Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 15 maart 2022, over Landbouw- en Visserijraad op 21 maart 2022
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1409
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 5 april 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie
voor Europese Zaken hebben op 15 maart 2022 overleg gevoerd met de heer Staghouwer,
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 10 maart 2022
inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 21 maart 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1402);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 25 februari
2022 inzake verslag Landbouw- en Visserijraad 21 februari 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1381);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 1 maart 2022
inzake geannoteerde agenda informele videoconferentie van landbouwministers op 2 maart
2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1384);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 7 maart 2022
inzake verslag informele videoconferentie van landbouwministers op 2 maart 2022 (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1401);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 10 februari
2022 inzake kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen LNV (Kamerstuk 22 112, nr. 3286);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 februari 2022 inzake fiche:
Mededeling Duurzame koolstofcycli (Kamerstuk 22 112, nr. 3318);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 17 februari
2022 inzake reactie op verzoek commissie over de precieze argumentatie en correspondentie
met de Europese Commissie over het voorlopig niet in behandeling nemen door de Europese
Commissie van de Nederlandse derogatieaanvraag (Kamerstuk 33 037, nr. 436);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 24 februari
2022 inzake aanvulling Nationaal Strategisch Plan in het kader van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid 2023–2027 (Kamerstuk 28 625, nr. 335);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 25 februari
2022 inzake addendum zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn en derogatie (Kamerstuk
33 037, nr. 437);
– de brief van de Minister voor Natuur en Stikstof d.d. 28 februari 2022 inzake reactie
op verzoek commissie over de Celastrus orbiculatus (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1382).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Geurts
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Jansma
Voorzitter: Van Campen
Griffier: Jansma
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bisschop, Van Campen, Grinwis, Tjeerd
de Groot, Van der Plas, Thijssen en Wassenberg,
en de heer Staghouwer, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aanvang 17.37 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Hierbij open ik het commissiedebat Landbouw- en Visserijraad op 21 maart
2022. Een warm welkom aan de Minister, zijn ambtelijke ondersteuning, de aanwezigen
op de publieke tribune en de technische ondersteuning. Een drietal leden is aanwezig.
Er is in de plenaire zaal nog een aantal activiteiten gaande, dus men zal daar langzaamaan
naar buiten lopen en hier binnenvallen. We gaan hier met elkaar een goed debat voeren.
We hebben wel een heel strikte eindtijd van 20.30 uur, aangezien er ongetwijfeld ook
afgevaardigden zijn die vandaag weer teruggaan naar hun kiesdistricten, gelet op de
verkiezingen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Van de gemeenteraad?
De voorzitter:
Ja! Mevrouw Van der Plas, dit moet u natuurlijk wel ondersteunen, toch? Laten we het
volgende afspreken: vijf minuten spreektijd per fractie, twee interrupties in tweeën.
Als u daarmee akkoord bent, dan geef ik het woord aan de heer Joris Thijssen van de
Partij van de Arbeid.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb dadelijk nog een tweeminutendebat, dus ergens moet
ik even terug naar de plenaire zaal. Daarna kom ik weer terug.
Het is goed dat we vandaag bij elkaar zitten, want er is een hele hoop aan de hand
in Europa waarover gepraat moet worden, ook op het gebied van landbouw. Ik had mijn
inbreng daarop voorbereid, maar sinds de uitbraak van die vreselijke oorlog in Oekraïne
is het toch echt wel heel erg anders. Poetins oorlog heeft namelijk ook heel veel
impact op de landbouw en de voedselvoorziening. Daar gaat het grootste deel van mijn
inbreng van vandaag over.
Ik vind het goed dat de Minister heel snel heeft laten inventariseren wat nou eigenlijk
de gevolgen zijn van de oorlog en wat onze handelsbetrekkingen zijn met Rusland, Oekraïne
en Wit-Rusland, oftewel Belarus. Ik denk dat het goed en fijn is om te kunnen constateren
dat zowel in Nederland als in de Europese Unie de voedselvoorziening niet in gevaar
komt. Ik vind het ook goed dat de Minister in zijn brief vasthoudt aan de duurzaamheidsdoelstellingen
die nu gesteld zijn in Europa en dat hij daar niet op wil toegeven, ondanks dat we
van allerlei kanten zien dat er een lobby op gang komt om dat wél te doen. Ik vind
het goed dat de Minister eraan vasthoudt. Ik heb wel één vraag. Ik snap niet helemaal
waarom de Minister er in een van zijn brieven voor pleit om wat meer ruimte te krijgen
bij de Nitraatrichtlijn. Ik zou graag een toelichting willen waarom dat zo is.
De voedselvoorziening in Nederland en de Europese Unie komt niet in gevaar, maar dat
geldt niet voor een groot stuk van de rest van de wereld. Uiteraard moeten we zorgen
hebben over de Oekraïners en over hoe zij zich gaan voeden de komende tijd. We weten
ook dat Oekraïne heel veel exporteert naar met name het Midden-Oosten en Afrika. Die
landen zijn namelijk enorm afhankelijk van Russisch en Oekraïens graan. Nu al staat
de tarweprijs hoger dan tijdens de voedselcrisis in 2008. We hebben tijdens de Arabische
Lente kunnen zien dat schommelingen in voedselprijzen kunnen leiden tot onrust en
ook tot vluchtelingen. Het is dus niet alleen belangrijk voor de mensen in Noord-Afrika
en het Midden-Oosten dat hun voedselvoorziening oké is, maar ook voor Europa en daarmee
voor Nederland. Het is goed dat de Minister hierbij samenwerkt met de EU en in VN-verband.
Ik wil er bij de Minister dan ook op aandringen om de situatie nauwgezet in de gaten
te houden, zodat we er op tijd bij zijn als er toch iets gebeurt waarop ingesprongen
moet worden.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, ik zie een interruptie van de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Een helder betoog van collega Thijssen. Waardering daarvoor. Het was ook een deel
van mijn betoog. Hij verraste mij alleen met de constatering waar hij min of meer
mee aftrapte: de voedselzekerheid in ons land is niet in gevaar. Dit betekent dan
toch een reële bedreiging voor de voedselzekerheid? Misschien is die niet rechtstreeks
omdat er vanuit Oekraïne en Rusland minder export plaatsvindt, maar dit drijft de
prijs op de wereldmarkt toch enorm op? Dat gebeurt nu al. Ik ben ook vooral begaan
met het kiezerspubliek van de PvdA: de laagstbetaalden, de mensen die de arbeid verrichten.
Die zijn dan toch rechtstreeks en concreet de dupe?
De voorzitter:
Uw vraag is helder. De heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Nou, dat ben ik helemaal met de heer Bisschop eens. Het was mijn volgende punt. De
eerste vraag is of er genoeg voedsel is. Dat is er in Europa. Dat antwoord heeft de
Minister ons opgestuurd. Volgens mij blijkt dat ook in Europa. Het probleem is inderdaad
dat de prijzen gaan stijgen. Daar heeft de Partij van de Arbeid inderdaad hele grote
zorgen over. Met een pakket doet het kabinet nu iets aan de stijgende brandstof- en
energiekosten. Mijn vraag aan de Minister is dan ook wat hij gaat doen aan de stijgende
voedselprijzen, met name voor de lage en middeninkomens die toch al heel veel moeite
hebben om met hun portemonnee het einde van de maand te halen. Daarom is mijn concrete
vraag aan de Minister: gaat hij kijken hoe lage inkomens en middeninkomens gecompenseerd
of geholpen kunnen worden, zodat zij wel gewoon eten kunnen kopen? De Partij van de
Arbeid heeft daar eerder in haar tegenbegroting voorstellen voor gedaan. Wij zien
mogelijkheden om bij de rijken en vermogenden van dit land geld op te halen. Dat zou
je dan kunnen gebruiken om de lage inkomens en middeninkomens te compenseren. Ik wil
heel graag weten van de Minister of hij daarnaar kijkt en of hij daarvoor voorstellen
zal doen.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Ja, ik heb een vervolgvraag, dank. Ik wil niet vervelend doen, maar is dit niet een
heel egocentrische benadering? «Wij hebben geen last van voedselschaarste.» Nee, allicht
niet, het rijke Westen kan in overmaat voedsel kopen en laat vervolgens de rest van
de wereld, de armere gebieden, gewoon aan zijn lot over. Ik zeg het heel vriendelijk,
maar het is veel harder dan ik het nu kan verwoorden. Dan heb je toch een fundamentele
bedreiging van de voedselzekerheid, als je iets verder kijkt dan je eigen tuintje?
De heer Thijssen (PvdA):
Ik draai mijn betoog maar om. De Minister constateert – dat zie ik ook in allerlei
studies – dat er voor Europa en Nederland voldoende voedsel is, al is er wel een probleem
met hoge prijzen. Vandaar mijn vraag aan de Minister of de lage inkomens en de middeninkomens
daarin geholpen kunnen worden. Landen in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika hebben
een heel groot probleem, want de voedselprijzen zijn daar ook al hoger en de vraag
is of er tekorten komen. Ik denk dat het goed is dat de Minister dat in de gaten houdt,
in Europees verband en in VN-verband.
Ik heb vervolgens wel twee suggesties voor de Minister. De eerste suggestie is dat
de Minister heel goed gaat kijken naar het steunen en stimuleren van de lokale voedselvoorziening,
want we weten dat daar voor deze mensen, voor deze landen, het leeuwendeel van het
voedsel vandaan komt. Ik denk dat het goed is dat deze Minister of de Minister voor
BuHa-OS met name daar zorgt dat de lokale voedselvoorziening wordt gestimuleerd.
Het tweede is dat in 2019 op 60% van het Europese landbouwareaal voedsel voor beesten
werd verbouwd. Dat werd dus gebruikt voor voer voor beesten en niet voor voedsel voor
mensen. We weten ook dat Europa heel veel veevoer importeert en daarmee landbouwgrond
buiten de Europese Unie bezet houdt voor onze beesten, voor ons veevoer, terwijl die
grond natuurlijk ook ingezet zou kunnen worden om voedsel te verbouwen voor mensen.
Daarom wil ik deze Minister vragen: is hij het niet met de Partij van de Arbeid eens
dat we hier iets aan moeten doen, dat we moeten zorgen dat we minder veevoer nodig
hebben en dat er meer landbouwareaal beschikbaar komt voor mensen?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De heer Thijssen zegt dat heel veel grond wordt gebruikt om voedsel te telen voor
beesten. Maar die beesten worden daarna niet in de prullenbak gegooid, hè. Die beesten
produceren zuivel, eieren en vlees. Dat zijn producten met hoogwaardige eiwitten,
die er in grote delen van de wereld zeker voor kunnen zorgen dat snel aan de eiwitbehoefte
wordt voldaan. Het frame is dat het wordt geteeld voor beesten, alsof er daarna niks
meer mee gebeurt, terwijl er wel degelijk hoogwaardig voedsel van wordt gemaakt, waar
bij miljarden mensen in de wereld gewoon vraag naar is. Ik vraag me af: wat willen
we dan? Want dit lijkt meer op een pleidooi om de hele wereld plantaardig te laten
eten. Nou, ik kan u vertellen dat in Sudan de jaarlijkse vleesconsumptie per hoofd
van de bevolking slechts 9 kilo is. Die mensen hebben allemaal helemaal geen toegang
tot deze hoogwaardige eiwitten en die zouden hartstikke blij zijn als ze daar wel
toegang toe krijgen. Maar wij zeggen dan eigenlijk: dat willen we niet.
De voorzitter:
Kunt u tot uw vraag komen?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Is dit niet gewoon een pleidooi om mensen plantaardig te laten eten? Ik vind het verhaal
namelijk niet helemaal eerlijk als je zegt: het is alleen voor beesten. Nee, het is
ook voor humane consumptie, alleen gaat dat via het dier.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, graag een kort en bondig antwoord. Ook de vragen moeten kort en bondig
zijn. Laten we onszelf daartoe dwingen.
De heer Thijssen (PvdA):
Natuurlijk zorgen die beesten uiteindelijk weer voor humaan voedsel, maar we weten
wel dat de manier om eiwitten te produceren via beesten veel inefficiënter is dan
wanneer je mensen direct eiwitrijke planten geeft. Als we landbouwareaal in Nederland,
in Europa en in de rest van de wereld niet gebruiken voor veevoer maar voor voedsel,
kunnen we dus veel meer mensen voeden in de wereld en kunnen we dus ook iets doen
aan de hoge prijzen die er nu al zijn. Als we in Nederland inderdaad de veestapel
en de veevoerconsumptie afbouwen, komt er landbouwareaal vrij om humaan voedsel te
verbouwen. Dat zal ervoor zorgen dat de prijzen weer naar beneden gaan. Mijn vraag
aan de Minister is dan ook: ziet hij niet dat dit een manier is om te helpen bij de
voedselcrisis die inderdaad dreigt in Noord-Afrika en het Midden-Oosten?
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Nee, ik zie nog een vervolginterruptie van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik kan wel een eindje meegaan in het pleidooi van de heer Thijssen om te kijken hoe
we op een goede, efficiënte, hoogproductieve manier kunnen zorgen voor genoeg voedsel
voor iedereen, maar het is natuurlijk wel een utopie om te stellen dat ons hele landbouwareaal
geschikt is voor humane consumptie, dus direct voor menselijk voedsel. Niet elke grond
is daarvoor geschikt. Grasland wordt gebruikt voor de koeien en daar krijgen we dan
weer melk en een heleboel andere producten van. Ik wil de heer Thijssen toch vragen
om mensen niet voor te houden dat alle grond in Nederland geschikt is voor de teelt
voor humane consumptie, nog even los van het klimaat, want baktarwe heeft toch een
heel ander klimaat nodig dan gras of wat dan ook. Dat is dus mijn vraag.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik heb ook niet gezegd dat het hele landbouwareaal in Nederland moet worden ingezet
voor humaan voedsel. Ik heb gezegd dat er, als we in Nederland minder veevoer nodig
hebben, in Nederland, Europa en de rest van de wereld landbouwareaal kan vrijkomen
voor de directe voedselproductie voor mensen, wat een drukkend effect kan hebben op
de voedselprijzen in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog. Of nee, er is nog een interruptie van de heer Grinwis
van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb hier wel een vraag over. De heer Thijssen wil dus landbouwareaal sparen in
de zin van minder voedsel voor dieren en meer voedsel voor mensen. Gaat dat pleidooi
dan ook op voor biobrandstoffen? Daar ben ik wel benieuwd naar, want we hebben natuurlijk
ook steeds meer de transitie naar biobased materials en biobrandstoffen.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik denk dat dat ook een belangrijk punt is om naar te kijken. We weten dat het overgrote
deel van het landbouwareaal in gebruik is voor veevoer. In Europa is dat 60%, meer
dan 60%. Maar er is inderdaad ook een stuk bestemd voor biobrandstoffen, en als er
echt een voedseltekort is, moeten we ook daarnaar kijken. Kunnen we onze duurzaamheidsdoelstellingen,
ook voor de mobiliteitssector, dan op een andere manier halen?
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Thijssen (PvdA):
In lijn met de interruptiedebatjes die ik net heb gehad, is mijn vraag aan de Minister
of hij een mogelijkheid ziet om de veevoervraag in Nederland te reduceren, zodat er
meer landbouwareaal komt voor voedsel dat meteen geschikt is voor mensen. Is de Minister
het met de PvdA eens dat dit eigenlijk in lijn is met wat er moet gebeuren om de stikstofproblematiek
op te lossen, om te zorgen voor een veilig klimaat, om te zorgen voor schoon water
en schone luchten en om een volgende pandemie te voorkomen? Want daarvoor heeft Nederland
een hoge risicofactor, omdat we zo'n hoge veedichtheid hebben. Ziet de Minister deze
oorlog dus niet als een enorme kans om de transitie, die noodzakelijk en onvermijdelijk
is, juist te kickstarten en te versnellen en om heel snel de goede kant op te gaan,
zodat we minder beesten, evenveel boeren – we moeten er op een rechtvaardige manier
voor zorgen dat boeren die transitie kunnen maken – en meer voedsel voor mensen hebben?
Ik heb net in het interruptiedebat met de heer Bisschop al gezegd dat er in Nederland
weliswaar misschien geen voedseltekort is, maar dat we ook hier wel te maken krijgen
met stijgende prijzen. Vandaar mijn vraag of het kabinet iets gaat doen aan de stijgende
prijzen, met name voor de lage inkomens en de middeninkomens, voor de mensen die toch
al de kachel niet aan durven te zetten omdat ze bang zijn voor de energierekening.
Ze kunnen natuurlijk niet stoppen met naar de supermarkt gaan omdat ze bang zijn voor
de kassa daar. Is de Minister bereid om daarvoor een steunpakket te maken?
Dan nog een heel ander aspect van de oorlog, en dat is ...
De voorzitter:
Dat leidt toch nog tot een interruptie van de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Deze vraag is natuurlijk makkelijk gesteld. We hebben een algemeen inkomensbeleid,
via de koopkracht, via beleid van SZW. Dat doen we op geëigende momenten en soms doen
we iets extra's, zoals nu met de energierekening en de brandstof. Maar op voedsel
heffen we niet echt accijns. We proberen nu de btw op groente en fruit naar nul te
krijgen. Dit lijkt mij inderdaad een extra aanmoediging om dat extra snel te doen.
Maar wat verwacht de heer Thijssen dan precies? Dat staat nog los van de broodprijs,
die – helaas voor de boer – in Nederland maar in zeer geringe mate wordt bepaald door
de prijs van het graan. Het grootste deel zit ’m in andere werkzaamheden en niet in
de werkzaamheden van de boer.
De heer Thijssen (PvdA):
Misschien kunnen we ook de btw op vleesvervangers verlagen? Wat ik vooral belangrijk
vind is dat dit kabinet van allerlei kanten en ook vanuit deze commissie hoort dat
er zorgen leven in de Kamer over de stijgende prijzen, in dit geval ook de stijgende
voedselprijzen. Deze Minister kan in het kabinet aangeven: «Beste kabinet, de voedselprijzen
zullen omhooggaan. Dat is mijn vak, ik heb daar zicht op. Die prijsstijgingen zullen
significant zijn». Ik vraag de Minister dan ook om tegen het kabinet te zeggen: laten
we de lage en middeninkomens ook gaan helpen om, ondanks die stijgende voedselprijzen,
toch drie keer per dag gezond eten op tafel te hebben.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Thijssen (PvdA):
Dan een laatste punt, voorzitter, en dat is een heel ander aspect van de oorlog: onze
import van Russisch gas. Daarmee spekken we keer op keer, elke dag weer, de oorlogsmachine
van Poetin. De PvdA wil zo snel mogelijk van dat Russische gas af. Gisteren heeft
het kabinet daarover een brief naar de Kamer gestuurd. Maar wat gaat de landbouwsector
nou doen? Als ik het goed lees, dan gebruikt de landbouwsector ruim 3 miljard kuub
aan gas. De landbouwsector zorgt er dus iedere dag weer voor dat er geld wordt overgemaakt
naar de oorlogsmachine van Poetin. Maar waar is nu het actieplan dat ervoor zorgt
dat de land- en tuinbouwsector zo snel mogelijk van het Russisch aardgas af gaat?
Hoeveel kan er bespaard worden? Is het echt nodig om in kassen met dat Russisch gas
bloemen op te kweken of voedsel te verbouwen? Of kunnen we ook op een andere manier
zorgen voor een goede voedselvoorziening om zo snel mogelijk van dat Russisch gas
af te komen?
Ik mis het afschakelplan van deze Minister dat ervoor zorgt dat de landbouwsector
niet meer bijdraagt aan de Russische oorlog. In dat verband noem ik de glastuinbouw.
De PvdA is zich er natuurlijk terdege van bewust dat dat gevolgen kan hebben voor
die sector. Uiteraard moet er dan op een goede manier naar gekeken worden hoe die
sector dat allemaal mee kan maken of gecompenseerd moet worden, maar waar is het afschakelplan?
Eenzelfde vraag heb ik over de kunstmestsector. Dat is een zeer...
De voorzitter:
Kunt u tot een afronding komen?
De heer Thijssen (PvdA):
Zeker. Ook dat is een zeer intensieve sector die heel veel gas gebruikt. Biologische
boeren laten zien dat er ook zonder kunstmest op een hele goede manier voedsel verbouwd
kan worden en dat de wereld dan ook gevoed kan worden. Dus ook daarvoor geldt: waar
is het afschakelplan om van de kunstmest af te gaan en zo van onze fossiele verslaving
af te komen?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Thijssen. Het woord is aan mevrouw Van der Plas, BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Morgen wordt het addendum op het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn
gepresenteerd aan het Nitraatcomité in Brussel. Vandaag mogen de Tweede Kamerleden
daar nog wat van vinden. Feitelijk gaat de Minister daar helemaal niets mee doen,
want die mogelijkheid is er simpelweg niet meer. Ik noem dat een beetje schijndemocratie.
Vorige week heb ik over het addendum een apart debat aangevraagd, en volgens de meerderheid
van de partijen was dat niet nodig, want er zouden nog wat debatten komen. Het addendum
hoort bij het mestbeleid, niet bij de Landbouw- en Visserijraad. Het op de agenda
van deze vergadering zetten van het addendum is geen debat. Dat is eigenlijk meer
bedoeld om zich een beetje in te dekken in de zin van: we hebben het geagendeerd in
een debat. Dat is iets anders. Het addendum is zeer ingrijpend voor de Nederlandse
boeren. Ik vraag me af of dit wel genoeg in beeld is. Hoeveel landbouwgrond zal er
bijvoorbeeld uit productie gaan door de bufferstroken van 100 tot 250 meter rondom
beekdalen? En hoe worden agrariërs gecompenseerd voor dit verlies? Dit instrument
komt boven op de teeltvrije zone uit het zevende actieprogramma zelf. Hoeveel vruchtbare
landbouwgrond gaat daarbij verloren? Het addendum maakt een koppeling tussen vee en
hoeveelheid mest op de grond. Daarbij wordt niet meer gesproken over een gebruiksnorm.
Het is niet de hoeveelheid vee die bepaalt hoeveel mest er wordt uitgereden. Dit wordt
bepaald via de gebruiksnorm. Waarom benoemt de Minister dit niet?
Voorzitter. Ook wordt in het addendum gesproken over opkoop en uitkoop. Begrijp ik
het goed dat we nu ook al bedrijven gaan uitkopen vanwege de doelen in de Kaderrichtlijn
Water? Dat terwijl er een grote beleidsvrijheid is bij het vaststellen van deze doelen
voor niet-natuurlijke wateren. Hoe denkt de Minister dat te rechtvaardigen? En is
er ergens nog een overzicht van de situaties waarin we boeren gaan op- of uitkopen
om deze reden? Want ik ben het overzicht helemaal kwijt. Wellicht is er sneller een
overzicht te maken van situaties waarin een boer nog wél mag blijven zitten. Ik zie
het graag tegemoet.
Voorzitter. Last but not least: de voedselzekerheid. Dat is eigenlijk het belangrijkste
punt van deze commissie. Voedselzekerheid: ik heb het vrijwel in ieder debat dat ik
hier in de Kamer voer en heb gevoerd, aangehaald. Eerst werd ik weggehoond, maar inmiddels
zie ik dat door de helaas verschrikkelijke omstandigheden in onze regio het besef
komt hoe belangrijk voedselproductie is. Onze Minister is zelf bakker geweest. Hij
zou als geen ander moeten weten wat het betekent als er een tekort aan grondstoffen
boven ons hoofd hangt. Ik snap de lauwe reactie vorige week van de Minister dan ook
niet. Daarin deed hij alsof voedselzekerheid niet in het geding is. De FAO, de voedselorganisatie
van de Verenigde Naties, waarschuwt inmiddels ook voor een ophanden zijnde voedselcrisis.
Dit is nu een geopolitieke aangelegenheid, waarbij we alle zeilen moeten bijzetten
om ervoor te zorgen dat ook in het Midden-Oosten en delen van Afrika geen enorme voedselcrisis
ontstaat.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, u heeft een interruptie van collega Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Sorry dat de heer De Groot en ik wat later aangeschoven zijn, maar we zaten net in
een tweeminutendebat. Ik heb een vraag aan mevrouw Van der Plas. Zij maakt zich zorgen
over de voedselveiligheid. Weet zij dat bijvoorbeeld van het graan dat Nederland importeert
60% niet voor menselijke consumptie is maar aan dieren in de veehouderij wordt gevoerd
en dat we die tussenlaag misschien beter kunnen weglaten? Als we nou inzetten op een
vermindering van het aantal dieren dat we houden, dan kunnen we veel meer voedsel
dat we importeren zélf, voor menselijke consumptie, gebruiken. Daar zou je ook brood
van kunnen bakken. Wij voeren er nu onze varkens, koeien en kippen mee. Je zou toch
veel beter kunnen zeggen: wij houden de voedselveiligheid in stand, zeker door in
te zetten op voedsel voor mensen en niet via dieren?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De heer Wassenberg kan er ook niks aan doen, want hij zat in een ander debat. Daar
heb ik alle waardering voor, want ik weet hoe lastig het is als kleine partij om alles
te kunnen volgen. Dus respect daarvoor. Deze vragen hebben we eigenlijk net al behandeld.
Ik had daarover zelf een interruptiedebatje met de heer Thijssen. Ik wil het best,
kort, nog een keer zeggen. Er wordt gedaan alsof gewassen worden verbouwd voor dieren,
dat we die gewassen in dieren stoppen en vervolgens niks meer met die dieren doen.
Dat is natuurlijk niet waar, want die dieren zetten voor ons oneetbare producten om
in hoogwaardige eiwitten waar in de wereld grote behoefte en, sterker nog, ook grote
vraag naar is. Dus: nee. Ik zeg niet: bouw heel Nederland en de hele wereld vol voor
veevoer. Dat is totaal niet wat ik zeg. Maar je moet wel gewoon eerlijk zijn: er zijn
ook bodems die niet geschikt zijn voor gewassen voor humane consumptie. Vaak is bijvoorbeeld
het klimaat niet geschikt. In Follow the Money stond een artikel dat het heel lastig
is om bijvoorbeeld baktarwe altijd maar hier te produceren. Dus het ligt allemaal
veel genuanceerder dan hier steeds wordt voorgesteld: alsof we al dat voer in die
dieren stoppen en dat inefficiënt zou zijn. Het is helemaal niet inefficiënt: het
is zelfs heel efficiënt.
De voorzitter:
Meneer Wassenberg, vervolginterruptie?
De heer Wassenberg (PvdD):
Het is duidelijk dat, als we heel veel landbouwgronden waar we nu diervoer op verbouwen
anders gaan gebruiken en we daarop voedsel voor mensen gaan verbouwen, we tot vier
keer zo weinig landbouwgrond nodig hebben. Dat blijkt uit onderzoek. Dat is onder
andere door de Universiteit van Minnesota uitgerekend. Mevrouw Van der Plas zegt:
wij voeren aan die dieren voedsel dat wij zelf niet kunnen verbouwen. Mijn betoog
is dat je op die akkers wel degelijk voedsel kunt verbouwen dat wél geschikt is voor
menselijke consumptie. Dan gaan we niet 60% van het graan aan dieren voeren, maar
dan kunnen we daar gewoon zelf iets mee doen. Ik betoog dat we die landbouwgronden
veel efficiënter moeten inzetten, want het darmstelsel van dieren is gewoon heel inefficiënt:
je stopt er 2 tot 8 kilo voer in en er komt 1 kilo vlees of zuivel uit. Op het moment
dat we voor mensen gaan produceren, kun je met veel minder landbouwgrond veel meer
mensen voeden. Dat is mijn betoog.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Er worden gewoon altijd dingen weggelaten. Dat stoort me toch wel een beetje. Ik heb
in een vorig debat ook gezegd dat een dier wél efficiënt is. Een varken bijvoorbeeld
is het ultieme kringloopdier. Dat eet gewassen en zet die om in vlees. Vervolgens
poept het die uit, en heb je mest. Daarmee kunnen vervolgens weer gewassen worden
bemest. De grond krijgt daardoor dus voedingsstoffen. Dat wordt altijd vergeten. Dus
ik vraag me altijd af of de partijen die altijd zomaar roepen om dat dier als schakeltje
uit die keten te halen, wel een idee hebben wat we dan gaan doen. Hoe gaan we dat
dan doen met een wereldbevolking die groeit naar 10 miljard mensen in 2050? Hoe gaan
we dat doen als we dan geen dieren meer hebben maar alleen humane consumptie? Wat
gaan we dan doen met de bemesting? Hoe gaan we dan bijvoorbeeld de restanten uit de
levensmiddelenindustrie opruimen? Waar gaat dat naartoe? Hoe duur wordt ons voedsel
als we die restanten uit die levensmiddelenindustrie straks niet meer kunnen gebruiken
in het veevoer? Wat gaat dat betekenen voor de prijs van ons brood? Dan wordt het
voedsel namelijk nog veel duurder. Eigenlijk vind ik dat we het daar eens goed over
moeten hebben – dat zullen we in een ander overleg doen – want nu zijn we bezig met
het een beetje heen-en-weer-kegelen van standpunten, terwijl het allemaal veel genuanceerder
ligt dan dat. Ik vind het jammer dat dat hier nooit zo naar voren komt.
De voorzitter:
Derde interruptie van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik weet dat het aantal interrupties beperkt zal zijn. Tenminste, ik neem aan dat dat
is afgesproken. Hoeveel zijn het er?
De voorzitter:
Vier.
De heer Wassenberg (PvdD):
Vier, oké. Dan heb ik er nog één hierna. Mevrouw Van der Plas heeft het over het varken
als kringloopdier. Wanneer een varken wordt gevoerd met soja uit Zuid-Amerika, heeft
dat niets te maken met kringloop. Dat is géén restproduct; «sojaschroot» heet het.
80% van de soja wordt verwerkt tot varkens-, kippen- of koeienvoer. Dat heeft niets
te maken met het eten van producten die niet geschikt zijn voor mensen. Het is het
primaire product. Op het moment dat wij die varkens voeren met graan uit Oekraïne
of uit Rusland, heeft dat niets met kringloop te maken. Dat voedsel wordt daar verbouwd
en hier aan de varkens gevoerd. Dat heeft helemaal niets met kringloop te maken. Ik
zeg: op het moment dat we die varkens uit die keten halen, kunnen we zelf hamburgers
maken van lupine die we hier in Nederland verbouwen, voor mijn part van soja die we
in Europa verbouwen. Dat hoeft niet uit Zuid-Amerika te komen. Mijn betoog is: we
kunnen die landbouwgronden veel beter gebruiken, we kunnen het van veel dichterbij
halen als we dat dier uit die keten halen.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn vraag is: is mevrouw Van der Plas het met mij eens dat het hier toch helemaal
niet om een kringloop gaat? Want kringlopen uit Zuid-Amerika en uit Oekraïne zijn
niet de Nederlandse kringlopen. En is mevrouw Van der Plas het met mij eens dat we
veel efficiënter zelf hamburgers kunnen maken van lupine, die we bijvoorbeeld in Nederland
of Europa kweken?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee, daar ben ik het niet mee eens. De heer Wassenberg noemt wel heel makkelijk het
voorbeeld van varkens. Dat is het meest verkeerde voorbeeld dat je kan noemen. Want
het rantsoen van varkens in Nederland bestaat uit maar 8% sojaschroot of de sojahullen,
wat eventueel overblijft na het persen van de sojaboon. Dat is maar 8%. Dat is wat
ik bedoel: er wordt hier steeds gedaan alsof die varkens helemaal volgepropt worden
met soja uit Amazonegebieden waarvoor bos is gekapt. Dat is pertinent niet waar. Zonder
heel erg op de techniek in te gaan: de Nederlandse industrie maakt ook gebruik van
duurzame soja, maar dat moet je een beetje zien als groen gas. Daar kan ook andere
soja tussen zitten. Wij hebben groen gas maar daar zit ook grijs gas tussen. Dat is
met soja ook, maar dat is een heel technisch verhaal. De bottomline is dat onze varkens
voor ongeveer 70% restanten uit de levensmiddelenindustrie eten, ze wat granen eten
en maar voor een heel klein deel soja.
Ik kom even terug op het verbouwen van lupine en soja: het is niet voor niks dat heel
veel van dat soort gewassen in zuidelijke landen wordt geteeld; dat heeft te maken
met het klimaat. Ik ken boeren die al jaren proberen om hier lupineteelt van de grond
te krijgen. Er zijn ook boeren die hier proberen soja te verbouwen. Dat is niet altijd
makkelijk. Je kunt niet een-op-een zeggen: we hebben daar grond, de zon schijnt en
af en toe regent het; doe maar lekker soja en dan komt het helemaal goed. Er is een
reden waarom dat in die landen en niet in Nederland wordt geteeld.
Tot slot, want dan heb ik het hele antwoord gehad. Er wordt heel bozig gedaan als
wij graan uit Oekraïne halen om dat hier aan onze dieren te geven, die daar overigens
hoogwaardige eiwitten van maken, maar we mogen wel zeggen: laten we lupine en soja
in Europa telen. Dat is dan toch ook niet in Nederland? Ik zie Europa als een groot
geheel. Daar hoort Oekraïne bij, daar horen andere landen bij. De productie in Europa
is gewoon een regionale aangelegenheid. Daarover kan je van mening verschillen. De
heer Wassenberg kan vinden dat dat de Benelux is. Dat mag. Dat vind ik prima.
De voorzitter:
Kunt u komen tot een afronding? Want u heeft nog een interruptie. Dat is ongetwijfeld
ook weer een gelegenheid om uw standpunt toe te lichten.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik hoop dat ik de vraag van de heer Wassenberg heb beantwoord.
De voorzitter:
Dat vind ik wel. Meneer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Laten we even niet naar de percentages kijken. Als een varken in Nederland soja eet
uit Zuid-Amerika en wij met de mest blijven zitten, vindt mevrouw Van der Plas dat
dan een kringloop of heeft dat niets te maken met een kringloop?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De soja die varkens eten in Nederland, komt niet per se uit Zuid-Amerika en zeker
niet per se uit het Amazonegebied. De Nederlandse veevoerindustrie importeert bijvoorbeeld
ook soja uit Noord-Amerika. Noord-Amerika krijgt zelfs een steeds groter aandeel daarin.
Ik wil dus af van de frames dat onze varkens worden volgestouwd met soja uit ontboste
gebieden uit het Amazonegebied. Dat is pertinent niet waar. Ik wil het wel graag over
percentages hebben, want daar gaat het juist om. Er wordt niet 100% soja in het varken
gedouwd. Het rantsoen bestaat daar voor 8% uit. Dat is een heel klein aandeel van
wat het varken eet.
De voorzitter:
Maar de vraag ging over de kringloop.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De vraag of dat kringloop is, vind ik ook weer zoiets. Er wordt gezegd: ze krijgen
daarvandaan wat voer en wij zitten met de mest. Zeggen dat wij met de mest zitten,
is weer hetzelfde als zeggen: «Wij stoppen dat voer in een beest. Punt. Voor de rest
doen we er niks mee.» Wij blijven niet zitten met de mest. Mest is een hele waardevolle
grondstof. Er zijn landen in de wereld die schreeuwen om Nederlandse varkensmest.
Sterker nog, heel dichtbij schreeuwen Franse boeren daarom, omdat zij daar een schrale
grond hebben. Zij hebben niet genoeg intensieve veehouderij om voor de bemesting te
zorgen. Zij willen heel graag onze mest. Dus nee, wij zitten niet met de mest. Sterker
nog, ik geloof dat het aantal kilo's mest sinds 1990 met 10 miljard is gedaald. We
hebben dus veel minder mest dan 30 jaar geleden. Ik vind het wel een kringloopdier.
Zoals ik al heb gezegd, eet het voor het grootste deel restanten uit de levensmiddelenindustrie.
Het zet dat om in vlees. Het poept. Daar hebben we de mest van. Alles van het varken
wordt gebruikt. Je kan het opzoeken. Ik denk dat in zo'n beetje alles wat hier op
tafel staat ook dierlijke producten zitten. Daar wordt het ook nog voor gebruikt.
Ik vind dat kringloop. Ik vind dat hartstikke kringloop.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik ga mijn laatste zin even herhalen. De FAO waarschuwt inmiddels ook
voor een op handen zijnde voedselcrisis. Dit is een geopolitieke aangelegenheid. We
moeten alle zeilen bijzetten om ervoor te zorgen dat in het Midden-Oosten en delen
van Afrika geen enorme voedselcrises ontstaan, waardoor er wederom grote vluchtelingenstromen
onze kant op zullen komen met alle gevolgen voor onze ruimtelijke claims van dien.
Minder voedsel betekent hogere prijzen. Voor veel mensen in Nederland is het inmiddels
al onbetaalbaar, laat staan voor mensen in derde landen. Terwijl we in Nederland gericht
zijn op het decimeren van de landbouw, brengt ook dat hogere voedselprijzen met zich
mee.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik zat ook even te kijken naar de cijfers. Het is fijn dat de BoerBurgerBeweging genuanceerd
is. Ze haalde ook Nevedi aan. Ik lees op de site van Nevedi: «Het nu gebruikelijke
veevoer voor de varkenshouderij bestaat grotendeels (91%) uit grondstoffen die speciaal
worden geteeld als veevoer voor varkens.» Het is 91%. Dat is dus net andersom.
De voorzitter:
En uw vraag aan mevrouw Van der Plas?
De heer Tjeerd de Groot (D66):
«Een klein deel (9%) van het huidige veevoer bestaat uit reststromen of coproducten.»
Het is misschien toch een nuance op de nuance. Deze cijfers van de veevoersector zelf
geven juist aan dat er heel veel vruchtbare grond speciaal voor de teelt van varkensvoer
wordt gebruikt. De oorspronkelijke vraag van de Partij voor de Dieren was: zou het
dan niet veel handiger zijn om in ieder geval het aantal reststromen te verhogen,
zodat je minder granen aan die dieren geeft? Want dan kunnen we echt iets doen tegen
de honger in de wereld.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De heer De Groot leest twee zinnen voor van waarschijnlijk een groot stuk. Dat zal
ik even moeten teruglezen. Ik baseer mijn betoog op cijfers van landbouweconoom Robert
Hoste van de Wageningen Universiteit, dus niet op cijfers van de twijfelbrigade, zoals
hier zo graag gezegd wordt. Die cijfers zijn gewoon op te zoeken. Ik zeg ook niet
voor niks dat het die 8% betreft. Ik wil het zo meteen wel even lezen en daar nog
eventjes op terugkomen als de heer De Groot zijn betoog doet. De levensmiddelenrestanten
zijn 70%. Ook die cijfers kun je terugvinden, onder andere bij de Wageningen Universiteit.
Ik snap eigenlijk niet zo goed wat de heer De Groot nu verder wil. Hij wil mijn betoog
in twijfel trekken, denk ik. Dat mag. We zijn in een debat.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Nee, ik had gewoon een vraag gesteld.
De voorzitter:
Toch een tweede interruptie van de heer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Laten we even aannemen dat de reststroom 70% is. Dat is prima. Dat maakt niet uit.
Dan zit er toch nog 30% granen in. Dan herhaal ik toch nog de vraag, want die is niet
beantwoord. Zou het dan niet beter zijn om naar 100% reststromen te gaan, zodat we
geen vruchtbare grond meer gebruiken voor de teelt van veevoer?
De voorzitter:
Heldere vraag. Mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik kan me daar zeker in vinden als we het dier maar niet uit de keten gaan halen omdat
we denken dat de wereld dan is gered. Ik heb een motie ondersteund van de heer De
Groot om bijvoorbeeld te kijken of we diermeel weer kunnen toelaten. Daar is al jaren
sprake van in Europa. Daar ben ik hartstikke voor. Het zou fantastisch zijn als dat
kan. Hetzelfde vind ik bijvoorbeeld bij het telen van insecten. Daar is iets heel
raars mee aan de hand. Je kunt varkens of andere dieren ook voeren met insectenmeel,
maar wat is er nou aan de hand in Europa? Je mag insecten niet telen op mest. Waarom
niet? Omdat we een BSE-crisis hebben gehad. De wet zegt dat je insecten niet mag voeden
met dierlijke producten. Mest is een dierlijk product, dus een insect mag niet groeien
op mest, terwijl dat hartstikke goed zou zijn. Dat zou namelijk een explosie van de
insectenkweek kunnen betekenen, plus dat we weer heel veel met onze mest kunnen gaan
doen. Ook dank voor deze vraag, meneer De Groot. Ik speel die gelijk even door aan
de Minister, want ik ben eigenlijk wel benieuwd hoever het daarmee staat. Want als
insecten op mest gekweekt kunnen worden, dan kunnen we hele grote slagen maken, zeker
met diermeel. Op dit punt kan ik mij zeer vinden in het betoog van de heer De Groot.
Mij maakt het niet uit wat ze eten, als ze maar eten.
De voorzitter:
Toch leidt het wel tot nog een interruptie van de heer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Nee, ik ben hier hartstikke blij mee. Laten we aan de Minister vragen hoe het nou
precies zit met de percentages. Wat is nou kringloopwaardig aan het veevoer voor varkens
en wat niet? Ik ben toch blij dat de BoerBurgerBeweging zegt: laten we het aandeel
reststromen verhogen ten koste van granen. Daarmee hebben we dus meer vruchtbare grond
om mensen te voeden. Dat is dus eigenlijk de winst van dit debat.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Daar wil ik nog wel graag op reageren. Ik heb altijd het idee dat de heer De Groot
denkt dat ik de hele wereld vol wil plempen met veevoer. Dat is helemaal niet waar.
Ik zoek gewoon naar de juiste balans. Ik noem varkens, kippen en koeien altijd, omdat
die hoogwaardige eiwitten leveren. Dat is een feit. Ik kan me daar zeer in vinden.
Ik vind het niet erg of het linksom of rechtsom gaat, zolang we het dier maar in de
kringloop behouden, want daar zijn we wel bij gebaat.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Gaat de Minister nou eindelijk eens gehoor geven aan de waarschuwing van onder andere
de FAO over de dreigende voedselcrisis? Wat gaat de Minister doen om zich maximaal
in te spannen voor behoud in plaats van afbouw van onze Nederlandse voedselproductie?
We hebben weinig grondstoffen in Nederland, maar we hebben wel landbouw. We hoeven
de wereld niet te voeden, maar we kunnen wel helpen de wereld te voeden. Die verantwoordelijkheid
brengen onze vruchtbare delta en het hoge kennisniveau van onze boeren, telers en
tuinders met zich mee.
Ik vergeet hierbij onze vissers niet. Die liggen nu massaal aan wal, omdat ze het
niet meer kunnen betalen om ons van voedsel te voorzien. Ik vraag het nogmaals: gaat
de Minister maximaal gebruikmaken van de mogelijkheden om de voedselproductie in ons
land te behouden en te versterken? Neemt hij daarin ook de visserij mee? Is de Minister
bereid het maximale grondareaal dat in Nederland geschikt is voor voedselproductie,
daarvoor te gebruiken? Gaat de Minister, net als Duitsland, kijken hoe hij de Nederlandse
plannen voor de uitvoering van het GLB kan aanpassen om minder voedselproductie kwijt
te raken? Want zeg nou eerlijk: om met de wereldwijde voedselcrisis die op ons afkomt
alleen nog maar meer vruchtbare grond in Nederland af te pakken van onze voedselmakers
en daarmee van onze burgers – Oxfam Novib gaf enkele jaren geleden ook aan dat Nederland
een van de beste voedsellanden ter wereld is – is te zot voor worden en niet te verkopen.
Ik heb één slotvraag voor de Minister: uit welke studies blijkt dat er geen probleem
ontstaat met de voedselvoorziening in Europa en in Nederland?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Het woord is aan de heer Bisschop, SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil twee punten aan de orde stellen: voedselzekerheid en
derogatie. Het punt van voedselzekerheid heb ik zeker al een jaar of twee geleden
voor het eerst benoemd. Als je de hele problematiek doordenkt waar de landbouw mee
te maken heeft, dan zie je namelijk dat de voedselzekerheid in het geding is. Dat
is actueel geworden door de oorlog in Oekraïne. De graanschuren van de wereld staan
in brand door de verschrikkelijke oorlog. Daarmee staat de internationale voedselzekerheid
onder een nog grotere druk. Daar hangt een dreigende wolk boven. Oekraïne leverde
10% tot 20% van de wereldexport van onder meer graan en mais. Als dat voor een of
twee jaar wegvalt, betekent dat langdurig hoge prijzen en voedselschaarste, met name
in landen in het Midden-Oosten en Afrika. Daarbij staat dan ook nog eens de levering
van kunstmest onder druk.
«Nederland heeft geen voedselprobleem, dus waar maken we ons druk over?» Wie dat zegt,
sluit de ogen voor de ernst van deze risico's. Nationale overschotten en tekorten
beïnvloeden de wereldmarktprijzen en dus de beschikbaarheid van voedingsstoffen voor
armere landen en lagere inkomens. De Minister schrijft: als het graan niet uit Oekraïne
of Rusland komt, zal aanvoer uit andere regio's nodig zijn. Inderdaad. Maar kijk dan
eens naar de gevolgen voor de prijs en voor de regio's die minder makkelijk kunnen
zeggen: wij zorgen ervoor dat wij toch voldoende voedsel hebben. Dan moet je tot de
conclusie komen dat de voedselzekerheid wereldwijd, maar ook voor bepaalde bevolkingsgroepen
en zelfs in ons land, wel degelijk in het gedrang komt. Het gaat om de voedselbeschikbaarheid
en de voedselbereikbaarheid. Daarom is mijn vraag: met dit in ons achterhoofd, welke
bijdrage gaat Nederland leveren om hier zo veel mogelijk zelf in te voorzien en problemen
te voorkomen?
We moeten verspilling aanpakken en snel eiwitrijk diermeel inzetten als grondstof
voor veevoer, maar ook de akkerbouwproductie verhogen. Ik doe een paar voorstellen.
Die giet ik in de vorm van vragen. Klopt het dat Duitsland de regels voor de ecologische
aandachtsgebieden heeft versoepeld, zodat er meer geteeld kan worden? Wil Nederland
dit voorbeeld volgen? Zet de Minister in op een tijdelijke versoepeling van de regels
voor braaklegging en gewasdiversificatie, zodat meer graan ingezaaid kan worden? Wil
hij inzetten op een verbod op het gebruik van mais en graan voor biobrandstoffen?
We zitten ook niet te wachten op nieuwe zonneparken. Kan de eis om voor de biologische
landbouw 100% biologisch veevoer te gebruiken, tijdelijk versoepeld worden? Hoe gaat
de Minister de heroverweging van de ambities in de Green Deal vormgeven in het licht
van de internationale voedselvoorziening en de aparte doelstelling voor voedselzekerheid?
Vanmiddag is een motie in deze richting aangenomen.
Wij moeten bijvoorbeeld voorkomen dat de voedselproductie onder druk komt te staan
door het verbieden van allerlei gewasbeschermingsmiddelen zonder dat er goede alternatieven
zijn. Gaat de Minister bij de uitwerking van het Nationaal Strategisch Plan en het
actieprogramma Nitraatrichtlijn het belang van voedselzekerheid meewegen? Want met
precisiebeleid kunnen we de landbouwproductie op peil houden en tegelijkertijd een
verduurzamingsslag maken. Kortom, de hoofdvraag is of de Minister erkent dat onze
landbouwproductie bijdraagt aan de internationale voedselzekerheid – daar ben je een
schakel in – en wat hij gaat doen om deze landbouwproductie niet te verlagen, maar
te verhogen. Wil hij hierover in overleg gaan met landbouworganisaties?
Om de afhankelijkheid van kunstmest te beperken, wil de SGP dat meer dierlijke mest
ingezet kan worden. De norm hiervoor moet omhoog. Ook moeten kunstmestvervangers snel
ingezet kunnen worden. De vraag is: gaat de Minister hier bij de komende Landbouwraad
voor pleiten? Er zijn allerlei mogelijkheden die het gebruik van kunstmest juist naar
beneden kunnen brengen, en voor meer precisiegebruik van de dierlijke meststoffen.
Deskundigen hebben over de huidige problemen gesproken in het kader van het Europees
mechanisme voor paraatheid en respons bij voedselzekerheidscrises. Wat is hieruit
gekomen? Kan de Minister de uitkomsten van deze overleggen standaard meenemen in de
geannoteerde agenda's?
Voorzitter, tot slot het punt van derogatie. Ik sluit mij voor een belangrijk deel
aan bij de inbreng van collega Van der Plas. Ook wij zijn geschrokken van de aanvullende
maatregelen in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn. De melk- en rundveehouderij
zou binnen tien jaar volledig grondgebonden moeten worden. Twee derde van de melkveebedrijven
heeft nu een overschot. Wat is hun perspectief? Wat gaat dit betekenen? Is er dan
wel voldoende mest beschikbaar voor de akkerbouw? Laten we die vraag ook eens stellen.
De voorzitter:
Kunt u afronden, meneer Bisschop?
De heer Bisschop (SGP):
Ik ben aan de laatste zin toe, voorzitter. Ik vraag de Minister om ten minste voldoende
speelruimte in te bouwen om de grondgebondenheid zo in te vullen dat de genoemde sectoren
er goed mee uit de voeten kunnen. Ik dank u zeer, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Het woord is aan de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik maak me ernstige zorgen over de voedselzekerheid in de
komende periode, vooral voor de armsten van deze wereld. Ik noem een paar feiten.
Oekraïne en het westen van Rusland lijken hun kans op het zaaien van bijvoorbeeld
zomertarwe deze weken mis te lopen. Dat betekent dat er wereldwijd minder graan zal
zijn. Nu al kan er geen graan verscheept worden uit Odessa, omdat graanschepen worden
getorpedeerd of gewoon in de haven blijven liggen uit angst om op een mijn te varen.
Door de hoge gasprijs wordt hier minder kunstmest gemaakt door Yara. Rusland heeft
een exportverbod op kunstmest afgekondigd plus alle kalium uit Wit-Rusland opgekocht,
met de facto een monopoliepositie op deze grondstof tot gevolg. Kunstmest is ook daardoor
schreeuwend duur aan het worden. Hierdoor gaan boeren, in ieder geval buiten Nederland,
waarschijnlijk minder bemesten, met als gevolg minder opbrengst, nog meer schaarste
en nog hogere prijzen voor voedsel. Ter illustratie noem ik de prijs van kunstmest.
Een jaar geleden kostte een kilogram stikstof nog geen euro, namelijk € 0,94. Een
week geleden was dat hier in Nederland € 2,40. Nu is het inmiddels € 3,50 per kilogram
stikstof. Het gaat keihard. Zoiets blijft niet zonder gevolgen. Toen kunstmest ongeveer
een eeuw geleden werd uitgevonden, leefden wij met 1 miljard mensen op deze aardbol.
Inmiddels zijn we met 8 miljard. Dat is er niet los van te zien. Dat maakt dat we
voor een heel groot vraagstuk staan om op een duurzame manier de wereld te voeden.
Hoe kijkt de Minister daartegen aan?
De hoge gasprijzen zorgen ook voor problemen in de glastuinbouw. Gelukkig is mijn
motie voor een crisisaanpak met een goede borgstellingsregeling, die ik samen met
collega Valstar heb ingediend, vanmiddag aangenomen. Ik ben benieuwd hoe de Minister
die gaat uitvoeren. Hij kondigde gisteren al in een brief het een en ander aan. Ik
ben benieuwd wat hij daarover kan zeggen.
De toon in de brief die wij op 10 maart van de Minister ontvingen, komt op mij iets
te veel over als: gaat u maar rustig slapen. Oké, in theorie is er genoeg, in ieder
geval voor Europa. Dat is natuurlijk logisch, met zo'n rijk continent. Alleen, voedselzekerheid
gaat ook over de toegang tot voedsel, niet alleen over de hoeveelheid voedsel. Het
gaat ook over betaalbaarheid. De allerarmsten worden allereerst getroffen en gaan
deze crisis het hardst voelen. Niet alleen de prijs van voedsel gaat flink omhoog.
Ook de veiligheid in deze landen is in het geding. Denk aan de Arabische Lente en
de tarweprijs toen. Hoge voedselprijzen gaan immers vaak gepaard met maatschappelijke
ontwrichting en geweld. Welke maatregelen gaat de Europese Unie treffen om eraan bij
te dragen dat landen voldoende toegang houden tot tarwe, met name de kwetsbare landen
in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten, in onze voor- dan wel achtertuin?
We zien in ieder geval weer hoe fragiel onze voedselketen is. Er zijn kortetermijnmaatregelen
nodig om deze crisis het hoofd te bieden en een langetermijnvisie voor een robuust
voedselsysteem dat vol te houden is en iedereen kan voeden. Louise Fresco riep ons
daartoe op in een buitengewoon helder radiointerview afgelopen zaterdag. Voor de korte
termijn: laat boeren nu braakliggende gronden in de EU inzaaien met bijvoorbeeld zomertarwe.
De Minister heeft daar gelukkig ook al voor gepleit. Hoe staat het daarmee? Er is
nog onvoldoende vooruitgang op het gebied van dierlijke kunstmestvervangers. Ziet
de Minister kans om nu een doorbraak te forceren in de EU? We hikken er al jaren tegen
aan.
Dan het tegengaan van voedselverspilling. Je zou kunnen zeggen dat dat niet alleen
meer een morele plicht is, maar ook bittere noodzaak. Wat zijn de plannen van de Minister
daarvoor? Wat kan daar in Europees verband aan gedaan worden? Supermarkten en andere
afnemers willen de hogere kostprijs lang niet altijd doorberekenen. Hoe waarborgen
we met elkaar een eerlijke prijs voor boeren? Wat gaan we doen met zaken als een bijmengverplichting
voor benzine en diesel? Daarvoor worden graan en mais gebruikt. Dat is voedsel dat
in de tank verdwijnt. Moeten we daar opnieuw naar kijken of ziet de Minister dat anders?
Voor wat betreft de vissers sluit ik me aan bij de opmerkingen van mevrouw Van der
Plas. Ik wijs daarbij ook naar de aangenomen motie van collega Bisschop.
Dan de zorgen over de derogatie. Ik vind het eigenlijk onbestaanbaar dat de Europese
Commissie onze derogatie niet dreigt te verlengen in het licht van bijvoorbeeld de
enorme kunstmestcrisis, die Rusland op dit moment veroorzaakt. In het vorige debat
over mest, op 24 januari, heb ik ook al gevraagd: hebben we wel zicht op hoeveel extra
kunstmest er nodig gaat zijn als we geen derogatie hebben? Ik ben benieuwd naar het
antwoord. Die vraag is namelijk relevanter dan ooit. Zoomt de Europese Commissie ook
weleens uit? Denkt zij na over de gevolgen van het niet verlenen van derogatie? Ik
snap dat ze het andersom, vanuit waterkwaliteit, bekijkt, maar deze vraag is ook weleens
relevant om aan de Europese Commissie te stellen.
Dan het addendum op het zevende actieprogramma. Welke maatregelen gaan getroffen worden
voor huishoudens, waterzuiveringsbedrijven en publieke beheerders, zoals waterschappen?
Veel vervuiling van oppervlaktewater komt uit medicijnresten en bijvoorbeeld inktresten.
De zorgvuldigheid waarmee boeren langs slootkanten moeten werken, staat soms in schril
contrast met het botte baggeren door waterschappen. Wordt de waterkwaliteitsnormoverschrijding
ook wel voldoende in het licht van de weersomstandigheden gezien? Waar zijn de uitspoelingscijfers
naar het oppervlaktewater vanaf 2019?
De voorzitter:
Kunt u tot een afronding komen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
We hebben een paar droge jaren gehad, maar als ik de cijfers van individuele boeren
van de laatste jaren erbij pak, dan zie ik dat het weer de goede kant opgaat.
Dan de kunstmestvervangers. Daar heb ik het al over gehad. Dat punt rond ik maar heel
snel af. Wat betekent de wijziging van de uitrijtijden precies? Die zijn de afgelopen
jaren ingekort. Wat betekenen die zinnen daarover?
Dan tot slot een vraag over beekdalen. Boeren in bijvoorbeeld de Gelderse Vallei schrokken
zich natuurlijk het apezuur van de aangekondigde bufferzones bij beekdalen. Kan de
Minister er duidelijkheid over geven wat een beekdal is, wat de beperking wordt en
wat de compensatie wordt? Dit dreigt immers echt honderden bedrijven te raken.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis. Het woord is allereerst aan de heer Wassenberg. Hij was
net wat eerder binnen dan de heer Tjeerd de Groot. De heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Een stijgende voedselprijs en een hongersnood in Noord-Afrika en
het Midden-Oosten: dat kunnen de gevolgen zijn van de vreselijke oorlog in Oekraïne.
Dat land wordt ook wel de graanschuur van de wereld genoemd. De ongekende agressie
van Rusland kan zo leiden tot nog meer onrust in andere delen van de wereld. De agro-industrie
sloeg direct alarm. Dat gebeurde door de VanDrie Group tot aan Nevedi. Plannen voor
de verduurzaming van de landbouw, en voor het beschermen van natuur- en biodiversiteit
tegen klimaatverandering zouden in de ijskast kunnen worden gezet, vonden die organisaties.
Maar de Minister schreef op 10 maart volkomen terecht aan de Kamer: de voedselzekerheid
is hier niet in gevaar en de beoogde verduurzaming van de landbouw kan juist helpen
bij het robuuster maken van het landbouwsysteem, bijvoorbeeld door minder afhankelijk
te worden van kritische grondstoffen, fossiele energie en kunstmest. Dat is allemaal
waar. Maar waarom dan dat alarm van de sector? Omdat die sector niet opkomt voor de
voedseltekorten in Afrika, maar de vleesproductie op peil wil houden. Het gaat niet
om voedselzekerheid, maar om vleeszekerheid. Het gaat met geen woord over alle graan
en mais die we aan dieren voeren. Als het echt zou gaan om voldoende voedsel voor
iedereen, dan zouden we juist nú moeten inzetten op versnelling van de verduurzaming
van de landbouw. Nu, maar zeker ook in de toekomst, bedreigen klimaatverandering,
bodemdegradatie en biodiversiteitsverlies immers de voedselzekerheid voor grote delen
van de wereldbevolking. Kan de Minister dit bevestigen? Gaat de Minister dit ook uitdragen
in Brussel?
Bovendien zullen we versneld moeten inzetten op een eerlijke voedselverdeling, want
de veehouderij ondermijnt onze voedselzekerheid juist. 60% van de granen die Nederland
importeert, gaat op dit moment niet naar bakkers om brood van te bakken, maar wordt
verwerkt tot veevoer. Als we ons landbouwareaal zouden gebruiken om voedsel voor mensen
te verbouwen in plaats van voor vee, dan zouden we vier keer zo veel mensen kunnen
voeden. Het is niet uit te leggen dat we meer dan de helft van het schaarser wordende
graan aan dieren blijven voeren, terwijl er een hongersnood dreigt.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wil niet elke keer interrumperen op dit soort utopieën, waarbij het lijkt alsof
alle grond geschikt is voor de productie van menselijke consumptiegewassen. Dat is
niet het geval. Mevrouw Van der Plas heeft daar ook al op gewezen. Die grond wordt
vervolgens gebruikt voor de productie van gewassen waarmee vee gevoerd kan worden.
Dat is vervolgens weer een verrijkte toevoeging aan het menu. Maar het gaat mij bij
het betoog van de heer Wassenberg eigenlijk om de simpele voorstelling dat je de kringloop,
waarbij de vegetatie en de dieren met elkaar interfereren, niet nodig zou hebben,
alsof je buiten de meststoffen kunt. Ik weet niet uit welke biologieboekjes dat komt.
Dat lijkt me meer het verkiezingsprogramma van de Partij voor de Dieren dan een serieuze
onderbouwing. Ik zou de heer Wassenberg willen uitnodigen om vooral de integraliteit
van die kringloop in de gaten te houden, en niet alleen eenzijdig te focussen op de
gewassen.
De voorzitter:
Een uitnodiging aan de heer Wassenberg.
De heer Bisschop (SGP):
Is hij daartoe bereid, is de vraag.
De voorzitter:
Bent u daartoe bereid, meneer Wassenberg?
De heer Wassenberg (PvdD):
We hebben het hier niet over kringlopen. De varkens worden gevoerd – we hebben het
er net over gehad – met soja uit Zuid-Amerika. Je kunt het ontkennen, maar daar wordt
het regenwoud voor gekapt. Dat blijkt uit alle rapporten. Nederland is een van de
grootste veroorzakers van de ontbossing door die sojaplantages. Maar kijk even verder,
kijk naar Oekraïne. Er wordt voor meer dan 1 miljard aan mais geïmporteerd uit Oekraïne
om hier aan onze dieren te voeren. Graan voor menselijke consumptie halen we uit Frankrijk.
Dat is al een stuk dichterbij dan Oekraïne. We importeren het voedsel voor onze veehouderij
dus vaak van ver. Dat heeft niets met kringloop te maken, want wij blijven hier met
een gigantische strontproductie zitten. We hebben iets van 70 miljard kilo mest elk
jaar, veel te veel. Dat hangt samen met criminaliteit. We zien in het stikstofdebat
wat de gigantische gevolgen zijn voor de natuur en de omgeving. De Gezondheidsraad
heeft gezegd dat de luchtkwaliteit in Nederland beter wordt, behalve in gebieden waar
heel veel intensieve veehouderij is. Daardoor sterven duizenden mensen per jaar voortijdig.
We hebben het niet over kringlopen. We hebben het over een systeem dat ontwrichtend
werkt voor onze planeet en voor Nederland. Dat heeft niets met kringlopen te maken.
De voorzitter:
De heer Bisschop voor zijn laatste interruptie.
De heer Bisschop (SGP):
Zeker, voorzitter. Uiteraard moeten we zoeken naar een nieuwe balans. Dat is het betoog
dat de SGP ook al jarenlang houdt. Die balans is decennialang verstoord door overheidsbeleid.
Die zoektocht vergt de nodige tijd. Maar om het dan voor te stellen alsof je zonder
die balans tussen een vegetatie – dus gewassen – en dierhouderij een nieuwe balans
kunt vinden? Ik gun ieder zijn vreugde en zijn illusies, maar dat is toch niet realistisch?
Je kunt wel zéggen dat je met veel minder oppervlakte toe kunt om de bevolking te
voeden, maar nee, dat kan niet. Dat moeten we onder ogen zien. Als je kijkt naar het
beschikbare landbouwareaal en je zet dat af tegen de voedingsbehoefte van de hele
Nederlandse bevolking – dat is een heel abstracte berekening – dan zie je gewoon dat
je honderden, duizenden hectares tekortkomt om je eigen bevolking te voeden.
De voorzitter:
En de vraag?
De heer Bisschop (SGP):
Je zult dus realistisch moeten zijn en een andere route moeten volgen. Daartoe zou
ik de Partij voor de Dieren graag willen uitnodigen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik onderschrijf de eerste helft of het eerste kwart – ik heb het qua tijd niet helemaal
uitgerekend – van het betoog van de heer Bisschop. Hij zegt: we moeten toe naar een
nieuwe balans en het overheidsbeleid van de laatste decennia heeft die balans verstoord.
Dat ben ik met hem eens; we moeten kijken naar een andere balans. Maar als we die
balans willen herstellen, zullen we tegelijkertijd een aantal principiële vragen moeten
stellen. Dan moeten we onder andere de vraag stellen of wij willen dat Nederland de
slager, de poelier en de melkboer van Europa is. Willen wij dat we 80% van onze vlees-
en zuivelproductie exporteren naar het buitenland of willen we veel meer gericht zijn
op productie voor de eigen regio? Dat mag ook in Duitsland en België zijn. Vooral
moeten we landbouwgrond op een andere manier inzetten. Het is niet zo dat het voer
voor onze dieren alleen maar op schrale gronden wordt verbouwd waarop je anders niks
kunt verbouwen. Dat zijn landbouwgronden waar je in heel veel gevallen ook gewoon
gewassen op neer kunt zetten die voor menselijke consumptie geschikt zijn. Uit elk
onderzoek blijkt ... Ik noemde net al het onderzoek van de Universiteit van Minnesota.
Ik kan er wel een keer een linkje van sturen. Uit dat onderzoek blijkt dat we met
veel minder landbouwgrond meer mensen zouden kunnen voeden, als we die grond op een
andere manier gaan gebruiken. Ja, we moeten dus toe naar een andere balans. Ja, overheidsbeleid
heeft de boel verstoord. Maar ook: als we naar die andere balans willen, moeten we
het hele landbouwsysteem toch gaan hervormen. Dat betekent wat ons betreft minder
productie van dierlijke eiwitten en meer productie van plantaardige eiwitten.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik maak ernstig bezwaar tegen de manier waarop de heer Wassenberg boeren hier wegzet
als criminelen, als ziekmakers – hij zei dat dankzij de boeren duizenden mensen sterven
– en als grootvervuilers. Dat wil ik gezegd hebben, want dit doet totaal geen recht
aan onze boeren in Nederland. Daarbij zei de heer Wassenberg dat het de bedrijven
niet gaat om voedselzekerheid, maar om vleeszekerheid. Het gaat ze niet om voedsel,
maar om vlees. Vindt de heer Wassenberg dan dat vlees geen voedsel is? Het is toch
ook voedsel?
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik begin even met het eerste. Dat was geen vraag, maar een stelling, maar ik wil toch
even zeggen dat de Gezondheidsraad al een aantal jaren geleden heeft gezegd dat de
luchtkwaliteit in Nederland verbetert, op twee plekken na: gebieden waar heel veel
industrie is en gebieden waar heel veel intensieve veehouderij is. De Gezondheidsraad
heeft gezegd dat in Nederland elk jaar 11.000 tot 12.000 mensen voortijdig sterven
door die slechte lucht, waarbij inderdaad met name wordt gewezen naar gebieden met
veel intensieve veehouderij. Ik beschuldig boeren niet. Ik zeg: het systeem van de
intensieve veehouderij verpest niet alleen onze natuur – in de stikstofdebatten komen
we daar bijna wekelijks of maandelijks over te spreken – maar verpest in veel gevallen
ook de gezondheid van mensen.
Het tweede gaat over de mestfraude. Dat heb ik niet zelf verzonnen. Dat zegt een van
de topmannen van het Openbaar Ministerie. Die zegt dat de mestfraude bijna niet wordt
gecontroleerd. Het is zo'n krankzinnig en onvoorstelbaar grote hoeveelheid mest. Dat
is verweven met fraude. Uit heel veel controles blijkt de veelomvattende fraude. Die
officier zegt: de enige manier om dit tegen te gaan, is door de mestproductie te beperken.
Er is geen andere manier, want de gelegenheid maakt hier de dief. Of je nou hoog of
laag springt, we hebben te maken met een hele omvangrijke mestfraude.
De laatste vraag van mevrouw Van der Plas moet ze nog heel even herhalen, want die
ben ik vergeten.
De voorzitter:
Als ik het goed heb begrepen, was de vraag of vlees ook voedsel is.
De heer Wassenberg (PvdD):
Vlees is buitengewoon inefficiënt voedsel. Plantaardige eiwitten zijn veel beter voor
de natuur en in heel veel gevallen ook beter voor de mens, want geen enkele arts zal
ontkennen dat we allemaal veel en veel te veel vlees eten. Vlees is dus voedsel, maar
dat voedsel kan veel beter door te switchen naar een plantaardige variant. Dat is
beter voor de mens. Dat is beter voor de planeet. Dat is beter voor de lucht. Dat
is beter voor de natuur. En dat is beter voor de boer, want die krijgt ook een eerlijk
verdienmodel. Nu is het zo dat heel veel boeren in de fuik van de intensieve veehouderij
zitten. Die moeten groter, groter, groter worden. Dat gaat allemaal tegen flinterdunne
marges. Mevrouw Van der Plas weet even goed als ik dat we de afgelopen jaren zes boerenbedrijven
per dag hebben zien omvallen. Dat zijn niet allemaal veehouderijen, helemaal niet.
We zien gewoon dat er steeds minder boeren in Nederland komen, terwijl we niet minder
produceren. Dat betekent dat de bedrijven alleen maar groter worden. Als we de boeren
een eerlijk verdienmodel willen geven, dan zullen we dus naar een ander model toe
moeten. De Partij voor de Dieren wil graag meer boeren in Nederland die minder dieren
houden. Ja, dat kan.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg. Mevrouw Van der Plas voor haar laatste interruptie.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De kostprijs is eigenlijk de grootste trigger waardoor boeren te weinig verdienen.
We moeten aan de kostprijskant iets doen. Wat zien we door deze situatie in Oekraïne?
De kostprijs wordt nog hoger. Boeren zeggen nu al: wij kunnen het niet meer betalen
om jullie te voeden. Zo hoog is de kostprijs. Er zijn nu boeren die stoppen of de
productie stilleggen, omdat ze het niet kunnen betalen. Aan de kostprijskant moet
dus sowieso wat gebeuren, maar aan de opbrengstkant natuurlijk ook. Voor de rest ben
ik heel blij dat de heer Wassenberg heeft toegegeven dat vlees ook voedsel is. Als
vleesbedrijven een pleidooi houden, dan hebben ze het dus wel degelijk over voedselzekerheid.
Als een fruitteler dat zou zeggen, dan gaat het om fruit. Bij een vleesbedrijf gaat
het om vlees. Vlees is dus voedsel. Dat is hartstikke goed om te horen.
Dan wil ik nog één vraag stellen.
De voorzitter:
Ja, heeft u nog een vraag? Want u betoogt meer.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, dan wil ik nog een vraag stellen aan de heer Wassenberg over het frame dat we
zo veel exporteren. Doordat we veel exporteren en dat in een hele kleine regio om
ons heen blijft – in Amerika heet dat een streekproduct – houden we de prijs van het
voedsel redelijk laag.
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mijn vraag is: wil de heer Wassenberg stoppen met het framen van export als iets vies?
Want wij kunnen heel efficiënt voedsel maken. Heel veel mensen hebben daar behoefte
aan. Wij helpen de wereld daarmee te voeden. Wij houden het bedrag voor ons voedsel
ook redelijk «laag» doordat wij kunnen exporteren.
De voorzitter:
De heer Wassenberg voor zijn antwoord. Ik zou de collega's er wel toe willen oproepen
om zich bij interrupties echt te beperken tot vragen en niet over te gaan tot nieuwe
betogen, want daarvoor hadden we onszelf vijf minuten toegekend. Graag dan ook een
korte en bondige beantwoording, zodat we tijdig het debat kunnen sluiten en de Minister
de gelegenheid kunnen geven voor een zorgvuldige beantwoording. Het woord is aan de
heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik begin even met het laatste. Het is natuurlijk onzin dat ons voedsel goedkoop is.
De belastingbetaler betaalt mee. We gaan nu 25 miljard uitgeven om de stikstofproblematiek
op te lossen. Dat is allemaal geld dat de belastingbetaler nu kan uitgeven aan het
herstel van de natuur en aan allerlei maatregelen die we moeten nemen om juist de
uitstoot door de intensieve veehouderij tegen te gaan en te compenseren. Als we die
intensieve veehouderij eerder aan banden hadden gelegd, dan waren we die 25 miljard
belastinggeld niet kwijt geweest. Dat moet je dus ook verdisconteren in de prijs van
het voedsel.
Dan nog even over de vraag of vlees voedsel is. Natuurlijk is het voedsel, maar het
is buitengewoon inefficiënt voedsel. Het is bovendien voedsel dat de planeet belast,
dat mensen belast, dat het drinkwater belast. Het is gewoon belastend voor de hele
planeet, dus we kunnen veel beter naar een andere manier van voedselproductie. Het
systeem moet totaal anders. Daar zijn we het misschien over eens. Daar was ik het
in elk geval met de heer Bisschop over eens. Ik geef boeren niet de schuld. Ik zeg
dat wij als politici het veel aantrekkelijker moeten maken voor boeren om een eerlijk
verdienmodel te hebben waarbij je met respect voor de natuur, de planeet en de biodiversiteit
kunt produceren. Ja, dat kan, maar dan moeten we het systeem omzetten. Dan moeten
we naar minder bulkproductie die we allemaal aan het buitenland verkopen en naar een
meer eerlijke landbouw die beter is voor de boer.
De voorzitter:
De heer Wassenberg vervolgt zijn betoog.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dan ga ik hier meteen op verder. Ik vraag aan de Minister: deelt de Minister de mening
dat genoeg betaalbaar voedsel voor mensen belangrijker is dan het verbouwen van veevoer?
Gaat de Minister zich in Europa inzetten voor het versneld afbouwen van de veehouderij?
Gaat de Minister in eigen land zo snel mogelijk over tot het instellen van fokbeperkingen?
Want dan komen we af van de situatie dat we meer dan 70% van onze landbouwgrond gebruiken
voor het overeind houden van onze gigantische vlees- en zuivelindustrie. Dan kunnen
we stoppen met het leeggraaien van de wereldgraanvoorraden voor de neus van landen
die de stijgende voedselprijzen niet meer kunnen betalen en van landen waar de voedselzekerheid
wél wordt bedreigd.
Dan wil ik het in mijn laatste twee minuten nog hebben over een belangrijk onderwerp:
mest. Daar hebben we veel te veel van in dit land. Daar kunnen we op twee manieren
vanaf komen, namelijk door derogatie en de zogenaamde kunstmestvervanger. Ik ga op
allebei in. Mijn fractie is positief over het addendum op het zevende actieprogramma
Nitraatrichtlijn. Daarin lijkt eindelijk echt actie ondernomen te worden om ons water
te beschermen tegen mestvervuiling. Het zal tijd worden, zou ik zeggen, na zes eerdere
actieprogramma's die daar niet in geslaagd zijn. Maar het kromme is natuurlijk dat
het kabinet deze maatregelen alleen durft te nemen omdat daarmee mogelijk een cadeautje
voor de melkveehouders binnengehaald kan worden: de derogatie, oftewel een uitzondering
om meer mest op het land te kunnen dumpen dan op Europees niveau is afgesproken. De
beslissing over derogatie voor 2022 wordt pas in september genomen. Dat is na het
mestseizoen. Kan de Minister bevestigen dat dat betekent dat Nederland de facto geen
derogatie heeft gekregen voor het huidige mestseizoen? Het is dan toch boerenbedrog
om dat niet eerlijk te vertellen? Wat hebben boeren eraan als ze in september horen
dat ze alsnog derogatie krijgen? Kan de Minister uitleggen wat er gebeurt als ze die
niet krijgen? Mijn fractie waarschuwt daar namelijk al een tijdje voor.
Voorzitter, tot slot de zogenaamde kunstmestvervanger. De Minister gaat er opnieuw
bij de Europese Commissie voor pleiten om verwerkte dierlijke mest toe te staan als
ware het kunstmest. Zo zou die dierlijke mest uitgereden mogen worden boven op de
reeds toegestane hoeveelheid dierlijke mest, maar dat is eigenlijk toch een soort
derogatie. Het is een truc om van het mestoverschot af te komen die wordt verpakt
als duurzaamheidsinnovatie. Ik vraag de Minister met klem: stop daar alstublieft mee.
We moeten minder dieren gaan houden om een aantal redenen, maar ga dan alsjeblieft
niet investeren in mestverwerkers om kunstmestvervangers te maken. Dan investeer je
namelijk in een oud landbouwmodel. Ik vraag de Minister om daar toch nog even op te
reflecteren.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg. U bleef als eerste binnen de tijd. Dat kan de heer
De Groot ongetwijfeld ook. Daar geef ik hem nu de gelegenheid voor. Het woord is aan
de heer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het thema van vandaag is duidelijk: de verschrikkelijke oorlog
in Oekraïne en de vraag hoe we daar in ons Europese en Nederlandse voedselsysteem
mee omgaan. Een aantal partijen zegt «de nood is nu zo hoog, laten we vooral niks
doen aan onze natuur», terwijl onze natuur ons uiteindelijk voorziet van voedsel.
Er zijn ook partijen die zeggen «laten we de verduurzaming in Europa maar even op
een lager pitje zetten», terwijl juist de verduurzaming zo belangrijk is voor onze
voedselvoorziening. Ook dat heeft Louise Fresco aangeven. We moeten precies zijn.
Het zijn vooral de problemen in Afrika waar we ons hier zorgen over moeten maken.
We hebben het over de export van granen en oliehoudende zaden uit Oekraïne en van
energie uit Rusland. Als je kijkt hoe we het landoppervlakte in Europa gebruiken,
dan zie je dat ongeveer twee derde van wat we aan akkerbouwgrond gebruiken, wordt
gebruikt voor de teelt van veevoer. We hadden daar al een debatje over. Dat is dus
heel erg inefficiënt. Wetenschappelijke onderzoeken bevestigen dat we 70% meer calorieën
van ons land kunnen halen voor mensen. Dat is een gigantische kans om ons landbouwsysteem
te verduurzamen, de honger in Afrika en een voedselcrisis te voorkomen en de strategische
positie van Europa op het terrein van voedsel te versterken. Ik zou dus ook graag
van de Minister horen: hoe kijkt hij daartegen aan? Want we hadden al een debatje
over soja als één voorbeeld van een gewas dat wordt geteeld voor dieren, maar dat
uiteindelijk via onze varkens, koeien en kippen tot ons komt. Ik heb even gekeken
in het rapport van Hoste uit 2014. Voor het varkensvoer is dat inderdaad ongeveer
9,8% of 10%, naast mais en andere zaken die mensen ook kunnen eten. Maar daarmee komt
er dus een extra ruimtebeslag voor de varkenshouderij van 216.000 hectare in het buitenland.
Dan hebben we in Nederland ook nog eens 218.000 hectare voor de varkenshouderij. Die
kunnen we veel beter inzetten om gewassen te telen voor mensen.
Voorzitter. Dan kunstmest. De grootste industriële aardgasgebruiker in Nederland is
een kunstmestfabrikant. Er is een grote noodzaak om over te gaan op kringlooplandbouw,
want ook op het gebied van kunstmest zijn er kansen. Mijn vraag aan de Minister is:
gaat de Minister in Europa een echt tegengeluid laten horen? Deze Kamer heeft per
motie gevraagd om meer reststromen beschikbaar te krijgen, om kunstmestvervangers
beschikbaar te krijgen en om de hervorming naar kringlooplandbouw te versnellen, omdat
die noodzaak zo hoog is. Dat komt vanuit het idee om geen vruchtbare grond te gebruiken
om veevoer te telen. De Kamer heeft dus echt gevraagd om een tegengeluid te laten
horen en om niet mee te gaan in het op een lager pitje zetten van de verduurzaming.
Voorzitter. Dan de afzet. Want de kosten voor Nederlandse boeren zullen wel degelijk
gaan stijgen. De supermarkten staan hier gewoon voor aan de lat. De Minister heeft
in het coalitieakkoord een ruim mandaat gekregen om – ik zeg het maar even huiselijk
– de supermarkten bij de ballen te nemen. Dan gaat het erom wat er structureel gaat
gebeuren en wat hun bijdrage is aan de hervorming naar kringlooplandbouw, maar het
gaat ook om dit soort kortetermijnproblematiek. De eieren bij Albert Heijn zijn een
goed voorbeeld. Dat is het al voorgegaan. Maar kan de Minister aangeven hoe hij ervoor
gaat zorgen dat supermarkten hiervoor een eerlijke prijs aan boeren blijven betalen
als die kosten op korte termijn toch zo hard stijgen?
Voorzitter. Dit is een belangrijk debat, want we hebben het er echt over hoe we in
de toekomst omgaan met onze voedselvoorziening. Het coalitieakkoord is daar heel erg
duidelijk over en geeft eigenlijk al de gewenste richting aan. D66 zou toch graag
zien dat de Minister in Europa en in Nederland dit geluid laat horen. Het is een kans
om de hervormingsagenda sneller door te voeren. Het is een kans voor de wereldvoedselvoorziening.
Het is zeker een kans voor de mensen in Afrika die er last van krijgen. Dat betekent
wel dat we op korte termijn moeten doorpakken.
Voorzitter, ik heb nog één vraag. Kan de Minister ook nog even ingaan op de cijferdiscussie
en aangeven of er een definitie is van «kringloopwaardig voer»? Want het ligt uiteindelijk
genuanceerd, maar er zijn nog wel behoorlijke stappen te maken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Dan draag ik het voorzitterschap van deze vergadering
over aan de heer Wassenberg voor mijn eigen bijdrage.
Voorzitter: Wassenberg
De voorzitter:
Dank. Dan neem ik inderdaad even het voorzitterschap over. Ik geef het woord aan de
heer Van Campen voor zijn vijf minuten. Hij spreekt namens de Volkspartij voor Vrijheid
en Democratie.
De heer Van Campen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Mijn inbreng is mede namens collega Boswijk van het CDA. De
oorlog in Oekraïne houdt ons momenteel allemaal bezig, niet alleen vanwege de afschuwelijke
gebeurtenissen die de bevolking en de Oekraïners daar overkomen, maar ook vanwege
de gevolgen voor ons eigen land. We staan stil bij onze eigen veiligheid. We zien
prijzen van grondstoffen de lucht in schieten en we worden geconfronteerd met onze
eigen kwetsbaarheid. Ik ben blij dat het er vooralsnog op lijkt dat we ons geen zorgen
hoeven te maken over het aanbod van voedsel in Nederland en Europa. Zo schrijft de
Minister dat de Nederlandse voedselvoorziening robuust is. Als we de quickscan van
Wageningen Economic Research mogen geloven, dan is de Europese Unie voor 17% verantwoordelijk
voor de wereldproductie van tarwe ten opzichte van de 3% die afkomstig is uit Oekraïne.
Voorzitter. Toch zijn er zorgen. Ik snap dat de Minister aan agrarische ondernemers
vraagt om die zorgen niet leidend te laten zijn, maar de VVD vraagt hem toch om er
begrip voor te hebben. Boeren, tuinders en vissers zien de prijzen voor gas, kunstmest
en veevoer tot astronomische hoogte stijgen. Waar worden die kosten opgevangen, als
die in de supermarkt niet of nauwelijks worden doorgerekend aan de consument, vraag
ik de Minister. Of voorziet de Minister dat de consumentenprijzen op de langere termijn
wel met grotere sprongen gaan stijgen wanneer het conflict langer voortduurt? We lezen
dat het kabinet staat voor de vergroening van het Europese landbouwbeleid, maar dat
specifieke maatregelen tegelijkertijd in een zeer ernstige crisissituatie niet worden
uitgesloten. Dat klinkt toch wel wat cryptisch. Ik zou de Minister dus willen vragen
waar hij dan aan denkt. De VVD hoort daar graag voorbeelden van.
Voorzitter. Het is belangrijk dat wij zo onafhankelijk mogelijk zijn van graan, kunstmest
en gas, en dat wij ons voedselsysteem zo weerbaar mogelijk maken. Al jaren snakt de
Nederlandse land- en tuinbouw naar een situatie waarin kunstmest kan worden afgebouwd
en organisch bewerkte mest dat gat kan opvullen. Maar we horen ook al jaren dat de
Nitraatrichtlijn hierbij de knellende factor is. Dit blijft toch werkelijk echt onbegrijpelijk.
De Minister zegt dat hij tijdens de Raad het belang van meer ruimte voor deze innovatieve
oplossing weer in gaat brengen, maar hoe vaak zal hij dat nog moeten doen? Wanneer
komt er nou schot in de zaak? Telt bewerkte organische mest niet langer mee voor de
plaatsingsruimte van dierlijke mest? En kunnen deze rijke grondstoffen aangemerkt
worden als kunstmest? Graag horen wij daarop een reactie van de Minister.
Ik wil vandaag wat specifieker ingaan op de positie van de tuinbouw en de pluimveesector.
In de tuinbouw zien wij dat de gasprijzen als een molensteen om de nek van ondernemers
hangen. Welke gesprekken voert de Minister momenteel om de hoge energiekosten op te
kunnen vangen? Als mogelijke maatregelen om de landbouwmarkten te ondersteunen, noemt
de Minister de inzet van de crisisreserve en het openhouden van de handelsstromen.
Wat betekent dat concreet in de praktijk, vraag ik de Minister. Hoe kansrijk acht
hij deze mogelijkheden? Binnen welke afzienbare tijd is dit mogelijk? En hoe wendbaar
zijn we momenteel om handelsstromen open te houden?
Een sector die dubbel wordt geraakt, is de pluimveehouderij. Naast de stijgende grondstofprijzen
gaat deze sector momenteel gebukt onder een zware vogelgriep. Pluimveehouders hebben
slapeloze nachten. Het moet gezegd worden: we mopperen weleens op de supermarkten,
maar de grootgrutter uit Zaandam heeft zich hier toch echt van zijn beste kant laten
zien door de uitbetalingsprijs voor eieren vanwege de hoge voerkosten te verhogen.
Weet de Minister of andere supermarkten dit voorbeeld zullen volgen? Beschikt hij
over instrumenten om hen hier desnoods niet vrijblijvend toe te bewegen? Graag een
reactie van de Minister.
We horen ook geluiden dat binnen de Unie niet-consistent beleid wordt gevoerd ten
aanzien van het stempel «vrije uitloop». Niet alle landen houden zich aan dezelfde
regels. Volgens Europese regelgeving mogen eieren niet meer als vrije uitloop worden
verkocht als kippen zestien weken in een hok hebben gezeten. Herkent de Minister het
beeld dat landen zich niet aan deze afspraken houden? Is hij bereid, indien hier sprake
van is, deze landen tijdens de Raad aan te spreken?
Voorzitter. Onze voedselvoorziening is robuust en staat dan wellicht niet onder druk,
maar duidelijk is wel dat onze land- en tuinbouw hard wordt geraakt. Ik was afgelopen
weekend in gesprek met een fruitteler in Oldebroek. Hij vertelde mij dat de Oost-Europese
afzet richting Rusland volledig is komen stil te liggen. We zijn blij met de aandacht
van de Minister voor overproductie en lage opbrengstprijzen op de varkensmarkt, maar
dit geldt dus voor veel meer bedrijven in de land- en tuinbouw. Zij zullen hun afzet
kwijt moeten raken op de Europese markt. Is de Minister bereid om aandacht te vragen
voor overproductie in de hele voedselketen? Welke mogelijkheden ziet hij voor de Nederlandse
landbouw om zich aan te passen aan de vraag op de wereldmarkt? Ik sluit me daarvoor
aan bij de oproepen van enkele collega's over de wendbaarheid in het telen van verschillende
soorten gewassen waar vraag naar is.
Voorzitter. De vreselijke oorlog in Oekraïne kent vele gevolgen. Laten we de komende
periode ook op ons terrein goed in de gaten houden wat die gevolgen zijn en wat we
kunnen doen om ze waar mogelijk te dempen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat is perfect binnen de tijd. U had nog één seconde over. Er is een interruptie van
de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik wil de VVD, en ook het CDA, vragen naar de afhankelijkheid die onze landbouwsector
heeft van Russisch gas. Daarmee blijven we Poetins oorlogsmachine steunen. Vindt collega
Van Campen ook dat we snel af moeten van die Russische afhankelijkheid en dat dus
ook de landbouwsector af moet van het gebruik van gas?
De heer Van Campen (VVD):
Ik denk dat de afgelopen weken laten zien dat dat belangrijker is dan ooit, maar we
realiseren dat niet van vandaag op morgen. Ik heb die vraag zelf ook. Het is een discussie
die breder wordt gevoerd. Het gaat over veiligheid en onafhankelijkheid. We zullen
dat moeten doen. Daar hebben we haast bij. Maar die onafhankelijkheid moet wel worden
gewaarborgd op een manier waarop de sector dat kan meemaken.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de griffier. Heeft de heer Thijssen nog een interruptie? Dat is
het geval. Dan kan hij die nu gebruiken.
De heer Thijssen (PvdA):
Nog twee zelfs, volgens mij. Om het toch ietsje scherper te maken: kunstmest is niet
nodig om de wereld van voedsel te voorzien. Als we wat minder veevoer en wat meer
voedsel verbouwen, dan hebben we geen kunstmest nodig om steeds maar het maximale
van het land te halen. Dan kunnen we met 20% minder opbrengsten gewoon de wereld voeden.
Is meneer Van Campen het ermee eens dat we misschien gewoon een streep moeten zetten
door kunstmest? Dan moeten we er natuurlijk wel voor zorgen dat de sector op een nette
manier gecompenseerd wordt; dat zal allemaal wel. Maar moeten we niet hier en nu constateren
dat we stoppen met kunstmest?
Datzelfde geldt voor het volgende. Er is net een studie gelanceerd, door onder andere
twintig wetenschappers en een aantal ngo's. Zij zeggen: laten we nou extra snel van
het Russisch gas afgaan. Ik citeer: «Kassen verwarmen met aardgas, is als een skihal
in Dubai.» Moeten we daar dus wel mee doorgaan? Of moeten we ook daarvan zeggen: «Dat
is niet meer van deze tijd; we financieren hiermee een oorlog. We moeten op een nette
manier, maar wel heel erg snel, niet meer gebruikmaken van dat gas.»
De voorzitter:
De vraag is helder. De heer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Ik spreek boeren die met de handen in het haar staan en zeggen: «Ik wil en kan af
van die kunstmest, want ik heb organische mest die bewerkt kan worden en die ik uit
kan rijden op het land. Daarmee kan ik zonder die kunstmest.» Maar op dit moment zitten
we in een situatie waarin boeren betalen om die rijke, organische mest te moeten afvoeren
en peperdure kunstmest terug te kopen. Dat is toch onvoorstelbaar? Ik noem de CO2-effecten die de opwek van kunstmest ten gevolg heeft, en de enorme, exorbitante prijzen
waar we op dit moment mee te maken hebben. Ik ben het dus voor een heel groot deel
met de heer Thijssen eens. Ik hoop dat we samen de Minister aansporen om ervoor te
zorgen dat die belachelijke bepaling in de Nitraatrichtlijn een keer wordt geslecht,
zodat boeren gewoon organische, rijke mest op hun eigen land kunnen afzetten en af
kunnen van kunstmest.
De voorzitter:
De heer Thijssen voor zijn laatste interruptie, meen ik.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat is mooi. We stoppen dus met kunstmest. Dat lijkt mij een goed idee. Wat is de
reactie van de VVD op het citaat: «Kassen verwarmen met aardgas, is als een skihal
in Dubai»? Moeten we ook daar een streep doorheen zetten om van die afhankelijkheid
van Russisch gas af te komen?
De heer Van Campen (VVD):
Ik ga hier niet zomaar spreken over het zetten van strepen door sectoren waarin mensen
in ons land hun geld verdienen en waarin de beste, meest voedzame producten op de
markt worden gebracht. Ik steun het pleidooi om onafhankelijk te worden van Russisch
gas. Volgens mij neemt het kabinet daartoe ook maatregelen. Ik heb zelf net een voorbeeld
gegeven waarvan ik denk dat we daar een grote stap in kunnen zetten. Ik hoor graag
van de Minister hoe hij dat verder brengt en hoe hij de onafhankelijkheid van Russisch
gas verder waarborgt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is hiermee de eerste termijn van de zijde van de Kamer afgerond. Ik
kijk vragend naar de Minister om te zien hoeveel tijd hij nodig heeft. Ik denk dat
we het het best even kunnen combineren met een korte dinerpauze. We hebben nog tot
20.30 uur de tijd, maar de tijd gaat snel. Is een halfuurtje genoeg? Ik zie dat dat
zo is. Dan gaan we om 19.30 uur verder met de eerste termijn van de Minister. Tot
die tijd schors ik de vergadering.
De vergadering wordt van 19.01 uur tot 19.33 uur geschorst.
Voorzitter: Van Campen
De voorzitter:
We zijn aanbeland bij de termijn van het kabinet. Ik zou de collega's willen voorstellen
om twee interrupties toe te staan. De heer Wassenberg heeft aangegeven erg behoefte
te hebben aan een tweede termijn. Ik doe dus het verzoek om bij de interrupties de
vragen in de richting van de Minister wel echt bondig te houden. Ik ga ervan uit dat
de Minister zijn beantwoording in blokjes heeft voorbereid. Ik doe daarom ook het
voorstel om de Minister even zijn blokje te laten afmaken en om de interrupties daarna
toe te staan. Wellicht kan de Minister eerst kort meegeven welke blokjes hij gaat
aanhouden, zodat we met elkaar weten wanneer we moeten ingrijpen als dat noodzakelijk
is. Het woord is aan de Minister.
Minister Staghouwer:
Voorzitter, dank u wel. Ik heb veel vragen gekregen. Ik heb geprobeerd om samen met
de mensen naast en achter mij goede antwoorden te geven op de vragen en goed te reageren
op de zorgen. In een algemeen deel probeer ik veel vragen al van duiding te voorzien.
Daarna kom ik met een analyse over de EU-aanpak en de Nederlandse aanpak, ook in het
internationale perspectief.
Meneer de voorzitter. Ik deel de grote zorgen die hier door uw Kamer zijn uitgesproken
over de situatie in Oekraïne, maar ook niet te vergeten in Rusland zelf. Niet alleen
Oekraïne, maar ook de Russische bevolking ondervindt inmiddels de grote gevolgen van
deze humanitaire ramp. We kunnen het ons vanuit deze positie nauwelijks indenken hoe
dit moet zijn voor de inwoners van Oekraïne. De situatie is voelbaar over de hele
wereld. Iedereen leeft mee. Gelukkig maar, zou ik zeggen. Natuurlijk zijn wij hier
en nu bezorgd over de gevolgen, niet alleen voor de mensen in Oekraïne zelf, maar
ook voor de voedselzekerheid in de rest van de wereld.
Meneer de voorzitter. Laat ik er klip-en-klaar over zijn: nee, ik ben niet naïef en
nee, ik wil ook niet «gaat u maar rustig slapen» uitzenden. Ook ik maak mij namelijk
grote zorgen over de beschikbaarheid van voedsel in Noord-Afrika. Bij ons in Europa
lijkt voedselzekerheid vanzelfsprekend en geborgen te zijn, maar in Noord-Afrika en
het Midden-Oosten zijn de beschikbaarheid van voedsel en voedselzekerheid grote uitdagingen.
Landen uit deze regio's kunnen te maken krijgen met enorme voedseltekorten, ook vanwege
de hoge prijzen. We hebben in het verleden geleerd wat de gevolgen kunnen zijn.
Oekraïne is een belangrijke graanschuur, vooral voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika.
Wereldwijd is graan uit meer bronnen beschikbaar, maar het is dan essentieel dat handelsstromen
voor landbouwproducten openblijven, zowel binnen de Europese Unie als wereldwijd.
Dat is ook ongelofelijk belangrijk om honger in Noord-Afrikaanse landen te voorkomen.
Internationale samenwerking is daarbij dan ook essentieel, via de FAO en de VN. Ik
zal dat dan ook volgen in afstemming met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
We hebben inmiddels ook al steun toegezegd. Het is voor Nederland belangrijk om ook
kennis te delen en te investeren.
Voorzitter. Ik heb eerder al benadrukt wat ook het Wageningen Economic Research-rapport
aangeeft: de voedselzekerheid in Nederland en de EU is niet in het geding. U hebt
dat kunnen lezen. U sprak ook zorgen uit over de sterke stijging van de kosten van
energie, grondstoffen en kunstmest. Laat ik daar klip-en-klaar over zijn: als consument
gaan we dat merken. Dat is onoverkomelijk. Ook de ondernemers, zoals de glastuinbouwers,
de veehouderij en de vissers, merken dat de kostprijs omhooggaat, soms veel sneller
dan de opbrengstprijs. Dat brengt enorme onzekerheden met zich mee. Dat begrijp ik.
Ik ben met deze sectoren in gesprek. Daarnaast zet ik een aantal acties in om de ondernemers
te helpen. Omdat dit speelt in velerlei lidstaten, moeten we die acties ook op Europees
niveau bekijken. Daarom heb ik in de afgelopen periode met verschillende lidstaten
gekeken wat mogelijk is. Het is goed om te benadrukken dat de gevolgen gedurende lange
tijd voelbaar kunnen zijn. Wij kunnen niet alle zorgen wegnemen, maar kunnen wel samen
met andere landen optrekken.
We zetten daarom in op een aantal punten. Ik neem het initiatief om op korte termijn
met de ketens, waaronder supermarkten en voedselbedrijven, in gesprek te gaan over
de eerlijke verdeling van de prijs over de hele keten, inclusief de consument. De
eerste acties hebben we al zien gebeuren. Ik ben er blij mee dat er nu ook door de
supermarkten, door twee grote retailers, een beweging is gemaakt.
Voor veevoer zijn alternatieve bronnen nodig. Ik ga daarom in Brussel pleiten voor
het inzetten van reststromen voor veevoer, voor diermeel en voedselresten.
Het derde punt. We zijn te afhankelijk van Rusland geworden voor de beschikbaarheid
van gas en kunstmestgrondstoffen. Daarom is het belangrijk dat alternatieve stikstofbronnen
zoals uit dierlijke mest gebruikt kunnen worden binnen de Brusselse regels. Ik ga
mij hier in de Landbouwraad wederom sterk voor maken. Ik heb ervoor gezorgd dat dit
als apart punt op de agenda van maandag komt te staan. Ik vraag bij dat punt concreet
om de versoepeling van de Brusselse regels, zodat teruggewonnen nutriënten uit meststoffen
kunnen worden geproduceerd en toegepast, en om deze versoepeling voor de langere termijn
ook mogelijk te maken binnen de Nitraatrichtlijn.
Dan punt vier. In het kader van de landbouwcrisisreserve – de heer Bisschop sprak
daarover – wil ik vanuit Brussel een bredere analyse van hoe sectoren precies geraakt
worden. Duurzaamheid zou daarbij een belangrijke voorwaarde moeten zijn. De pot van
de landbouwreserve is beperkt: er zit 500 miljoen in voor de gehele EU. Lidstaten
zouden zelf mogen bepalen hoe hier invulling aan gegeven kan worden. U begrijpt dat
dit voor Nederland een relatief klein budget zal zijn.
Tot slot. Ik heb de afgelopen dagen gesproken met Nederlandse boeren in Oekraïne.
Waar het veilig is, veilig kan en noodzakelijk is, bekijk ik hoe ik kan helpen met
de levering van zaad, uitgangsmateriaal en grondstoffen. Ik ben hiervoor in contact
met een platform van Oekraïense boeren.
Voorzitter. In de discussie over het vasthouden aan de verduurzaming en de Green Deal
wil ik het belang onderstrepen van het op langere termijn duurzaam en weerbaarder
maken van het Europees voedselsysteem.
Voorzitter. Dan ga ik naar de beantwoording van nog wat specifieke vragen.
De voorzitter:
Dan bent u aan het einde gekomen van het eerste blokje. Ik kijk even naar de collega's.
Ik zie een interruptie van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Goed om te horen dat de Minister zich in Europa hard gaat maken op verschillende fronten.
Ik heb nog wel even een vraag over veevoer en reststromen. Ik heb weleens begrepen
dat bijvoorbeeld brood, cake of snoep dat in een fabriek op de grond valt helemaal
niet meer gebruikt mag worden als reststroom. Je zou zeggen: dat kan vanwege de strenge
regels misschien niet meer voor humane consumptie, maar dat kan nog wel aan een dier
gegeven worden. Zelfs dat kan ook niet. Ik wil de Minister daarom vragen om ook op
dat niveau, en zeker ook in Nederland, te kijken wat mogelijk is om die zeer strakke
regels te versoepelen. Dat zou namelijk nog meer reststromen kunnen opleveren.
Minister Staghouwer:
Waar dat mogelijk is, gaan we daar zeker naar kijken.
Dan een aantal algemene zaken. De VVD-fractie stelde een vraag over het openhouden
van de handelsstromen: wat betekent het openhouden nu in de praktijk en hoe kansrijk
acht de Minister deze mogelijkheden? Wij moeten voorkomen dat landen hun exporten
van voedsel en grondstoffen tegenhouden. Hongarije probeert wat protectionistisch
te zijn. Ik zal in Brussel zeker een oproep doen om dat vooral te voorkomen. Internationale
handelsafspraken zijn hierbij namelijk essentieel. Als Hongarije dat gaat doen, dan
is dat, zoals ik u net zei, strijdig met de afspraken over de interne markt in Europa.
Het is ook een gevaarlijke ontwikkeling.
Ik heb inmiddels begrepen dat veevoerbedrijven uitwijken naar aanvoer uit andere regio's.
Dat betekent dat handelsstromen verschuiven. Mij is gebleken dat veevoerfabrikanten
erg flexibel zijn en dat zij zoeken naar mogelijkheden om de samenstelling van voer
aan te passen. Dat biedt goede mogelijkheden om reststromen mee te nemen. Dat draagt
bij aan de kringloopeconomie. Dat is ook een deel van het antwoord dat mevrouw Van
der Plas van mij vroeg. Ik zeg nogmaals met nadruk dat het openhouden van markten
nodig is om voedsel uit andere regio's beschikbaar te krijgen voor Noord-Afrika.
Dan de vraag van de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid over de eiwittransitie:
is de Minister het ermee eens dat er minder veevoer nodig is, zodat er meer voor menselijke
consumptie beschikbaar komt? Ik vind het zeker van groot belang. Zoals u weet, werk
ik onder andere aan de Nationale Eiwitstrategie. U heeft daar ook een brief over gekregen.
Die strategie is er natuurlijk met name op gericht om de import van soja te verminderen.
Ik heb daar met een aantal regionale partners vijf lijnen voor opgezet: het teelten
van eiwitrijke gewassen voor menselijke consumptie, het ontwikkelen van alternatieve
bronnen van eiwit, meer plantaardig dieet, het benutten van insecten als veevoer en
met name rond mest – ik kom daar straks nog even op terug – en het benutten van reststromen.
Binnenkort stuur ik een brief naar de Kamer met een verdere uitwerking.
Dan de eiwittransitie in relatie tot stikstof ... De bel gaat. Ik begrijp dat het
een goede gewoonte is om dan gewoon stil te zijn, hè?
De voorzitter:
Ja, hoor.
Minister Staghouwer:
Dan kan ik gelijk een slokje thee drinken.
Het gaat hierbij over minder verbruik van veevoer in lijn met de maatregelen voor
stikstofemissie. Ik onderstreep natuurlijk het belang om het Europese voedselsysteem
op de langere termijn weerbaar en duurzaam te maken. Dat betekent: minder afhankelijk.
We hebben nu maar weer gezien hoe kwetsbaar het voedselsysteem is. Als een van de
schakels uit de keten onder vuur ligt ... Dat is natuurlijk een fout woord. Ik bedoelde:
als een van de schakels uit de keten valt, dan zien we hoe risicovol dat is. Daarom
vind ik de ingezette Eiwitstrategie van essentieel belang. Ik vind het ook ongelofelijk
belangrijk – dat spreek ik nog maar weer uit – dat we de doelen van de Green Deal
en Farm to Fork goed in het vizier houden om onze ambities daarin te realiseren.
Ik heb in het antwoord over de Eiwitstrategie inmiddels ook antwoord gegeven op de
vraag van de heer Wassenberg.
Dan de vraag van de ChristenUnie over de bittere noodzaak om voedselverspilling tegen
te gaan en wat ik ga doen. Ik heb mijn ambities over Farm to Fork meegegeven. Farm
to Fork schrijft voor dat wij de voedselverspilling moeten halveren in 2030. Ik steun
die inzet van harte. U hebt ook kunnen lezen dat de voedselverspilling het afgelopen
jaar is afgenomen. Ik denk dat dat een hele goede ontwikkeling is. We werken daarbij
ook samen met een aantal partners in het veld.
Dan de vraag van D66, Partij van de Arbeid en de Partij voor de Dieren over de afbouw
van de veevoerteelt. Twee derde van de grond wordt gebruikt voor veevoer; moeten we
niet wat meer doen om de transitie mogelijk te maken? Daar heb ik net ook al iets
over gezegd. Dat is van groot belang. Ik zet me in voor de Eiwitstrategie.
Dan de vragen over het zevende actieprogramma.
De voorzitter:
Is dat een nieuw blokje?
Minister Staghouwer:
Nee.
De voorzitter:
Dan wachten we nog even de afronding van dit blok af.
Minister Staghouwer:
Ik geloof dat ik alle vragen over het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn hier
in één hand heb. Gaan we bedrijven uitkopen in het kader van de Kaderrichtlijn Water?
Het antwoord daarop is dat ik op 25 februari de Kamer geïnformeerd heb dat het addendum
op het actieprogramma voldoet aan de verplichtingen voor de Nitraatrichtlijn. Ik ben
blij dat dat positief ontvangen is, want daarmee kunnen we verder en kunnen we de
gesprekken in met het Nitraatcomité, die inderdaad op 17 maart hun beslag krijgen
en waarin wij een goede presentatie zullen geven over de mogelijkheden voor derogatie
voor de komende periode. Daarnaast is de gebiedsgerichte aanpak – daar kom ik zo nog
verder over te spreken, want de heer Grinwis had daar wat vragen over – een van de
randvoorwaarden in de aanpak.
Dan de vraag over de beslissing. Na het mestseizoen wordt er een besluit genomen;
dat klopt. Het is inderdaad beoogd om in september een besluit te krijgen. Ik heb
Eurocommissaris Sinkevicius wel gevraagd om rond juni een intentieverklaring te krijgen
over de richting die het uitgaat, zodat we nog tijdens dit mestseizoen helderheid
kunnen krijgen. Hij heeft daar nog geen harde toezegging op gedaan, maar hij heeft
wel tegen mij gezegd dat hij hierin met mij mee wil denken. Het wordt verder ook besproken
met de Europese Commissie.
De heer Grinwis heeft gevraagd welke maatregelen getroffen zullen worden voor huishoudens,
waterschappen en bedrijven ten aanzien van het zevende actieprogramma. Dat staat in
schril contrast met het botte baggeren door de waterschappen, zei hij. Nou, dat was
volstrekt duidelijk. Maar het zevende actieprogramma ziet uitsluitend op de landbouw.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat andere sectoren ook hun verantwoordelijkheid moeten
nemen. Dat gebeurt ook. De waterschappen zijn sterk bezig met de vernieuwing van hun
zuiveringssystemen. Ik ga ervan uit dat dat zeker een toegevoegde waarde zal hebben
voor het halen van de doelen.
Dan nog de vragen over de bufferzones en de zorgen over beekdalen. De bufferzones
en beekdalen – laat ik daar duidelijk over zijn; we hebben het ook beschreven in de
brief – zijn onderdeel van de gebiedsgerichte aanpak. Dat heb ik in de brief duidelijk
gemaakt, al is daarover toch wel weer wat ruis ontstaan. Zo gaan we die aanpak opbouwen.
We zien het als een van de mogelijkheden om de uitspoeling te verminderen. Een van
de bouwstenen van de gebiedsgerichte aanpak is dus deze maatregel. In welke omvang
en onder welke voorwaarden wordt nog met elkaar afgestemd in de gebiedsgerichte aanpak.
Dan de laatste vraag, over het uitrijden van de mest. Wat betekent de wijziging van
de uitrijtijden in de praktijk? Dat betekent dat de dierlijke mest later op het land
mag worden gebracht, dus vlak voor de inzaai. Daarmee wordt uitspoeling zo goed mogelijk
voorkomen.
Dat was dit blokje, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Ik zie twee interrupties, nee drie. Eerst de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. Supergoed dat hij de Eiwitstrategie
belangrijk vindt en dat we daar nog meer details over krijgen, maar hoe gaat dit nu
de mensen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten helpen? Hoe gaat dit helpen om de voedselprijzen
de komende maanden naar beneden te krijgen? Want ik hoor toch vooral dat we gaan pleiten
voor vrije handelsstromen en dat het wel moet kunnen als we iets uit Hongarije hierheen
willen halen. Wat gaat de Minister de komende weken en maanden concreet doen in Nederland
om de voedselprijzen naar beneden te krijgen?
Minister Staghouwer:
Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat een betaalbare voedselprijs de verantwoordelijkheid
van de hele keten is. Ik zeg dat hier met nadruk. We moeten oppassen dat voedsel niet
onbetaalbaar wordt, met name voor de mensen in onze samenleving die het al zwaar hebben.
Ik zal daar ook op toezien, maar ik heb geen instrument om daarin te sturen. Wij doen,
zeg maar, geen prijsbepaling vanuit de overheid. Ik doe een oproep, met een beroep
op het verstand, en ik hoop dat dat effect heeft.
De voorzitter:
De heer Wassenberg. Nee, de heer Thijssen voor zijn tweede en laatste interruptie.
De heer Thijssen (PvdA):
Nee, laat dan maar zitten.
De voorzitter:
Dan toch de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik had een vraag gesteld over kunstmest en de vervanging door dierlijke mest. Daar
heeft de Minister wel iets over gezegd, maar mijn fundamentele vraag is nog niet beantwoord.
Als je kunstmest vervangt door kunstmestvervangers, om ze zo maar even te noemen,
dan los je het probleem toch niet op? Want dat is ook dierlijke mest. We zijn de grond
nu al heel erg aan het overbemesten. Daarmee zal niemand hier het oneens zijn. Wanneer
je kunstmest gaat vervangen door een kunstmestvervanger, kom je toch in een vergelijkbaar
probleem terecht? Want je krijgt dan dezelfde uitspoeling. Moeten we niet gewoon toe
naar minder bemesting, dus minder kunstmest en ook geen kunstmestvervangers? Dat betekent
dat je inderdaad misschien wat minder opbrengst hebt, maar als je naar een ander voedselsysteem
gaat, met minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten, heb je dat soort gigantisch
hoge opbrengsten, die vooral de natuur en de grond erg overbelasten door die overbemesting,
niet nodig. Zou je dus niet veel meer moeten inzetten op die eiwittransitie en op
minder gebruik van mest en kunstmestvervangers?
Minister Staghouwer:
Wij zitten met de landbouw in een transitie. We proberen nu tien jaar vooruit te kijken,
met ideeën over hoe we de landbouw een transitie kunnen laten doormaken. Voor een
deel zullen wij de derogatie gewoon nodig hebben; dat heb ik ook in een eerder debat
laten weten. Dat betekent dat wij voor ons voedselsysteem – kijk naar de akkerbouw
en de beschikbaarheid van meststoffen – een deel van de dierlijke mest uitstekend
zouden kunnen verwaarden en zouden kunnen opwerken ter vervanging van kunstmest. Dat
is de manier waarop wij bezig zijn met de agrarische sector. Het is een illusie om
te denken dat wij nu van al onze niet-natuurlijke meststoffen af kunnen. Ik zie het
als een kans om in Brussel weer te pleiten voor het opwerken van de mestreststroom
die er nog is en die op een goede manier in te zetten voor met name de akkerbouw,
om de meststoffen in balans te laten zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, Minister. Ik zag eerst de heer Grinwis en daarna mevrouw Van der Plas.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank aan de Minister voor de heldere antwoorden. Hij zei heel duidelijk dat de beekdalen
onderdeel zijn van de gebiedsgerichte uitwerking en aanpak. Daags na het verschijnen
van de brief was ik in Twente en had ik ook contact met boeren in de Gelderse Vallei.
Dat zijn gebieden met veel beekdalen. Ik merkte dat daar toch wel veel zorgen zijn
over dit punt. Wanneer komt er dan duidelijkheid? Oké, het is onderdeel van de gebiedsgerichte
aanpak, maar er is toch ook wel veel behoefte aan duidelijkheid over wat dan precies
de beperking wordt en wat de compensatie wordt als je moet afwaarderen van akkerland
naar grasland, et cetera.
Minister Staghouwer:
Ik snap de zorgen van de heer Grinwis heel goed, want die krijg ik natuurlijk ook
op mijn bureau. Ik zeg de heer Grinwis toe dat ik zeker ga kijken wat ik, samen met
mijn collega Van der Wal, kan duiden in die gebiedsgerichte aanpak. Er liggen ook
kansen. Het is niet alleen maar bedreigend, het is ook een kans. Een van de uitgangspunten
voor de manier waarop we de gebiedsgerichte aanpak denken vorm te geven, is een goede
toekomst voor de bestaande en blijvende boeren. Als we met elkaar dat bouwwerk gaan
maken, zal dit zeker een van de onderdelen en bouwstenen van die discussie zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan naar mevrouw Van der Plas, voor haar interruptie.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik hoorde de Minister zeggen: ik weet niet wat ik kan doen aan de kostprijs. Maar
de Minister kan natuurlijk wel iets doen. Er zijn best mogelijkheden om te kijken
waar de kostprijs omlaag kan, bijvoorbeeld omdat boeren heel veel betalen aan de NVWA.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft enkele jaren geleden al vastgesteld
dat de tarieven die de NVWA doorberekent aan onder meer boeren, veel te hoog zijn:
33% te veel. Dat college heeft ook gezegd dat de NVWA-tarieven in lijn moeten worden
gebracht met wat de werkelijke kosten zijn. Ik wil de Minister dus vragen of hij dat
kan uitzoeken. Wanneer worden die NVWA-tarieven nou eens gelijkgetrokken? Want dat
zou al heel veel schelen. Is de Minister bereid om daar in ieder geval naar te kijken?
Ik zal een lijstje maken met de mogelijkheden die ik zie om iets te doen aan de kostprijs
en dat zal ik naar het ministerie sturen. Misschien kunnen we het daar dan bilateraal
nog eens over hebben. Maar mijn eerste vraag is dus: kijk eens naar de kosten die
de NVWA in rekening brengt voor haar verplichte controles.
Minister Staghouwer:
Dank voor het aanbod van mevrouw Van der Plas namens de BoerBurgerBeweging om mij
een lijstje te geven. Dat is altijd behulpzaam, dus graag.
Ten aanzien van de kosten van de NVWA: het zijn vaak retributiekosten, zoals wij die
noemen. Die worden gemaakt omdat er een product geleverd wordt. Uiteindelijk zijn
er kosten mee gemoeid om het te verwerken in ons voedselsysteem. Ik ben niet van plan
om dat te veranderen.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Staghouwer:
Dan de vraag van de heer Bisschop over de voedselvoorziening. Hij vroeg met name naar
studies. Ik gaf al aan dat de voedselsituatie nauwkeurig wordt bijgehouden, ook door
de Europese Commissie zelf. De EU is zelfvoorzienend op het gebied van zeer veel producten,
maar dat geldt vanzelfsprekend niet voor tropische producten. U moet zich ook realiseren
dat wij als Nederland heel veel doorvoer doen, ook van tropische producten die uit
andere delen van de wereld komen. U heeft de WEcR-analyse ook kunnen lezen. Zij komen
tot dezelfde conclusie op grond van handelsdata van onder andere de EU en de FAO.
Bovendien ben ik voortdurend in overleg met de sectoren om te kijken wat nu de stand
van zaken is.
Dan ben ik bij het blokje aanpak EU gekomen. Het gaat over de maatregelen voor de
crisissituatie, de vergroening van het landbouwbeleid en de ernstige, specifieke maatregelen.
Er werd gevraagd waar ik aan denk en of ik wat voorbeelden kan noemen. Ik heb u net
al aangegeven dat ik echt hecht aan de vergroening, met name met het oog op het versterken
van de landbouw en de voedselzekerheid op lange termijn. Binnen die randvoorwaarden
zie ik wel degelijk mogelijkheden voor specifieke maatregelen die ons in een crisissituatie
verder helpen. Ik heb daarover ook een zin opgenomen in de brief. Ik noemde het net
al. Het gaat natuurlijk over het versoepelen van de kunstmestvervangers en het inzetten
van de reststromen. Dat past ook in ons vergroeningsstreven. Daarnaast pleiten de
lidstaten ervoor om bouwgrond in te zetten. Sommige lidstaten onder ons – wij als
Nederland niet – hebben in het huidige GLB braak als ecologisch focusgebied. Die zouden
dat kunnen gebruiken. Ik benadruk nog even dat Nederland dat dus niet heeft. Duitsland
kan dat wel inzetten. Dat is ook beoogd. Ik kan me dat best voorstellen, dus ik zal
daar ook niet tegen zijn als dat maandag aan de orde komt.
Dan de vraag over het behoud van de voedselproductie. De heer Bisschop vroeg: wat
gaat de Minister doen voor het behoud in plaats van voor de afbouw? Mijn inzet met
het GLB is een toekomstbestendige landbouw voor zowel boer als productie. Dat is geen
keuze voor afbouw van productie. Ik benadruk het maar even. Het gaat om de verduurzaming.
Dat betekent ook dat ik mij bij het GLB inzet voor en ook laat ondersteunen door de
andere doelen, zoals klimaat, milieu en biodiversiteit.
Dan de vraag over het tegengeluid van de D66-fractie en de kunstmestvervangers. Daar
heb ik natuurlijk al heel veel over gezegd. De reststromen heb ik ook al genoemd.
De Nitraatrichtlijn ook.
Dan over de reststromen en de insecten. Ik heb nog een antwoord te geven op de vraag
over het toelaten van diermeel. Sinds 1 oktober is het mogelijk om diermeel van kip
aan varkens te voeren en andersom, en ook om gelatine en collageen afkomstig van herkauwers
aan deze dieren te voeren. Daarin is al een ontwikkeling gaande. Er kunnen ook bepaalde
insecteneiwitten aan kippen en varkens worden gevoerd. Wel is de toepassing nog aan
enkele restricties onderworpen, met name om de voedselveiligheid te borgen. Ik heb
u net ook toegezegd dat ik, gezien de omstandigheden, extra zal pleiten voor het toestaan
van meer reststromen in veevoer, inclusief het voeren van insecten met mest en het
omlaagbrengen van het graanaandeel.
Ik heb nog twee blokjes, meneer de voorzitter. Die gaan over de Nederlandse aanpak,
de voedselprijzen en de consument. Er is net al eventjes een debatje over gevoerd.
Eerst het antwoord op de vraag van de heer Thijssen. Ik deel echt de zorgen over de
stijgende prijzen. Ik zeg toch maar met nadruk dat wij ongetwijfeld wat zullen gaan
merken van deze crisis. Ik heb u ook toegezegd dat wij een vinger aan de pols gaan
houden.
Ik heb al iets gezegd over de supermarkten en de ketenaanpak.
Dan nog de vragen over de glastuinbouw en gas, en de zorgen die er daarover zijn.
Ik heb mij afgelopen maandag in het Westland weer laten informeren over de zorgen
die er zijn. Het is niet zo dat de hele glastuinbouw daar de gevolgen van ondervindt,
want ik heb ook met ondernemers gesproken die langjarige energiecontracten hebben
en die er inmiddels van profiteren. Die leveren namelijk gewoon via de wkk aan het
energienet. Maar er zijn zeker ook bedrijven die de grote gevolgen daarvan wel ondervinden.
Samen met de Minister voor Klimaat en Energie ben ik bezig met een pakket aan maatregelen
waarin we een aantal zaken van een oplossing proberen te voorzien. Daar heb ik vorige
week het debat over gevoerd. Gezien de huidige stand van zaken is het noodzakelijk
om nog sneller naar een andere energiedrager te gaan. Ik zie dat dan ook maar weer
als kans om het nog wat te versnellen. Mijn collega Rob Jetten is het daar ook van
harte mee eens. Wij komen dus met een brief daarover.
Ik heb net al een antwoord gegeven op vragen van de SGP-fractie ten aanzien van de
braakliggende gronden.
Dan over de eis voor biovoer. De heer Bisschop vroeg of de eis van 100% bioveevoer
kan worden versoepeld. Ik heb de brief die daarover is geschreven, ook gezien. Ik
snap de zorgen over de continuïteit heel erg goed. Ik zal dit punt inbrengen tijdens
de komende Landbouw- en Visserijraad. Dat is een heldere toezegging. Ik ben van mening
dat er op korte termijn gekeken moet worden naar een tijdelijke oplossing. Ik zal
de Commissie daartoe oproepen.
Dan het punt van de VVD-fractie over de vrije-uitloopeieren en de vragen die daarover
gesteld zijn. Herken ik het beeld dat er zaken verkocht worden met een ander stempel?
Ik ben het nagegaan. Ik heb op dit moment geen indicatie dat landen zich daar niet
aan houden. Voor alle lidstaten geldt dat ze de vrije-uitloopeieren na zestien weken
moeten afwaarderen tot scharreleieren. Dat zijn de afspraken. Het is niet zo dat er
overal in Europa vogelgriep is en dat die in gelijke perioden is opgetreden. In Nederland
was dat aan de vroege kant. Grote landen als Frankrijk hebben daar later mee te maken
gekregen. Dat betekent dus ook dat de ophokplicht daar later is ingegaan. De zestienwekentermijn
is dus ook niet overal verstreken. U hebt begrepen dat ik in de vorige Landbouw- en
Visserijraad ook geprobeerd heb een kongsi te sluiten. Elf landen waren het met ons
eens en waren ook bereid om daar verder over na te denken. Dit is onderdeel van het
gesprek met de Commissie, dus ik zal kijken of we daar toch nog wat beweging in kunnen
krijgen.
Dan de visserij. De SGP vraagt of de Minister bij het verstrekken van de voedselproductie
ook wil kijken naar de positie van de visserij. Jazeker, de visserij is namelijk ook
een belangrijke voorziener van dierlijke eiwitten. Ik ben inmiddels ook met de visserij
bezig om te kijken naar de toekomst, naar verduurzaming en naar de kansen die die
met zich meebrengt.
Dan zijn er nog vragen over het bijmengen met betrekking tot mais-biobrandstof. Wil
de Minister inzetten op een verbod op gebruik? Het is een belangrijk middel voor het
klimaat. Voor de lange termijn is het niet verstandig om dat nu al los te laten. Er
is ook geen indicatie in Nederland dat er een tekort aan maïs is.
Dan heb ik nog een vraag van de heer Grinwis over de waterkwaliteitscijfers. Worden
die wel voldoende bezien in het licht van de weersomstandigheden en waar zijn de cijfers
van 2019? Het antwoord daarop is dat er door de waterschappen jaarlijks gemonitord
wordt via de metingen. Uiteraard zijn de weersomstandigheden sterk van invloed. Dat
hebben we de afgelopen jaren natuurlijk gezien tijdens de droogte, met heel andere
waardes. We hebben de laatste cijfers die daarvoor beschikbaar zijn, verzameld en
ook opgenomen in het zevende actieprogramma. Zoals u weet stuur ik actuele cijfers
zodra die beschikbaar zijn naar uw Kamer. Ik heb dat ook in een eerder debat gezegd.
De voorzitter:
Minister, er zijn drie interrupties van de heren Grinwis, Thijssen en Wassenberg.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank aan de Minister voor het nog eens herhalen van de inderdaad al staande toezegging
dat er in april een brief komt over de tuinbouwsector en over hoe de energietransitie
in de tuinbouwsector versneld kan worden. Vandaag zijn er door deze Kamer een aantal
moties aangenomen die zien op zowel het versnellen van die energietransitie als die
crisisaanpak. Een onderdeel in mijn motie was bijvoorbeeld dat borgstellingskrediet.
Mag ik het antwoord van de Minister zo begrijpen dat in die brief, die in april komt,
zowel het crisisaspect als het energietransitie-aspect terugkomen? Is dat dus kortom
één samenhangend pakket?
Minister Staghouwer:
Ja, even in twee lagen. Ik ben onder andere met banken bezig om te kijken naar dat
borgstellingskrediet. Dat hebben we in het verleden ook gedaan. Het kan dus best zo
zijn dat, als daar op korte termijn een antwoord op te geven valt, ik dat zeker niet
na ga laten. Ik laat het dus niet afhankelijk zijn van die brief, maar ik begrijp
heel goed waar de heer Grinwis naartoe wil. Wij proberen in die brief ... Die zal
natuurlijk nog wel wat op hoofdlijnen zijn, want het is natuurlijk de eerste brief
van de heer Jetten waar het gaat om de energietransitie en de mogelijkheden. Maar
de heer Grinwis weet ook dat ik daar hard mee bezig ben.
De heer Thijssen (PvdA):
De Nederlandse landbouwsector gebruikt 4 miljard kuub gas. Daarmee financiert ook
de Nederlandse landbouwsector de oorlogsmachine van Poetin. Nu is er gisteren een
brief gekomen van het kabinet over hoe we af gaan komen van het Russische gas, maar
het is totaal vaag in hoeverre die bijna 4 miljard kuub gas van de landbouwsector
dan wordt afgebouwd. Ik hoor nu van de Minister dat er weer een brief komt over hoe
we dan gaan verduurzamen, maar ik wil graag weten hoeveel de landbouwsector dit jaar
dan gaat gebruiken en of het dan dit jaar lukt om het gasverbruik terug te brengen
zodat we stoppen met het financieren van Poetins oorlog.
Minister Staghouwer:
Er zijn grote ambities voor het terugdringen van CO2op de landbouw geprojecteerd en ook op de glastuinbouw. Dat betekent dat die ambitie
ook te halen moet zijn. Ik heb net ook in de antwoorden op vragen van de heer Grinwis
aangegeven dat ik heel erg sterk bezig ben met die glastuinbouw om waar ik kan, ook
samen met de heer Jetten, te versnellen met het geven van mogelijkheden, zodat zodra
van aardwarmte gebruikgemaakt kan worden, die gaskraan er gewoon af kan. Maar het
moet wel kunnen. De glastuinbouw moet dat ook kunnen meemaken. Het kan namelijk niet
zo zijn dat wij maatregelen nemen waarmee we de glastuinbouw om zeep helpen. U weet
namelijk, net zoals ook ik dat de afgelopen maanden tot mij heb genomen, dat wij een
topsector hebben. We hebben een topsector met ongelofelijk veel kwaliteiten en met
ongelofelijk veel kennis. Ik ben afgelopen maandag onder de indruk geraakt van die
kennis en van die kunde. We spreken weleens over «Nederland voedt de wereld». Nou,
dat is niet in hectares, maar in kennis en exportwaarden, in het delen van die kennis
met andere delen van de wereld, zijn we echt top. Ik denk dat wij dat moeten gebruiken,
ook om de crisis in de wereld op te lossen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb eerst even een ordevraagje. Ik heb een vraag gesteld over derogatie. Dat kan
in de EU-aanpak. Dat kan in de Nederlandse aanpak. Heeft de Minister die vraag al
beantwoord of kan ik mijn interruptie hierbij kwijt?
De voorzitter:
Minister, komt u nog te spreken over derogatie?
Minister Staghouwer:
Nee, ik heb eigenlijk alle vragen rond derogatie beantwoord.
De voorzitter:
Oké. Dan is de interruptie voor de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, dan is dit het moment. Ik had daar inderdaad een vraag over gesteld. De beslissing
over derogatie wordt pas in september genomen. Het is nog geen uitgemaakte zaak dat
die derogatie er komt, maar als die niet wordt toegekend, dan hebben de boeren in
Nederland dadelijk een heel groot probleem. Het is na het mestseizoen. Hoe gaat de
Minister daarmee om? De kans is namelijk levensgroot dat de derogatie er niet komt
en wat dan? Moeten we niet nú al maatregelen nemen om te voorkomen dat we dadelijk
voor een voldongen feit staan en waarschijnlijk tientallen miljoenen boete moeten
betalen?
Minister Staghouwer:
Ik heb daar wel antwoord op gegeven. Ik zag bij het gesprek met Eurocommissaris Sinkevicius
natuurlijk dat ook dat een levensgroot probleem is. Ik heb hem gevraagd om een intentie
bij het toekennen van de derogatie. We zitten uiteindelijk in een systeem – dat is
een afspraak uit het verleden – waarin waarschijnlijk in september het definitieve
besluit wordt genomen. Hij heeft mij aangegeven dat hij, als het de goede kant opgaat,
bereid is om te kijken of hij een intentie kan afgeven in juni. Dat betekent dat we
nog op tijd kunnen zijn.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik zit met belangstelling naar de Minister te luisteren. Ik heb mezelf de vraag gesteld
hoe de Minister zonder coalitieakkoord de vragen zou hebben beantwoord. Ik kwam eigenlijk
tot de voorzichtige hypothese dat de Minister precies dezelfde antwoorden zou hebben
gegeven. Dat is natuurlijk niet helemaal de bedoeling. Daarom stel ik toch nog even
de vraag hoe de Minister omgaat met supermarkten, gelet op het ruime mandaat dat hij
heeft in het kader van de supermarkten. Dat is méér dan in gesprek gaan. Uiteindelijk
zal er geleverd moeten worden. Bij «in gesprek gaan» is met de voeten van al uw voorgangers
gespeeld. Daarom hebben we nu gezegd dat dat afgelopen moet zijn. Mijn tweede punt
gaat over het gebruik van landbouwgrond. Natuurlijk is er een eiwittransitie. Dat
was een project van uw voorganger Verburg. Prachtig, vooral doen. Dat stamt alleen
nog uit de tijd dat de grote problematiek werd ontkend. Dan ga je in de marge projecten
doen zodat de Minister toch goed bezig lijkt te zijn. Dat kan je niet omkatten tot
wat er nu in het coalitieakkoord staat. Ik vind het een fundamenteel punt.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik stel dus toch nog de vraag: wat gaat de Minister doen met het punt veevoer uit
het coalitieakkoord?
Minister Staghouwer:
Over de supermarkten en de ketens heb ik volgens mij helder aangegeven wat in het
hier en nu het risico is van een stijging van de voedselprijzen. Ik heb ook aangegeven
dat ik het gesprek ga voeren met de ketenpartijen. Dat is wat anders dan een eerlijke
prijs in de keten. Ik heb het coalitieakkoord zo gelezen dat er een eerlijke prijs
betaald moet worden en dat de primaire sector voldoende rendement moet kunnen halen.
Dat zijn twee grootheden. Natuurlijk begrijp ik de heer De Groot namens de D66-fractie
heel goed. Laat het een helder signaal zijn dat er een eerlijke prijs betaald moet
worden voor alle schakels in de keten. Dat gesprek ga ik voeren en heb ik al gevoerd.
De voorzitter:
Meneer de Groot, voor zijn tweede en laatste interruptie.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Het gaat niet alleen om een eerlijke prijs, maar ook om de bijdrage aan de verduurzaming
van de hele sector. Zo staat het in het coalitieakkoord. Gaat de Minister als stok
achter de deur wetgeving voorbereiden zodat het ook echt gaat gebeuren? Dan landbouwgrond.
De Minister heeft een inzet op de beschikbaarheid van grondstoffen, conform de motie
die de Kamer heeft aanvaard. Nou, fantastisch, maar het gaat er dus ook om het gebruik
van landbouwgrond voor de teelt van veevoeder terug te dringen. Dat staat er ook,
maar dat hoor ik niet in de antwoorden. Ik verwacht eigenlijk van de Minister dat
hij ook dat punt in Europa inbrengt, want daarvoor is een ruim mandaat gegeven.
Minister Staghouwer:
Volgens mij heb ik een aantal vragen beantwoord over de Eiwitstrategie, onze ambities
daarvoor en over de kansen voor de agrarische sector. Daar ga ik me gewoon hard voor
inzetten. Dat betekent per definitie dat ik dit ook richting Brussel zal gaan uitdragen,
want ik zie daar enorme kansen. Dus wat dat betreft staan wij aan dezelfde kant van
het touw te trekken, zou ik zeggen.
De voorzitter:
De Minister is toegekomen aan het laatste blokje van zijn beantwoording.
Minister Staghouwer:
Ik heb nog twee vragen te beantwoorden. De VVD-fractie had een vraag gesteld over
de wereldmarkt. Wat voor kans ziet de Minister om de Nederlandse agrosector zich te
laten aanpassen aan de veranderende omstandigheden? Ik kan zeggen dat de Nederlandse
agrosector volgens mij bij uitstek het voorbeeld is van innovatie en dat zij proactief
kan inspringen op de kansen die de wereldmarkt met zich meebrengt. Dat hebben we gezien
in 2014, toen de sancties rond de Krim zich aandienden. Toen hadden we ook allerlei
stromen die vanzelfsprekend leken en die op een gegeven moment via andere delen van
de wereldmarkt toch weer hun beslag kregen. De Nederlandse ondernemers zien eigenlijk
altijd wel kansen. Die zijn uiterst efficiënt in hun manier van werken. Ik heb net
ook de Nederlandse topsectoren geroemd om het onderzoek, het beleid en de kansen die
zij zien, met name waar het gaat om de verduurzaming en de nieuwe ontwikkelingen in
de wereld. Dat is goed voor het samenwerken in de keten, maar ook voor de betaalbaarheid
en beschikbaarheid van ons voedsel in Nederland, Europa en de wereld.
Dan nog het laatste punt, de voedselzekerheid in het Midden-Oosten. Ik heb dat daarstraks
ook gezegd, maar ik vind het erg belangrijk om nogmaals te benadrukken: ik pleit in
Europees verband voor het openhouden van de handelsstromen. Op korte termijn ga ik
met ons stevig Landbouwradennetwerk in overleg om te kijken naar de gevolgen van deze
enorme crisis. Ik ga ook kijken waar er zich kansen voordoen. Want ook daar kunnen
de Landbouwraden een cruciale rol in spelen. Op middellange termijn span ik mij in
voor het verminderen van de afhankelijkheid van landen van graanimporten. Dat betekent
dat wij de deels al lopende programma's op het gebied van uitgangsmaterialen zullen
gaan opschalen. Dat gaat ook om het versneld uitvoeren van plannen en programma's
ten aanzien van de voedselzekerheid. Ook heb ik al aangegeven dat ik daarnaast met
de internationale gemeenschap in overleg ga over wat we in gezamenlijkheid kunnen
doen. Daarmee zal ik ook de Nederlandse kennis in de aanbieding doen.
Meneer de voorzitter, dat waren volgens mij de antwoorden die ik u verschuldigd was.
De voorzitter:
Ik dank de Minister zeer voor de beantwoording in zijn termijn. De Kamer heeft behoefte
aan een tweede termijn. Daar wil ik de ruimte voor geven. De spreektijd is anderhalve
minuut per woordvoerder. Allereerst het woord aan de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor zijn antwoorden. Ik ben toch wel
teleurgesteld in de beantwoording van de Minister. Laat ik twee teleurstellingen noemen.
Er is een oorlog gaande in Europa en wij dragen bij aan die oorlog door onze verslaving
aan gas en de import van Russisch gas. Natuurlijk hebben wij een hele innovatieve
en prachtige glastuinbouwsector, maar volgens mij vallen er geen doden als die minder
gas krijgen. Er vallen nu wel doden in Oekraïne. Ik mis de urgentie bij deze Minister
en dit kabinet over hoe we dat gasgebruik en hoe we de import van Russisch gas zo
snel mogelijk zo ver mogelijk naar beneden kunnen krijgen.
Ik heb gisteren een brief gekregen waar het ook niet van afspat. Hoeveel miljard kuub
gaan we nou minder importeren dit jaar uit Rusland? Ik weet het niet. Ook in dit debat
heb ik geen antwoord gehoord op die vraag. Ik zou daar heel graag toch wel een antwoord
op krijgen van de Minister. Je hoeft de tv maar aan te zetten om te zien hoe ernstig
de situatie is.
Het andere gaat over de eiwittransitie en de voedselcrisis in het Midden-Oosten en
Afrika. De Minister gaat daarnaar kijken. Dat is goed, maar hij gaat ook kijken naar
de kansen. Kansen? Kunnen we niet bekijken hoe we ervoor zorgen dat die mensen komend
jaar voedsel hebben? Kunnen we niet bekijken hoe wij ons beslag op landbouwstromen
en op veevoer kunnen verminderen, zodat er meer voedsel beschikbaar komt om mensen
te voeden? Laten we mensen voeden in plaats van dieren.
Als laatste, voorzitter, wil ik graag een tweeminutendebat aanvragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Thijssen, voor uw termijn. Het woord is aan de heer Wassenberg
voor zijn termijn.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik deel de frustratie – dat is misschien een wat groot woord – van
de heer Thijssen. Ik ben ook niet helemaal tevreden over de antwoorden. Iedereen maakt
zich zorgen. Iedereen heeft zijn zorgen uitgesproken. Die zorgen worden gedeeld door
de Minister. Iedereen vindt dat er wat moet gebeuren, maar dit debat draait om de
vraag: wat moet er gebeuren? Daar heb ik geen helder antwoord op gekregen. Moet je
een failliet landbouwsysteem overeind houden dat afhankelijk is van soja uit Brazilië
en van mais uit Oekraïne, dat heel veel schade aan de natuur veroorzaakt en waar heel
veel belastinggeld, 25 miljard, in moet worden geïnvesteerd om die gevolgen voor de
natuur te compenseren? Moeten we deze kans niet aangrijpen om dat hele systeem om
te gooien en meer voedsel voor mensen te produceren en minder voor dieren?
Ik heb ook gewoon een hele concrete vraag. We hebben die Eiwitstrategie. Collega De
Groot zei daar ook al wat over. Die Eiwitstrategie bevat geen enkele concrete doelstelling.
Moeten we niet veel meer toe naar een concrete doelstelling en een concreet pad? Hoe
komen we van die gigantische veehouderij af? Hoe kunnen we meer gaan produceren voor
mensen om op die manier een veel robuustere voedselzekerheid te hebben? Daarop wil
ik toch echt wat concretere antwoorden van de Minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan mevrouw Van der Plas voor haar tweede termijn.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik wil nog even terugkomen op het kostenplaatje en toch ook nog even op
de NVWA-tarieven. De Raad van State stelde in 2016 al dat de NVWA-tarieven in strijd
zijn met de uitgangspunten die het kabinet zelf heeft gesteld, en dat de tarieven
niet aansluiten op de werkelijk gemaakte kosten. Er is ook een uitspraak geweest van
het Europese Hof, waarna een aantal sectoren bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven
bezwaar heeft gemaakt. De Minister moet de kosten inzichtelijk maken. De tarieven
mogen niet hoger zijn dan de werkelijk gemaakte kosten en ze moeten voldoen aan de
EU-regels. Zolang er geen inzicht is, kan niet worden bepaald waarvoor er nu precies
betaald wordt en of dat terecht is. Op 18 mei 2021 is er een rechtszaak gewonnen.
Ik ben benieuwd of dat inzicht er al is. Weten veehouders, maar ook heel veel andere
bedrijven, waar ze precies voor betalen? Ik heb wel gezien dat per 1 januari 2022
de tarieven van de NVWA weer met maximaal 2,4% zijn verhoogd. Was in 2017 het starttarief
€ 106,68 bij een inspectie van een veehouderij en kostte het per kwartier nog € 41,13,
in 2020 is dat starttarief inmiddels € 116,60 en het kwartiertarief € 48,80. Dan heb
ik het nog niet eens over allerlei andere tarieven die ook nog worden gerekend. Ik
wil weten hoe het met dat inzicht staat. Ik vind het een beetje te kort door de bocht
om te zeggen: ja, daar torn ik niet aan. Er liggen namelijk diverse rechterlijke uitspraken,
inclusief die van het Europese Hof.
De voorzitter:
Helder. Dank u wel, mevrouw Van der Plas. De heer Grinwis voor zijn tweede termijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. In tegenstelling tot de collega's Thijssen en Wassenberg ben ik verheugd
met de beantwoording van de Minister. Ik ben blij met de urgentie die de Minister
uitstraalde met betrekking tot de waarde van ons voedsel en de gevolgen van de huidige
verschrikkelijke crisis in Oekraïne, de oorlog, voor de allerarmsten in de wereld,
vooral in Noord-Afrika. Ik ben er ook blij mee hoe hij zich onder andere in de Europese
Unie, maar ook hier in Nederland, inzet voor bijvoorbeeld de visserij en de glastuinbouw,
waar wij aanstonds een fors pakket op krijgen. Op het gebied van de glastuinbouw bespeur
ik juist heel veel ambitie bij deze Minister, en ook bij collega Jetten, om die energietransitie
te versnellen. Daar waren in de afgelopen jaren vanuit de Kamer diverse initiatieven
en aanmoedigingen voor. De opgave en de urgentie zijn inderdaad heel groot, maar ik
vind de frustratie van de heer Thijssen ietwat vroeg, met een kabinet dat net is begonnen.
Ik ben ook blij met de inzet van de Minister om samen met zijn Europese collega's
honger in Noord-Afrika te voorkomen. Het is mooi dat er steun aan de FAO, en daarmee
dus ook aan deze regio, is toegezegd. En het is goed dat er Europees ingezet wordt
op steun aan getroffen ondernemers en op het gebruik van reststromen als veevoer en
kunstmestvervangers.
Ik wens de Minister heel veel wijsheid toe de komende week in Brussel. Ik hoop op
succes, bijvoorbeeld rond het benutten van reststromen als veevoer en de langverwachte
kunstmestvervangers. Die moeten binnen de Nitraatrichtlijn eindelijk de plek toegekend
krijgen die ze verdienen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis. Meneer De Groot voor zijn tweede termijn.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Laat ik beginnen met een positieve opmerking: het zaaien van paniek heeft
in ieder geval nog nooit tot een goede oogst geleid. Deze Minister is de kalmte zelf
en heeft ook een aantal acties gedefinieerd richting Brussel om op een goede manier
met deze crisis om te gaan.
Voorzitter. Toch heb ik zorgen. Ik vind de beantwoording echt onvoldoende. Ik geef
het u even mee: het is soms een beetje een ambtelijk trucje om een al bestaand project
om te katten tot in dit geval de invulling van het coalitieakkoord. Die eiwittransitie
is van Verburg. Dat is prima, maar uiteindelijk heeft de Minister het coalitieakkoord
uit te werken. Daarin staat: kringlooplandbouw wordt uitgewerkt op het terrein van
voer, mest, bodem, pacht en dierenwelzijn. Dat betekent dus dat je wat betreft voer
een definitie moet opstellen van «kringloopwaardig veevoer» – daar heb ik ook naar
gevraagd, maar daar heb ik geen antwoord op gekregen – zodat je vervolgens discussies
kunt voeren zoals deze. Als Kamer hadden we wel de kern te pakken, namelijk: wat ga
je doen met de systeemefficiëntie van onze landbouw? Daar is de Minister niet op ingegaan,
afgezien van het gebruik van meer reststromen. Uiteindelijk gaat het om de vraag:
wat doen we met onze akkerbouwgrond?
Dan de supermarkten. Ik hoop daar in het hoofdlijnendebat meer over te horen. Wat
gaat de Minister doen om daadwerkelijk voorbij het gesprek te komen? Het gaat om een
daadwerkelijke bijdrage vanuit de supermarkten aan de transitie van de landbouw.
Misschien nog tot slot: als je doet wat je deed, dan krijg je wat je had. De Minister
heeft echt de opdracht om de transitie te leiden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Ik zal zelf afzien van mijn tweede termijn. Ik zal het
tweeminutendebat daarvoor benutten. Ik kijk even naar de Minister om te zien of hij
even kort de behoefte heeft aan een nadere gedachtewisseling. Dat is het geval.
Het woord is aan de Minister voor zijn tweede termijn.
Minister Staghouwer:
De heer Thijssen sprak namens de Partij van de Arbeid zijn teleurstelling uit. Hij
zei: we moeten zo snel mogelijk van het gas af. Hoever gaan we het gasgebruik naar
beneden brengen? Ik snap de heer Thijssen wel. We vragen ons natuurlijk allemaal af:
hoe kunnen we nou zo snel mogelijk de afhankelijkheid van het Russische gas terugbrengen?
Dat gevoel is dus niet anders. Daar heeft mijn collega, de heer Jetten, ook het een
ander over gezegd. Maar dat we niet van de zolder naar de kelder kunnen of andersom,
is ook vanzelfsprekend; dat zeg ik hier met nadruk. Het is niet zo dat wij topsectoren
zomaar de nek om moeten draaien. Dat heb ik u helder aangegeven. Daar ben ik echt
tegen. Daar is het kabinet tegen. Wij doen er op dit moment alles aan, met de mogelijkheden
die wij hebben, om minder afhankelijk te zijn van het Russische gas.
Voorzitter. Dan ga ik naar de zorgen van de heer Wassenberg. Hij had het over schade
aan de natuur, een failliet landbouwsysteem en de Eiwitstrategie. Ik had het net over
de reactie daarop. Ik kijk ook even naar de heer De Groot, die ook het punt maakte
over de eiwittransitie. Natuurlijk heb ik het coalitieakkoord uit te voeren. Ik heb
in de eiwittransitie zelf een grote ambitie. We gaan er ook echt stappen in zetten.
Het nadeel op dit moment, in de discussie nu, is dat we nog niet uitgebreid over de
toekomst van de landbouw hebben kunnen discussiëren. Dat komt echt nog nader met uw
Kamer. Ik hoop daarbij dan ook de lijnen aan te geven van hoe ik die transitie voor
mij zie en hoe ik daar versnelling in aan wil gaan brengen. Ik geef dan toch nog maar
even door, zoals ik net ook heb gedaan bij de heer Thijssen, dat we echt de tijd nodig
hebben voor de transitie, meneer Wassenberg. Het kan niet zo zijn dat wij een goede
sector door een besluit hier vandaag zomaar niet meer toekomstbestendig laten zijn.
Dan het antwoord aan mevrouw Van der Plas over de NVWA en de tarieven: wij werken
met de NVWA aan een nieuw kostprijssysteem. De verwachting is dat wij de eerste stappen
daarvoor rond 2023 hebben gezet, in overleg met de sector overigens. Het is niet zo
dat wij alleen maar hier vanuit Den Haag iets bepalen. Het gaat echt in overleg met
de sectoren. Dan hopen we het nieuwe kostprijssysteem per 1 januari 2024 definitief
te hebben.
Ik heb net al wat gezegd over die Eiwitstrategie, over de landbouwvisie en hoe we
daar verder mee gaan werken. De concrete doelstellingen gaan we daar dan ook bij noemen.
Dat wordt dus verder uitgewerkt.
Voorzitter. Dat waren volgens mij in een nutshell de antwoorden in de tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, Minister. Er is een tweeminutendebat aangevraagd door de heer Thijssen.
Dat geeft ons de gelegenheid om nog nadere vragen te stellen of moties in te dienen.
Er zijn toezeggingen gedaan, maar niet in die zin dat dat om een nadere brief van
de Minister vraagt. Het gaat meer over: wat wordt de inzet tijdens de Raad van Landbouwministers?
Het is dus aan ons allen om dat via het verslag van de Raad nader te controleren.
Dan wil ik u voor nu van harte danken: de collega's voor de medewerking, de Minister
en de ondersteuning voor de aanwezigheid en de toehoorders voor het volgen van dit
debat. Daarmee sluit ik dit debat en ik wens u nog een genoeglijke avond toe.
Sluiting 20.37 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.