Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Inge van Dijk en Rajkowski over het bericht 'Europese Rekenkamer: uitrol 5G te traag en te versnipperd'
Vragen van de leden Inge van Dijk (CDA) en Rajkowski (VVD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Europese Rekenkamer: uitrol 5G te traag en te versnipperd» (ingezonden 2 februari 2022).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 24 februari
2022).
Vraag 1 en 2
Bent u bekend met het bericht «Europese Rekenkamer: uitrol 5G te traag en te versnipperd»?1
Bent u bekend met het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer naar de uitrol van
5G in de Europese Unie (EU)?2
Antwoord 1 en 2
Ja, daar ben ik bekend mee.
Vraag 3
Herkent u in algemene zin de conclusies van de Europese Rekenkamer en onderschrijft
u deze? Welke conclusies wel en welke conclusies niet?
Antwoord 3
In algemene zin steun ik de conclusies en aanbevelingen zoals benoemd in het rapport
van de Europese Rekenkamer. Ik steun echter niet de aanbeveling die wordt gedaan in
onderdeel a van Aanbeveling 1. Deze aanbeveling strekt er toe samen met de lidstaten
een gemeenschappelijke omschrijving te ontwikkelen van de verwachte kwaliteit van
de dienst van 5G-netwerken, zoals de prestatie-eisen die deze netwerken moeten bieden
qua minimumsnelheid en maximumlatentietijd.
Zoals in de Nota Mobiele Communicatie is aangegeven, is het de doelstelling van het
kabinet om te streven naar kwalitatief hoogwaardige mobiele dienstverlening die een
grote diversiteit aan vraag kan bedienen en die altijd en overal beschikbaar is tegen
concurrerende tarieven.3 In dit kader is van belang wat daarin is aangegeven over het kunnen bedienen van
een grote diversiteit aan vraag. Naarmate meer en meer ondernemingen mobiele communicatie
een integraal onderdeel van hun product of dienstverlening maken, worden de eisen
die aan mobiele communicatie worden gesteld steeds meer divers. Om economie en samenleving
te kunnen laten profiteren van de mogelijkheden die mobiele communicatie creëert is
van belang dat de vraag van uiteenlopende ondernemingen en andere gebruikers wordt
bediend.4 Het stellen van uniforme eisen aan de kwaliteit van alle 5G-netwerken laat onvoldoende
ruimte aan mobiele netwerkaanbieders om hun netwerken en dienstverlening toe te spitsen
op de eisen van hun klanten. Het heeft ook als risico dat de eisen slechts een beperkt
aantal ondernemingen en gebruikers ten goede komt, ten nadele van anderen.
Ten aanzien van aanbeveling 2 en 3 wil ik verder benadrukken dat in overleg met de
Europese Commissie en andere lidstaten zal moeten worden beoordeeld of er behoefte
is aan verdere opvolging of dat dit binnen bestaande trajecten kan worden opgepakt.
Hierin zal rekening worden gehouden met de nationale bevoegdheden op het terrein van
nationale veiligheid. Op korte termijn zal de Commissie hierover het gesprek met de
lidstaten en het EU-agentschap voor cybersecurity ENISA aangaan via de zogenaamde
NIS Cooperation Group. De Nederlandse inzet in dit gesprek is en blijft nauwe Europese
samenwerking.
Vraag 4
Voorziet u net als de auditors een «digitale kloof», vanwege de verschillen in kwaliteit
van 5G-diensten tussen lidstaten? Deelt u hun mening dat een gecoördineerde aanpak
inzake de veiligheid van 5G voor de gehele EU van strategisch belang is? Wat zou volgens
u moeten gebeuren om een digitale kloof te voorkomen en een gecoördineerde aanpak
te bevorderen?
Antwoord 4
Nee, ik voorzie geen «digitale kloof» zoals in het verslag gesteld. 5G-netwerken werken
op basis van apparatuur die voldoet aan bepaalde standaarden. Deze standaarden maken
een bepaalde kwaliteit mogelijk door features te ondersteunen die leveranciers vervolgens
kunnen verwerken in de ontwikkeling van hun apparatuur. Het is vervolgens aan de mobiele
netwerkoperators om hun netwerk op basis van deze features in te stellen en te optimaliseren.
Inzake de veiligheid en integriteit van de 5G-netwerken steun ik conform de moties
Weverling c.s.5 en Van den Berg c.s.6 een gezamenlijke Europese aanpak voor de veiligheid van de 5G-telecommunicatiewerken.
Een Europese aanpak kan bijdragen aan de effectiviteit van de beveiligingsmaatregelen.
De Commissie zal naar aanleiding van het verslag van de Europese Rekenkamer beoordelen
of er behoefte is aan verdere opvolging, bijvoorbeeld met betrekking tot bepaalde
aspecten van de EU 5G security toolbox.Nederland staat hier in principe positief tegenover en zal hierbij een actieve rol
innemen. Zoals ik hierboven aangeef, zal Nederland blijven inzetten op nauwe Europese
samenwerking, waarbij rekening zal worden gehouden met de nationale bevoegdheden inzake
nationale veiligheid.
Vraag 5
Bent u tevreden met het huidige uitvoeringstempo van de uitrol van 5G in Nederland,
met 2025 als deadline voor 5G in alle stedelijke gebieden en op alle belangrijke transportroutes,
of vindt u dat dit te laag is, zoals ook uit het verslag van de Europese Rekenkamer
blijkt, waardoor Nederland achterop raakt? In hoeverre verwacht u dat de uitrol van
5G buiten stedelijke gebieden ook vertraging zal oplopen?
Antwoord 5
De uitrol van 5G-netwerken in Nederland gaat voorspoedig. Ook buiten de stedelijke
gebieden. Dit blijkt onder meer uit de dekkingskaarten van de drie mobiele netwerkaanbieders
en de Digital European Society Index. Hierbij past uiteraard wel de kanttekening dat
beschikbaarheid van de 3,5 GHz-band van belang is. Niettemin kan met de 5G-netwerken
die reeds zijn uitgerold worden voldaan aan de genoemde doelstelling voor 2025. Het
is de verwachting dat de uitrol van 5G de komende jaren zal doorzetten, en dat daarbij
grotendeels gebruik zal worden gemaakt van de bestaande netwerkopstelpunten waarmee
de drie mobiele netwerken gezamenlijk vrijwel heel Nederland van dekking voorzien.
Zo ook de belangrijke transportroutes.
Vraag 6
Welke acties gaat u ondernemen om tot een versnelde uitrol van 5G te komen, wetende
dat de onlangs ingestelde adviescommissie pas dit voorjaar haar advies uitbrengt,
waarna nog politieke besluitvorming, een wijziging van het Nationaal Frequentieplan,
eventueel bezwaar en beroep daartegen en vaststelling van de veilingregeling volgen,
waardoor de vertraging nog verder kan oplopen? Kunt u aangeven wat de vervolgstappen
en bijbehorende deadlines zijn voor de rest van het traject, tot en met uitgifte van
het 5G-spectrum, inclusief planning en maatregelen om die planning ook daadwerkelijk
te halen?
Antwoord 6
De ingestelde adviescommissie is gevraagd te adviseren hoe ik op een verantwoorde
wijze kan komen tot het zo spoedig mogelijk ter beschikking stellen van de 3,5 GHz-band
voor mobiele communicatie in heel Nederland, op een wijze die ook het nood-, spoed-
en veiligheidsverkeer dat in de 3,5 GHz-band wordt verzorgd, waarborgt. Het streven
is dat uiterlijk 1 mei 2022 het advies gereed is teneinde uiterlijk 1 oktober 2022
een nieuw besluit over het wijzigen van het Nationaal FrequentiePlan te kunnen nemen.
De exacte datum van ingebruikname van de 3,5 GHz-band hangt echter af van de inhoud
van het advies van de adviescommissie en daaraan is ook de verdere planning van de
veiling gekoppeld. Ik kan nu niet vooruitlopen op het advies van de adviescommissie.
Ik zal zodra ik het advies heb ontvangen, uw Kamer over het advies en over de vervolgstappen
en nadere planning informeren. Het blijft uiteraard de inzet om zo snel mogelijk de
frequentieband voor mobiele communicatie in gebruik te laten nemen.
Vraag 7
Van welke Europese middelen, initiatieven, richtsnoeren en/of financiering, maakt
Nederland gebruik in zijn 5G-strategie en hoe worden deze ingezet? Zijn er nog Europese
mogelijkheden die niet benut zijn?
Antwoord 7
De Europese Rekenkamer noemt in haar rapport de Europese Investeringsbank (EIB) als
grootste verstrekker van EU-financiering voor 5G-gerelateerde projecten. Voor zover
bekend maakt één Nederlandse telecomaanbieder gebruik van dit fonds voor de uitrol
van 5G.
Voor onderzoeks- en innovatieprojecten op het gebied van 5G maken Nederlandse bedrijven
en kennisinstellingen gebruik van EU-onderzoeksfondsen. Een voorbeeld is het 5G-Blueprint
project dat wordt gecoördineerd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat7. Ook binnen het onderzoeksprogramma Horizon Europe voor de periode 2021–2027 liggen
er mogelijkheden. Verder zijn enkele 5G-proeftuinen in Nederland mede gefinancierd
uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO).
Daarnaast ontstaan er mogelijkheden binnen de financieringsfaciliteit voor Europese
verbindingen, de Connecting Europe Facility. Deze faciliteit ondersteunt ook de uitrol
van 5G langs grensoverschrijdende transportwegen en ten behoeve van lokale gemeenschappen,
daar waar investeringen in de markt niet vanzelf tot stand komen. Gedurende de periode
2021–2027 kunnen op basis van jaarlijkse oproepen door de Europese Commissie projectvoorstellen
voor medefinanciering worden ingediend. Uit contacten met de sector blijkt vooralsnog
beperkte interesse.
Vraag 8
Wat is uw reactie op de zorg van de auditors dat (persoonlijke data van) 5G-gebruikers
in de EU niet veilig zijn, bijvoorbeeld omdat zij bij bezoek aan een ander EU-land
onderworpen zijn aan buitenlandse wetgeving en controlecentra in niet-EU-landen staan?
Wat kan de EU hiertegen doen?
Antwoord 8
Partijen moeten wanneer zij in de EU producten of diensten aanbieden voldoen aan de
vereisten die conform het gegevensbeschermingsrecht op hen rusten. In dit geval zijn
deze vereisten primair neergelegd in het algemene kader dat de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) biedt voor de verwerking van persoonsgegevens en de speciale
regels uit de Telecommunicatiewet. De AVG kent een ruim toepassingsbereik. Artikel
3, tweede lid, onder a AVG bepaalt dat verwerkingsverantwoordelijken die goederen
of diensten aanbieden aan betrokkenen in de EU binnen het toepassingsbereik vallen.
De AVG bepaalt onder meer dat er een «rechtsgrondslag» moet zijn om persoonsgegevens
te verwerken (bijvoorbeeld toestemming), dat betrokkenen geïnformeerd moeten worden
over de verwerking van hun gegevens en dat zij in staat worden gesteld om de rechten
uit te oefenen die zij over hun gegevens hebben.
In algemene zin geldt dat, wanneer persoonsgegevens naar een land buiten de Europese
Unie worden doorgegeven, er additionele voorwaarden gelden. Doorgifte is namelijk
slechts toegestaan op grond van een van de wettelijke bepalingen uit hoofdstuk V van
de AVG. Het is primair aan de toezichthouders op de AVG in de Europese lidstaten om
erop toe te zien dat er passende waarborgen zijn getroffen.
Vraag 9
Deelt u de constatering van de auditors dat lidstaten de niet-bindende maatregelen
uit de EU-toolbox voor 5G-cyberbeveiliging verschillend toepassen en anders omgaan
met (apparatuur van) leveranciers met een hoog risico? Zijn Nederlandse 5G-gebruikers
hierdoor extra kwetsbaar, als zij een andere EU-lidstaat bezoeken? Bent u bereid om
bij de eerstvolgende gelegenheid deze kwestie aan te kaarten bij uw Europese collega’s
teneinde tot oplossingen en/of waarborgen te komen?
Antwoord 9
Nationale veiligheid is een nationale bevoegdheid. Wegens het grensoverschrijdende
karakter van cybersecurity is EU samenwerking echter noodzakelijk. Daarom is voor
de bescherming van de veiligheid en integriteit van mobiele telecomnetwerken gekozen
voor een tussenvorm van een EU-aanbeveling, gecombineerd met nauwe samenwerking tussen
de lidstaten voor de identificatie van risico’s en risicobeperkende maatregelen. De
EU 5G security toolbox is een flexibel, op risico’s gebaseerd instrument om 5G-cyberveiligingsuitdagingen
tijdig en efficiënt aan te pakken. Hierbij wordt rekening gehouden met de uiteenlopende
nationale situaties van lidstaten, zoals de desbetreffende marktstructuur, cyberbeveiligingscapaciteiten
en het dreigingsbeeld. De implementatie van de toolbox verschilt daarom per lidstaat,
ieder land maakt hierin een zelfstandige afweging en hanteert eigen nationaal vastgestelde
afwegingskaders. Binnen de EU wordt op regelmatige basis de voortgang van de implementatie
van nationale maatregelen besproken en is er mogelijkheid om informatie uit te wisselen
over risicoanalyses en oplossingsrichtingen. Nederland neemt actief deel aan deze
besprekingen. Hierin staan we open voor eventuele verbetersuggesties, waarin vervolgens
wel rekening gehouden dient te worden met nationale bevoegdheden inzake nationale
veiligheid.
Vraag 10
Klopt het dat er onduidelijkheid bestaat over compensatie voor hoge vervangingskosten
door telecomoperators of dat er in dat geval sprake is van staatssteun en of de mededingingsregels
van de EU dit toestaan? Wanneer zal hierover duidelijkheid zijn? Zijn Nederlandse
telecomoperators gecompenseerd voor de hoge vervangingskosten die zij hebben moeten
maken in het kader van een veilige uitrol van 5G? Indien ja, voor welk bedrag?
Antwoord 10
Wat betreft nadeelcompensatie geldt dat voor het vergoeden van nadeel ik gehouden
ben aan het nadeelcompensatierecht. Uitgangspunt is dat eenieder die nadeel lijdt
als gevolg van de rechtmatige uitvoering van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid,
dat nadeel in beginsel zelf dient te dragen. Alleen onevenredige schade die het normaal
ondernemersrisico overstijgt, wordt vergoed. Er zijn nog geen aanvragen voor nadeelcompensatie
ontvangen van de telecomaanbieders en ik heb dus ook nog niet ter zake kunnen besluiten.
Als er een aanvraag ingediend wordt, zal deze worden beoordeeld in overeenstemming
met het nadeelcompensatierecht.
Vraag 11
Wanneer publiceert de Europese Commissie haar onderzoek naar de economische schade
bij een niet veilig en niet uniform 5G-netwerk in de EU? Is hierin ook aandacht voor
de economische schade per land of per sector?
Antwoord 11
In het speciaal verslag doet de Europese Rekenkamer onder andere de aanbeveling die
ziet op het in kaart brengen «wat de gevolgen zijn voor de eengemaakte markt wanneer
de ene lidstaat zijn 5G-netwerken bouwt met apparatuur van een leverancier die in
een andere lidstaat als leverancier met een hoog risico wordt beschouwd». De Commissie
heeft in hun reactie op het speciaal verslag deze aanbeveling aanvaard. Op korte termijn
zal de Commissie met de lidstaten in gesprek gaan en de precieze vervolgacties vaststellen,
waarin rekening zal worden gehouden met nationale bevoegdheden.
Vraag 12
Klopt het dat er parallel aan het bovenstaande een discussie loopt tussen het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat en de zogenaamde «lokale vergunninghouders», die
tot 2026 «passende bescherming» zouden moeten krijgen? Kunt u toelichten wat hier
precies speelt? Is het juist dat hierdoor een belangrijk deel van het 5G-spectrum
tot 2026 mogelijk niet in gebruik kan worden genomen of slechts onder restricties
en met hoge kosten? Bent in gesprek met de lokale vergunninghouders en mobiele operators
om tot oplossingen te komen? Indien niet, wilt u een overleg alsnog zo spoedig mogelijk
initiëren?
Antwoord 12
In de 3,5 GHz band is op dit moment in Nederland verspreid onder de lijn Amsterdam-Zwolle
een aantal lokale vergunninghouders actief met een vergunning tot 1 september 2026.
Hierbij moet gedacht worden aan vergunninghouders die draadloos breedband aanbieden
in het buitengebied en aan lokale netwerken ten behoeve van containeroverslag in bijvoorbeeld
de Rotterdamse haven. Deze lokale vergunninghouders bevinden zich nu nog verspreid
over de gehele 3,5 GHz-band, maar zullen worden gemigreerd naar het in de toekomst
«lokaal» bestemde deel van de frequentieband.
Het gaat hierbij dus om lokale vergunninghouders die bestaande rechten hebben aangaande
gebruik in de 3,5 GHz-band tot 2026. Als uitgangspunt geldt daarom dat de toekomstige
houders van landelijke vergunningen «passende bescherming» dienen te bieden aan deze
lokale vergunninghouders met een vergunning tot 1 september 2026. Hiermee wordt bedoeld
dat de landelijke mobiele telecomnetwerken geen storing mogen veroorzaken op de lokale
netwerken. De restricties die hiervan het gevolg zijn, kunnen in mijn ogen van beperkte
aard en lokaal zijn (in de buurt van de lokale netwerken). Bovendien zijn ze tijdelijk,
namelijk tot 1 september 2026. Voor nieuw uit te geven lokale vergunningen zal vanaf
het begin het omgekeerde uitgangspunt gelden, waarbij nieuw uit te geven lokale vergunningen
geen storing mogen veroorzaken op de landelijke mobiele vergunninghouders. Ik ben
inderdaad voornemens om met deze partijen gezamenlijk in gesprek te gaan op korte
termijn, omdat zowel bestaande en toekomstige lokale vergunninghouders als ook potentiële
landelijke vergunninghouders belang hebben bij afspraken die invulling geven aan deze
uitgangspunten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.