Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Maatoug over het eerder afschaffen van de Jubelton
Vragen van het lid Maatoug (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Financiën over het eerder afschaffen van de Jubelton (ingezonden 27 januari 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 1 maart 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022,
nr. 1735.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «IT’ers: Jubelton kan eerder dan 2024 worden afgeschaft.
«Zet die 100.000 in je systemen op 0, en klaar is Kees»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de belastingvrije schenking op een koopwoning jaarlijks wordt geïndexeerd,
waardoor het drempelbedrag voor belastingvrij schenken elk jaar wijzigt, in 2022 106.671
euro is en in 2021 105.302 euro was?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Klopt het dat bij deze indexering sprake is van een zogenaamde wijziging van de parameters,
omdat het hier gaat om wijziging van de bedragen (en percentages) van heffingskortingen?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Klopt de informatie uit de meest recente Parameterbrief (Belastingplan 2022) nog steeds,
waarin staat dat parameters onder andere bedragen en percentages zijn van heffingskortingen
(zoals de Jubelton) «waarvan de waarden zich eenvoudig laten aanpassen»?
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Klopt ook de informatie nog steeds dat parameters in de erf- en schenkbelasting, waaronder
de Jubelton, uiterlijk 1 december van het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding
van de wijziging nog aangepast kunnen worden?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Klopt het dat bij het verlagen van de heffingsvrije grens (het «Jubelton-bedrag»)
naar nul euro, één euro of een ander symbolisch laag bedrag, dit onderdeel niet uit
de aangifte verwijderd hoeft te worden?
Antwoord 6
Een verlaging naar nul euro, betekent dat de jubelton ofwel de schenkingsvrijstelling
eigen woning is afgeschaft. Deze zou dan uit de aangifte moeten worden verwijderd.
Bij verlaging naar een ander bedrag blijft de vrijstelling onderdeel van het aangiftebiljet.
Vraag 7
Klopt het ook dat het procesmatig niet ingewikkelder is om de Jubelton van bijvoorbeeld
106.671 euro naar één euro te wijzigen, dan van 105.302 euro naar 106.671 euro te
indexeren?
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Volgt uit het voorgaande dat het maximale bedrag van de belastingvrije schenking voor
een koopwoning tot 1 december van dit jaar «eenvoudig» aangepast kan worden naar nul
euro, één euro of een ander symbolisch laag bedrag, zodat de Jubelton vanaf 2023 de
facto op nihil staat?
Antwoord 8
Het is automatiseringstechnisch mogelijk om de schenkingsvrijstelling voor de eigen
woning voor schenkingen van ouders aan kinderen te verlagen tot één euro of een ander
bedrag, maar niet tot 0 euro. Een verlaging tot 0 euro betekent namelijk de facto
een afschaffing en daarvoor is een structuuraanpassing nodig.
Bij verlaging van de vrijstelling EW tot € 1 zou deze lager zijn dan de eenmalige
verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen zonder bestedingsvoorwaarden
van € 27.231. Te verwachten is dat dit tot vragen en verwarring gaat leiden: het doel
schenking voor de eigen woning wordt herkend in de aangifte waarna bij aanvinken alles
boven € 1 wordt belast. Elders in het aangifteformulier kan in de ouder-kindrelatie
zonder bestedingsvoorwaarde aanspraak worden gemaakt op een bedrag van € 27.231. Dit
komt de begrijpelijkheid voor de burger niet ten goede.
Bijkomend risico is druk op de uitvoering als gevolg van vragen over de uitwerking
van de regeling en noodzakelijk herstel waar verkeerde keuzes gemaakt blijken te zijn.
Vanuit dat perspectief is het het meest logisch bij een eventuele verlaging van de
vrijstelling EW een bedrag van € 27.231 als ondergrens te hanteren.
De schenkingsvrijstelling EW is niet alleen van toepassing op schenkingen in ouder-kindrelaties,
maar ook op schenkingen tussen derden. In beide situaties bedraagt de vrijstelling
naar de huidige stand maximaal € 106.671. Dit bedrag is voor beide situaties als één
parameter in de systemen geprogrammeerd. Als gevolg daarvan moet bij verlaging voor
beide situaties opnieuw eenzelfde maximumbedrag gelden.
Vraag 9
Erkent u daarmee dat het op nihil stellen van de Jubelton feitelijk al eerder mogelijk
is dan per 2024? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zie hiervoor het antwoord op vraag 8.
Vraag 10
Waarom kiest u er, als u de Jubelton wilt afschaffen om de groeiende ongelijkheid
in de volkshuisvesting tegen te gaan, niet voor dit de facto al per 1 januari 2023
te doen door voor 1 december 2022 het heffingsvrije bedrag op nihil te zetten?
Antwoord 10
Zie hiervoor het antwoord op vraag 8.
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat u zo nog onnodig een jaar extra bijdraagt aan grotere ongelijkheid
op de woningmarkt?
Antwoord 11
Uit de evaluatie van de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning door SEO2 komt ook onder meer naar voren dat de financiële uitgangspositie van huishoudens
die een schenking ontvangen relatief gunstig is ten opzichte van huishoudens zonder
schenking. Dit vergroot de vermogensongelijkheid binnen generaties. Uit de evaluatie
blijkt ook dat starters op de woningmarkt de schenking deels gebruiken om minder te
lenen dan op basis van hun inkomen had gekund, maar ook om een duurdere woning te
kopen dan starters zonder schenking. Dit kan ten koste gaan van andere starters die
om dezelfde starterswoningen concurreren en draagt daarmee bij aan de ongelijkheid
op de woningmarkt.
Vraag 12
Bent u alsnog bereid de Jubelton per 2023 op nihil te stellen? Waarom wel, dan wel
waarom niet?
Antwoord 12
Zie hiervoor het antwoord op vraag 8.
Vraag 13
Klopt het dat op het moment dat de Jubelton per 1 januari 2024 wordt afgeschaft ontvangers
van de belastingvrije schenking dit geld nog tot 1 januari 2027 belastingvrij voor
de koop van een woning kunnen aanwenden? Wat doet dit volgens u met de ongelijkheid
in de volkshuisvesting?
Antwoord 13
Dit hangt af van de precieze vormgeving van de wetgeving inzake de afschaffing van
de vrijstelling eigen woning die deel zal uitmaken van het Belastingplan 2023.
Uit het onderzoek van SEO blijkt dat de financiële uitgangspositie van huishoudens
die een schenking ontvangen relatief gunstig is ten opzichte van huishoudens zonder
schenking, en dat starters op de woningmarkt de schenking deels gebruiken om minder
te lenen dan op basis van hun inkomen had gekund, maar ook om een duurdere woning
te kopen dan starters zonder schenking. Dit kan ten koste gaan van andere starters
die om dezelfde starterswoningen concurreren en draagt daarmee bij aan de ongelijkheid
op de woningmarkt. Afschaffen van de schenkingsvrijstelling verkleint zodoende de
ongelijkheid. Dit effect zal gradueler optreden naarmate de wijze waarop afschaffing
wordt vormgegeven per saldo meer ruimte laat voor schenkingen.
Vraag 14
Hoe kan het, dat in antwoord op feitelijke vragen die afgelopen Prinsjesdag werden
gesteld, werd aangegeven dat «afschaffen van de schenkingsvrijstelling eigen woning
[...] op zijn vroegst mogelijk [is] per 2023», terwijl ook ten tijde dat dit antwoord
werd gegeven al bekend was dat in 2022 de afronding plaats zou vinden van het sinds
1 juli 2021 in werking getreden nieuwe systeem voor schenk- en erfbelasting? Wat is
er sinds dit kleine half jaar veranderd dat het nu pas sinds 2024 zou kunnen?
Antwoord 14
Voorstellen voor aanpassing van wet- en regelgeving die aanpassingen in de systemen
van de Belastingdienst vergen, moeten worden ingepast in het IV-portfolio van de Belastingdienst.
Dat is het totaal van werkzaamheden dat aan de systemen moet worden uitgevoerd: beheer
en onderhoud, modernisering en vernieuwing, en wetgeving en jaaraanpassingen. In de
praktijk is de vraag daarbij groter dan met de beschikbare capaciteit realiseerbaar
is, zodat voortdurend keuzes moeten worden gemaakt. In het najaar kunnen daarbij nieuwe
voorstellen opkomen vanuit (onder meer) het pakket Belastingplan, terwijl ook de vraag
naar en verdeling van portfoliocapaciteit doorlopend in beweging is. In dat traject
probeert de Belastingdienst binnen de mogelijkheden rekening te houden met nog opkomende
wetgevingswensen.
Specifiek voor wetgeving waarvoor structuuraanpassingen nodig zijn in de systemen
voor de schenk- en erfbelasting geldt daarbij dat de specificaties uiterlijk op 1 maart
van jaar t-1 moeten vaststaan voor inwerkingtreding per 1 januari van jaar t. De lopende
systeemvernieuwing kan daarbij nog van invloed zijn op de werkelijke doorlooptijd
van gewenste wijzigingen.3 De specificaties zijn de ICT-technische uitwerking van de (aanpassing van) wet- en
regelgeving die in de systemen moet worden verwerkt. Voorgestelde maatregelen moeten
worden beoordeeld op inpasbaarheid met andere aanpassingen die in de systemen moeten
worden doorgevoerd.4
Bij de beantwoording van de feitelijke vragen van afgelopen Prinsjesdag was de inschatting
dat de noodzakelijke werkzaamheden voor afschaffing van de schenkingsvrijstelling
eigen woning nog konden worden ingepast in het portfolio van 2022 met een inwerkingtredingsdatum
1 januari 2023. Dit was gebaseerd op de stand van de portfoliobesluitvorming van dat
moment en een eerder gemaakte eerste inschatting van de impact van het afschaffen
van de schenkingsvrijstelling eigen woning op de systemen. De woorden «op zijn vroegst»
brachten tot uitdrukking dat dit een voorlopig oordeel was: er was geen wetsvoorstel
en er was dus ook geen afgeronde uitvoeringstoets.
Ook toen vraag en aanbod voor aanpassingen aan de systemen later in het najaar van
2021 verder op elkaar moesten worden gepast, maakte het afschaffen van de schenkingsvrijstelling
eigen woning geen onderdeel uit van het pakket Belastingplan 2022. Bij de toedeling
en verdeling van portfoliocapaciteit is gestuurd op een effectieve inzet op het aanbod
van projecten in het portfolio met voor de schenk- en erfbelasting de afronding van
de overgang naar het nieuwe systeem als belangrijke prioriteit. Het venster voor het
afschaffen van de schenkingsvrijstelling eigen woning sloot verder met het ontbreken
van wetgeving per 1 januari 2022.
Het afschaffen van de schenkingsvrijstelling eigen woning wordt in wetgeving uitgewerkt
en door de Belastingdienst met een uitvoeringstoets beoordeeld. Bij de portfolioplanning
voor 2023 wordt er nu reeds van uitgegaan dat het voorstel eind dit jaar in het Staatsblad
zal staan, met inwerkingtredingsmoment 1 januari 2024.
Vraag 15
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 15
Beantwoording binnen drie weken is helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.