Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rajkowski over de vacature 'Senior beleidsmedewerker interceptie en digitale opsporing'
Vragen van het lid Rajkowski (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de vacature «Senior beleidsmedewerker interceptie en digitale opsporing» (ingezonden 4 februari 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 16 maart
            2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1922.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met bovenstaande vacature?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Klopt het dat de functie onder andere het onderzoeken naar de (voor- en nadelen van)
               mogelijkheden om communicatie van OTT-communicatiediensten, zoals Whatsapp, Signal e.d. op een proportionele wijze aftapbaar te maken,
               omvat? Zo ja, kunt u deze te verrichten werkzaamheden toelichten?
            
Antwoord 2
            
Ja, dat klopt. Als onderdeel van het onderzoek dat in de vacaturetekst wordt genoemd
               is er een inventarisatie gaande om mogelijkheden te onderzoeken voor rechtmatige toegang
               tot versleutelde digitale communicatie, om vervolgens de voor- en nadelen daarvan
               voor alle betrokken zwaarwegende belangen te analyseren. Daardoor wordt geïnformeerde
               en zorgvuldige besluitvorming door het kabinet en uw Kamer mogelijk. Tijdens deze
               inventarisatie wordt expliciet de mogelijkheid opengehouden dat geen proportionele
               oplossing zich aandient, waardoor voortgang op dit traject op dat moment niet prudent
               is. Hieronder volgt een nadere onderbouwing.
            
Politie, het OM en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (IenV-diensten) geven al
               langere tijd aan dat het wijdverspreide gebruik van digitale communicatiediensten
               een negatieve impact heeft op de effectiviteit van de interceptiebevoegdheden. Dat
               komt onder meer door het volgende. Over-The-Top (OTT) communicatiediensten (OTT-communicatiediensten)
               worden praktisch door iedereen gebruikt. Deze OTT-communicatiediensten kennen geen
               wettelijke medewerkings- en aftapbaarheidsverplichtingen zoals aanbieders van openbare
               telecommunicatiediensten en -netwerken die wel hebben. Bovendien is er geen sprake
               van een ontsleutelplicht voor dergelijke aanbieders van communicatiediensten. Daarbovenop
               maken zij gebruik van een type versleuteling waardoor niet alleen opsporings- en IenV-diensten
               zijn uitgesloten van toegang tot deze communicatie, maar ook de aanbieders van de
               diensten zelf. Rechtmatige toegang is hierdoor niet mogelijk, ongeacht de bevoegdheden
               daartoe, passende juridische waarborgen of de ernst van het criminele feit of de dreiging.
            
De zorgen geuit door de opsporings- en IenV-diensten over de effectieve uitvoering
               van hun wettelijke taak neem ik serieus. Het betreft hier het vermogen van deze diensten
               om hun kerntaken uit te voeren: criminaliteit opsporen, verdachten voor de rechter
               brengen en de Nederlandse veiligheid bewaken.
            
Tegelijkertijd ben ik mij er zeer van bewust dat het een bijzonder complex vraagstuk
               is met veel betrokken vakgebieden en belangen. Ook door dit kabinet wordt de noodzaak
               voor goede, sterke versleuteling van digitale communicatie onderschreven alsook het
               belang hiervan voor cybersecurity, nationale veiligheid en de bescherming van fundamentele
               rechten en vrijheden. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag vier.
            
Uw Kamer is bekend met de initiatieven die door het vorige kabinet met betrekking
               tot de interceptie van communicatie via OTT-communicatiediensten in gang zijn gezet
               en de motivatie daarvoor, alsook de dilemma’s die in dit vraagstuk naar voren komen
               en in deze beantwoording verder worden toegelicht. Naast deze nationale verkenning
               is in dit traject ook een initiatief op EU-niveau in gang gezet. Nederland staat niet
               alleen in de zoektocht naar een passende, rechtstatelijke oplossing voor dit bijzonder
               complexe vraagstuk. De Commissie heeft aangegeven in 2022 een «way forward» te willen
               voorstellen op dit dossier. Daarbij pleit ik ook structureel, mede in EU verband,
               voor een transparant proces waarbij de samenwerking met het bedrijfsleven, opsporingsdiensten,
               het maatschappelijk middenveld en de wetenschap wordt gezocht. Gedurende het EU traject
               vindt ook afstemming plaats tussen mijn Ministerie en de I&V-diensten.
            
Vraag 3
            
Wat is volgens u het uiteindelijke doel van het onderzoeken naar de mogelijkheden
               om communicatie van OTT-diensten op een proportionele wijze aftapbaar te maken? Hoe
               verhoudt dit doel zich tot het bredere cybercrime beleid?
            
Antwoord 3
            
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven is het doel van de inventarisatie
               om geïnformeerde en zorgvuldige besluitvorming mogelijk te maken door dit kabinet
               en uw Kamer. Indien een mogelijke oplossing voor interceptie van versleutelde communicatie
               via OTT-communicatiediensten wordt gevonden, dan moet men goed inschatten wat de impact
               is op de cybersecurity, nationale veiligheid en bescherming van fundamentele rechten
               en vrijheden, zoals eerbiediging van de privacy. Indien een proportionele oplossing
               zich niet aandient, moeten we bijvoorbeeld ook goed analyseren wat dit betekent voor
               de mogelijkheden van de opsporing en IenV-diensten om criminaliteit op te sporen en
               onze maatschappij veilig te houden.
            
Dit traject staat los van het cybercrime beleid. De beschermende waarde van encryptie
               om te voorkomen dat criminelen toegang krijgen tot persoonlijke gegevens staat niet
               ter discussie. Daarbij moet ook worden bedacht dat rechtmatige toegang tot versleutelde
               communicatie ook de veiligheid van de maatschappij en burgers kan verbeteren doordat
               illegale inhoud kan worden erkend, onderschept, verwijderd en slachtofferschap wordt
               voorkomen of geminimaliseerd. De interceptiebevoegdheid kan worden gebruikt voor de
               bestrijding van vele soorten criminaliteit. Daarbij gelden passende juridische waarborgen:
               er moet toestemming worden verleend door een bevoegde autoriteit – de rechter-commissaris
               bij de inzet ten behoeve van de opsporing – die in concrete gevallen telkens een proportionaliteitsafweging
               maakt.
            
Ook in opsporingsonderzoeken naar misdrijven die alleen in de fysieke wereld worden
               gepleegd communiceren verdachten onderling of met derden over de planning of uitvoering
               van het misdrijf via OTT-communicatiediensten. Gegeven het belang van de interceptiebevoegdheid
               voor vele typen criminaliteit en de ontwikkeling in het gebruik van OTT-communicatiediensten
               is het WODC gevraagd om onderzoek te doen naar de impact van encryptie op de opsporing.
               Dit onderzoek kan helpen bij de weging van de proportionaliteit van een eventuele
               oplossing.
            
Vraag 4
            
Hoe kijkt u naar het gebruik van end-to-end encryptie door OTT-communicatiediensten
               zoals Whatsapp en Signal? Wat zijn volgens u hier de voor- en nadelen van?
            
Antwoord 4
            
Ook dit kabinet erkent het belang van de ontwikkeling, beschikbaarheid en het gebruik
               van encryptie. Het is van groot belang de vertrouwelijkheid en integriteit van digitale
               communicatie en opgeslagen data te beschermen. Dat is belangrijk voor de eerbiediging
               van de persoonlijke levenssfeer, het vertrouwen van mensen in digitale producten en
               diensten en voor de Nederlandse economie in het licht van de digitale maatschappij.
               Dit kabinet stelt zich in het coalitieakkoord ook ten doel om privacy van burgers
               te verbeteren, fundamentele burgerrechten online te erkennen en veilige digitale communicatie
               te versterken.
            
In het coalitieakkoord wordt echter ook een ambitieuze agenda neergelegd voor de aanpak
               van ondermijnende criminaliteit, radicalisering en extremisme, cybercriminaliteit
               en de slagkracht van de opsporings- en IenV-diensten. Interceptie van communicatie
               is voor het realiseren van deze doelen van belang.
            
De voor- en nadelen die gelden voor de versleuteling in het algemeen gelden ook voor
               end-to-end versleuteling. Zoals ik in antwoord op vraag twee reeds benoemd heb, zijn
               door de implementatie van dit type versleuteling opsporings- en IenV-diensten uitgesloten
               van rechtmatige toegang tot deze communicatie via de aanbieder. Ongeacht de passende
               juridische waarborgen of de ernst van het criminele feit of de dreiging. Dit heeft
               tot gevolg dat opsporings- en IenV-diensten meer aangewezen zijn op alternatieve mogelijkheden
               om alsnog toegang tot de informatie te verkrijgen, zoals bijvoorbeeld de bevoegdheid
               tot Opname van Vertrouwelijke Communicatie (OVC) of het op afstand binnendringen in
               een geautomatiseerd werk.
            
De effectiviteit van de wet die deze laatste bevoegdheid mogelijk maakt wordt op dit
               moment geëvalueerd door het WODC, het rapport verwacht ik in de eerste helft van 2022.
               In het algemeen kan worden gesteld dat deze bevoegdheden minder schaalbaar en de effectiviteit
               er van beperkt voorspelbaar zijn vanwege de vereiste expertise, de kostbaarheid van
               de uitvoering, de capaciteit die dit vraagt en de vraag of het de opsporings- en inlichtingendiensten
               überhaupt lukt om toegang te krijgen en te houden tot de gewenste communicatie. Betrouwbare
               en voorspelbare toegang tot informatie is een belangrijk element in dit vraagstuk.
            
Vraag 5
            
Wat zijn volgens u de voor- en nadelen van het aftappen van OTT-communicatiediensten
               zoals Whatsapp? Kunt u deze toelichten?
            
Antwoord 5
            
Dit is de kernvraag van de inventarisatie die in gang is gezet en hangt af van de
               mogelijke oplossingen, indien zich een proportionele oplossing aandient. Nederland
               zet nu primair in op het eerdergenoemde EU-traject. In de tussentijd zal nationale
               gedachtevorming doorgaan om onder andere een betekenisvolle rol te spelen in dit traject.
               Daarbij zet ik mij in, zowel nationaal in EU-verband, voor een transparant proces
               waarbij de samenwerking met het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en de
               wetenschap wordt gezocht.
            
Vraag 6
            
Op welke wijze zou volgens u überhaupt de communicatie van deze OTT-diensten op proportionele
               wijze aftapbaar kunnen worden gemaakt? Kunt u dit toelichten?
            
Antwoord 6
            
Dit punt is onderwerp van de inventarisatie. Ik kan hierop nog geen antwoord geven.
               Ik zal uw Kamer indien het onderzoek resultaten heeft opgeleverd informeren over de
               uitkomsten en meenemen in de weging en verdere gedachtenvorming. Dat doe ik ook met
               een zeer brede groep van stakeholders: academici, het maatschappelijk middenveld,
               OTT-communicatiediensten, opsporings- en IenV-diensten.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.