Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Maatoug, Kröger en Bouchallikh over klimaatbanen
Vragen van de leden Maatoug, Kröger en Bouchallikh(allen GroenLinks) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor Klimaat en Energie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over klimaatbanen (ingezonden 20 januari 2022).
Antwoord van de Ministers Jetten (Klimaat en Energie) en Van Gennip (Sociale Zaken
en Werkgelegenheid), mede namens de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en voor Primair en Voortgezet Onderwijs (ontvangen 9 maart 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1642.
Vraag 1
Erkent u dat het gebrek aan handen voor de uitvoering van alle klimaatambities de
achilleshiel is van het regeerakkoord?
Antwoord 1
Dit kabinet heeft grote ambities op het terrein van klimaat en investeert fors in
een duurzame toekomst voor Nederland. Zoals vaak het geval is bij grote publieke investeringen
is het absorptievermogen van de arbeidsmarkt dan een essentieel aandachtspunt. De
miljarden die dit kabinet vrijmaakt voor de stikstof- en klimaatopgave moeten worden
omgezet in concrete projecten en daarvoor zijn voldoende vakmensen – zoals ook in
het Coalitieakkoord wordt gesignaleerd – cruciaal: nu, en zeker ook op weg naar 2050.
In eerste instantie is het aan werkgevers om te zorgen voor voldoende gekwalificeerd
personeel, en de daarvoor benodigde stappen te zetten. Denk aan het verbeteren van
de arbeidsvoorwaarden, het verhogen van de lonen, het creëren van een sterke leercultuur
en/of job-carving1 om mensen aan te trekken. Tegelijkertijd heeft de overheid een rol in het beter doen
functioneren van de arbeidsmarkt, zeker wanneer een maatschappelijke uitdaging zoals
de klimaat- en energietransitie in het geding komt. Op het moment lijkt matching op
de markt niet voldoende tot stand te komen en dat maakt dat een tekort aan handen
een knelpunt kan zijn voor de uitvoering van de klimaatplannen van het kabinet.
Dat vraagt om breed te kijken wat er nodig is om deze problematiek te verhelpen. Hierbij
kan worden gekeken naar manieren om werkenden/werkzoekenden en werkgevers beter bij
elkaar te brengen (onder andere via van-werk-naar-werk begeleiding via regionale mobiliteitsteams),
om (meer) werken aantrekkelijker te maken, of om arbeidsproductiviteit te verhogen,
bijvoorbeeld door scholing en technologische innovatie te stimuleren. Op verzoek van
uw Kamer2 werkt het kabinet samen met regio’s, sociale partners en branches aan een aanvalsplan
om de inzet op dit onderwerp uit te breiden. Uw Kamer is onlangs geïnformeerd over
onze inzet om aanvullend beleid op te nemen in een Actieplan Groene Banen (Kamerstuk
32 813, nr. 974).
Vraag 2
Om welke sectoren en/of beroepen maakt u zich het meeste zorgen?
Antwoord 2
Krapte op de arbeidsmarkt is op dit moment een breed probleem waar vrijwel alle sectoren
mee te maken hebben: van logistiek tot de bouw en van zorg tot ICT.
Afgaande op voorwerk van de Taakgroep Arbeidsmarkt en Scholing (onderdeel van het
Klimaatakkoord), data van het UWV3 en onderzoek van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs (SBB)4 ontstaat een beeld van waar de problematiek naar verwachting het grootst is. Binnen
de klimaatopgave zijn tekorten vooral nijpend in de sectoren elektriciteit, industrie
en gebouwde omgeving. Specifieke beroepsgroepen waar het om gaat zijn onder andere
elektriciens, monteurs industriële machines en installaties, productieplanners en
loodgieters/installateurs gawalo (gas, water en loodgieter). Op het Dashboard Klimaatbeleid
is vorig jaar voor het eerst een integraal overzicht gemaakt van voor de klimaatopgave
essentiële beroepen en het aantal openstaande vacatures voor die beroepen.5
Vraag 3
Hoeveel gerichte opleidingstrajecten voor zij-instromers lopen er nu in het land?
Hoeveel mensen worden op dit moment via een dergelijk traject omgeschoold? Wat is
er nodig om meer van dit soort trajecten op te starten? Is er landelijke regie op
al deze trajecten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het kabinet heeft geen overzicht van alle opleidingstrajecten voor zij-instromers,
die gericht zijn op de energietransitie. Werkgevers, private opleiders en onderwijsinstellingen
zijn vrij om opleidingstrajecten te starten en de inhoud van de trajecten vorm te
geven. Het is momenteel ook niet bekend hoeveel mensen een gericht opleidingstraject
voor zij-instromers volgen. Het kabinet gaat aan de slag om hier meer inzicht in te
krijgen.
Vraag 4
Wat gaat u concreet doen om ervoor te zorgen dat voldoende mensen zich gaan laten
omscholen?
Antwoord 4
Werkenden en werkzoekenden voeren in principe zelf regie op hun leer- en loopbaan.
Het is belangrijk dat werkgevers investeren in een leercultuur en werkenden in staat
stellen om te leren en te ontwikkelen. Ondersteunend is er vanuit het Rijk een uitgebreid
LLO-instrumentarium dat erop is gericht om mensen in staat te stellen zich aan te
passen aan de veranderende arbeidsmarkt, een sterke leercultuur te creëren en het
stimuleren van eigen regie bij individuen.6 Het kabinet vindt het belangrijk om- en bijscholing breed toegankelijk te maken en
zet in op permanente scholing. In het coalitieakkoord is afgesproken om bovenop de
bestaande middelen vier keer 125 miljoen euro beschikbaar te stellen. De komende tijd
wordt nader uitgewerkt hoe dit budget precies zal worden besteed. Daarnaast is er
dit jaar ook budget vrijgemaakt voor een nieuwe openstelling van de regeling «Omscholing
naar kansrijke beroepen in de ICT of techniek».
Een belangrijke randvoorwaarde voor omscholing is een toegankelijk en flexibel scholingsaanbod
voor volwassenen. In dit kader wordt onder meer ingezet op mbo-certificaten voor onderdelen
van opleidingen met een zelfstandige betekenis op de arbeidsmarkt. In het hbo kent
men FastSwitch, een omscholingsplatform van de hogescholen waarin zij samenwerken
om zowel werkenden als niet-werkenden versneld om te scholen met baangarantie naar
een van de kraptesectoren techniek, IT, zorg en onderwijs.
Relevant voor de klimaattransitie is bovendien het Techniekpact, van waaruit werken
in de techniek wordt gestimuleerd en gemonitord. In reactie op de motie Amhaouch (Kamerstuk
35 925 XIII, nr. 38) wordt gewerkt aan een aanvalsplan en wordt binnenkort uitgebreider ingegaan op de
effectiviteit van initiatieven ter bevordering van arbeidsaanbod in de techniek.
Vraag 5
Bent u bereid om daarbij ook onorthodoxe maatregelen te overwegen, bijvoorbeeld door
het verlies van inkomen bij mensen te compenseren als zij kiezen voor omscholing naar
een klimaatberoep?
Antwoord 5
De opgave die er ligt is fors. Tegelijkertijd is de rol van de overheid in sturing
op de arbeidsmarkt beperkt: werkenden en werkzoekenden voeren zelf regie op hun loopbaan
en werkgevers zullen zich doorgaans inspannen om voldoende personeel aan te trekken
of op te leiden. Werkgevers kunnen bijvoorbeeld gunstige lonen of omscholingstrajecten
aanbieden. In de praktijk zien we dit nu al veel gebeuren, bijvoorbeeld bij netbeheerders.
Het kabinet gaat de komende tijd met betrokken partijen in gesprek om in kaart te
brengen welke aanvullende (beleids)inzet kan helpen om te zorgen dat we het tekort
aan technische vakmensen terugdringen. Het kabinet zal met een open blik kijken naar
de opties die hieruit naar voren komen. Eventueel beleid moet wel breed ervaren belemmeringen
wegnemen en iets toevoegen aan inspanningen van werkgevers en werkenden, in plaats
van die inspanningen te vervangen. We gaan bovendien goed kijken naar de samenhang
met de algemene beleidsinzet rondom krapte, aangezien ook andere maatschappelijk belangrijke
sectoren met krapte te maken hebben. Eventuele aanvullende acties zullen worden meegenomen
in het te ontwikkelen Actieplan Groene Banen. Over de totale aanpak wordt de Kamer
voor de zomer geïnformeerd naar aanleiding van de motie Paternotte/Heerma (Kamerstuk
35 788, nr. 128).
Vraag 6
Welke acties zijn er tot nu toe voortgekomen uit de Taakgroep Arbeidsmarkt en Scholing
Klimaatakkoord?
Antwoord 6
In de taakgroep Arbeidsmarkt en Scholing bij het Klimaatakkoord werkt een grote groep
stakeholders (o.a. sociale partners, onderwijs, ministeries en decentrale overheden)
samen om te zorgen voor voldoende vakkrachten voor de energietransitie. Behalve op
meer instroom richt de taakgroep zich op een adequaat scholingsaanbod, goede arbeidsmarktinformatie,
aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en het betrekken van werklozen en mensen in die
fossiele branches hun baan verliezen. Zo heeft elk van de vijf klimaattafels inmiddels
een aanpak opgezet rond arbeidsmarktknelpunten die de uitvoering van het Klimaatakkoord
in die sector belemmeren. In de gebouwde omgeving is de samenwerking Mensen Maken
de Transitie operationeel gemaakt, waarin uitvoerende partijen werken aan voldoende
personeel voor de verduurzaming van huizen en aan slimme werkwijzen om het werk goed
te organiseren rond beschikbare menskracht. Er zijn voorbereidingen getroffen om de
aanleg van laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer te koppelen aan Mensen Maken
de Transitie. Ook is met bedrijven en brancheorganisaties in de energiesector is het
zogeheten «Plan-E» opgesteld, gericht op instroom in de elektriciteitssector inclusief
de regionale coördinatie die daarvoor nodig is. Tot slot is op het terrein van arbeidsmarktinformatie
is een klimaatdashboard opgesteld, waarvoor UWV periodiek kraptecijfers aanlevert
en het Planbureau voor de Leefomgeving en het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
prognoses opstellen.
Vraag 7
Hoe worden mensen op dit moment gestimuleerd om zich te om te scholen naar een klimaatberoep?
Kunt u daarbij uitsplitsen naar jongeren die nog moeten kiezen voor een opleiding
en mensen die zich mogelijk willen laten omscholen?
Antwoord 7
Veel beroepen die van belang zijn voor de energietransitie zijn technische banen.
Veel werkgevers en onderwijsinstellingen betrokken bij de energietransitie presenteren
om- en bijscholingsaanbod voor werkenden en werkzoekenden7 in de techniek. Het Rijk stimuleert mensen via het Techniekpact met de regionale
samenwerkingsverbanden, zoals de Techniekcollectie in Limburg, om zich om te scholen
naar een beroep in de techniek en ICT. Verder zijn er diverse maatschappelijke initiatieven
om mensen gericht te stimuleren zich om te scholen naar een klimaatberoep of een studie
gericht daarop.
Informatie over de keuzemogelijkheden is ook belangrijk. Leerwerkloketten, de regionale
mobiliteitsteams en UWV wijzen mensen op beroepen in de tekortsectoren waaronder beroepen
in de techniek. Daarnaast hebben het UWV, de MBO Raad, SBB en de Nederlandse Raad
voor Training en Opleiding een inspiratiekaart opgesteld voor bij- en omscholing naar
kansrijke beroepen via het mbo, met speciale aandacht voor klimaatbanen. Deze inspiratiekaart
kan mensen helpen om te kiezen voor een klimaatbaan.8
Op het landelijk platform voor hoger onderwijs FastSwitch besteedt het label Be an Engineer, gericht op de techniek, ook bijzondere aandacht aan de energietransitie. Zie verder
het antwoord op vraag 4 over wat het Rijk doet om mensen te stimuleren om zich om
te scholen.
Vraag 8
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Westerveld en Bouchallikh over een betere
voorlichting in het onderwijs over de kansen en het carrièreperspectief in de technieksector?9
Antwoord 8
Het is belangrijk om leerlingen en studenten in staat te stellen een goed onderbouwde
studiekeuze te kunnen maken. Daarbij is goede loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB)
in het onderwijs van belang. Het Expertisepunt LOB heeft over arbeidsmarktinformatie
en LOB al diverse informatieproducten beschikbaar gesteld. Op de portal KiesMBO kunnen (aankomende) mbo-studenten terecht voor onafhankelijke studie- en beroepskeuze-informatie.
Het geeft een objectief beeld van de arbeidsmarkt na het behalen van een mbo-diploma
waaronder informatie over salaris en kans op stage en werk. Verder stimuleert het
Techniekpact mensen om te kiezen voor de techniek en financiert OCW het programma
«Meer meisjes in de techniek». Via dit programma werken scholen samen met de MBO Raad
en VHTO, aan de werving en het behoud van meisjes in de technische opleidingen.
In aanvulling hierop verkent het Ministerie van OCW hoe uitvoering kan worden geven
aan de motie Westerveld en Bouchallikh over een betere voorlichting in het onderwijs
over de kansen en het carrièreperspectief in de technieksector. Daarbij wordt gekeken
hoe in het voortgezet onderwijs en mbo voorlichting aan leerlingen en studenten wordt
gegeven over opleidingen en beroepen, en de mate waarin arbeidsmarktperspectieven
van beroepen daarbij aandacht krijgen.
Vraag 9
Wat zijn de meest voorkomende belemmeringen voor mensen om zich om te scholen naar
een klimaatberoep? Wat doet u om deze belemmeringen weg te nemen?
Antwoord 9
De werkloosheid is op dit moment laag. Ook andere sectoren kennen tekorten, wat zij-instroom
naar een klimaatberoep bemoeilijkt.
Op persoonlijk vlak kunnen er belemmeringen zijn om te investeren in eigen scholing
en ontwikkeling, zoals negatieve leerervaringen uit het verleden, een gebrek aan vertrouwen
in eigen kunnen of persoonlijke problemen. Ook kunnen er praktische belemmeringen
zijn, zoals het gebrek aan ondersteuning vanuit de werkgever, tijd en financiering.10
Daarnaast begint (inter)sectorale mobiliteit bij de huidige werkgever. Een werkgever
moet hiervoor openstaan en dit zowel via een cao of via het HR-beleid stimuleren.
Dit vergt een investering vanuit de werkgever, want een zij-instromer vergt meer inzet
op begeleiding terwijl de capaciteit door de tekorten onder druk staat. Tegelijkertijd
moet ook een zij-instromer investeren in een scholingstraject. Een optimaal van-werk-naar-werktraject
(of van niet-werk naar werk) heeft de risico’s, en daarmee de belemmeringen, optimaal
verdeeld tussen zij-instromer, werkgever en eventueel opleider.
Verder constateert het kabinet ook andere belemmeringen, zoals:
– Overstijgende samenwerking tussen regio’s, sectoren en samenwerkingsverbanden komt
vaak niet goed van de grond. Initiatieven blijven daardoor vaak kleinschalig en kosten
veel energie.
– Voor werkgevers, werkenden en werkzoekenden is niet altijd duidelijk is waar zij met
hun omscholingsvraag naar toe kunnen.
– Het negatieve imago van de technische banen. Jongerenorganisaties stellen dat het
«frame» werken aan de klimaatopgave aantrekkelijker kan zijn dan de huidige focus
op techniek.
Zie verder antwoord 4 en 7 voor een overzicht van bestaand beleid om deze belemmeringen
weg te nemen.
Vraag 10
Herkent u dat voor veel mensen de belemmering van scholing is dat salaris tijdens
scholing niet wordt betaald? Welke rol ziet u daarin voor de werkgever en welke voor
de overheid?
Antwoord 10
Dat beeld herkennen wij gedeeltelijk. Er bestaan verschillende belemmeringen die mensen
kunnen ervaren om te investeren in hun eigen scholing en ontwikkeling, waaronder praktische
belemmeringen zoals gebrek aan financiële middelen (zie vraag 9).
Belemmeringen kunnen sterk verschillen per persoon. Werkgevers zijn in de eerste plaats
aan zet om deze weg te nemen, in samenspraak met werkenden/werkzoekenden (zie vraag
5). Een goed voorbeeld van werkgevers die hierin hun verantwoordelijkheid nemen vind
ik het feit dat diverse netbeheerders11 eigen omscholingstrajecten aanbieden waarin werkenden kunnen worden om- of bijgeschoold.
Een interessante mogelijkheid voor scholing met inkomen is de Beroepsbegeleidende
leerweg (BBL). Een BBL-student heeft een contract bij een bedrijf en leert het merendeel
van de tijd binnen dat bedrijf. Daarnaast is hij of zij gemiddeld nog 1–2 dagen op
school. Op deze manier leert iemand direct de vaardigheden in de praktijk én is er
sprake van een inkomen. In het hoger onderwijs werkt FastSwitch vanuit een «Match&Go»-aanpak
waarbij de omscholer eerst wordt geholpen aan een arbeidscontract met passend salaris
dat direct of na een korte scholingsperiode ingaat. Na de match start de omscholer
met een leerwerktraject op maat.
Een andere interessante mogelijkheid voor scholing met inkomen is de Omscholingsregeling
voor kansrijke beroepen in de ICT en techniek. Wanneer een werkgever iemand omschoolt
en daarvoor gebruik maakt van deze subsidieregeling ontvangt een werknemer inkomen.
De werkgever en werknemer moeten namelijk (minimaal) tijdens de looptijd van het omscholingstraject
een arbeidsovereenkomst hebben afgesloten.
Vraag 11
Hoe staat u tegenover het idee van een werkgarantiefonds waarmee werknemers met behoud
van inkomen worden omgeschoold en begeleid naar de banen van de toekomst?
Antwoord 11
Het is belangrijk om de capaciteit en middelen voor overheidsbeleid doelmatig in te
zetten. Op een krappe arbeidsmarkt met grote behoefte aan (technisch geschoold) personeel
zullen veel werkenden (zeker vanuit de fossiele industrie) ook zonder extra overheidsondersteuning
elders aan het werk kunnen. Tijdelijk verlies van inkomen kan immers ook worden gecompenseerd
door werkgevers, of gedragen door werkenden zelf. Een werkgarantiefonds waarbij de
overheid inkomen compenseert en daarmee de arbeidsmarktpositie versterkt van werkenden
die ook nu al kansrijk zijn, is daarom niet doelmatig. Het ligt meer voor de hand
om te blijven kijken naar brede toegankelijkheid van omscholingsprogramma’s en de
aantrekkelijkheid van de klimaatsector voor werkenden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.