwoord 7
Ja. Als onderdeel van het realisatieprogramma Politie voor Iedereen voert de politie
in opvolging van de motie-Paternotte6 gedurende de komende vier jaar een pilot uit waarin landelijke expertise wordt ontwikkeld
op het gebied van de aanpak van discriminatie. De materiedeskundigen en discriminatierechercheurs
van het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie – Politie zullen expertise ontwikkelen
en delen over de opvolging van meldingen en aangiftes op discriminatiegebied in den
brede. De materiedeskundigen zijn reeds aangesteld en het streven is nog steeds om
de discriminatierechercheurs dit voorjaar aan te stellen.
Vraag 8
Hoe duidt u het gegeven dat de gemeente in dit geval niet heeft gereageerd op de melding
van discriminatie en van de klacht met betrekking tot de afhandeling door de politie?
Ziet u hier voor gemeenten een actievere rol weggelegd? Welke verantwoordelijkheid
heeft de burgermeester in dit soort situaties?
Antwoord 8
Het College van burgemeester en Wethouders van de gemeente Steenwijkerland heeft in
reactie op vragen van de gemeenteraad aangegeven om zijn rol in deze casus te laten
onderzoeken. Het College van burgemeester en Wethouders beraadt zich momenteel hoe
dit onderzoek wordt vormgegeven. Naar aanleiding van de toezegging die ik gedaan heb
tijdens commissiedebat Discriminatie, Racisme en Mensenrechten van 24 februari jl.
is er een telefonisch overleg gepland met de burgemeester van Steenwijkerland over
deze casus.
Als een inwoner bij de gemeente discriminatie meldt, dient deze inwoner voor het doen
van een melding of aangifte te worden doorverwezen naar de politie, of voor ondersteuning,
waaronder emotionele en juridische ondersteuning naar een lokale antidiscriminatievoorziening.
Het College van burgemeester en Wethouders is op grond van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen
(Wga) verantwoordelijk voor de instelling van een onafhankelijke antidiscriminatievoorzieningen
in de gemeente. In het eerder genoemde commissiedebat heb ik uw Kamer laten weten
dat ik met gemeenten en burgemeesters het gesprek wil voeren waar de verantwoordelijkheid
voor het antidiscriminatiebeleid thuishoort, waarbij ik ook heb aangegeven dat ik
het goed vind als een onderwerp als dit binnen de gemeente breed gedragen wordt.
Vraag 9
Heeft de gemeente, voor zover bij u bekend, inmiddels wel actief hulp geboden aan
dit gezin?
Antwoord 9
Uit ambtelijke contacten heb ik begrepen dat het gezin de afgelopen jaren hulp heeft
gekregen van verschillende organisaties, waaronder de gemeente. Het gezin woont momenteel
niet meer in de gemeente Steenwijkerland.
Vraag 10
Ziet u voor uzelf een rol weggelegd in het faciliteren van kennisdeling onder gemeenten
over de vraag hoe om te gaan met dit soort casussen? In hoeverre biedt de in de uitzending
aangehaalde soortgelijke casus uit Waspik daar aanknopingspunten voor?
Antwoord 10
Zoals ik in mijn brief van 23 februari jl.7 over de versterking van de ketenbrede aanpak van discriminatie en racisme aan uw
Kamer heb geschreven, ben ik momenteel in gesprek met de VNG over hoe we gezamenlijk
tot een versterking van de lokale aanpak van discriminatie kunnen komen. Wij zullen
de komende periode gezamenlijk de behoeften en knelpunten van gemeenten op dit gebied
in kaart brengen door middel van het organiseren van bijeenkomsten voor gemeenten.
Om gemeenten te ondersteunen en te helpen bij de aanpak van discriminatie, is door
het kennisinstituut Movisie, in opdracht van het Ministerie van BZK, in 2018 de handreiking
«Antidiscriminatiebeleid voor gemeenten» ontwikkeld. In de handreiking worden onder
andere verschillende onderzoeken naar effectieve methodieken en lokale «best practices»
samengevoegd. Aangezien er sinds 2018 veel nieuwe voorbeelden zijn van lokaal beleid
en interventies heb ik Movisie gevraagd om de handreiking te actualiseren. Deze geactualiseerde
handreiking kan de gemeenten concrete handvatten bieden om de lokale aanpak van discriminatie
te verstevigen.
Tot slot werkt Movisie in opdracht van het Ministerie van JenV, SZW en OCW aan een
handreiking voor gemeenteambtenaren waarin handvatten worden gegeven voor gemeentelijk
antidiscriminatiebeleid voor de specifieke discriminatiegronden antisemitisme, moslimdiscriminatie,
anti-Zwart racisme, antiziganisme en LHBTI-discriminatie.
Vraag 11
Klopt het dat op basis van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen, gemeenten
verantwoordelijk zijn voor het bieden van toegang tot een antidiscriminatievoorziening?
Is er voor elke gemeente een antidiscriminatievoorziening zoals Vizier Oost, die in
deze casus essentiële hulp lijkt te hebben geboden in het serieus nemen van de discriminatiemeldingen?
Antwoord 11
Dat klopt. De verplichting tot het bieden van toegang tot een antidiscriminatievoorziening
is opgenomen in artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.
Alle gemeenten bieden, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, aan slachtoffers
van discriminatie toegang tot een antidiscriminatievoorziening.
Vraag 12
Deelt u de zorgen over de constatering van Vizier Oost dat zich het afgelopen jaar
al een aantal vergelijkbare zaken hebben voorgedaan, waarbij de officier van justitie
niet tijdig werd geïnformeerd of mensen geen aangifte konden doen?
Antwoord 12
Het is niet aan het kabinet om in individuele zaken te treden en om die reden kan
op deze vraag geen inhoudelijk antwoord worden gegeven.
Vraag 13
In hoeverre worden de ervaringen van de antidiscriminatievoorziening met andere instanties
– zoals politie, Openbaar Ministerie en gemeenten – gemonitord en geëvalueerd? Deelt
u de mening dat deze ervaringen essentiële inzichten kunnen bieden in de integrale
aanpak van racisme en discriminatie?
Antwoord 13
Ik deel de mening dat de ervaringen van de antidiscriminatievoorzieningen essentiële
inzichten kunnen bieden in de integrale aanpak van racisme en discriminatie.
De afspraken over de samenwerking tussen politie, antidiscriminatievoorzieningen (ADV's)
en Openbaar Ministerie (OM) zijn vastgelegd in een convenant. Het doel van deze samenwerking
is om discriminatie-incidenten tijdig en op effectieve wijze op te pakken, de voortgang
van discriminatiezaken te monitoren en te bewaken, en slachtoffers van discriminatie
zo goed mogelijk te ondersteunen bij de uitoefening van hun rechten. Als onderdeel
van de geïntensiveerde samenwerking worden de politiesystemen continu landelijk gescreend
om zicht te krijgen op de aard en omvang van discriminatie-incidenten. Eenheden ontvangen
tweewekelijks een overzicht hiervan, zogenoemde zaakslijsten, en de politie neemt
deze informatie mee naar het regionaal discriminatieoverleg (RDO) met het OM en de
ADV's. Deze overzichten zijn bedoeld om de discriminatie-incidenten te monitoren en
om gezamenlijk afspraken te maken over een betekenisvolle afdoening. Jaarlijks wordt
met de partners gekeken of de afspraken nog aansluiten bij de wensen en behoeften
van de partners om goed samen te werken binnen het RDO. De eerste evaluatie van de
afspraken in het convenant van 2020 heeft in 2021 plaatsgevonden.
Daarnaast ben ik, zoals bij de beantwoording van vraag 9 aangegeven, momenteel in
gesprek met de VNG over hoe gezamenlijk tot een versterking van de lokale aanpak van
discriminatie gekomen kan worden. De komende periode zullen de behoeften en knelpunten
van gemeenten op het gebied van de aanpak van discriminatie in kaart worden gebracht
door middel van het organiseren van bijeenkomsten voor gemeenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.