Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over technologieoverdracht aan China
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over technologieoverdracht aan China (ingezonden 15 december 2021).
Antwoord van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking),
mede namens Ministers van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen
18 februari 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1262.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Technologie-overdracht aan China. Wordt Nederland gebruikt
om Amerikaanse sancties te omzeilen?»1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u zicht op het aantal Nederlandse bedrijven die een dochteronderneming of joint
venture in China hebben?
Antwoord 2
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt bij hoeveel buitenlandse dochterondernemingen
onder Nederlandse zeggenschap staan. Uit deze cijfers blijkt dat in 2018 Nederlandse
bedrijven 660 Chinese dochterondernemingen hadden. Dit is een daling ten opzichte
van 2010, toen dit aantal nog 795 bedroeg2.
Vraag 3 en 7
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederlandse bedrijven in China, zonder
toezicht, investeren in medische- en communicatietechnologieën, chips, en andere zaken
die geopolitiek of economisch gevoelig liggen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het vreemd is dat we in Nederland kijken of Chinese bedrijven
zich houden aan een investeringstoets in de telecom- en energiesector, maar dat we
geen toezicht hebben waar Nederlandse bedrijven in China investeren? Kunt u met uw
ambtsgenoot van Economische Zaken en Klimaat overleggen of dit ook mogelijk is in
China om de transparantie van de handelsketen te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3 en 7
Internationale handel en de mogelijkheid om wereldwijd te investeren zijn belangrijke
pijlers onder het verdienvermogen van de Nederlandse economie en voor onze concurrentiepositie.
Nederlandse bedrijven investeren in het buitenland onder meer om toegang te krijgen
tot kennis of technologieën die daar aanwezig zijn, om productielocaties op te zetten
of om betere toegang te krijgen tot een buitenlandse markt. Dit levert een belangrijke
bijdrage aan de Nederlandse innovatiepositie, concurrentievermogen en welvaart.
Het kabinet is zich ervan bewust dat internationale handel en investeringen een veiligheidsdimensie
kunnen hebben. Wij zijn hier alert op, en proberen dit, waar nodig, te mitigeren door
middel van het nemen van maatregelen, zoals investeringstoetsing en exportcontrole.
De doelstelling van investeringstoetsing (zoals in de telecom- en energiesector) is
om risico’s voor de Nederlandse nationale veiligheid te mitigeren. Dit betekent dat
investeringen in bepaalde bedrijven worden getoetst, waarna eventueel mitigerende
maatregelen kunnen worden opgelegd en in het uiterste geval investeringen kunnen worden
geblokkeerd. Recent heeft u het wetsvoorstel Veiligheidstoets investeringen, fusies
en overnames (Vifo) ontvangen, dat een vangnetwet op bestaande sectorale toetsen vormt
(zie kamerstuk 35 880, nr. 2). Het wetsvoorstel Vifo ziet op een veiligheidstoets voor vitale aanbieders en bedrijven
die actief zijn op het gebied van sensitieve technologie.
Uitgaande investeringen zouden kunnen leiden tot export van sensitieve technologie.
Daarvoor hebben we export controle als instrument. Nederlandse bedrijven en instellingen
die strategische (militair en/of dual use) goederen of technologie ontwikkelen dan wel produceren, zijn gehouden aan wet- en
regelgeving op het gebied van exportcontrole. Indien technologie wordt geëxporteerd
die voorkomt op de lijsten van exportcontroleregimes is een exportvergunning vereist.
Exportvergunningaanvragen worden getoetst op grond van het EU gemeenschappelijk standpunt
inzake wapenexport (EUR2.008/944/GBVB), of de EU Dual-Use Verordening (EU 2021/821).
Dit betekent ook dat voor kennis, technologie en goederen die op deze lijsten voorkomen
en die als gevolg van een uitgaande investering overgebracht worden naar het buitenland
een exportvergunning vereist is. In het kader van de exportvergunning wordt er getoetst
op risico’s voor de nationale en internationale veiligheid en risico’s op mensenrechtenrechtenschendingen
bij eindgebruik.
In de vraagstelling wordt gesproken over het monitoren van uitgaande investeringen
met als doelstelling om transparantie in de keten te vergroten. Een mechanisme waarbij
uitgaande investeringen worden gemonitord om de transparantie te vergroten, kennen
we op dit moment niet in Nederland of Europa. Het zou een hele stap zijn, te meer
daar dit soort beleid landenneutraal zou moeten zijn en Nederlandse bedrijven grote
internationale investeerders zijn. Beperkingen opleggen aan uitgaande Nederlandse
investeringen zou nadelig zijn voor de Nederlandse innovatiekracht en het Nederlandse
concurrentievermogen. Een monitoringmechanisme zou kunnen leiden tot hoge administratieve
lasten voor bedrijven en een eventuele meldplicht zou moeilijk handhaafbaar zijn door
de overheid, los van de hoge kosten die daarmee gepaard zouden gaan. Toezicht op internationale
investeringsstromen is aanzienlijk gecompliceerder dan toezicht op internationale
goederenstromen. Daarom zou wet- en regelgeving op dit terrein mogelijk slechts beperkt
effectief zijn. Het is daarom maar zeer de vraag of dergelijke wet- en regelgeving
proportioneel zou zijn.
Vraag 4
Deelt u de mening dat Nederlandse bedrijven geen samenwerking zouden moeten aangaan
met een bedrijf dat op een sanctielijst staat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nederland erkent sancties die voortvloeien uit beslissingen die op het niveau van
de Verenigde Naties en de Europese Unie worden genomen. Bedrijven zijn verplicht om
deze sancties te implementeren en hier vindt toezicht en handhaving op plaats. Ook
andere landen, waaronder de Verenigde Staten, hanteren sanctieregimes. Bedrijven zijn
op grond van Nederlandse wetgeving niet verplicht om zich te houden aan unilaterale
sancties van de Verenigde Staten. Wel kan het in specifieke gevallen zo zijn, bijvoorbeeld
in gevallen waar dollartransacties via de Verenigde Staten lopen of Amerikaanse partijen
betrokken zijn, dat zij zich gedwongen voelen Amerikaanse wetgeving na te leven.
Vraag 5
Deelt u de mening van hoogleraar Bauer dat Nederland hier gebruikt wordt om het Amerikaanse
sanctiebeleid te omzeilen? En bent u van mening dat joint ventures hiervoor niet bedoeld
zijn?
Antwoord 5
De ervaring leert dat de Amerikaanse overheid vanwege de extraterritoriale werking
van Amerikaanse sancties goed in staat is om uitvoering te geven aan haar sanctiebeleid.
Dit geldt ook als het gaat om activiteiten van buitenlandse dochterondernemingen van
Amerikaanse bedrijven. De Nederlandse overheid is in uitvoerende zin niet betrokken
bij het Amerikaanse sanctiebeleid en kan daarom de kwalificering van hoogleraar Bauer
niet onderschrijven maar evenmin ontkrachten.
Vraag 6
Bent u van mening dat Nederlandse bedrijven die in Xinjiang zaken doen zich moeten
committeren aan de OESO-richtlijnen en bestaande IMVO-wetgeving? En bent u voornemens
om zich hard te maken voor het opnemen van cybersecurity als bouwsteen in het huidige
IMVO-beleid?
Antwoord 6
IMVO
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen
dat zij de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles naleven. Hoewel cybersecurity niet als specifiek onderwerp in de OESO-richtlijnen
genoemd wordt, geldt dat wel voor het overkoepelende thema «mensenrechten». Zo behoren
bedrijven «de internationaal erkende mensenrechten van degenen die gevolgen van hun
activiteiten ondervinden te respecteren»3. Hierbij geldt ook het vermijden van mensenrechtenschendingen die kunnen voortvloeien
uit activiteiten die te maken hebben met cybersecurity. In het coalitieakkoord is
aangegeven dat Nederland in de EU IMVO-wetgeving bevordert en nationale IMVO-wetgeving
invoert die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie
van mogelijke EU-regelgeving.
Exportcontrole
Een andere manier waarop het kabinet bijdraagt aan het voorkomen dat het gebruik van
producten of diensten tot mensenrechtenschendingen leidt, is via exportcontrole. Het
Nederlandse bedrijfsleven is gehouden aan Europese en nationale regels over de export
van dual-use-goederen.4 Voor producten, programmatuur en technologie die zijn opgenomen in de bijlage van
de Europese Dual-Use Verordening (2021/821) geldt een vergunningplicht bij export,
zoals goederen voor cybersecurity en cybersurveillance. Bij vergunningaanvragen voor
goederen vermeld in die bijlage wordt er onder meer getoetst op het beoogde eindgebruik
en de eindgebruiker. Indien zorgen bestaan ten aanzien van het eindgebruik of de eindgebruiker,
ook in relatie tot mensenrechtenschendingen, wordt een vergunningaanvraag afgewezen.
Vraag 8
Vindt u het ook zorgelijk dat China via joint ventures toegang heeft tot strategische
kennis en technologieën? En deelt u de mening dat, net als met potentieel gevaarlijke
goederen, er ook beleid zou moeten zijn om ongewenste investeringen tegen te gaan
die potentieel mensenrechten zouden kunnen schenden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het kan voorkomen dat Nederlandse bedrijven die investeren in buitenlandse ondernemingen
kennis en technologie overdragen als onderdeel van een investeringstransactie, bijvoorbeeld
via een joint venture. Dit kan risico’s met zich meebrengen die aanleiding geven tot
zorg. De overheid informeert bedrijven actief over deze mogelijke risico’s door het
organiseren van evenementen, informatiebijeenkomsten en bedrijfsbezoeken. Het is aan
bedrijven om passende maatregelen te nemen.
In het geval van de uitvoer van in Nederland geproduceerde strategische (militair
en of dual-use) goederen Nederlands bedrijven en instellingen gehouden zijn aan wet-
en regelgeving, specifiek het EU gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexport (EUR2.008/944/GBVB),
of de EU Dual-Use Verordening (EU 2021/821). Zie verder antwoord op vraag 3 en 7.
Het kabinet verwacht voorts van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen
dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen en de UN Guiding Principles on business and human rights. Dat betekent
dat bedrijven de daadwerkelijke en potentiële negatieve gevolgen voor mens en milieu
van hun eigen activiteiten, omstandigheden in de toeleveringsketen en bij hun zakelijke
relaties identificeren, voorkomen en beperken. Onder de activiteiten van een bedrijf
vallen ook de investeringen die een bedrijf doet. Het is de verantwoordelijkheid van
bedrijven zelf om gepaste zorgvuldigheid toe te passen. De overheid bevordert de toepassing
van IMVO door middel van een doordachte mix van beleidsmaatregelen, met als kernelement
een brede due diligence verplichting.
Vraag 9
Bent u bereid om in de Europese Raad dit onderwerp bij uw Europese ambtsgenoten aan
te kaarten en samen met hen te onderzoeken of de huidige regels voldoende zijn om
ongewenste investeringen in China te voorkomen? En mochten de huidige regels onvoldoende
zijn, bent u dan bereid om in Europees verband aan te dringen op eventuele aanscherpingen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het kabinet onderschrijft de gesignaleerde zorgen over mensenrechtenschendingen en
over gedwongen technologieoverdracht. Nederland draagt actief bij aan discussies hierover
in EU verband. Het kabinet is voorstander van IMVO-wetgeving op EU niveau en heeft
in het coalitieakkoord opgenomen dat nationale IMVO-wetgeving zal worden ingevoerd.
Ten aanzien van gedwongen technologieoverdracht heeft Nederland bijvoorbeeld dit probleem
aangekaart bij de Europese Commissie in de voorbereiding van de EU inbreng bij de
WTO Trade Policy Review van China in oktober 2021. Daarnaast wordt dit onderwerp regelmatig besproken onder
de Raad voor Concurrentievermogen (RvC), onderliggende Raadswerkgroepen en bijvoorbeeld
in WIPO-verband.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Namens
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.