Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ginneken, Van der Laan en Simons over de moorden op, geweld tegen en zelfdodingen door trans-personen in Nederland
Vragen van de leden Simons (BIJ1), Van der Laan en Van Ginneken (beiden D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de moorden op, geweld tegen en zelfdodingen door trans personen in Nederland (ingezonden 13 januari 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Ministers
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen
22 februari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1540.
Vraag 1
Is de Minister bekend met de berichten over de moord op een trans vrouw, de 40-jarige
Briza, in Wassenaar op 1 januari 2022? Kan zij deze berichten bevestigen of ontkennen?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met de berichten. Het strafrechtelijk onderzoek is nog gaande, om
deze reden kan ik mij niet uitspreken over deze zaak.
Vraag 2, 3, 4 en 5
Zijn er officiële cijfers bekend omtrent het aantal moorden op trans personen in Nederland?
Indien deze cijfers niet bekend zijn: is de Minister bereid om met zelforganisaties
uit de verschillende trans gemeenschappen te zoeken naar wegen om, uiteraard met respect
voor privacy van slachtoffers, een registratiesysteem voor moorden op trans personen
op te zetten, met het doel om beter zicht te krijgen op de omvang van moorden op trans
personen in Nederland?
Zijn er officiële cijfers bekend omtrent het aantal geweldsincidenten tegen trans
personen in Nederland? Zo ja, in welke mate zijn deze representatief in het licht
van een lage aangiftebereidheid onder deze doelgroep?
Indien deze cijfers niet bekend zijn: is de Minister bereid om met zelforganisaties
uit de verschillende trans gemeenschappen te zoeken naar wegen om, uiteraard met respect
voor privacy van slachtoffers, een registratiesysteem voor geweldsincidenten tegen
trans personen op te zetten, met het doel om beter zicht te krijgen op de omvang van
geweld tegen specifiek trans personen in Nederland?
Antwoord 2, 3, 4 en 5
In onderstaande beantwoording wordt louter ingegaan op discriminatie van transgender
personen en de daarover beschikbare cijfers. Bij de cijfers van het Openbaar Ministerie
(OM) betekent dit dat het feit dat het slachtoffer een transgender persoon is, een
rol heeft gespeeld bij het motief of de aanleiding van het plegen van het feit, of
dat het feit indringender is geworden door bijvoorbeeld discriminatoire uitlatingen
gedurende het delict. Er kunnen zich daarnaast echter ook gevallen van levens- en
geweldsdelicten op transgender personen voordoen waarbij het feit dat het slachtoffer
een transgender persoon is, geen rol heeft gespeeld. Omdat bij deze feiten geen discriminatieaspect
aanwezig wordt geacht, wordt dit niet apart geregistreerd en kunnen hierover geen
uitgesplitste cijfers worden gegeven.
Het Openbaar Ministerie publiceert jaarlijks een cijferrapportage (Cijfers in beeld)
over het aantal bij het OM ingestroomde discriminatiefeiten en commune feiten met
een discriminatieaspect (codis-feiten). Sinds 2020 wordt in deze rapportage apart
inzichtelijk gemaakt wanneer het bij registratie van de discriminatiegrond «geslacht»
ging om discriminatie op grond van een genderidentiteit die anders is dan het geboortegeslacht.
Hierdoor wordt inzichtelijk hoe vaak de discriminatiegrond «transgender» geregistreerd
is ten opzichte van het totaal aantal geregistreerde discriminatiegronden, zowel bij
de specifieke discriminatiefeiten1 als bij de codis-feiten.2 Bij de codis-feiten, waar levensdelicten en geweldsincidenten tegen transgender personen
onder kunnen vallen, werd in 2020 de subgrond transgender personen in 2% van het totaal aantal geregistreerde gronden geregistreerd.3 Alleen met verdergaand onderzoek op dossierniveau is uit de beschikbare gegevens
af te leiden hoe vaak het specifiek ging om een levensdelict dan wel een geweldsincident.
Uit de jaarrapportage van het OM uit 2020 is af te lezen dat geen van de codis-feiten
«doodslag» dan wel een ander levensdelict betrof.
In de discriminatiecijfers van de politie en de antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s),
die jaarlijks worden gepubliceerd4, worden ook cijfers van discriminatie tegen transgender personen (als onderdeel van
discriminatie op grond van geslacht) apart inzichtelijk gemaakt. In 2020 was 8% van
het aantal meldingen dat bij een ADV binnenkwam op basis van de grond geslacht, en
22% daarvan tegen transgender personen.
De politie registreerde in 2020 41 discriminatie-incidenten op grond van geslacht.
Veruit het grootste deel van deze incidenten gaat over transgender personen die uitgescholden,
achtervolgd, gepest of mishandeld werden in de openbare ruimte vanwege hun genderexpressie.5
Transgender Netwerk Nederland (TNN) registreerde in 2020 in totaal 33 meldingen van
transgender personen. De meldingen hadden onder andere betrekking op incidenten bij
voorzieningen die van overheidswege geregeld zijn (10), op internet of in de media
(7) en in de eigen buurt/wijk of openbare ruimte (7). Bij de incidenten was sprake
van omstreden bejegening (22), vijandige bejegening (9) en in twee gevallen was er
geweld in het spel. TNN verwijst meldingen door naar ADV’s, politie en andere instanties.6
Bovengenoemde cijfers geven een beeld van het aantal meldingen geregistreerd bij ADV’s,
het aantal incidenten (zowel meldingen als aangiften) bij de politie, het aantal specifieke
discriminatiefeiten en codis-feiten waarbij de discriminatiegrond «transgender» is
geregistreerd door het OM en meldingen die binnenkwamen bij TNN. Niet alles wat strafbaar
is, komt in beeld bij justitie of wordt gemeld. Daarnaast zijn ook niet alle gevallen
van discriminatie bekend bij een ADV. Dit kan onder meer verklaard worden doordat
niet in alle gevallen door het slachtoffer aangifte en melding wordt gedaan van discriminatie.
Het verhogen van de meldings- en aangiftebereidheid is daarom onderdeel van het Actieplan
Veiligheid LHBTI 2019–2022.7 Ook is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gestart met een
onderzoek naar het meldingsproces bij ADV’s waarin wordt uitgezocht hoe het meldingsproces
optimaal moet worden ingericht. De meldings- en aangiftebereidheid blijft een belangrijk
punt van aandacht voor het kabinet.
In het licht van het beschikbare materiaal, zie ik geen aanleiding om een aanvullend
registratiesysteem in te richten. Het inrichten van een aanvullend registratiesysteem
zal tevens ten koste gaan van de beschikbare capaciteit die beter direct ten behoeve
van de aanpak van het probleem zelf en ten gunste van de slachtoffers van het geweld
kan worden aangewend.
Vraag 6
Welk beleid en welke overheidsinitiatieven bestaan er om het geweld tegen specifiek
trans personen in Nederland terug te dringen?
Antwoord 6
Het kabinet blijft werken aan de acceptatie, veiligheid en emancipatie van de LHBTI+
gemeenschap. Het kabinet streeft ernaar dat iedereen zichzelf kan zijn in de maatschappij,
ongeacht iemands geslachtskenmerken, genderidentiteit of genderexpressie of welke
grond dan ook. Helaas is dit niet altijd het geval. Transgender personen krijgen in
Nederland vaker dan gemiddeld te maken met geweld, voelen zich twee keer zo vaak onveilig
en worden zeven keer zo vaak mishandeld of daarmee bedreigd.8
De Minister van OCW ondersteunt daarom onder andere de alliantie «Gedeelde trots,
gedeeld geluk» van het COC, TNN en de NNID. Deze alliantie richt zich op de sociale
acceptatie en veiligheid van LHBTI+-personen. Er worden binnen deze alliantie verschillende
preventieve activiteiten uitgevoerd om de veiligheid van transgender personen te vergroten,
bijvoorbeeld door in te zetten op voorlichting en bewustwording op scholen. Een ander
voorbeeld is de jaarlijkse aandacht voor de slachtoffers van transfobie en geweld
rondom de Transgender gedenkdag.
Daarnaast ondersteunt de Minister van OCW TNN bij het organiseren van een internationaal
congres over transfobie en geweld tegen transgender personen. Dit congres zal plaatsvinden
in mei 2022. Ook werkt de Minister van OCW samen met Regenboogsteden aan meer veiligheid
van LHBTI+-personen. Hierbij werken gemeenten met een maatwerk aanpak aan de veiligheid
in de wijk van LHBTI+-personen.
Bovenop de preventieve maatregelen bevat het Actieplan Veiligheid LHBTI 2019–2022
verschillende initiatieven die zich specifiek richten op de vergroting van de veiligheid
van LHBTI-personen. Zo worden in het samenwerkingsverband aanpak discriminatie tussen
OM, politie en ADV’s, de politiesystemen continu landelijk gescreend om zicht te krijgen
op de aard en omvang van discriminatie-incidenten, waaronder de incidenten die LHBTI-gerelateerd
zijn. Alle eenheden ontvangen tweewekelijks een overzicht hiervan en de politie neemt
deze informatie mee naar het reguliere regionaal discriminatieoverleg met het OM en
de antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s).
Om de norm te versterken dat discriminatie, en daarbinnen discriminatoir geweld, absoluut
niet toelaatbaar is, heeft het Openbaar Ministerie op 22 juni 2021 een bijeenkomst
gehouden met mijn ministerie, LHBTI-belangenorganisaties en media-experts over de
vraag hoe de strafrechtelijke aanpak van LHBTI-discriminatie beter over het voetlicht
kan worden gebracht.
Daarnaast werk ik aan een onderzoeksvoorstel dat zich richt op de daderprofielen van
daders van geweld tegen LHBTI-personen. Hierbij betrek ik de Minister van OCW. De
resultaten van dit onderzoek verwacht ik later dit jaar. Ik ga ervan uit dat deze
kennis ook kan bijdragen aan verder beleid en initiatieven gericht op het tegengaan
van geweld tegen transgender personen.
Vraag 7
Welk beleid en welke overheidsinitiatieven bestaan er om de aangiftebereidheid onder
trans personen te verhogen? Zijn de doelen van dit beleid meetbaar en wordt de effectiviteit
gemeten? Zo ja, kan de Minister de resultaten van deze metingen aan de Kamer doen
toekomen? Zo nee, wat zijn de ambities van de Minister in effectieve maatregelen,
alsook met betrekking tot de meetbaarheid daarvan, om de aangiftebereidheid onder
trans personen te verhogen?
Antwoord 7
Het in behandeling nemen van discriminatiezaken is primair een taak van alle politie-eenheden.
Expertise voor de eenheden op het specifieke gebied van discriminatie wordt binnen
de politie op landelijk niveau verder ontwikkeld. Als onderdeel van het realisatieprogramma
Politie voor Iedereen voert de politie in opvolging van de motie-Paternotte9 gedurende de komende vier jaar een pilot uit met de landelijke inzet van gespecialiseerde
rechercheurs voor de aanpak van discriminatie. Materiedeskundigen en discriminatierechercheurs
van het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie – Politie (ECAD-P) zullen expertise
ontwikkelen en delen over de opvolging van meldingen en aangiftes op discriminatiegebied
in den brede. Het expertisecentrum zal via deze landelijke kennis- en informatiefunctie
de politie-eenheden en hun ketenpartners beter in staat stellen om discriminatievraagstukken
te herkennen, op te pakken en af te handelen. Om de meldings- en aangiftebereidheid
van slachtoffers van discriminatoir geweld te vergroten, zet de politie in op de ondersteuning
van het slachtoffer bij het doen van een melding of aangifte en op het vergroten van
de kennis en expertise door de inzet van het Netwerk Divers Vakmanschap waar het netwerk
Roze in Blauw deel van uitmaakt. Deze netwerken zijn beschikbaar voor politiecollega’s
om uit eigen ervaring informatie te delen die helpend kan zijn bij discriminatievraagstukken.
De aanname is dat een betere herkenning en afhandeling van discriminatie-incidenten
ook zal leiden tot een grotere aangiftebereidheid omdat het slachtoffer toenemend
vertrouwen zal hebben in een goede afhandeling van de aangifte door de politie en
het Openbaar Ministerie.
Het is van belang om de externe effecten van Politie voor iedereen, zoals het vertrouwen
en de beleving van burgers, en daarmee samenhangend de aangiftebereidheid, te meten
en te monitoren. Er worden daarbij verschillende manieren van monitoring gebruikt
die een beeld geven over de politie als geheel – zoals de tweejaarlijkse CBS Veiligheidsmonitor,
de Vertrouwen en Reputatiemonitor van de politie en de jaarlijkse rapportage over
discriminatiecijfers.
Daarnaast is er voor de komende vier jaar een bedrag van 2 miljoen voor de politie
vrijgemaakt om geweld tegen LHBTI-personen tegen te gaan. Op dit moment wordt verkend
op welke manier deze middelen kunnen worden ingezet om expertise te vergroten en goede
werkwijzen uit te dragen, onder andere door middel van praktijkgericht of wetenschappelijk
onderzoek. Hierover vindt ook afstemming plaats met het COC.
Vraag 8 en 9
Zijn er officiële cijfers bekend over het aantal zelfdodingen door trans personen
in Nederland?
Indien deze cijfers niet bekend zijn: is de Minister bereid om met zelforganisaties
uit de verschillende trans gemeenschappen te zoeken naar wegen om, uiteraard met respect
voor privacy van slachtoffers, een registratiesysteem voor zelfdodingen door trans
personen op te zetten, met het doel om beter zicht te krijgen op de omvang van zelfdoding
door specifiek trans personen in Nederland?
Antwoord 8 en 9
Uit de meest recente cijfers blijkt dat suïcidepogingen 4,5 keer vaker voorkomen onder
jonge LHBTI’s dan onder heteroseksuele jongeren. Onder transgender jongeren heeft
een op de vijf een suïcidepoging gedaan10. Daarom is de LHBTI-groep een van de groepen waarop wordt ingezet vanuit de derde
landelijke agenda suïcidepreventie (2021–2025). Vanuit deze agenda wordt ingezet op
het ondersteunen en activeren van LHBTI-netwerken, waarbij ook wordt samengewerkt
met bi-culturele en religieuze organisaties. Daarnaast wordt vanuit de landelijke
agenda ook ingezet op een leesprogramma voor jongeren en het verder brengen van de
producten vanuit «Stayin Alive». Deze producten zijn in de tweede landelijke agenda
ontwikkeld door Movisie, het COC en 113 Zelfmoordpreventie voor verschillende doelgroepen
met onder andere als doel hun omgeving sensitiever te maken. De website www.iedereenisanders.nl is hiervoor vernieuwd. Jaarlijks worden de actuele suïcidecijfers van het CBS gepubliceerd
en gedeeld met de Kamer.11
Vraag 10
Welk beleid en welke overheidsinitiatieven bestaan er voor suïcidepreventie bij trans
personen, buiten de psychische en medische ondersteuning vanuit de transzorg? Wat
is er bekend over het aantal trans personen dat in ernstige psychische nood verkeert,
die op de lange wachtlijsten voor transzorg staan en welke maatregelen worden er genomen
op het gebied van preventie tegen suïcide bij trans personen die op de wachtlijsten
staan voor de transzorg?
Antwoord 10
De impact van de wachttijden op transgender personen en het leed dat hiermee samenhangt
is een belangrijke aanleiding geweest om (samen met Zorgverzekeraars Nederland) een
kwartiermaker voor de transgenderzorg aan te stellen. De kwartiermaker stelt samen
met betrokken partijen alles in het werk om de wachttijden terug te dringen en beweging
in de transgenderzorg te bewerkstelligen. Hij heeft er de afgelopen jaren voor gezorgd
dat de transgenderzorg bij meer partijen in het veld – zorgaanbieders, zorgverzekeraars
en anderen – hoog op de agenda is komen te staan. Mede dankzij zijn inspanningen is
er sinds eind 2018 sprake van een sterke uitbreiding van het aanbod aan transgenderzorg
(met name in de endocrinologische zorg). Omdat de vraag naar transgenderzorg nog harder
stijgt dan de uitbreiding van het aanbod, zijn de wachttijden voor (met name) psychologische
zorg nog steeds lang.12 De kwartiermaker blijft met alle veldpartijen zoeken naar wat er nodig is om verdere
stappen te zetten in de aanpak van de wachttijden. Daarnaast heeft de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport opdracht gegeven tot evaluatie van de Kwaliteitsstandaard
Transgenderzorg Somatisch, en gevraagd in dit traject in ieder geval aandacht te besteden
aan (onder meer) de psychische evaluatie als voorwaarde voor de indicatiestelling
voor somatische zorg voor transgenderpersonen, en de suggestie die is gedaan om triagecriteria
in te voeren.13
Uit het laatste onderzoek van de kwartiermaker naar de ervaringen en behoeften van
transgender personen in de zorg14 is gebleken dat een steunende omgeving de psychische problematiek van transgender
jongeren kan verminderen. Wachttijden worden voor elke vorm van zorg door het merendeel
van de respondenten in het onderzoek als te lang ervaren. Een grote meerderheid geeft
aan psychische last te ervaren van het wachten. Dat kan frustratie of stress zijn,
maar een deel meldt ook depressieve gevoelens of suïcidale gedachten. Het onderzoek
naar de ervaringen en behoeften van transgender personen zal aan het eind van dit
jaar worden herhaald. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal uw Kamer
te zijner tijd over de uitkomsten hiervan informeren.
Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek naar de ervaringen en behoeften
van transgender personen in de zorg15 heeft de Minister van VWS een opdracht verstrekt aan de transgenderorganisaties voor
het opzetten van een alliantie die ervaringsdeskundigen een rol kan geven binnen de
jeugd-GGZ. Het doel hiervan is om het welzijn van transgender jongeren en jongeren
met identiteitsvraagstukken te bevorderen. Ook heeft het Ministerie van VWS subsidie
verstrekt aan TNN en Transvisie voor het opzetten van de chatline Genderpraatjes (www.genderpraatjes.nl), die bewezen heeft te voorzien in een grote behoefte onder jongeren. Het is de afgelopen
periode gebleken dat jongeren deze chat- en informatielijn goed weten te vinden. Op
dit moment is het Ministerie van VWS in gesprek met de organisatie van Genderpraatjes.nl
over een mogelijke verlenging van de activiteiten.
Bovenal zet het kabinet in op een betere acceptatie – en daarmee het verhogen van
het welzijn – van deze jongeren. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW) steunt bijvoorbeeld de Alliantie «Gedeelde trots, gedeeld geluk», om samen te
werken aan de sociale veiligheid en acceptatie van LHBTI personen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.