Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Erkens over de RES 1.0 en wind op land-plannen
Vragen van het lid Erkens (VVD) aan de Minister voor Klimaat en Energie over de RES 1.0 en wind op land-plannen (ingezonden 9 februari 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 21 februari 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met artikel «Voor windturbines moeten geen geluids- maar afstandsnormen
worden ingevoerd»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u binnen de ingediende Wind op Land-projecten in de RES 1.0 onderscheid maken
tussen projecten in ontwerpfase, in het vergunningsverleningstraject, projecten waarvan
het vergunningsverleningstraject is afgerond en projecten die al gebouwd zijn? Hoeveel
TWh aan projecten zit er in elke fase?
Antwoord 2
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het netto opgesteld vermogen (MW) per projectfase
per 31-12-’21 op basis van voorlopige RVO-data voor de Monitor Wind op Land. De voorgenomen
sanering (bijvoorbeeld bij repowering) is in de cijfers verdisconteerd.
Per fase is de verwachte jaarproductie (TWh) aangegeven. Hierbij is gebruik gemaakt
van gegevens uit Windstats en waar voorhanden, de informatie uit de windrapporten
(P50). Voor de projecten die nog in procedure zitten (fasen ruimtelijke ordening en
vergunningen) is de productie berekend door het opgesteld vermogen (MW) x te vermenigvuldigen
met het aantal vollasturen (op basis van windcategorie).
Tabel 1 Windparken per fase
Fase per
Dec ’21
Opgesteld vermogen (MW)
Verwachte
jaarproductie
(TWh)
Toelichting
Gerealiseerd
5.286
15,23
Bouw in opdracht
900
3,27
Vergunningen onherroepelijk, turbines besteld/in aanbouw
Bouw in voorbereiding (onherroepelijk)
450
1,78
SDE-beschikking & Vergunningen onherroepelijk
Bouw in voorbereiding (juridische procedure)
380
1,36
SDE-beschikking & Vastgestelde Vergunningen (bezwaar- en/of beroepsprocedure loopt
nog)
Vergunning verleend & SDE aangevraagd
67
0,20
In afwachting van SDE-beschikking
In procedure (vergunning naar verwachting binnen 1,5 jaar verleend)
193
0,65
RO- en/of Vergunningprocedure
In procedure (vergunning naar verwachting niet binnen 1,5 jaar verleend)
46
0,14
Voortraject
300–500
1,0–1,61
Ruime bandbreedte i.v.m. onzekerheid in de planning en op realisatie.
X Noot
1
Op basis van 3.350 vollasturen
Vraag 3
Kunt u per project en per fase aangeven hoe hoog de geplande windmolens zijn en op
welke afstanden relatief aan bewoning deze projecten staan?
Antwoord 3
Tabel 2 geeft de verwachte tiphoogtes van de geplande windprojecten die nog in procedure
zijn (ruimtelijke- of vergunningprocedure) en die nog geen SDE- subsidie hebben aangevraagd.
Het gaat hier om 8 projecten waarvoor naar verwachting binnen 1,5 jaar een vergunning
kan worden verleend. Het gaat in totaal om 39 windturbines met een gezamenlijk vermogen
van 193 MW. Dit zijn projecten waarvoor de plannen nog in ontwikkeling zijn en soms
nog wijzigingen kunnen optreden. Dit overzicht geeft daarom een voorlopig inzicht.
Tabel 2 Verwachte tiphoogtes voor projecten in procedure waarvoor naar verwachting
binnen 1,5 jaar een vergunning kan worden verleend
Verwachte tiphoogtes
Aantal MW
<200 meter
14
200–220 meter
140,6
220–240 meter
38,5
Daarnaast is in tabel 3 voor deze windparken aangegeven hoeveel woningen zich binnen
een straal van 500 meter bevinden en wat de afstand tot lintbebouwing/woonkernen is.
De afstand tot de eerste woning bij deze projecten bevindt zich in een range van 240
tot 820 meter. Hierbij moet worden opgemerkt dat een enkele woning in de nabijheid
van een windturbine in eigendom van de eigenaar/exploitant kan zijn.
Tabel 3 Aantal woningen binnen 500 m en afstand tot woonkernen/lintbebouwing voor
projecten in procedure waarvoor naar verwachting binnen 1,5 jaar een vergunning kan
worden verleend
Windpark
Aantal woningen binnen 500m
Afstand tot woonkern/ lintbebouwing
1
0
1.070 meter
2
5
710 meter
3
0
890 meter
4
0
700 meter
5
3
710 meter
6
3
860 meter
7
9
430 meter
8
1
670 meter
Voor de overige projecten, die zich in het voortraject bevinden of waarvoor alleen
nog zoekgebieden bekend zijn, is nog te weinig informatie beschikbaar om de afstand
tot nabij gelegen woningen aan te geven.
Vraag 4
Wanneer worden de zoekgebieden in de RES-plannen concreet geborgd in het omgevingsbeleid
en/of een projectbesluit? Zijn deze plannen later nog aan te passen als blijkt dat
ze buiten de nieuwe geluids- en afstandsnormen voor Wind op Land dreigen te vallen?
Hoe concreet zijn de voorgestelde zoekgebieden al in afstand tot bewoond gebied?
Antwoord 4
In het Klimaatakkoord hebben we afgesproken dat de medeoverheden het voortouw nemen
in het inpassen van de opwek van 35 TWh aan grootschalig hernieuwbaar op land (zon
en wind) in de leefomgeving in 2030. Dit doen zij in de Regionale Energiestrategieën.
Daarbij maken zij, in samenspraak met allerlei stakeholders waaronder het Rijk, een
afweging tussen draagvlak, impact op het net, en ruimtelijke inpassing.
Het RES-bod is een optelsom van gerealiseerd, pijplijn en ambitie. Voor het ambitiedeel
zijn zoekgebieden aangewezen. Voor de borging van zoekgebieden voor zon en wind moet
vaak nog een nadere afweging gemaakt worden. Die afweging gaat over de relatie met
andere opgaven (o.a. woningbouw) en belangen (o.a. natuur). In dat proces worden de
zoekgebieden nog nader uitgewerkt en geconcretiseerd. Het vastleggen van de keuzes
die daarbij worden gemaakt vindt plaats in omgevingsvisies en programma’s. De omgevingsvisie
bevat het beleid op hoofdlijnen. Programma’s bevatten de uitwerking daarvan. Het verschilt
per regio hoe dit proces wordt ingericht en welk tijdpad daarbij wordt gevolgd. In
algemene zin vindt deze borging plaats in het proces richting de RES 2.0 van juli
2023 en de RES 3.0 van juli 2025. Voor 1 juli 2025 moeten vergunningen zijn afgegeven
om de doelen voor 2030 te kunnen realiseren.
De verwachting is dat de nieuwe windturbinenormen medio 2023 worden vastgesteld en
in werking zullen gaan. Hierbij kan een (specifieke) overgangsregeling worden vastgesteld
voor bestaande windparken. Deze overgangsregeling kan er bijvoorbeeld toe leiden dat
ook bestaande windparken op termijn aan de nieuwe geluidsnorm moeten voldoen. Wat
een nieuwe afstandsnorm op termijn al dan niet kan betekenen daarbij valt op dit moment
nog niet vast te stellen. Dit is onderdeel van de voorbereiding van de nieuwe normen
en het effect van die normen op de bestaande situatie. Dit maakt onderdeel uit van
het traject van plan-mer en het opstellen van de bijbehorende nieuwe algemene milieunormen.
Vraag 5
Hoeveel van de Wind op Land-projecten bevinden zich op plekken waar nu al schaarste
is op het elektriciteitsnet? En hoeveel Wind op Land-projecten bevinden zich op plekken
met nog veel ruimte op het elektriciteitsnet waarvan het vrij zeker is dat het elektriciteitsnet
geen beperkende factor zal zijn?
Antwoord 5
Zowel het aantal windprojecten als de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk zijn
continu in ontwikkeling. In algemene zin kan worden opgemerkt dat doorlooptijden van
windprojecten, van het eerste idee tot daadwerkelijke bouw, vele jaren beslaan. In
deze tijd kan het elektriciteitsnet worden aangepast omdat de doorlooptijden van netuitbreidingen
vergelijkbaar zijn. Hierdoor kunnen netbeheerders over het algemeen windprojecten
van capaciteit voorzien.
Vraag 6
Hoeveel gemeenten, provincies en/of RES-regio’s werken intussen aan eigen normen voor
wind op land? Vindt u het wenselijk dat er per regio verschillende normen komen? Zo
ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Op dit moment weet ik dat 15 decentrale overheden bezig zijn met het opstellen van
locatie-specifieke normen. Ik vind het niet per definitie wenselijk of onwenselijk
dat er per regio verschillende normen komen. Ook onder de oude landelijke normen was
het voor gemeenten mogelijk om in specifieke gevallen maatwerkvoorschriften vast te
stellen die afweken van de landelijke norm. In de huidige situatie is de kans op variatie
tussen gemeenten wel groter, omdat er niet meer gebruik kan worden gemaakt van een
landelijke norm. Mijn beeld is, mede op basis van signalen vanuit deze gemeenten en
provincies, dat men zeer zorgvuldig werkt aan eigen, locatie-specifieke milieunormen.
Vanuit de website www.helpdeskwindopland.nl wordt ook actief kennis uitgewisseld tussen decentrale overheden.
Vraag 7
Wanneer denkt u de nieuwe nationale normen gereed te hebben? Is daar een versnelling
op mogelijk
Antwoord 7
Op 23 december 2021 is de participatie voor de plan-milieueffectrapportage (plan-mer)
gestart voor het vaststellen van nieuwe algemene milieuregels voor windturbines met
de publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) door de Staatssecretaris
van IenW. Gedurende acht weken kon een ieder hierop een zienswijze indienen. Deze
zienswijzen worden vervolgens zorgvuldig verwerkt en hierna kan de plan-mer worden
uitgevoerd. Volgens planning is het milieueffectrapport medio 2022 gereed op basis
waarvan een zorgvuldige afweging kan worden gemaakt over het beschermingsniveau voor
de relevante milieuaspecten. Verder worden nieuwe algemene milieuregels voor windturbineparken
opgesteld met toepassing van de reguliere AMvB-procedure, waarbij inspraak voor een
ieder op zowel het milieueffectrapport als de concept-AMvB mogelijk zal zijn via de
internetconsultatie. Voorhang zal naar verwachting in het laatste kwartaal van 2022
kunnen plaatsvinden. Uitgaande van deze procedure met brede participatie, (internet)consultatie,
toetsen, advies van de Commissie m.e.r., voorhang en advies van de Raad van State,
een procedure waarin veel stappen ook wettelijk zijn voorgeschreven, wordt verwacht
dat de nieuwe regels vanaf medio 2023 in werking kunnen treden. Aangezien het kabinet
niet tekort wil doen aan de verschillende stappen, zoals de participatie en consultatie,
om te komen tot nieuwe normen, ligt een versnelling hierin niet voor de hand. Het
is de inzet van de Staatssecretaris van IenW en mijzelf om voortvarend aan de slag
te gaan met de verschillende stappen om zo spoedig mogelijk nieuwe algemene normen
voor het milieubeschermingsniveau vast te stellen en daarmee duidelijkheid voor de
uitvoeringspraktijk te realiseren.
Daarnaast zal ik zoals ik heb aangegeven in het debat op 17 februari jl. met uw Kamercommissie,
in overleg treden met de medeoverheden om te spreken over gezamenlijke uitgangspunten
voor de plaatsing van nieuwe windparken in de periode waarin er nog geen nieuwe landelijke
windturbinenormen zijn.
Vraag 8
Kunt u deze vragen beantwoorden uiterlijk 21 februari?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.