Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Klink, Kamminga en Van Campen over de nadelige gevolgen van het sluiten van de grenzen in Groot-Brittannië met betrekking tot de invoer van aardappelpootgoed uit de EU
Vragen van leden Klink, Kamminga en Van Campen (allen VVD) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de nadelige gevolgen van het sluiten van de grenzen in Groot-Brittannië m.b.t. de invoer van aardappelpootgoed uit de EU (ingezonden 17 februari 2022).
Antwoord van Minister Staghouwer (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 16 maart
2022).
Vraag 1
Is de Minister bekend met het artikel «Brexit funding should be used for seed potato
sector -IFA» waarin genoemd wordt dat de Irish Farmers’ Association (IFA) pleit voor
het gebruik van Brexit Adjustment Reserve (BAR)-financiering om de productie van Ierse
pootaardappelen te stimuleren?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is de Minister zich bewust van de handelsproblemen m.b.t. de pootgoedsector, ingezet
door Brexit, en daarmee de grote impact voor de Nederlandse markt voor pootgoed- en
consumptieaardappelen? Zo ja, erkent de Minister dat de nadelige gevolgen voor deze
sector voornamelijk het midden- en kleinbedrijf en kleinere exportbedrijven financieel
schaadt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja, ik ben bekend met de handelsproblemen met betrekking tot de pootgoedsector als
gevolg van Brexit. Brexit stelt in het algemeen het midden- en kleinbedrijven (mkb)
voor flinke uitdagingen.2 De rijksoverheid heeft daarom afgelopen jaren communicatie over Brexit specifiek
gericht op het mkb.
Vraag 3
Is de Minister het eens dat dit voor deze sector niet alleen negatieve effecten heeft
voor de export maar ook de doorontwikkeling van deze producten en daarmee de koppositie
van Nederland als een van de meest innovatieve landen op dit gebied in gevaar brengt?
Antwoord 3
Deze ontwikkeling is niet behulpzaam voor de ontwikkeling van pootgoed en de koppositie
van de pootaardappelsector. Tegelijkertijd is de Nederlandse pootaardappelsector erg
innovatief en sterk aanwezig op de wereldmarkt. Die positie zie ik niet direct in
gevaar komen.
Vraag 4
Deelt de Minister de zienswijze dat, naast de nadruk van EU wet- en regelgeving op
dynamic alignment, een uitzondering geboden zou moeten worden (derogatie) voor pootgoed met het Verenigd
Koninkrijk en specifiek tussen Nederland en Schotland (wegens de overeenkomsten tussen
Nederland en Schotland i.h.k.v. specifieke rassen en specifieke exportmarkten van
pootgoed)? Zo ja, Is de Minister bereid om samen met Schotse regering op korte termijn
op zoek te gaan naar samenwerking om middels deze stap impliciet de druk op beleidsmakers
in het Verenigd Koninkrijk en de EU te vergroten?
Antwoord 4
Nee, ik deel deze zienswijze niet.
Vraag 5
Kan de Minister specifieke duiding geven over de kansen voor een tijdelijke danwel
permanente oplossing voor de export van pootgoed naar het Verenigd Koninkrijk, op
een termijn die uitkomst biedt voor het huidige seizoen voor pootgoed (komend voorjaar)?
Antwoord 5
In overleg met de Europese Commissie, andere-EU lidstaten en de Nederlandse pootgoedsector
worden door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het Ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) de mogelijkheden voor export van pootgoed
naar het Verenigd Koninkrijk verkend. Dit is echter uiterst complex en tijdrovend.
Vraag 6
Kan de Minister specificeren welke vooruitgang er is geboekt aangaande de op 24 september
2021 – door voormalig Minister voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Schouten
– genoemde verkenning van mogelijkheden naar het voorzien van een Brexitgerelateerd
internationaliseringsprogramma voor getroffen bedrijven vanuit de BAR?
Antwoord 6
Zoals u in de brief aan uw Kamer over de nationale invulling van de Brexit Adjustment
Reserve3 kunt lezen, legt het kabinet op dit moment de laatste hand aan het internationaliseringsprogramma.
De verschillende onderdelen en de bijbehorende interventies van het programma beogen
een tijdelijke impuls te geven aan de internationale handel vanuit Nederland richting
de belangrijkste handelsmarkten in de EU. Daarmee zal het programma de Nederlandse
concurrentiepositie binnen post-Brexit Europa versterken. Het programma is gericht
op de meest door Brexit geraakte bedrijven en sectoren. Door middel van individuele
technische ondersteuning zal het programma maatwerk leveren zodat bedrijven zich aan
kunnen passen aan de veranderde handelsstromen. Naast individuele ondersteuning zal
ook collectieve ondersteuning geboden worden. Daarbij worden bedrijven uit de meeste
getroffen (sub-)sectoren gezamenlijk en gericht ondersteund bij handelsbevorderingsactiviteiten
(bijvoorbeeld matchmaking, missies en beurzen) binnen de voor hun sector meest kansrijke
alternatieve Europese doelmarkten. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
is in opdracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) uitvoerder van het programma.
Vraag 7
Kan de Minister aangeven welke «voortdurende inzet» er getoond wordt vanuit het Ministerie
van LNV op het openen van nieuwe markten en openhouden van bestaande markten door
de teams voor fytosanitaire markttoegang derde landen?
Antwoord 7
Vanuit het Ministerie van LNV wordt door het derdelandenteam voor fytosanitaire markttoegang
gewerkt aan het openen van nieuwe markten en het openhouden van bestaande markten
voor Nederlandse plantaardige producten. Dit gebeurt in samenwerking met de sector,
de NVWA, de keuringsdiensten en landbouwraden. De internationale (beleids-)kaders
waarin het derde landen team voor fytosanitaire markttoegang werkt zijn het Sanitaire
en Fytosanitaire akkoord van de Wereldhandelsorganisatie (WTO-SPS) en de standaarden
van de Internationale Plantenbeschermingsovereenkomst (IPPC). Dit werk vereist bilaterale
technische onderhandelingen en afstemming met derde landen en met de Europese Commissie.
In de kern is de inzet erop gericht de mogelijkheden van markttoegang in derde landen
te versterken door het verspreiden van ziekten en plagen tegen te gaan en het internationale
vertrouwen in de Nederlandse fytosanitaire garantiesystemen te helpen vergroten.
Vraag 8
Erkent de Minister dat aanspraak maken op de BAR voor de Nederlandse agrarische sector
kansen biedt om Nederlandse boeren die zich bezigen met pootgoed financieel te ondersteunen?
Zo nee, welke andere kansen voor financiële ondersteuning ziet de Minister aangaande
deze kwestie?
Antwoord 8
De BAR is opgericht om de hardst geraakte sectoren en lidstaten te ondersteunen in
hun aanpassing aan de nieuwe situatie als gevolg van Brexit. Zoals in de brief van
11 februari jl. is aangegeven heeft het kabinet middelen ter beschikking gesteld om
het bedrijfsleven te faciliteren in de aanpassing van hun operationele bedrijfsprocessen.
De middelen komen beschikbaar via een aantal beoogde instrumenten waarvoor nog goedkeuring
moet worden gegeven door de Europese Commissie. Zo zijn er regelingen beoogd voor
nog te maken en reeds gemaakte eenmalige aanpassingskosten als gevolg van Brexit.
Tenslotte is er het beoogde internationaliseringsprogramma, zie daarvoor het antwoord
op vraag 6.
Vraag 9
Kan de Minister bovenstaande vragen beantwoorden voor het commissiedebat Brexit /
nieuwe relatie Verenigd Koninkrijk?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.