Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Van Kent over problemen bij beslag op minimumuitkeringen
Vragen van de leden Van Nispen en Van Kent (beiden SP) aan de Ministers voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en voor Rechtsbescherming over een probleem bij beslag op minimumuitkeringen (ingezonden 3 februari 2022).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), mede namens
            de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 14 maart 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
            vergaderjaar 2021–2022, nr. 1785.
         
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat wijst op een structureel probleem bij het
               innen van schulden bij mensen die een minimumuitkering krijgen?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Klopt het dat de beslagvrije voet in beginsel één keer per twaalf maanden wordt vastgesteld,
               maar het sociaal minimum doorgaans per 1 januari en 1 juli wijzigt, waardoor het kan
               gebeuren dat op een bepaald moment de minimumuitkering van het Uitvoeringsinstituut
               Werknemersverzekering (UWV) net iets hoger kan zijn dan de beslagvrije voet die eerder
               is vastgesteld, en het verschil tussen die twee bedragen (vaak slechts enkele euro’s)
               moet worden geïnd door de deurwaarder?
            
Antwoord 2
            
Het klopt dat deurwaarders en andere beslagleggende partijen verplicht zijn de beslagvrije
               voet van lopende beslagen elke twaalf maanden opnieuw vast te stellen. Bij het bepalen
               van deze termijn is een afweging gemaakt tussen een zo actueel mogelijke beslagvrije
               voet en het beperken van de administratieve lasten voor de uitvoering.2
Door de halfjaarlijkse indexering van de bijstandsnorm en andere aan het minimumloon
               gekoppelde uitkeringen kan het voorkomen dat een deurwaarder of andere beslagleggende
               partij een hoger bedrag kan innen dan vóór de indexering. In bepaalde situaties kan
               het gaan om enkele euro’s.
            
Naast de jaarlijkse herberekeningsplicht van de beslagleggende partij, verplicht de
               wet de beslagleggende partij ook om de beslagvrije voet opnieuw te berekenen als hij
               met redenen omkleed wordt geïnformeerd over een structurele wijziging van omstandigheden.3 Dit vergt een actieve handeling van de burger voordat de beslagleggende partij tot
               herberekening is gehouden. Indexatie leidt tot een structurele wijziging van het inkomen.
               Dit betekent dat als de beslagleggende partij door (of namens) de burger wordt geïnformeerd
               over de indexatie, hij verplicht is de beslagvrije voet opnieuw te berekenen. Op deze
               manier kan de situatie, zoals in de vraag beschreven, ongedaan worden gemaakt.
            
Zoals bij de totstandkoming van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet reeds is aangekondigd
               zal de herberekening bijzondere aandacht krijgen bij de evaluatie van de wet. De eerste
               evaluatie is voorzien voor 2022/2023. Daarbij zal ook de mogelijkheid worden betrokken
               die is opgenomen in artikel 475d, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
               om bij algemene maatregel van bestuur een kortere herberekeningstermijn te bepalen
               bij beslag op bepaalde categorieën periodieke betalingen.
            
Vraag 3
            
Zijn deurwaarders verplicht om het positieve verschil tussen de minimumuitkering en
               de beslagvrije voet te allen tijde te innen of hebben zij hier enige discretionaire
               ruimte in? Indien dit laatste het geval is, in hoeveel procent van de gevallen maken
               deurwaarders hier dan ook gebruik van?
            
Antwoord 3
            
De wetgever heeft deurwaarders aangewezen als uitvoerder van gerechtelijke uitspraken
               en zij hebben de wettelijke taak om beslag te leggen in opdracht van schuldeisers.
               Deurwaarders adviseren hun opdrachtgevers vooraf over de opportuniteit van een beslag.
               Daarbij maken zij een afweging of de kosten van het beslag opwegen tegen de baten
               ervan. De discretionaire ruimte voor deurwaarders is beperkt. Een deurwaarder is gehouden
               de opdracht van een schuldeiser uit te voeren. Het is mij niet bekend in hoeveel procent
               van de gevallen deurwaarders afzien van inning van zeer geringe bedragen.
            
Vraag 4, 6
            
Klopt het dat de maandelijkse kosten van inning en verdeling voor de deurwaarder bij
               beslag op een minimumuitkering van het UWV of Sociale Verzekeringsbank (SVB) vaak
               hoger zijn dan het bedrag dat daadwerkelijk maandelijks geïnd kan worden bij de schuldenaar
               en dat daardoor de kosten voor de deurwaarder hoger zijn dan de opbrengst?
            
Bij hoeveel beslagen onder het UWV en de SVB wordt er minder afgedragen dan € 13,34
               per maand (de minimale maandelijkse kosten van een deurwaarder voor inning van een
               enkelvoudig beslag)?
            
Antwoord 4, 6
            
De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) geeft op basis van
               cijfers van de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders aan dat in circa 7% (3.893 van
               de 55.550) van de actieve beslagen die door deurwaarders bij het UWV zijn gelegd en
               in 1,7% (150 van de 8.820) van de actieve beslagen bij de SVB minder dan € 13,34 is
               ontvangen. Het UWV en de SVB baseren hun cijfers niet op het aantal beslagen, maar
               gaan uit van het aantal betalingen in het kader van een beslag. Uit cijfers van het
               UWV over 2021 blijkt dat bij 5,9% van de betalingen (14.823 gevallen) die zij vanwege
               een beslag aan deurwaarders heeft verricht minder dan € 13,34 is afgedragen. Het UWV
               tekent daarbij aan dat het zowel maandelijkse als wekelijkse betalingen betreft. De
               SVB geeft op basis van cijfers over januari 2022 aan dat het in 10,7% van de gevallen
               minder dan € 13,34 is afgedragen aan de deurwaarder (780 gevallen).
            
Hierbij merk ik op dat de KBvG aangeeft dat voor zover de kosten van de deurwaarder
               de maandelijkse opbrengst overstijgen, deze niet ten laste van de schuldenaar mogen
               worden gebracht. De KBvG wijst hierbij op haar bestuursregel «Beslag op vorderingen»,
               waarin is bepaald dat er geen sprake kan zijn van een negatieve executie-opbrengst.
               Alle deurwaarders zijn aan deze bestuursregel gebonden.
            
Vraag 5
            
Ziet u ook in dat als een deurwaarder een eventueel positief verschil tussen de geïndexeerde
               minimumuitkering en de ongewijzigde beslagvrije voet int, dit er in de praktijk op
               neerkomt dat de schuldenaar, met het geld wat hij overhoudt, onder het bestaansminimum
               zakt, maar er feitelijk geen schulden worden afgelost? Is dit niet dubbel onwenselijk?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 5
            
Het kabinet hecht grote waarde aan het borgen van een bestaansminimum voor iedere
               burger. De wet biedt een betrekkelijk eenvoudige manier om de situatie uit de vraag
               ongedaan te maken. Een burger, maar ook diens schuldhulpverlener of beschermingsbewindvoerder,
               kan bij een structurele wijziging van zijn omstandigheden de beslagleggende partijen
               vragen om de beslagvrije voet opnieuw vast te stellen (zie het antwoord op vraag 2).
               De burger komt daardoor niet onder het bestaansminimum. Daardoor worden ook geen bedragen
               meer geïnd die niet opwegen tegen de kosten van de deurwaarder.
            
Vraag 7
            
Kunt u reageren op de drie suggesties die gedaan worden door schrijver van aangehaald
               artikel om de hierboven genoemde problemen op te lossen? Kunt u daarbij ook aangeven
               welke suggestie daarbij uw voorkeur heeft?
            
Antwoord 7
            
Ik hecht grote waarde aan signalen uit de maatschappij en ben de schrijver van het
               artikel erkentelijk voor het actief meedenken aan mogelijke oplossingsrichtingen.
               De suggesties bieden alleen geen afdoende oplossing voor het geschetste probleem.
               De voorgestelde vereiste wijziging van wetgeving, hoge uitvoeringslasten en onwenselijke
               overheveling van verantwoordelijkheden van beslagleggende partijen naar werkgevers
               en uitkeringsinstanties vormen hiervoor de obstakels.
            
Ik zie de oplossing in de eerste plaats binnen de mogelijkheden die de huidige wetgeving
               biedt: de burger kan de beslagleggende partij vragen de beslagvrije voet opnieuw te
               berekenen (zie het antwoord op vraag 2). Die mogelijkheid breng ik onder de aandacht
               bij stakeholders die te maken hebben met mensen die geconfronteerd worden met beslag
               op hun inkomen, door de beantwoording van deze Kamervragen onder hun aandacht te brengen.
               Daarnaast kijk ik ook in breder verband naar het vraagstuk en alternatieve oplossingen.
               De wet biedt bijvoorbeeld de bevoegdheid een kortere herberekeningstermijn te bepalen
               bij beslag op bepaalde categorieën periodieke betalingen. Dat perspectief neem ik
               tezamen met alle overige aspecten rondom herberekening van de beslagvrije voet nadrukkelijk
               mee bij de eerste evaluatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet in 2022/2023.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
- 
              
                  Mede namens
 F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
