Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over toenemen geweld tegen ambulancepersoneel
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over toenemen geweld tegen ambulancepersoneel (ingezonden 28 december 2021).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 28 februari
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1368.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Ambulancepersoneel doelwit agressie: dreigementen,
klappen en vernielingen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u bereidheid om geweld tegen hulpverleners zwaarder te straffen, door daders
van gewelddadig gedrag – bovenop de toegekende straf – bestuurlijke boetes op te leggen,
gemeentelijke privileges af te pakken, uit huis te plaatsen of te korten op de bijstand?
Kunt u hierop een toelichting geven?
Antwoord 2
Laat ik beginnen te zeggen dat geweld tegen hulpverleners en andere functionarissen
met een publieke taak onacceptabel is. Functionarissen met een publieke taak vervullen
een belangrijke rol in onze samenleving. Zij zijn er voor ons allemaal. Geweld tegen
hulpverleners wordt niet getolereerd en daarom zwaarder gestraft. Zo wordt een duidelijk
signaal gegeven dat dergelijk gedrag niet geaccepteerd wordt. Afspraken over de aanpak
van geweld tegen functionarissen met een publieke taak zijn opgenomen in de Eenduidige
Landelijke Afspraken (ELA) tussen de politie en het Openbaar Ministerie (OM). Bij
het OM zijn deze afspraken verwerkt in OM-beleid, om precies te zijn in aanwijzingen
van het College van procureurs-generaal. Dit houdt onder meer in dat de Officier van
Justitie in beginsel een +200% verhoging van de strafeis toepast en dat waar mogelijk
een lik-op-stukbeleid wordt toegepast middels (super)snelrecht. Het is uiteindelijk
aan de rechter of deze straf ook daadwerkelijk wordt toegepast: er worden ook andere
factoren in de bepaling van de strafeis meegenomen, zoals de persoon van de verdachte
en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Het uitgangspunt van verdrievoudiging
van de strafeis is mijns inziens een voldoende verzwaring van de straf die reeds op
het gepleegde delict staat.
Het staand beleid van het OM is om te kiezen voor betekenisvolle interventies, zodat
de dader wordt geconfronteerd met de gevolgen van zijn daad en kan bijdragen aan gedragsverandering.
Het beleid is erop gericht te voorkomen dat het ooit weer gebeurt door diezelfde dader.
Denk hierbij aan gerichte werkstraffen, leerstraffen als bijzondere voorwaarde, gedragsaanwijzingen
en het maken van excuses aan het slachtoffer.
Het wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod inhoudende het beperken van de mogelijkheid
om een taakstraf op te leggen bij geweld tegen personen met een publieke taak die
niet kunnen terugtreden ligt op dit moment in de Eerste Kamer. Ambulancemedewerkers
vallen onder deze groep.
Op dit moment zie ik geen noodzaak om geweld tegen hulpverleners op andere wijze aan
te pakken.
Vraag 3
Kunt u duiden of de richtlijnen van het Openbaar Ministerie om een dubbele straf te
geven voor geweld tegen uitoefenaars van uniformberoepen worden nagekomen? Kunt u
hierbij een cijfermatige onderbouwing geven, met daarbij een toelichting hoe het kan
dat het aantal geweldsincidenten is verdubbeld?
Antwoord 3
Het uitgangspunt is dat het OM de sanctie in de richtlijn met 200% verhoogt als signaal
dat agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak niet wordt getolereerd.
Dat komt neer op een verdrievoudiging van de straf. Mensen die werkzaam zijn in het
publieke domein en die bij de uitoefening van hun beroep een uniform dragen vallen
hier ook onder.
Er is inderdaad een lichte toename zichtbaar in het aantal geregistreerde geweldsincidenten,
maar ik herken mij niet in het geschetste beeld dat sprake zou zijn van een verdubbeling
van het aantal geweldsincidenten.
De verruwing in de samenleving baart mij veel zorgen. Die verruwing lijkt ook te leiden
tot een de toename van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak.
In de Taskforce «Onze hulpverleners veilig» is een van de actielijnen «Versterk de
norm». Het heeft de belangrijkste prioriteit er voor te zorgen dat iedereen zich verantwoordelijk
voelt voor de norm om respectvol met onze hulpverleners om te gaan. Dit beleid is
gericht op preventie. Echter, zoals ik hierboven schets is voor hen bij wie dat preventieve
beleid niet werkt en toch over de schreef gaan het beleid om zwaarder (verdrievoudiging
strafeis) te straffen en lik-op-stukbeleid door middel van het (super)snelrecht toe
te passen. De uitbreiding van het taakstrafverbod is eveneens op deze groep gericht.
Vraag 4
Wat is uw reactie op het feit dat beroepsverenigingen V&VN Ambulancezorg en NU’91
stellen dat er onvoldoende prioriteit aan het aanpakken van het toenemende geweld
gegeven wordt door instanties als justitie? Kunt u een toelichting verstrekken op
het gegeven dat volgens hen medewerkers lang niet altijd meer aangifte doen, omdat
ze het gevoel krijgen dat het toch geen zin heeft?
Antwoord 4
Geweld tegen hulpverleners is onacceptabel en wordt niet getolereerd. Ik acht het
van groot belang dat er geen belemmeringen worden ondervonden in het doen van aangifte.
Het is daarom goed dat politie en OM opsporings- en vervolgingsafspraken hebben gemaakt,
zoals vastgelegd in de Eenduidige Landelijke Afspraken, waarin onder andere is afgesproken
dat hoge prioriteit wordt gegeven aan opsporing en vervolging van agressie en geweld
tegen functionarissen met een publieke taak, waaronder ambulancepersoneel. Recent
onderzoek met als titel «Afspraak is afspraak» heeft uitgewezen dat de uitgangspunten
uit de ELA goed worden toegepast door politie en OM. Hierover is de Tweede Kamer door
mijn voorganger begin 2020 geïnformeerd.2
Eind vorig jaar is sprake geweest van een opeenstapeling van incidenten in de ambulancesector
in Oost-Nederland. Via een persbericht is door het arrondissementsparket Oost-Nederland
reeds gereageerd op de geuite zorgen van de beroepsverenigingen.
Het doen van aangifte is essentieel voor de kans op vervolging. Zonder aangifte kunnen
de politie en het OM zich niet inzetten om een dader te berechten. Hoewel een aangifte
met betrekking tot agressie of geweld tegen een functionaris met een publieke taak
altijd met prioriteit wordt opgenomen, betekent dit niet dat het altijd tot vervolging
leidt. Het OM maakt hierin een zorgvuldige afweging om te bezien of de gedraging strafbaar
is en of de strafbare gedraging ook bewezen kan worden.
Vraag 5
Wat vindt u van het feit dat hulpverleners een drempel voelen om agressie te melden?
Wat gaat u doen om de aangiftebereidheid te vergroten?
Antwoord 5
Ik vind het belangrijk dat slachtoffers aangifte doen van agressie, en geen belemmeringen
ervaren in het doen van aangifte.
Hier ligt in de eerste plaats een rol voor de werkgever. Werkgevers kunnen hun medewerkers
begeleiden bij het aangifteproces. Het is bijvoorbeeld mogelijk om via de werkgever
aangifte te doen, aangifte te doen onder nummer en domicilie te kiezen op het adres
van de werkgever. Er ligt bij de werkgever dus ook een belangrijke rol om het doen
van aangifte na agressie en geweld te faciliteren en te bespoedigen.
Daarnaast besteedt de politie met een interne communicatiecampagne, gericht op onder
andere de baliemedewerkers, aandacht aan de afspraken die gemaakt zijn over eenduidige,
effectieve en snelle afhandeling van agressie en geweld tegen mensen met een publieke
taak, waaronder hulpverleners. Dit moet bijdragen aan het verlagen van de drempel
om agressie en geweld bij de politie te melden.
Ook zetten politie en Openbaar Ministerie zich in om goed te communiceren richting
de slachtoffers over hun melding of aangifte en door informatie te verstrekken over
het verloop van de procedure.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.