Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Rudmer Heerema, Peter de Groot en Minhas over woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied en de gevolgen voor sportvoorzieningen
Vragen van de leden Rudmer Heerema, Peter de Groot en Minhas (allen VVD) aan de Ministers voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het artikel «Opinie: «Straks is er voor iedereen een huis in Amsterdam, maar geen sportveld meer te bekennen»» (ingezonden 2 februari 2022).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens
de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (ontvangen 25 februari 2022).
Vraag 1
Kent u het artikel «Opinie: «Straks is er voor iedereen een huis in Amsterdam, maar
geen sportveld meer te bekennen»»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van dit artikel in het Parool van 26 januari 2022.
Vraag 2
Is er een correlatie tussen de afstand tot de sportvoorziening en de bereidheid om
te sporten?
Antwoord 2
Ja, afhankelijk van de eigen motivatie om te sporten kan de afstand tot en variëteit
aan sportaccommodaties een rol spelen om tot sportdeelname te komen. Hoe sterker de
motivatie om te sporten, hoe groter de afstand waartoe men bereid is deze te overbruggen
om te gaan sporten. Dit wordt gevisualiseerd middels een afstandsvervalcurve voor
sportaccommodaties (zie Sportaccommodaties in beeld (2013) – Hoekman et al., 2013).2
Het Mulier Instituut heeft onderzoek gedaan naar de bereidheid om te sporten. Daarvoor
spelen sociale omgevingsfactoren een grotere rol dan de aanwezigheid van sportvoorzieningen.3 Algemeen genomen kan gesteld worden dat de afstand tot een sportvoorziening in de
huidige situatie voor weinig mensen in Nederland een belemmering zal zijn om aan sport
deel te nemen. Het Jaarrapport duurzame sportinfrastructuur 2020 – Mulier Instituut (Hoekman et al. 2020) laat zien dat negen op de tien Nederlanders binnen een straal
van 3 kilometer kunnen voetballen, tennissen, fitnessen en/of een zaalsport beoefenen.
Twee derde van de Nederlanders kan binnen diezelfde straal een overdekt zwembad vinden.
De volwassen bevolking is dan ook grotendeels van mening dat er voldoende sportaccommodaties
in de buurt aanwezig zijn (85%) en dat er voldoende keuze uit verschillende sporten
is in de buurt (82%). Om deze cijfers te behouden is een voortzetting van gepaste
aandacht voor sportaccommodaties ook de komende jaren van belang.
Vraag 3
Is u bekend hoeveel sportieve (openbare) ruimten in de verstedelijkingsgemeenten onder
druk staan omdat deze gemeenten de wens hebben om woningbouw of andere functies te
realiseren op de betreffende plekken?
Antwoord 3
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar. In algemene zin geldt wel dat er een grote
druk op de ruimte is met name in sterk verstedelijkte gebieden. Een deel van de ruimte
voor sport en bewegen kan worden gevonden in multifunctioneel ruimtegebruik, zoals
sportvoorzieningen in de groenstructuur of bovenop daken van gebouwen. Ook zijn er
kansen om sportaccommodaties breder en beter te benutten bijv. door multisportaccommodaties,
het combineren met kinderopvang of de inzet voor de duurzame energievoorziening (bijvoorbeeld
door velden te gebruiken voor het opvangen van zonne-energie en/of warmteopslag).
Vraag 4
Welk ruimtelijk beleid hanteren gemeenten in algemene zin om te bepalen of en hoeveel
sportieve ruimte per inwoner noodzakelijk is en op welke afstand deze aanwezig dient
te zijn voor hun inwoners?
Antwoord 4
Van enkele gemeenten, zoals Amsterdam, is mij bekend dat zij werken aan of met een
eigen sportnorm. Er zijn geen gestandaardiseerde normen voor sport, bijvoorbeeld op
basis van het aantal beschikbare vierkante meter per inwoner of de afstand tot sportaccommodaties.
Vraag 5
Kunt u verklaren waarom sportvoorzieningen onderaan de prioriteitenlijst staan bij
veel gemeenten wanneer er planologische keuzes moeten worden gemaakt? Hoe verhoudt
zich dit onder andere tot de wettelijke verankering van tenminste twee uur bewegingsonderwijs
vanaf 2023 waarbij juist méér fysieke ruimte voor sport en beweging nodig is?
Antwoord 5
Ik heb geen aanwijzingen dat sport bij gemeenten onderaan de prioriteitenlijst staat.
Het ter beschikking stellen van ruimte voor sport is één van de verschillende aspecten
waar gemeenten naar kijken. De ruimtedruk is groot in het stedelijk gebied, zeker
in dicht bebouwde gebieden zoals de binnensteden. Slimme oplossingen en multifunctioneel
ruimtegebruik zijn nodig, maar ook daarmee zal niet altijd aan alle belangen en wensen
tegemoet kunnen worden gekomen en zullen er keuzes moeten worden gemaakt. Die keuzes
kunnen alle belangen raken, ook die van sport en bewegen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat er volwaardige steden gebouwd moeten worden, waarbij er naast
huizen ook ruimte dient te zijn voor sport en recreatie, groen en bedrijvigheid?
Antwoord 6
Ja, het kabinet zet in op een duurzame ontwikkeling van steden met een gezonde, groene
leefomgeving waarin ook ruimte is voor bewegen, sport en recreatie.
Vraag 7
Deelt u de mening dat voldoende sportvoorzieningen in de wijk van belang zijn voor
het stimuleren van bewegen, de sociale cohesie, de motorische ontwikkeling van kinderen
en het terugdringen van overgewicht?
Antwoord 7
Het is inderdaad belangrijk dat er in wijken voldoende voorzieningen zijn om de genoemde
doelen te bereiken. Daarbij zijn niet alleen sportvoorzieningen belangrijk, maar ook
beweegvoorzieningen zoals speelplekken en in zijn algemeenheid een beweegvriendelijke
inrichting van de openbare ruimte die gezond beweeggedrag stimuleert en faciliteert.
Vraag 8
Bent u ook van mening dat provincies, naast dat zij sturen op ruimte voor wonen en
bedrijvigheid, ook moeten sturen op ruimte voor sport en recreatie in een gemeente?
Welke rol ziet u voor uzelf als Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
om deze ambitie te realiseren? Bent u bereid om een sportparagraaf verplicht te stellen
bij het maken van ruimtelijke ordeningsplannen in stedelijke gebieden?
Antwoord 8
Een gezond en vitaal leven is van groot belang en ook de inrichting en de kwaliteit
van de fysieke leefomgeving kan daar aan bijdragen. Zoals aangegeven in de NOVI streven
we naar een duurzame inrichting die de kwaliteit van leven vergroot voor alle inwoners.
Met een gezonde beweegvriendelijke omgeving waar niet alleen op sport wordt ingezet,
maar ook op het stimuleren en faciliteren van bewegen in het algemeen, als onderdeel
van de bredere gezondheidsbevordering. Een specifieke verplichting m.b.t. het opnemen
van een sportparagraaf lijkt niet wenselijk gezien de eigen verantwoordelijkheid van
de gemeenten in deze, en is m.i. ook niet nodig. Gezondheid is opgenomen als doel
in de Omgevingswet en toekomstige plannen onder deze wet zullen daarmee aandacht moeten
besteden aan de gezondheidsaspecten van de ruimtelijke voornemens. Vanuit VWS worden
gemeenten met het Preventieakkoord en Sportakkoord gestimuleerd om in te zetten op
een beweegvriendelijke omgeving. Het voornemen is om onder de vlag van het Preventieakkoord
een beweegtafel in te richten waarbij het stimuleren van een beweegvriendelijke omgeving
een van de onderdelen is. De Minister voor Langdurige zorg en Sport en ik zullen een
overzicht opstellen van goede voorbeelden van multifunctionele sportvoorzieningen
die andere gemeenten kunnen inspireren bij het inpassen van sportvoorzieningen in
gebieden met een grote ruimtedruk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.