Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Wijngaarden en Heinen over ‘Defensie-industrie vangt vaker bot bij banken die reputatieschade vrezen’
Vragen van de leden Van Wijngaarden en Heinen (beiden VVD) aan de Ministers van Defensie en van Financiën over het bericht «Defensie-industrie vangt vaker bot bij banken die reputatieschade vrezen» (ingezonden 25 november 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën), mede namens de Staatssecretaris van Defensie
(ontvangen 25 maart 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022,
nr. 1444.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Defensie-industrie vangt vaker bot bij banken die reputatieschade
vrezen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Deelt u de mening dat het vreemd is dat het Defensie is die een cyberaanval op banktegoeden
zou moeten kunnen afwenden of vergelden, maar de bedrijven die de systemen maken waar
Defensie mee moet werken niet welkom zijn bij die banken?
Bent u reeds in gesprek met banken en Defensie-industrie hierover? Zo nee, bent u
daartoe bereid?
Antwoord 2 en 3
In het algemeen voeren banken eigen beleid ten aanzien van het accepteren van klanten.
Banken bepalen zelf hun ondernemingsstrategie, het gewenste risicoprofiel en met welke
klanten zij een (zakelijke) relatie aangaan of voortzetten. Dit betekent dat zij in
beginsel de vrijheid hebben om zich te richten op die klantengroepen die zij vanwege
hun strategie het meest opportuun achten.
Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen over «de mogelijke impact
van Europese ESG-standaarden op de defensie- en veiligheidssector» van 25 januari
jl., neemt het kabinet de signalen van de defensie-industrie omtrent problemen met
de toegang tot de financiële dienstverlening serieus. Daarom gaan de Ministeries van
Financiën en Defensie eerst samen in gesprek met de defensiesector om te spreken over
de belemmeringen die zij ervaren en vervolgens met de Nederlandse Vereniging van Banken
(NVB).
Vraag 4 en 5
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel bedrijven te horen hebben gekregen dat hun bankrekening
wordt opgeheven?
Klopt het dat dit ook gevolgen heeft voor privérekeningen en -leningen van bedrijfsleiders?
Antwoord 4 en 5
Navraag bij de NVB leert dat zij deze cijfers niet tot hun beschikking hebben. Volgens
de NVB zijn deze gegevens niet sectoraal beschikbaar en is het ook niet haalbaar om
dit geaggregeerd op te halen bij de banken. De NVB heeft aangegeven dat het al dan
niet aanbieden van bankrekeningen een individuele afweging van individuele banken
is. Dit punt zal onderdeel zijn van ons gesprek met de defensiesector.
Vraag 6
Is het mogelijk om een uitzondering te maken op het «ecolabel» wanneer een organisatie
kan aantonen een defensieopdracht uit te voeren, dan wel de zogenaamde Environmental,
Social & Governance (ESG) normen uit te breiden met veiligheidsinvesteringen? Bent
u bereid zich hiervoor in te zetten?
Antwoord 6
Het kabinet zet zich in voor een ambitieuze invulling van Europese standaarden voor
duurzame (financiële) producten. Het kabinet blijft binnen de EU in bredere zin ook
de mogelijke ongewenste gevolgen van het bij voorbaat uitsluiten van sectoren, waaronder
de defensie-industrie, aanhangig maken. Zoals in het coalitieakkoord gesteld, houdt
het kabinet ook bij Rijksbrede regels en beleid rekening met de bijzondere positie
van Defensie in het belang van de nationale veiligheid.
Vraag 7
Is er op Europees niveau reeds gesproken over het botsende belang van de duurzaamheidsambities
en het versterken van de defensiecapaciteit?
Antwoord 7
Tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie van
12-13 januari jl. in Brest is door een aantal lidstaten gewezen op mogelijke komende
voorstellen ten aanzien van de taxonomie die een negatieve invloed kunnen hebben op
de toegang van de Europese defensie-industrie tot financiële dienstverlening. De Hoge
Vertegenwoordiger Joseph Borrell en de Europese Commissie erkenden de zorgen hierover
en gaven aan dit goed in de gaten te zullen houden. Op 15 februari jl. publiceerde
de Commissie het Defensiepakket2. Hierin stelt de Commissie dat horizontale initiatieven, zoals initiatieven op gebied
van duurzame financiering, consistent moeten blijven met de inspanningen van de Europese
Unie om de Europese defensie-industrie voldoende toegang tot financiering en investeringen
te bieden. Daarnaast verwacht de Commissie van de defensie-industrie dat het zelf
ook bijdraagt aan het mitigeren van klimaatverandering in lijn met EU-beleid en in
het bijzonder de Europese Green Deal. Het verbeteren van de energie-efficiëntie, het
waar mogelijk vergroten van het gebruik van hernieuwbare energie en het verminderen
van emissies in deze sector moeten volgens de Commissie integraal onderdeel worden
van de collectieve inspanningen voor klimaatneutraliteit in 2050.
Het kabinet zal dit dossier nauwlettend volgen, zoals aan uw Kamer gemeld in de Kamerbrief
«Verslag informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 12 en 13 januari 2022» van
19 januari jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 234). Een robuuste Europese Defensie Technologische en Industriële basis is cruciaal
voor het waarborgen van de nationale veiligheid, de bevordering van de internationale
rechtsorde en een zelfredzamer Europa. Dit laat onverlet dat van individuele bedrijven
wordt verwacht dat zij gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO-richtlijnen voor
multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) toepassen. Dit houdt in dat bedrijven
de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart moeten brengen en deze
risico’s moeten aanpakken en voorkomen. Dit geldt ook voor bedrijven in de defensie-industrie,
zij behoren deze processen op orde te hebben en dit aan te kunnen tonen aan hun financiële
dienstverlener.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede namens
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.