Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hil en Bevers over berichten omtrent de ineffectieve besteding van coronagerelateerde opleidingssubsidies
Vragen van de leden Van den Hil en Bevers (beiden VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over berichten omtrent de ineffectieve besteding van coronagerelateerde opleidingssubsidies (ingezonden 27 januari 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 25 februari
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten over ineffectieve besteding van 200 miljoen euro voor
het omscholen van mensen die hun baan kwijt zouden raken door de coronacrisis?1
2
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Waarom is er gekozen voor een constructie waarbij de snelst ingediende aanvragen werden
gehonoreerd in plaats van scherper te kijken naar het nut en de noodzaak van (subsidie
voor) een opleiding?
Antwoord 2
Voor de eerste twee aanvraagtijdvakken van de tijdelijke subsidieregeling NL leert
door met inzet van scholing zijn aanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld.
Voor het derde tijdvak is de behandelvolgorde door loting bepaald. Loting geeft alle
aanvragers een gelijke kans en is niet gevoelig voor vertraging bij het indienen van
de aanvraag door mogelijke (ict)-problemen. Loting kost iets meer tijd dan behandeling
op volgorde van binnenkomst, maar nog steeds veel minder tijd dan een kwalitatieve
beoordeling van de aanvragen zou kosten. Beide methoden zijn gekozen omdat daarmee
snel scholingsaanbod beschikbaar kon worden gesteld. Snelheid was belangrijk omdat
het om een tijdelijke crisismaatregel ging, die is ingezet om de gevolgen van de coronacrisis
zoveel mogelijk te beperken. Zowel aan de opleiders als aan het aanbod zijn overigens
wel kwaliteitseisen gesteld, waaronder de eis dat het aanbod relevant moest zijn voor
de arbeidsmarkt.
Voor een inhoudelijke beoordeling van de aanvragen is destijds niet gekozen, omdat
de ervaring leert dat dit veel tijd kost. De uitvoeringsorganisatie had daar op dat
moment geen capaciteit voor.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u het feit dat sectoren die kampen met structurele personeelstekorten,
zoals de zorg, soms onvoldoende toegang hadden tot de subsidie vanwege de hiervoor
benoemde constructie?
Antwoord 3
De subsidieregelingen die vallen onder NL Leert Door zijn opgezet aan het begin van
de coronacrisis, toen nog onduidelijk was wat de mogelijke gevolgen zouden zijn en
er grote werkloosheid dreigde te ontstaan. In die omstandigheden is er voor gekozen
om iedereen te ondersteunen die als gevolg van de crisis zijn baan had verloren of
mogelijk zijn baan dreigde te verliezen. Bij zo’n brede doelstelling past een breed
en divers aanbod van scholing, ontwikkeladvies en ondersteuning. De regelingen bieden
kansen aan werkenden (inclusief zelfstandigen) en werkzoekenden om zich te heroriënteren
op hun loopbaan via ontwikkeladviezen, om zich bij te scholen of om, via de maatregelen
NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk, meer op maat gemaakte ondersteuning
te krijgen voor behoud van werk of het maken van een overstap naar toekomstig werk.
De regelingen stonden ook open voor tekortsectoren zoals de zorg, techniek en ICT
en worden ook door deze sectoren gebruikt. De regeling voor scholing en de regeling
voor sectoraal maatwerk lopen nog door tot einde 2022 (administratieve afhandeling
loopt nog door in de eerste maanden van 2023), de regeling voor ontwikkeladvies is
afgelopen. Daarnaast is als onderdeel van het sociaal pakket door EZK een omscholingsregeling
gemaakt, waarmee werkgevers financiële ondersteuning kunnen krijgen voor nieuwe medewerkers
die zich laten omscholen naar een beroep in de techniek of ict. Deze regeling loopt
dit jaar nog door.
Vraag 4
Constaterende dat ruim de helft van het aanbod niet beschikbaar was voor mensen met
mbo 3-niveau en lager, hoe gaat u invulling geven aan de opgave om deze groep om te
scholen waar nodig?
Antwoord 4
De omvang van het aanbod zegt op zich nog niets over het bereik van het aanbod bij
specifieke groepen. Bij het aanbod zitten bijvoorbeeld ook cursussen basisvaardigheden.
De evaluatie van de regelingen zal leren hoe het bereik is geweest bij mensen met
verschillende opleidingsachtergronden. Een eerste tussenrapport zal rond de zomer
van 2022 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Op basis van een monitor kan nu wel
al iets worden gezegd over de eerste twee tijdvakken, het derde tijdvak loopt dit
hele jaar nog. Ongeveer 79 procent van de afgeronde minst omvangrijke scholingstrajecten
(categorie A genoemd in de regeling) was op mbo-2 niveau. Van de iets omvangrijker
scholing (categorie B) is ruim 44 procent afgerond op mbo-2 niveau. Zie voor meer
informatie de Rapportage tweede peiling monitor online scholing3. Voor een verdere invulling van de opgave om praktisch opgeleiden verder te scholen
zie ook het antwoord op vraag 5.
Vraag 5
Hoe zorgen we ervoor, ook met het oog op bijvoorbeeld het aankomende Stimulering Arbeidsmarktpositie
(STAP)-traject, dat toekomstige subsidies wel terecht komen bij de mensen, bedrijven
en sectoren die het het hardst nodig hebben?
Antwoord 5
Met het STAP-budget worden drempels weggenomen waardoor het voor mensen toegankelijker
wordt om scholing te financieren. Ten opzichte van de recent afgeschafte fiscale aftrek
scholingskosten, hoeven scholingskosten met het STAP-budget niet langer te worden
voorgeschoten, is er tot € 1.000 geen eigen bijdrage nodig en is voor scholing boven
de € 1.000 direct duidelijk wat de eigen bijdrage is. Ook kunnen praktisch geschoolden
ontwikkeladviezen aanvragen en is er hulp beschikbaar bij het aanvragen van STAP via
de telefoon of fysieke locaties (UWV-kantoren, bibliotheken en regionale leerwerkloketten).
De beschikbaarheid van toegankelijke financiering via het STAP-budget is van groot
belang, maar op zichzelf niet voldoende om alle groepen in staat te stellen om met
scholing en ontwikkeling aan de slag te gaan. Het is bekend dat de meeste mensen leren
op en van het werk. Dat geldt met name voor meer kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt.
Dit vraagt om een gezamenlijke aanpak, met inzet van werkgevers, sectoren, vakbonden,
opleiders en publiek-private samenwerkingsverbanden in de regio’s. Het kabinet zet
voortbouwend op de Routekaart voor leren en ontwikkelen4 in op een breed palet aan maatregelen om mensen te ondersteunen en bedrijven – onder
meer via de SLIM-regeling – te stimuleren om te investeren in een sterke leercultuur
op het werk. Daarbij komt ook de in het coalitieakkoord aangekondigde uitbreiding
van de publieke financiering van scholing en ontwikkeling via het principe van leerrechten
aan de orde. Dit principe houdt in dat er meer scholingsbudget beschikbaar komt voor
mensen die minder initieel onderwijs hebben genoten.
Na inwerkingtreding van het STAP-budget start ook de monitoring en evaluatie van de
regeling. Op deze manier verzamelt SZW inzichten over wie de regeling gebruikt en
waaraan het STAP-budget wordt besteed, zodat waar wenselijk het STAP-budget zo nodig
verder kan worden gericht.
Vraag 6
Is er nu, na twee jaar leven met corona, meer zicht op waar de tekorten in de arbeidsmarkt
het grootst zijn en waar omscholing zou kunnen helpen?
Antwoord 6
De economie trekt aan, waardoor de arbeidsmarkttekorten weer oplopen. Op basis van
onderzoek van ROA en UWV zijn de tekorten met name groot in de zorg, het onderwijs
en de techniek, maar ook in de horeca5. Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt staan er nog veel mensen aan de kant.
Bij het oplossen van krapte zijn de werkgevers en sectoren als eerste zelf aan zet.
De werkgever kan het beste bepalen welke oplossingsrichting voor zijn of haar bedrijf
het meest passend is om personeel te werven en te selecteren. De werkgever kan hierbij
in gesprek treden met werknemers, onderwijsinstellingen en andere betrokkenen. Daar
bovenop kunnen werkgevers gebruik maken van de dienstverlening in de 35 arbeidsmarktregio’s
via de Werkgeversservicepunten. Een werkgeversservicepunt geeft werkgevers kosteloos
advies en ondersteunt bij de werving en selectie van personeel.
Werkzoekenden en werkenden die met ontslag bedreigd worden kunnen daarnaast dienstverlening
ontvangen vanuit 35 regionale mobiliteitsteams. Binnen deze teams gebruiken werkgevers,
werknemers, onderwijs, gemeenten en UWV elkaars expertise en dienstverlening bij het
bieden van gerichte ondersteuning naar nieuw werk, ook richting krapteberoepen. Gemeenten
ontvangen daarnaast jaarlijks een budget van circa 675 miljoen ten behoeve van de
re-integratie van mensen in de bijstand. Met de inzet van deze middelen kunnen gemeenten
toekomstperspectief bieden aan de bijstandscliënt.
Het kabinet zet aanvullend in op (om)scholing om mensen in staat te stellen om zich
aan te passen aan de veranderende arbeidsmarkt via een leven lang ontwikkelen (LLO).
Zie ook de kamerbrief Routekaart leren en ontwikkelen waarnaar bij vraag 5 is verwezen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.